Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2014
In uw brief van 3 juli jl. (kenmerk 2014Z12829) heeft u aan de Minister van Veiligheid en Justitie en mij verzocht in toekomstige
correspondentie met de Kamer duidelijk aan te geven welke bewindspersoon leidend is
op het Jeugdbeleid/Jeugd(zorg)dossier. Daarnaast heeft u gevraagd om dit tussentijds
te duiden ten aanzien van het rapport «Op goede grond» van de Nationaal Rapporteur
Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (Kamerstuk 28 638, nr. 116), alsmede de Voortgangsrapportage Geweld in Afhankelijkheidsrelaties (GIA) van 16 december
2013 (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 80). Mede namens de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bericht
ik u hierover als volgt.
Als Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ben ik coördinerend bewindspersoon
voor het jeugdstelsel. Binnen het kabinet ben ik tevens verantwoordelijk voor de coördinatie
van het beleid inzake geweld in afhankelijkheidsrelaties (waaronder kindermishandeling),
gelet op het feit dat het zwaartepunt van het beleid ligt bij Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. In de Voortgangsrapportage GIA van 15 juli 2013 (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 156) heb ik u hierover geïnformeerd.
Deze coördinerende rol houdt in dat ik vanuit het kabinet (mede namens de betrokken
bewindspersonen) aan uw Kamer zal rapporteren over de voortgang van het (brede) beleid
(in brieven en in overleggen), aanspreekpunt ben voor veldpartijen en internationale
organisaties en binnen het kabinet de samenhang van beleid zal bevorderen. Deze coördinerende
rol laat onverlet dat de overige betrokken bewindspersonen hun eigen verantwoordelijkheden
blijven behouden.
Voor de bewindspersonen van Veiligheid en Justitie houdt dit in dat zij verantwoordelijk
zijn voor de daderaanpak (zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk) van geweld
in huiselijke kring, alsmede het gedwongen kader van het Jeugdstelsel. De Minister
van Veiligheid en Justitie is bovendien (wettelijk) het aanspreekpunt voor de Nationaal
rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen (NRM); de NRM rapporteert
aan de Minister van Veiligheid en Justitie en laatstgenoemde zendt rapporten van de
NRM in principe aan uw Kamer. Vanuit deze verantwoordelijkheid heeft de Minister van
Veiligheid en Justitie op 27 mei jl. het rapport »Op goede grond´aan uw Kamer toegezonden.
Deze brief is mede namens mij verstuurd, gelet op mijn algemene verantwoordelijkheid
als coördinerend bewindspersoon op het gebied van GIA en omdat een deel van de onderwerpen
uit het rapport onder mijn verantwoordelijkheid vallen. In de Voortgangsrapportage
GIA van 10 juli jl. (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 109) is door mij, mede namens de Minister en Staatssecretaris van VenJ, een inhoudelijke
reactie gegeven op de aanbevelingen uit het rapport van de NRM.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn