34 031 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal

J BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Sinds 1 januari 2016 is het wettelijk toegestaan om tot vijftien procent van de onderwijstijd in het primair onderwijs in het Engels, Frans of Duits te geven. Hiermee wordt scholen de ruimte geboden om al in het po een stevig fundament te leggen voor het aanleren van een vreemde taal. De resultaten van de pilot die hiervoor tussen 2010 en 2012 is uitgevoerd waren positief. Tijdens de parlementaire behandeling van deze wetswijziging werden echter ook zorgen geuit over de effecten van meertalig onderwijs. Dit heeft geleid tot de volgende moties:

  • de motie-Rog verzoekt de regering om de beheersing van de Nederlandse taal te monitoren bij meertalig onderwijs;1

  • de motie-Bruijn c.s. roept op om het taalbeheersingsniveau van leraren te onderzoeken die vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) geven;2

  • de motie-Nooren vraagt de regering te monitoren of de introductie van meertalig onderwijs geen negatieve effecten heeft op de toegankelijkheid van het basisonderwijs.3

Om opvolging te geven aan deze moties heb ik onderzoek laten uitvoeren, dat ik u bij dezen aanbied. Ik teken hierbij aan dat de moties verschillende reactietermijnen stelden, maar om de bevragingslast voor scholen zo laag mogelijk te houden is ervoor gekozen om dit in één onderzoek te integreren. Eerst zal ik ingaan op de hoofdlijnen van het rapport4, om vervolgens de afzonderlijke thema’s te behandelen waar de moties op toezien.

Onderzoeksbevindingen op hoofdlijnen

Het onderzoeksrapport geeft een helder beeld van hoe vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) in Nederland wordt gegeven, maar ook waar de uitdagingen in de komende jaren nog liggen. Het rapport laat geen negatief verband zien tussen vvto en meertalig onderwijs en de Nederlandse taalbeheersing van leerlingen, noch dat er signalen zijn dat de toegankelijkheid van het onderwijs met de wetswijziging is afgenomen. Wel is te zien dat de vaardigheden van leraren die vvto geven uiteenlopen: van didactisch onderlegde native speakers tot groepsleerkrachten met taalkennis die nog in ontwikkeling is.

Uit het onderzoek, dat in de tweede helft van 2017 is uitgevoerd, blijkt dat ongeveer 1400 scholen vvto geven. Hierbij kiest meer dan 90 procent voor het Engels, en nog eens zeven procent voor meerdere talen, meestal Engels in combinatie met een andere taal. Ongeveer 70 procent van de vvto-scholen is in schooljaar 2012/13 of later met de onderwijsvorm begonnen. 97 procent van de vvto-scholen besteedt gemiddeld tot twee uur per week aan de vreemde taal. Er bestaat een grote verscheidenheid in hoeveel tijd aan de vreemde taal wordt besteed, en op welke manier dat gebeurt. Sommige scholen richten zich op het aanbieden van de taal als vak, waar andere scholen (ook) dagelijkse activiteiten en routines of zelfs andere vakken in de vreemde taal aanbieden.

Beheersing van het Nederlands door leerlingen die vvto en/of meertalig onderwijs krijgen

Met de motie-Rog wordt verzocht om de beheersing van de Nederlandse taal te monitoren op scholen waar gedeeltelijk in een vreemde taal les wordt gegeven. In het voorliggende onderzoeksrapport is een analyse uitgevoerd op (geanonimiseerde) taaltoetsgegevens uit leerlingvolgsystemen. Hiermee kan de samenhang worden onderzocht tussen de beheersing van het Nederlands enerzijds, en vvto en meertalig onderwijs anderzijds, op de onderdelen technisch lezen, begrijpend lezen, woordenschat en spelling.5 Hierbij is specifiek gekeken naar leerlingen in groep 5.6 Ook is onderzocht of er een verband is tussen de invoering van vvto en de beheersing van het Nederlands. Hiervoor zijn de resultaten van een groep vvto-scholen voor en na implementatie vergeleken.

Uit de resultaten van de verschillende analyses blijkt geen negatief verband tussen het krijgen van vvto en de beheersing van het Nederlands. Ook is er geen negatieve samenhang gevonden tussen het gebruik van de vreemde taal als voertaal (meertalig onderwijs) en de beheersing van het Nederlands. Op vier van de vijf toetsonderdelen behalen leerlingen die vvto volgen significant hogere scores dan de norm die voor midden groep 5 wordt gehanteerd, waarbij voor het onderdeel Woordenschat ook een significant positief verband bestaat tussen het gebruik van de vreemde taal als voertaal en de gemiddeld behaalde score. Op het vijfde toetsonderdeel, de AVI-toetsing, behalen leerlingen die vvto volgen gemiddeld het niveau dat voor midden groep 5 staat. Een vergelijking van toetsscores voor en na de introductie van vvto op scholen laat zien dat deze toetsscores niet significant afwijken, en er dus geen negatief verband bestaat tussen de introductie van vvto en de Nederlandse taalbeheersing.

Taalbeheersingsniveau van leraren die vvto geven en gevoerde vvto-keurmerken

De motie-Bruijn c.s. roept op om het taalbeheersingsniveau van leraren die vvto geven te onderzoeken, en te bepalen in hoeverre hiermee wordt voldaan aan het door het Platform vvto aanbevolen ERK-niveau B2.7 In het onderzoek is dit in beeld gebracht voor groepsleerkrachten en vakleerkrachten. Ook is onderzocht welk deel van de vvto-scholen een van de drie vvto-keurmerken voeren, of bezig zijn om een van deze keurmerken te behalen.

Ten aanzien van het taalbeheersingsniveau laten de onderzoeksresultaten een wisselend beeld zien. Een aanzienlijk deel van de respondenten kan niet aangeven wat het vaardigheidsniveau is, waardoor niet goed te beoordelen valt in hoeverre het gewenste niveau wordt behaald. Voor één op de vijf groepsleerkrachten wordt aangegeven dat men minimaal het aanbevolen B2-niveau heeft. Van 53 procent van de groepsleerkrachten is het niveau niet bekend. Tegelijkertijd geeft ruim 60 procent van de respondenten aan dat de groepsleerkrachten nascholing hebben gevolgd, bijvoorbeeld Classroom English, waarmee minstens het B2-niveau kan worden bereikt. Dit kan erop wijzen dat de taalvaardigheid van groepsleerkrachten beter is dan de respons op het ERK-niveau doet vermoeden. Opvallend is dat ruim de helft van de vakleerkrachten die voor vvto wordt ingezet native speaker is; van drie op de vijf vakleerkrachten is bekend dat ze minimaal B2-niveau hebben.

Uit het onderzoek blijkt dat het taalbeheersingsniveau van leraren op een deel van de vvto-scholen nog beter kan. Dat is ook niet verwonderlijk, gezien het feit dat veel scholen pas sinds een paar jaar vvto aanbieden. Het kost tijd om ervoor te zorgen dat de taalvaardigheden binnen een lerarenteam op het gewenste niveau zijn. Hierbij vind ik het een positief signaal dat het merendeel van de groepsleerkrachten al nascholing heeft gevolgd, en dat scholen native speakers als vakleerkrachten inzetten. Ik zal Nuffic, de instelling die onder meer ondersteunende activiteiten ten behoeve van vvto uitvoert, verzoeken om te kijken hoe scholen actiever geïnformeerd kunnen worden over het gewenste taalbeheersingsniveau van leraren, en wat scholen kunnen doen om hier stappen op te zetten.

In de ondersteuning die voor vvto-scholen beschikbaar is, is duidelijk aangegeven dat een vvto-keurmerk een wenselijke en logische stap is, met bijbehorende visitatie en accreditatie. Uit het onderzoek blijkt echter dat slechts een beperkt deel (14 procent) van de scholen dat vvto geeft een dergelijk keurmerk voert. Ik vraag Nuffic om in beeld te brengen of de beschikbare keurmerken hanteerbaar zijn voor scholen, en of deze een bredere bekendheid kunnen krijgen. In 2018 wordt het peilingsonderzoek Engels van de Onderwijsinspectie verwacht, waarbij vvto-scholen specifiek worden belicht. Op basis van de resultaten van dit onderzoek beziet de inspectie of er ten aanzien van vvto accenten worden gelegd in het toezicht met betrekking tot de eigen kwaliteitsdoelen van de school.

Relatie vvto en de toegankelijkheid van het onderwijs

Met de motie-Nooren c.s. is aandacht gevraagd voor de mogelijke negatieve effecten van vvto op de toegankelijkheid van scholen. Om een indicatie van de toegankelijkheid van scholen die vvto geven te krijgen is gekeken naar het percentage gewichtenleerlingen en eventuele verschillen in ouderbijdrage. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat op vvto-scholen de ouderbijdrage gemiddeld € 6,– per jaar hoger is. Dit verschil is niet groter geworden met de inwerkingtreding van de wetswijziging. Voor wat betreft de regelingen die getroffen kunnen worden door ouders die moeite hebben om de ouderbijdrage te betalen zijn vvto-scholen gelijk aan scholen die geen vvto aanbieden.

Het verschil in het percentage gewichtenleerlingen op vvto-scholen en het percentage bij de controlegroep is kleiner geworden sinds de inwerkingtreding van de wetswijziging. Hieruit blijkt dus geen negatief verband tussen de wetswijziging en de toegankelijkheid van het onderwijs. Het absolute percentage gewichtenleerlingen is wel enigszins lager op vvto-scholen dan bij de controlegroep (8 procent in vergelijking met 12 procent).

Tot slot

Ik wil de onderzoekers hartelijk danken voor hun inspanningen. In lijn met de ingediende moties is een goed beeld verkregen van hoe vvto zich sinds de wetswijziging heeft ontwikkeld. Het stemt mij positief dat er zoveel scholen zijn die kinderen al op jonge leeftijd kennis willen laten maken met een tweede of derde taal, om zo hun wereld te vergroten. Hierbij is het goed om te zien dat er geen aanwijzingen zijn dat de toegankelijkheid, noch de beheersing van het Nederlands hiermee inboeten. Met het nog te verschijnen peilingsonderzoek Engels kunnen we de ontwikkeling van het vvto blijven volgen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 34 031, nr. 14.

X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 34 031, G.

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 34 031, H.

X Noot
4

Ter inzage gelegd op de afdeling Inoudelijke ondersteuning onder griffie nr.f 162265.

X Noot
5

Bij het onderdeel technisch lezen zijn de drie-minutentoets en het AVI-niveau gehanteerd.

X Noot
6

Leerlingen in groepen 7 en 8 krijgen meestal ook Engels op scholen waar geen vvto gegeven wordt, wat een zuivere vergelijking gecompliceerder maakt. Kinderen in eerdere leerjaren worden vaak niet op alle onderdelen getoetst.

X Noot
7

Europees Referentiekader.

Naar boven