34 052 Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, 130)

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2015

Op 1 december jl. heeft uw Kamer het verslag vastgesteld (Kamerstuk 34 052, nr. 6) inzake het wetsvoorstel «Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, nr. 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, nr. 130).» Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de nota naar aanleiding van het verslag aan (Kamerstuk 34 052, nr. 8). Hiermee hoop ik u adequaat antwoord te hebben gegeven op alle vragen die u heeft gesteld. Met deze brief voldoe ik ook aan de verzoeken zoals gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 22 april 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 79, Regeling van werkzaamheden). Tijdens deze vergadering heeft uw Kamer verzocht om zo snel mogelijk de nota naar aanleiding van het verslag te ontvangen. Ook heeft uw Kamer verzocht om een brief naar aanleiding van de uitspraken van de Marokkaanse Minister Seddiki in de Nieuwsuur uitzending van 21 april jl.

Van deze gelegenheid maak ik graag gebruik om uw Kamer te verzoeken om de behandeling van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het bilaterale socialezekerheidsverdrag met Marokko op te schorten. Dit met het oog op de verwachting dat binnen enkele weken met Marokko tot een akkoord kan worden gekomen (uiterlijk 15 juni a.s.). In overleg met de Marokkaanse autoriteiten ben ik hierover een gemeenschappelijke verklaring overeengekomen die ik u bijgaand ter informatie doe toekomen1.

In mijn brief aan uw Kamer van 8 april 20152 heb ik u gemeld dat er contact is met de Marokkaanse autoriteiten om hen te bewegen alsnog mee te werken aan de gedwongen terugkeer van vreemdelingen naar Marokko. Inmiddels heeft Marokko toegezegd de samenwerking met Nederland op het terrein van gedwongen terugkeer per direct te hervatten.

Naar aanleiding van een verzoek in het AO SUWI van 8 april jl. ontvangt u een separate brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over de betrekkingen tussen Nederland en Marokko en de eventuele schade als gevolg van de discussie rondom het sociale zekerheidsverdrag. In deze brief zal ook worden ingegaan op de samenwerking met Marokko op het gebied van Veiligheid en Justitie zoals verzocht door het Lid Van Weyenberg (Kamerstuk 26 448, nr. 522).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 344, nr. 125.

Naar boven