Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2014
Tijdens de behandeling van de begroting 2015 van het Ministerie van Economische Zaken
op 14 (Handelingen II 2014/15, nr. 13, item 24) en 16 oktober jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 15, items 11 en 40) heb ik toegezegd om u nader te informeren over het aanstaande overleg met de maritieme
sector en de banken over de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF), dit
mede naar aanleiding van de eerdere vragen van het lid Agnes Mulder over de benutting
van de GSF. Het doel van dit overleg met de sector en de banken is te komen tot een
meer effectieve inzet van de GSF.
Met de GSF kunnen banken 80% staatsgarantie krijgen op de nieuwbouwfinanciering van
een schip. Daardoor wordt het risico voor de banken verkleind en hebben Nederlandse
scheepswerven een grotere kans om financiering aan te kunnen trekken. De GSF is in
de huidige vorm van start gegaan in maart 2013 en kent een looptijd van vijf jaar,
waarna de regeling zal worden geëvalueerd. De regeling is tot stand gekomen in nauw
overleg tussen de maritieme sector, de banken en het Ministerie van Economische Zaken.
Desondanks is het gebruik van de GSF tot dusver beperkt. Tot nu toe zijn met de GSF
in 2013/2014 vier schepen gebouwd, met een garantstelling van in totaal € 11 miljoen.
Vanwege het beperkte gebruik wordt het garantieplafond, dat oorspronkelijk € 1 miljard
per jaar bedroeg, met ingang van 2015 verlaagd naar € 400 miljoen.
De maritieme brancheorganisatie Netherlands Maritime Technology (NMT) heeft in de
afgelopen periode al een inventarisatie gedaan onder zijn leden naar het tot dusver
beperkte gebruik van de GSF. Daaruit komt naar voren dat de behoefte van de maritieme
sector sinds de start van de regeling is verschoven van voorfinanciering (financiering
aan de kant van de werf tijdens de bouw) naar nafinanciering (betalingszekerheid aan
afnemerskant, de reders). Dit hangt samen met de in de afgelopen periode sterk verslechterde
marktsituatie voor de reders.
In de tweede plaats zouden de banken het gebruik van de GSF te weinig stimuleren.
Brancheorganisatie NMT heeft mij gevraagd om de GSF voorlopig te continueren en een
«ronde tafel» met overheid, banken en de werven te organiseren over een meer effectieve
inzet van de GSF.
Ik zal daarom vóór het einde van 2014 een overleg organiseren met de maritieme sector
én de banken over de GSF. Over de uitkomsten van dit overleg en de mogelijke vervolgstappen
zal ik u in het vroege voorjaar van 2015 informeren.
Verder wil ik uw Kamer informeren over de resultaten van de externe evaluatie van
de Subsidieregeling Innovatieve Scheepsbouw (SIS). De SIS is – zoals gebruikelijk
met subsidieregelingen – extern geëvalueerd. De evaluatie is uitgevoerd door bureau
Dialogic over de periode 2007–20121. Uit de evaluatie komt naar voren dat de regeling beperkte effecten heeft gehad op
de innovatie- inspanningen van de werven, geringe spillovers kende en een gering effect
heeft gehad op de productie en werkgelegenheid in de sector. De evaluatie stelt dat
als gevolg van de SIS 1 à 2 schepen extra zijn gebouwd: de overige 51 schepen die
zijn gesubsidieerd, zouden ook zijn gebouwd zonder subsidie. Op het punt van «level
playing field» stelt de evaluatie dat de SIS de Nederlandse scheepsbouw een gelijker
speelveld heeft gegeven ten opzichte van vooral Europese landen die ook (geoorloofde)
staatssteun aan hun scheepsbouw verlenen, maar het globale speelveld juist meer onevenwichtig
heeft gemaakt. Dit heeft te maken met het feit dat Nederland zelf een subsidieregeling
heeft die andere landen zonder regeling op achterstand heeft gezet. De SIS kende in
vijf van de zes onderzochte jaren onderuitputting.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp