34 056 (R2042) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden de Republiek Estland inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, met bijlage; 's-Gravenhage, 11 oktober 1995

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

ontvangen op 15 oktober 2014.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 14 november 2014.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2014

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 11 oktober 1995 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving, met bijbehorend uitbreidingsverdrag van 4 juni 2014 (Trb. 1995, 262 en Trb. 2014, 170).

Een toelichtende nota bij deze verdragen treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten gevraagd.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 17 oktober 2014 over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Toelichtende nota

Algemeen

Op 11 oktober 1995 is te Den Haag tot stand gekomen het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving (Trb. 1995, 262; hierna het «Verdrag»). Het Verdrag is op 1 juni 1996 in de relatie tussen Europees Nederland en Estland in werking getreden (zie Trb. 1996, 123) en op 10 oktober 2010 van toepassing geworden op Caribisch Nederland (Trb. 2012, 41).

Het Verdrag werd indertijd alleen voor Europees Nederland goedgekeurd (zie Kamerstukken II 1995–1996, 24 620 nr.1) en in de aanloop naar de ontmanteling van de Nederlandse Antillen ook voor Caribisch Nederland (Stb. 2010, 348). Thans wordt de goedkeuring gevraagd voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten van zowel het Verdrag van 1995 als van de op 4 juni 2014 te Tallinn tot stand gekomen notawisseling houdende een uitbreidingsverdrag (Trb. 2014, 170).

Het Verdrag strekt tot het wederzijds verlenen van administratieve (bestuurlijke) bijstand:

  • ter verzekering van de juiste naleving van de wettelijke bepalingen en voorschriften inzake de in-, uit-, en doorvoer van goederen; en

  • in verband met de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de hiervoor bedoelde bepalingen en voorschriften.

Het Verdrag regelt nauwkeurig hoever de samenwerking strekt en beperkt zich daarbij tot maatregelen die voor een doeltreffende samenwerking noodzakelijk zijn. Het ziet alleen op de administratieve samenwerking en bestrijkt niet het terrein van de tussen de gerechtelijke autoriteiten te verlenen internationale rechtshulp in strafzaken.

Uitbreiding van het Verdrag met Estland is wat betreft Aruba, Curaçao en Sint Maarten een voortzetting van de beleidslijn om meer met andere douaneadministraties te gaan samenwerken. Partijen hebben er belang bij dat het toezicht op de naleving van de douanewetgeving zo effectief mogelijk geschiedt. Dit geldt evenzeer voor de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op hun douanewetgeving.

Deze uitbreiding is conform artikel 19, tweede en derde lid, van het Verdrag geëffectueerd door de bovengenoemde notawisseling terzake tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland, die een verdrag in de zin van de Grondwet vormt.

In de notawisseling zijn de wijzigingen van het Verdrag vervat die in de verdragsrelatie tussen Estland en Aruba, Curaçao en Sint Maarten zullen gelden. Deze wijzigingen zijn overigens van ondergeschikte aard.

Puntsgewijze toelichting op het uitbreidingsverdrag van 2014

  • 1. De term «douaneadministratie» heeft in het Verdrag een gekwalificeerde betekenis. Voor wat betreft Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt verwezen naar bevoegde centrale autoriteiten. Dit is aldus geformuleerd, omdat de bevoegdheden met betrekking tot de implementatie van de douanewetgeving, met inbegrip van de heffing en inning van douanerechten (waaronder ook de omzetbelasting valt), aan verschillende organisatieonderdelen toekomen.

  • 2. Niet alle op Nederland toepasselijke bilaterale en multilaterale verdragen zijn eveneens van toepassing op Aruba, Curaçao en Sint Maarten; daarom wordt hier de uitbreiding van het Verdrag beperkt tot de verdragen die van toepassing zijn verklaard op Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • 3. In artikel 13 van het Verdrag worden regels gegeven voor de bescherming van persoonsgegevens, waardoor de in het Verdrag bedoelde beginselen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens worden gewaarborgd. Hoofdstuk 3 van de rijkswet administratieve bijstand douane waarborgde die bescherming op Aruba, Curaçao en Sint Maarten, zolang er geen geldende Landsverordeningen waren die dit onderwerp regelden. Voor Aruba geldt nu de Landsverordening persoonsregistratie (A.B. 2011, 37); voor Curaçao (A.B. 2010, 84) en Sint Maarten (A.B. 2010, GT no. 2) is er de Landsverordening bescherming persoonsgegevens.

Koninkrijkspositie

Uit het bovenstaande volgt, dat de gelding van het Verdrag zal worden uitgebreid tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten met inachtneming van de wijzigingen, vervat in de notawisseling met Estland, die een verdrag ten behoeve van Aruba, Curaçao en Sint Maarten vormt.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven