33 997 Vliegramp MH17

Nr. 38 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE, VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2015

Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister-President, over de laatste stand van zaken met betrekking tot de ramp met Malaysia Airlines vlucht MH17. In deze brief gaan wij tevens in op:

  • het verzoek van de Vaste commissie Buitenlandse Zaken (en Veiligheid en Justitie), hierna te noemen VKC, tot reactie op het bericht RTL nieuws «het was een BUK raket» (20 maart 2015);

  • het VKC verzoek inzake de gevolgen van de amnestieregeling uit de Minsk-overeenkomst van 12 februari 2015 voor de mogelijke daders of verantwoordelijken voor het neerhalen van de MH17 (aanvulling op de eerdere reactie van 12 februari 2015, Kamerstuk 33 997, nr. 35);

  • het verzoek van het lid De Roon (7 april) om een brief over het bericht «Geheim verslag uitgelekt, Nederland wist van luchtdoelraketten MH17» (Rtlnieuws.nl, 4 april 2015, Handelingen II 2014/15, nr. 72, item 27) en het door het lid Omtzigt eerder aangevraagde debat over hetzelfde onderwerp (22 januari 2015, Handelingen II 2014/15, nr. 45, item 7);

  • de acties die voortvloeien uit de motie Sjoerdsma over overleg met de luchtvaartsector met het oog op een betere informatievergaring en risicoanalyse (Kamerstuk 33 997, nr. 32, 12 februari 2015).

De inspanningen van het kabinet zijn nog altijd gericht op de drie eerder geformuleerde doelstellingen: 1. repatriëring van de lichamen en persoonlijke bezittingen; 2. onderzoek naar de toedracht van de ramp; 3. strafrechtelijk onderzoek.

Fact Finding missie en mogelijke hervatting van de repatriëringsmissie

In verband met de weersomstandigheden en de veiligheidssituatie kon het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) de afgelopen maanden geen forensisch onderzoek doen op de burnsites. Wel is steeds uitgegaan van een hervatting van de operatie zodra de omstandigheden dat weer toelieten en om voorafgaand een Fact Finding Missie (FFM) te organiseren.

Van 20 tot en met 28 maart 2015 is de FFM uitgevoerd om inzicht te krijgen in de noodzakelijke condities en randvoorwaarden rond Donetsk en de beide burnsites. De gehele operatie staat onder leiding van de Head of Mission, dhr Aalbersberg van de Nationale Politie. Bij de hervatting van de repatriëringsmissie door de Interim Presentie van de Combined Joint Interagency Task Force (IP-CJTIF) op de crashsite, onder leiding van een vertegenwoordiger van het Ministerie van Defensie, zal de nadruk heel duidelijk liggen op het forensisch opsporingsdeel.

Tevens hoopt het kabinet dat het daarmee mogelijk is om, mede op basis van de menselijke resten die op 28 maart naar Nederland zijn gebracht, de laatste twee Nederlandse slachtoffers te identificeren. Daarnaast wordt gekeken wanneer onlangs gevonden persoonlijke eigendommen naar Nederland kunnen worden vervoerd.

Tijdens de FFM is door de experts van de Nationale Politie (NP) en het Ministerie van Defensie geconstateerd dat de feitelijke bodemomstandigheden en lokale condities momenteel gunstig zijn. Na orthodox Pasen (vanaf woensdag 15 april) en als de veiligheidssituatie dit toelaat, zal de repatriëringsmissie haar werkzaamheden op de crashsite hervatten. De inschatting is dat veertien werkdagen nodig zijn om praktisch alle nog aanwezige menselijke resten te bergen. Er zal worden gewerkt met een team van experts van de NP en Defensie dat een deel van de grond afgraaft en ter plaatse handmatig doorzoekt. Ook experts uit Maleisië en Australië werken mee. De thuisbasis voor de repatriëringsmissie is ingericht in Kharkiv. Vanuit Donetsk zal een deel van de missie dagelijks heen en weer gaan reizen naar de crashsite. Er wordt dus niet overnacht op de crashsite.

Het lokale agentschap voor rampenbestrijding (SES) verleent wederom steun ter plaatse via de OVSE. Voor de begeleiding van en naar de crashsite wordt een beroep gedaan op het OVSE team in Donetsk. Het lokale OVSE team in Donetsk speelt een grote rol bij het geven van lokale veiligheidsadviezen. Dit team is zeer goed op de hoogte van lokale sentimenten en mogelijke bedreigingen.

Ook als na deze missie nog menselijke resten of persoonlijke bezittingen worden gevonden, kunnen die bij de lokale autoriteiten worden ingeleverd en worden deze nog naar Nederland overgebracht. De eerder hierover gemaakte afspraken houden stand.

Veiligheidsbeeld Oost-Oekraïne

De veiligheidssituatie in Oost-Oekraïne is de afgelopen weken vrijwel ongewijzigd. Het aantal schermutselingen is gedaald en de geweldsincidenten zijn afgenomen. Het wantrouwen tussen de partijen overheerst echter, waardoor zonder waarschuwing de gevechten opnieuw kunnen uitbreken. Kleinschalige gevechten hebben nog plaats. Er zijn geen indicaties voor oplaaiende gevechten op de zeer korte termijn. Sinds enige tijd is ook de veiligheidssituatie rond de crashsite verbeterd, omdat de frontlinie van de gevechten is opgeschoven.

Deze ontwikkeling is in sterke mate afhankelijk van de intentie van de partijen ten aanzien van het Minsk II-akkoord. Tot op heden zijn de indicaties hieromtrent tegenstrijdig. Er zijn aanwijzingen voor toenemende spanningen tussen rebellengroeperingen onderling. Dit kan op termijn leiden tot geweldsincidenten in het separatistische achterland, waaronder mogelijk rond de crashsite.

Identificatieproces

Alle in Nederland aanwezige menselijke resten die voor 28 maart 2015 in Hilversum zijn ontvangen, zijn van een DNA-profiel voorzien, voor zover dat technisch mogelijk was. Van sommige menselijke resten was het niet mogelijk om een DNA-profiel vast te stellen. Op 28 maart ontving het team in Hilversum opnieuw een hoeveelheid menselijke resten. Deze zijn nu ook gecategoriseerd en een deel hiervan is inmiddels bemonsterd en ter profilering aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) overgedragen. De verwachting is dat de repatriëringsmissie opnieuw een hoeveelheid menselijke resten zal verzamelen. De inzet is nog steeds om de laatste twee slachtoffers te kunnen identificeren.

Alle menselijke resten moeten daarom worden bemonsterd, waardoor het onderzoek in Hilversum en op het NFI vermoedelijk nog maanden zal duren.

Het teruggeven van de geïdentificeerde menselijke resten die nog in Hilversum aanwezig zijn, is een proces dat in overleg met de nabestaanden geschiedt en zorgvuldig wordt uitgevoerd. Op dit moment wachten nog vele nabestaanden met het ontvangen van de geïdentificeerde menselijke resten, omdat zij de hoop hebben dat nog meer geïdentificeerde resten van de slachtoffers zullen volgen. Ook deze situatie maakt dat de werkzaamheden in Hilversum voorlopig voortduren.

Inmiddels is het grootste deel van de overlijdensaktes van buitenlandse slachtoffers afgegeven en wordt hard gewerkt aan het beschikbaar krijgen van de laatste overlijdensaktes. De ambassades van de betrokken landen worden hierover regelmatig geïnformeerd.

Nabestaanden

In de week van 2 maart jl. heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) de nabestaanden van de slachtoffers van de ramp met vlucht MH17 de mogelijkheid geboden om de wrakstukken van het toestel te bekijken. In totaal hebben 533 nabestaanden van 151 slachtoffers van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Onder hen was een aantal nabestaanden van slachtoffers uit andere landen. Op luchtmachtbasis Gilze-Rijen werden de nabestaanden rondgeleid op de drie locaties waar zich wrakstukken bevinden: de hangar waar het onderzoek plaatsvindt en de twee shelters waar de overige wrakstukken zijn opgeslagen. In de hangar waar het onderzoek plaatsvindt, konden de nabestaanden vanaf een verhoging de voor het onderzoek meest relevante delen bekijken en bloemen achterlaten. In de voorbereiding op dit bezoek en de uitvoering hiervan hebben ook de familierechercheurs en casemanagers van Slachtofferhulp Nederland een belangrijke rol gespeeld.

Via het Informatie en VerwijsCentrum Vliegramp Oekraïne (IVC) en wekelijks twee nieuwsbrieven worden nabestaanden op de hoogte gehouden van relevante ontwikkelingen. De ondersteuning door casemanagers blijft heel 2015 beschikbaar. Familierechercheurs houden contact met de nabestaanden over het strafrechtelijk onderzoek.

Herdenking 17 juli

De nabestaanden verenigd in de Stichting Vliegramp MH17, organiseren op 17 juli 2015 een herdenking in Nieuwegein op dezelfde locatie waar eerder bijeenkomsten zijn gehouden voor de nabestaanden. De rijksoverheid, Slachtofferhulp Nederland en Stichting Arq Impact ondersteunen de Stichting Vliegramp MH17 bij de organisatie van de herdenking. De kosten van de herdenking worden door het Rijk gedragen.

Veiligheid luchtruim/luchtvaartveiligheid

Naar aanleiding van de motie Sjoerdsma (Kamerstuk 33 997, nr. 32, 12 februari 2015) is met de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) geïnventariseerd op welke wijze invulling kan worden gegeven aan het overleg over betere informatievergaring en risicoanalyse van vluchten over conflictgebieden. Op basis van deze inventarisatie is besloten dat onder gedeeld ambtelijk voorzitterschap van de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Veiligheid en Justitie eind deze maand vervolgoverleg plaatsvindt. In dit overleg wordt gesproken over enerzijds de internationale ontwikkelingen van ICAO en het Europees agentschap voor luchtvaartveiligheid (EASA) en anderzijds over het Nederlandse systeem van informatie-uitwisseling en risicoanalyses. Over de invulling van de motie en de voortgang binnen ICAO en de specifieke ICAO Task Force Risico Conflict Zones heeft de Staatssecretaris van IenM u op 25 maart per brief geïnformeerd (Kamerstuk 31 936, nr. 263, 25 maart 2015).

Onderzoek toedracht

Het onderzoek naar de toedracht door de OVV is in volle gang. De OVV heeft aangegeven dat het rapport daarover in oktober 2015 wordt verwacht.

Strafrechtelijk onderzoek

De internationale samenwerking binnen het strafrechtelijk onderzoek verloopt nog steeds goed, zowel in Nederland als in het «field office» in Oekraïne waar de JIT-landen informatie delen. Binnen het JIT wordt in de verdeling van de verschillende opsporingsactiviteiten aangesloten bij ieders specifieke expertise. Naast de samenwerking binnen het JIT zijn er sinds de laatste kamerbrief nieuwe rechtshulpverzoeken gedaan aan andere landen. Op 8 en 9 april is een delegatie van het Openbaar Ministerie (OM) en de Nationale Politie voor overleg in Moskou geweest. Daar is met bevoegde autoriteiten gesproken over de uitvoering van het rechtshulpverzoek. Eind maart heeft het Nederlandse OM een bezoek gebracht aan Maleisië in het kader van het finaliseren van de afspraken rondom het volledig lidmaatschap van Maleisië aan het JIT. Daarvoor zijn in samenspraak met alle andere JIT partners nieuwe werkafspraken opgesteld.

Het forensisch onderzoek aan de wrakstukken is in volle gang. In nauwe afstemming met de OVV wordt hierbij ook specifieke internationale expertise betrokken, als extra waarborg dat het onderzoek op de meest zorgvuldige wijze plaatsvindt.

Op 30 maart jongstleden is door het JIT een getuigenoproep uitgebracht waarin eenieder die meer informatie heeft over de toedracht rondom de crash van de MH17 wordt opgeroepen zich te melden. De getuigenoproep is online verspreid via websites en social media-kanalen van politie- en justitiediensten en nieuwssites van kranten en radio en tv-stations. De oproep is gedaan in een video, waarin beelden te zien zijn van het transport door Oost-Oekraïne van een BUK-raketsysteem op een dieplader. In de oproep zijn ook gedeelten van afgeluisterde telefoongesprekken opgenomen. Naar aanleiding van deze getuigenoproep hebben zich binnen een week al vele getuigen gemeld bij het internationale onderzoeksteam. Het OM heeft aangegeven dat er ruim 300 reacties zijn binnengekomen, waarvan tientallen bruikbare. Het gaat om 170 e-mails, 135 telefonische meldingen, een Skype-melding en een reactie via VKontakte, een Russische social media platform.

Het kabinet beziet momenteel verschillende mogelijkheden tot strafvervolging en berechting. Zodra het internationale onderzoek het toelaat zal uw Kamer daarover vertrouwelijk worden geïnformeerd. Ook worden de Kamervragen van de leden Sjoerdsma en Omtzigt aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over de vervolgings- en berechtingsstrategie van verdachten van het neerhalen van vlucht MH17 op 17 juli 2014 (ingezonden 9 april 2015, Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2058) zo spoedig mogelijk beantwoord.

Uitlekken verslag

Het kabinet betreurt dat het verslag van de briefing van 14 juli 2014 in Kiev is uitgelekt. Zoals eerder gesteld, is het kabinet van mening dat verslagen van dergelijke briefings en andere diplomatieke contacten vertrouwelijk moeten kunnen worden geschreven en behandeld, te meer omdat dergelijke verslagen ook de zienswijze van het gastland en van vertegenwoordigers van andere landen kunnen bevatten. Vertrouwelijkheid is cruciaal voor het goed functioneren van het internationale diplomatieke verkeer. Om die reden is de Kamer eerder geïnformeerd dat het verslag zelf niet openbaar gemaakt zou worden en heeft het kabinet in eerdere brieven de strekking ervan gegeven. Het verslag is ook in handen van de OVV gesteld ten behoeve van het onderzoek naar de toedracht van de ramp.

Verzoek om reactie op bericht RTL Nieuws

Op 19 maart jl. zond RTL Nieuws een reportage uit waarin een verslaggever delen van een BUK-raket op de crashsite vond. In reactie hierop zegt de OVV dat het gevonden materiaal wordt betrokken in het onderzoek. De OVV wil dat de eindconclusie wordt bevestigd door informatie uit meerdere bronnen. Dat is een complex en tijdrovend proces. Daarbij moet van elke bron worden aangetoond wat het verband is met het vliegtuig van Malaysia Airlines, onder meer omdat het vliegtuig is neergestort in een conflictgebied. Het onderzoek naar de oorzaak van de crash is nu nog in volle gang en richt zich op veel meer bronnen dan alleen de scherven. Aanvullend onderzoeksmateriaal is daarbij welkom, maar het is van belang dat onomstotelijk wordt aangetoond dat er een relatie is tussen het materiaal en het neergestorte vliegtuig.

Het Openbaar Ministerie laat weten dat in het strafrechtelijk onderzoek naar het neerstorten van vlucht MH17 onder andere rekening wordt gehouden met het scenario dat het passagiersvliegtuig is neergehaald door een BUK-raket. Ook het strafrechtelijk onderzoek loopt nog.

In de media is overigens eerder gespeculeerd over het neerhalen van de MH17 door een BUK-raket. Ook toen is aangegeven dat, om conclusies te kunnen trekken, dat dan onomstotelijk moet vaststaan wat er is gebeurd. Zeker ook vanwege de leidende rol van Nederland in beide onderzoeken.

Amnestieregeling

Nederland spant zich in voor een spoedige beantwoording van de vragen die door het lid Omtzigt zijn gesteld aan de Raad van Ministers van de Raad van Europa, conform diens motie van 11 maart 2015.

Op 12 februari 2015 bereikten vertegenwoordigers van Oekraïne, de Russische Federatie, twee separatistenleiders uit de provincies Donetsk en Loegansk, en een vertegenwoordiger van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), in Minsk overeenstemming over een pakket van maatregelen ter implementatie van het Minsk protocol en het aanvullend memorandum van september 2014, waarin wordt voorzien in een staakt-het-vuren en geleidelijke stabilisatie van de situatie in Oost-Oekraïne. In paragraaf 5 van deze overeenkomst wordt gesproken van amnestie voor personen in verband met «gebeurtenissen in bepaalde gebieden in de provincies Donetsk en Loegansk» door middel van de vaststelling van een wet die de vervolging en bestraffing van deze personen verbiedt.

In paragraaf 6 van het Minsk protocol dat in september 2014 door dezelfde partijen is gesloten wordt in vrijwel identieke bewoordingen over eenzelfde wet gesproken. Deze wet is later die maand aangenomen door het Oekraïense parlement en moet nog worden vastgesteld door de voorzitter van het parlement en de president. In deze wet wordt een uitzondering op de amnestie gemaakt voor de daders van de vliegramp en voor personen die het onderzoek daarnaar bemoeilijken. De Oekraïense autoriteiten en de vertegenwoordiger van de OVSE hebben op vragen van de Nederlandse ambassade in Kiev aangegeven dat paragraaf 5 van de overeenkomst van Minsk van 12 februari 2015 op deze wet doelt en dat de aangegeven personen niet onder de amnestie zullen vallen.

Daarenboven heeft de Minister-President op 12 februari en marge van de informele bijeenkomst van de leden van de Europese Raad te Brussel over deze kwestie gesproken met president Porosjenko van Oekraïne. President Porosjenko heeft de Minister-President hierbij de garantie gegeven dat de amnestiewetgeving waarnaar de overeenkomst van Minsk van 12 februari 2015 verwijst, niet zal gelden voor de mogelijke daders van of verantwoordelijken voor het neerhalen van de MH17. Het kabinet heeft Uw Kamer hierover onverwijld per brief geïnformeerd (Kamerstuk 33 997, nr. 35).

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties eist in resolutie 2166 van 21 juli 2014 dat de daders van de ramp ter verantwoording worden geroepen en dat alle staten hieraan meewerken. Een amnestie voor de verantwoordelijken voor het neerhalen van vlucht MH17 zou hier niet mee in overeenstemming zijn.

Naast de VN Veiligheidsraadresoluties is ook het Verdrag tot wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart van belang voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de amnestieregeling. Dit verdrag bepaalt onder meer dat de daders van dergelijke misdrijven moeten worden uitgeleverd of berecht. Rusland, Oekraïne en Nederland zijn onder meer partij bij dit verdrag.

Onder deze omstandigheden meent het kabinet dat de amnestieregeling waarover wordt gesproken in de overeenkomst van Minsk van 12 februari 2015 geen betrekking heeft op de verantwoordelijken voor het neerhalen van vlucht MH17.

Internationale inspanningen

Het kabinet blijft internationaal voortdurend aandacht vragen voor de medewerking aan de onderzoeken en het belang van opsporing en berechting van de daders. Zo is dankzij Nederlandse inspanningen in de laatste resolutie van de Veiligheidsraad over de situatie in Oekraïne (2202 van 13 februari 2015) een bekrachtiging van resolutie 2166 opgenomen. In een verklaring over de resolutie hebben Maleisië, Nederland en zes andere grieving nations met eendracht onderstreept dat ieder lid van de VN zal moeten meewerken aan het onderzoek naar en de vervolging van de daders.

Mede op aandringen van Nederland hebben ook de EU lidstaten zich meerdere malen uitgesproken over MH17. Zo heeft de Europese Raad van 18 december 2014 een oproep gedaan aan alle partijen om ongehinderde toegang tot het rampgebied te verschaffen ten behoeve van het voortdurende onderzoek. De Raad Buitenlandse Zaken van 19 januari heeft zorg uitgesproken over Russische uitlatingen die de onafhankelijkheid van het onderzoek naar de toedracht in twijfel trekken, benadrukt dat dit onderzoek volledig in lijn is met ICAO regels, en alle partijen opgeroepen om volledig mee te werken met dit onderzoek. Nederland blijft zich onverminderd inzetten om MH17 hoog op de Europese agenda te houden. Om de afwikkeling van MH17 zo soepel mogelijk te laten verlopen, hebben de bewindslieden met grote regelmaat contact met de meest betrokken landen. Op maandag 13 april vond bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken een briefing plaats van de OVV en het OM voor het voltallige Corps Diplomatique. Het kabinet zal de Global Conference on Cyber Space op 16 en 17 april benutten om met diverse buitenlandse vertegenwoordigers te overleggen over MH17.

Evaluatie crisisorganisatie door WODC

Op basis van een aanbestedingsprocedure heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) besloten om de onafhankelijke evaluatie van de crisisorganisatie van de rijksoverheid na de ramp met MH17 te laten uitvoeren door een team van onderzoekers van de Universiteit van Twente. Het team staat onder leiding van prof.dr. R. Torenvlied (hoogleraar publiek management aan de Universiteit Twente, vakgroep Bestuurskunde). De doelstelling van de evaluatie is om inzicht te krijgen in hoe de nationale crisisbeheersingsorganisatie na de ramp met vlucht MH17 heeft gefunctioneerd. Het onderzoek zal naar verwachting in het najaar van 2015 worden opgeleverd. De resultaten van het onderzoek worden vanzelfsprekend met u gedeeld. In de bijlage bij deze brief treft u een «outline» van het onderzoek aan1.

De inspanningen van het kabinet gaan onverminderd door op de eerder geformuleerde doelstellingen. In een komende stand van zaken brief wordt u geïnformeerd over de voortgang op de prioriteiten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven