Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 33988 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 33988 nr. A |
13 november 2014
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele wijzigingen in de wetgeving op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van het Ministerie van Financiën en van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien twee personen die voor eenzelfde kind recht hebben op kinderbijslag als bedoeld in het eerste lid, dit kind op basis van een overeenkomst of rechterlijke beschikking overwegend in gelijke mate verzorgen en onderhouden zonder met elkaar een gemeenschappelijke huishouding te voeren, is voor de beoordeling van het recht op het extra bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in het tweede lid, de situatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a of b, van de ouder wiens recht op kinderbijslag wordt uitbetaald, bepalend.
B
Artikel 12, tweede lid, komt te luiden:
2. Het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, bedraagt voor een kind dat woont buiten Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van het bedrag, genoemd in het eerste lid, respectievelijk artikel 7a, tweede lid. Het percentage wordt zo bepaald dat het een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land waar het kind woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100.
C
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede en derde lid komen te luiden:
2. Het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari. Bij een wijziging met ingang van 1 januari wordt dit bedrag verhoogd of verlaagd met hetzelfde percentage, als waarmee de prijsindex gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaande, naar boven of naar beneden afwijkt van de prijsindex gezinsconsumptie, waarop de laatste wijziging is gebaseerd. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant. In afwijking van de eerste zin blijft wijziging per 1 januari achterwege, indien de prijsindex gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaande geen afwijking vertoont ten opzichte van de prijsindex gezinsconsumptie, waarop de laatste wijziging is gebaseerd.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari en 1 juli. Bij een wijziging met ingang van 1 januari onderscheidenlijk 1 juli wordt dit bedrag verhoogd of verlaagd met hetzelfde percentage, al waarmede de prijsindex gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaande onderscheidenlijk over de maand april daaraan voorafgaande, naar boven of naar beneden afwijkt van de prijsindex gezinsconsumptie, waarop de laatste wijziging is gebaseerd. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant. In afwijking van de eerste zin blijft wijziging per 1 januari onderscheidenlijk per 1 juli achterwege, indien de prijsindex gezinsconsumptie over de maand oktober onderscheidenlijk over de maand april daaraan voorafgaande geen afwijking vertoont ten opzichte van de prijsindex gezinsconsumptie, waarop de laatste wijziging is gebaseerd.
2. In het zesde lid wordt «herzien» vervangen door: gewijzigd.
3. In het zesde, negende en tiende lid wordt «herziening» telkens vervangen door: wijziging.
4. In het vierde en tiende lid wordt «herziene» vervangen door: gewijzigde.
5. In het achtste lid wordt «door Onze Minister» vervangen door: , samen met de dag waarop de wijziging ingaat, door of namens Onze Minister.
D
In artikel 24c, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
E
Artikel 41a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid wordt «voor de dag van inwerkingtreding» vervangen door: op de dag voor inwerkingtreding.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2017.
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Een algehele herziening van de hoogte van een uitkering op grond van deze wet in verband met een wijziging van het netto-minimumloon wordt samen met de dag waarop deze wijziging ingaat, door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «herziening» vervangen door: wijziging.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «de herziene uitkering» vervangen door «de gewijzigde uitkering», wordt «de herziening» vervangen door «de wijziging» en wordt «tweede lid» telkens vervangen door: derde lid.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Van het herziene percentage doet Onze Minister mededeling in de Staatscourant» vervangen door: Het gewijzigde percentage en de dag waarop de wijziging ingaat, worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
0Aa
In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, aanhef, vervalt: of aan een of meer van zijn kinderen.
A
Artikel 14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. «Tenminste drie maanden» wordt vervangen door: ten minste drie maanden.
2. Aan het slot van onderdeel b wordt «; of» vervangen door een punt.
3. Onderdeel c vervalt.
B
In artikel 16, eerste lid, onderdeel a, vervalt «, tenzij de nabestaande is geboren voor 1 januari 1950».
Ba
In artikel 17, vierde lid, vervalt: of een of meer van zijn kinderen.
C
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het vijfde lid wordt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. Het vijfde lid is niet van toepassing op nabestaanden die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt.
2. Het zevende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «bedoeld in het zesde lid» vervangen door: bedoeld in het vijfde lid.
b. Onderdeel d komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: zevende lid.
Ca
In artikel 29a, derde lid, wordt «bedoeld in het eerste tot en met derde lid» vervangen door: bedoeld in het eerste en tweede lid.
D
In artikel 55a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
E
In artikel 68a, eerste lid, vervalt: , halfwezenuitkering.
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid ontstaat op of na 1 januari 2015, geen recht meer op toeslag als gevolg van:
a. wijziging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid;
b. wijziging van de leefvorm, waardoor niet langer sprake is van een ongehuwde als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid;
c. het gaan wonen in Nederland of in een land waarmee een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden, op grond waarvan recht op toeslag kan bestaan als bedoeld in artikel 8a, derde lid;
d. een invrijheidstelling als bedoeld in artikel 8b, derde lid; of
e. het zich niet langer onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel 8c, derde lid.
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien het recht op toeslag is geëindigd uitsluitend als gevolg van een incidentele stijging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, kan, in afwijking van het tweede lid, het recht op toeslag herleven.
A
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Een wijziging van het brutoouderdomspensioen in verband met een wijziging van het netto-minimumloon wordt samen met de dag waarop deze wijziging ingaat, door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
2. In het achtste lid (nieuw) wordt «herziening» vervangen door: wijziging.
3. In het negende lid (nieuw) wordt «herziene» vervangen door «gewijzigde», «herziening» vervangen door «wijziging» en wordt «zevende lid» telkens vervangen door: achtste lid.
Aa
Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel 11, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de inkomensgrens, bedoeld in het eerste lid.
Ab
Artikel 22, derde lid, komt te luiden:
3. Het bedrag van het voorschot over een maand, respectievelijk van de voorschotten over twee en drie maanden wordt verrekend met het ouderdomspensioen over respectievelijk de eerste zes volledige kalendermaanden, de eerste twaalf volledige kalendermaanden en de eerste achttien volledige kalendermaanden na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
B
In artikel 25, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 van bijlage 2 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Participatiewet en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Participatiewet: de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5
B
Artikel 9 van bijlage 2 en artikel 2 van bijlage 3 worden als volgt gewijzigd:
1. De zinsneden met betrekking tot de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de Participatiewet vervallen.
2. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Participatiewet: met uitzondering van de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
C
In artikel 9 van bijlage 2 vervalt: Wet participatiebudget.
In de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten worden na artikel 43 twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. In dit artikel en de daarop te baseren ministeriële regeling wordt verstaan onder een ADL-woning: een woning die deel uitmaakt van een aantal bij elkaar horende, rolstoeldoorgankelijke sociale huurwoningen die tot stand zijn gekomen met behulp van subsidie uit de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.
2. Het Zorginstituut verstrekt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels tijdelijk subsidies aan organisaties voor het verlenen van gedurende het gehele etmaal direct oproepbare assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen in en om de ADL-woning, waaronder alarmopvolging bij een noodoproep.
3. Indien een verzekerde in aanmerking komt voor assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen in en om de woning als bedoeld in het eerste lid, die met een in dat lid bedoelde subsidie wordt gefinancierd, heeft hij geen aanspraken op grond van deze wet of op een subsidie als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b.
4. In de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, kan een subsidieplafond worden opgenomen.
1. Het Zorginstituut verstrekt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels tijdelijke subsidie aan organisaties voor:
a. het verlenen van behandeling, omvattende geneeskundige zorg van specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke of specifiek paramedische aard, aan bij die regeling aan te wijzen personen voor wie die behandeling noodzakelijk is in verband met een somatische of een psychogeriatrische aandoening of een lichamelijke beperking, of aan bij die regeling te bepalen meerderjarige personen voor wie die behandeling noodzakelijk is in verband met een verstandelijke beperking, en
b. medisch noodzakelijk vervoer naar en van een instelling waar gedurende een dagdeel een behandeling als bedoeld in onderdeel a wordt ontvangen.
2. De voorwaarden voor de in het eerste lid bedoelde subsidies kunnen voor verschillende categorieën van verzekerden verschillend worden vastgesteld.
3. In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kan een subsidieplafond worden opgenomen.
In artikel 7, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet wordt «richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10)» vervangen door: Richtlijn 2012/18/EU van het Europees parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197).
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 628 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen» vervangen door: behoudens voor zover de werknemer de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.
2. Het negende lid komt te luiden:
9. Elk beding dat ten nadele van de werknemer afwijkt van dit artikel is nietig.
B
In artikel 648 vervalt het derde lid onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
C
Artikel 667 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt na «artikel 671, lid 1, onderdelen a tot en met h,» ingevoegd «of artikel 40 van de Faillissementswet», wordt «na een tussenpoos» vervangen door «aansluitend of na een tussenpoos», wordt «voortgezet» vervangen door «opgevolgd» en wordt «voortgezette» vervangen door: opvolgende.
2. In het vijfde lid wordt «Van een voortgezette arbeidsovereenkomst» vervangen door «Van arbeidsovereenkomsten die elkaar hebben opgevolgd» en wordt na «werkgevers die» ingevoegd: , ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer,.
Ca
Artikel 668 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt: in geld vastgestelde.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat voor de toepassing van lid 3 wordt verstaan onder loon.
Cb
Artikel 668a, negende lid, komt te luiden:
9. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan voor daarin aangewezen arbeidsovereenkomsten die uitsluitend of overwegend zijn aangegaan omwille van de educatie van de werknemer dit artikel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing worden verklaard.
D
Artikel 670, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «het verzoek om toestemming, bedoeld in artikel 671a,» vervangen door: een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 671a.
2. In de tweede zin wordt «tengevolge» vervangen door: ten gevolge.
E
Artikel 670a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Artikel 670, lid 1, onderdeel a, is niet van toepassing, indien de werknemer zonder deugdelijke grond de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a, weigert na te komen en de werkgever de werknemer schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van deze verplichtingen of om die reden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7, de betaling van het loon heeft gestaakt.
2. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt «of».
3. Aan het tweede lid, onderdeel d, wordt toegevoegd: of.
Ea
In artikel 670b, vierde lid, wordt na «een ontbinding als bedoeld in lid 2» ingevoegd: of een herroeping als bedoeld in artikel 671, lid 2,.
F
Artikel 671 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «waarvan herstel» vervangen door: van wie herstel.
2. In het vijfde lid wordt na «een herroeping op grond van lid 2» ingevoegd: of een ontbinding als bedoeld in artikel 670b, lid 2,.
G
Artikel 671a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt «beslissingstermijn» vervangen door: beslistermijn.
2. In het derde lid wordt «in het bezit van» vervangen door: in het bezit zijn van.
3. Aan het zevende lid wordt toegevoegd: en kan worden bepaald wat mede onder de werkgever, bedoeld in lid 5, wordt verstaan.
4. Na het negende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de commissie, bedoeld in lid 2, en de procedure betreffende het verlenen van toestemming door die commissie.
H
Artikel 671b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt voor «indien de toestemming» ingevoegd: op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a en b,.
2. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na «in verband met het» ingevoegd: , zonder deugdelijke grond.
b. In onderdeel a, wordt na «om die reden» ingevoegd: , met inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7,.
c. In onderdeel b wordt toegevoegd: , tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
3. In het achtste lid, onderdeel a, wordt voor «opzegging» ingevoegd «regelmatige» en wordt «de duur van de periode gelegen tussen de ontvangst van het verzoek om ontbinding en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking» vervangen door: de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek om ontbinding en eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing.
4. In het negende lid, onderdeel b, wordt «een hogere vergoeding dan de vergoeding, bedoeld in onderdeel a,» vervangen door: naast de vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Elk beding waarbij de mogelijkheid voor de werkgever om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bedoeld in lid 1, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
I
Artikel 671c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel b, wordt «een hogere vergoeding dan de vergoeding, bedoeld in onderdeel a,» vervangen door: naast de vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding.
2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan worden bepaald dat de kantonrechter de vergoeding, bedoeld in lid 3, onderdeel c, op een hoger bedrag kan stellen, indien de werknemer een in die regeling aan te wijzen functie in een bedrijfstak uitoefende. Uitsluitend functies in een bedrijfstak die zijn aangewezen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 668a, lid 8, kunnen worden aangewezen als een functie als bedoeld in de eerste zin.
J
Artikel 672 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien de toestemming, bedoeld in artikel 671a, lid 1, is verleend, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met de duur van de periode die aanvangt op de datum waarop het volledige verzoek om toestemming is ontvangen en eindigt op de datum van dagtekening van de beslissing op het verzoek om toestemming, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert.
2. In het tiende lid wordt «negende lid» vervangen door: lid 9.
K
Artikel 673 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt telkens «in geld vastgestelde».
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Indien in de in lid 4, onderdeel b, bedoelde situatie bij de beëindiging van een voorafgaande arbeidsovereenkomst een transitievergoeding is betaald of op grond van artikel 673b, lid 1, een gelijkwaardige voorziening is verstrekt, wordt een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding die bij die beëindiging op grond van de leden 1 en 2 verschuldigd was of zou zijn geweest in mindering gebracht op de transitievergoeding.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat voor de toepassing van lid 2 wordt verstaan onder loon.
L
Artikel 673a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het in geld vastgestelde loon per maand» vervangen door: het loon per maand, bedoeld in artikel 673, lid 2.
2. In het derde lid wordt «werkgevers» vervangen door: categorieën van werkgevers.
M
Artikel 673b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: , gericht op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid.
2. In het tweede lid wordt «in het bezit van» vervangen door: in het bezit zijn van.
N
In artikel 673d, eerste lid, aanhef, wordt «tweede lid» vervangen door: lid 2.
Na
In artikel 677 wordt, onder vernummering van het zesde tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan worden bepaald dat de kantonrechter de vergoeding, bedoeld in lid 4, op een hoger bedrag kan stellen ten laste van de werknemer, indien de werknemer een in die regeling aan te wijzen functie in een bedrijfstak uitoefende. Uitsluitend functies in een bedrijfstak die zijn aangewezen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 668a, lid 8, kunnen worden aangewezen als een functie als bedoeld in de eerste zin.
O
Artikel 681, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot de onderdelen b tot en met e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 671;.
2. In onderdeel b (nieuw) vervalt: , of artikel 671.
3. In onderdeel d (nieuw) vervallen «een ander in dienst neemt voor» en «of» en wordt na «opgezegd» ingevoegd: door een ander laat verrichten.
P
Artikel 682 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, aanhef, wordt «waarop de arbeidsovereenkomst» vervangen door «van de ontbindingsbeschikking», vervalt «is ontbonden, een ander in dienst neemt voor», en wordt «voor de ontbinding» vervangen door: door een ander laat verrichten.
2. In het vijfde lid, aanhef, wordt «waarop de arbeidsovereenkomst» vervangen door «van de ontbindingsbeschikking» en vervalt: is ontbonden.
Q
Artikel 682a wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt «nadere».
2. In onderdeel c wordt voor «werknemers» ingevoegd: voormalige.
R
In artikel 683, tweede lid, vervalt «daarbij door de rechter toegekende».
Ra
Artikel 685 vervalt.
S
Artikel 686a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde zijn gebaseerd, worden ingeleid met een verzoekschrift.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde zijn gebaseerd, kunnen daarmee verband houdende andere vorderingen worden ingediend met een verzoekschrift.
3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a, onder 1°, vervalt «668, lid 3,» en wordt een komma ingevoegd na «lid 9».
b. In onderdeel c wordt «de artikelen 681, lid 1, onderdelen c en d» vervangen door: de artikelen 681, lid 1, onderdelen d en e.
c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. twee maanden na de dag waarop de toestemming, bedoeld in artikel 671a, is geweigerd, indien het een verzoek op grond van artikel 671b, lid 1, onderdeel b, betreft;
e. drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel 668, lid 1, is ontstaan, indien het een verzoek op grond van artikel 668, lid 3, betreft.
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
9. Verzoeken op grond van deze afdeling worden gedaan aan de ingevolge de artikelen 99, 100 en 107 tot en met 109 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegde kantonrechter.
10. De rechter kan een zaak in twee of meer zaken splitsen indien het verzoek en de in het verzoekschrift ingediende vorderingen als bedoeld in het derde lid, zich naar het oordeel van de rechter niet lenen voor gezamenlijke behandeling. In de beslissing tot splitsing vermeldt de rechter, voor zover van toepassing, het bijkomende griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden. De gesplitste zaken worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevinden op het moment van de splitsing.
T
In artikel 727 wordt onderdeel j geletterd onderdeel i.
U
In artikel 728 wordt «bedoeld in artikel 685» vervangen door: bedoeld in de artikelen 671b en 671c.
Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1614aa komt te luiden:
1. De artikelen 646 tot en met 649 van Boek 7 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de artikelen 646, tweede lid, tweede zin, 648, derde lid, en 649, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever in strijd met de artikelen, bedoeld in het eerste lid, of wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op de artikelen, bedoeld in het eerste lid, of ter zake bijstand heeft verleend, is vernietigbaar.
3. Indien de werknemer niet binnen twee maanden na de opzegging een beroep op deze vernietigingsgrond doet, vervalt zijn bevoegdheid daartoe.
4. Een rechtsvordering in verband met de vernietiging verjaart door verloop van zes maanden na de dag waartegen is opgezegd.
5. De opzegging, bedoeld in het tweede lid, maakt de werkgever niet schadeplichtig.
B
In artikel 1615t, tweede lid, wordt «tijstip» vervangen door: tijdstip.
In artikel 3, tweede lid, van de Cessantiawet BES wordt «artikel 1615k» vervangen door: artikel 1615fa.
Het vierde lid van artikel 40 van de Faillissementswet vervalt.
Onderdeel B van de Bijlage, bedoeld in artikel 124b, eerste lid, van de Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
1. In nummer 1. wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. Nummer 6. vervalt onder vernummering van nummer 7. tot nummer 6.
Artikel III, onderdeel L, van de Invoeringswet Participatiewet komt als volgt te luiden:
L
In artikel 2:42, eerste lid, onderdelen a en b, wordt «45%» telkens vervangen door «50%» en wordt «0,75» telkens vervangen door: 0,7.
Artikel 3 van de Kaderwet SZW-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid vervalt « of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen».
2. In het vijfde lid vervalt « of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».
De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt de zinsnede «vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3, door het college vastgestelde verhoging of verlaging» vervangen door: verminderd met de op grond van paragraaf 3.3, door het college vastgestelde verlaging.
2. De punt aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door een puntkomma.
B
Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder 2° wordt «onderdelen b en c» telkens vervangen door: onderdeel b.
b. Onder 6° vervalt de punt aan het slot van de zin.
c. In de laatste zin wordt «biedt deze voorziening aan, en» vervangen door: biedt deze voorziening aan;.
2. Onderdeel c met de tekst «verstrekt een koopkrachttegemoetkoming als bedoeld in artikel 36a.» vervalt.
3. Onderdeel c met de tekst «draagt aan personen het verrichten van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, op;» komt te luiden:
c. ontwikkelt beleid ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, en voert dit uit, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b;.
C
In artikel 8, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 9a, twaalfde lid.
Ca
In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, wordt na «zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en» ingevoegd: , indien van toepassing,.
D
In artikel 9a, twaalfde lid, wordt «artikel 8, eerste lid, onderdeel h» vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdeel e.
E
Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. «onderdelen b en c» wordt telkens vervangen door: onderdeel b.
2. Na «het minimumloon bedraagt» wordt een komma ingevoegd.
Ea
Artikel 10d, vierde lid, eerste zin, komt te luiden:
De hoogte van de loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, is het verschil tussen het wettelijk minimumloon vermeerderd met de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de loonwaarde van die persoon vermeerderd met de voor die persoon naar rato van de loonwaarde rechtens geldende vakantiebijslag, maar is ten hoogste 70% van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.
Eb
Aan artikel 15, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Onder een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening wordt niet verstaan het op verzoek van het college indienen door de belanghebbende van een aanvraag tot vervroeging van de ingangsdatum van een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet en in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zolang belanghebbende nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
F
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «deze wet» ingevoegd: , met uitzondering van artikel 17, eerste lid,.
2. In het vijfde en zesde lid wordt «artikel 8, eerste lid, onderdeel b» telkens vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdeel a.
G
In artikel 18a wordt na het achtste lid, onder vernummering van het negende tot en met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
9. Indien bijstand aan een gezin wordt verleend, berust de verplichting tot betaling van de bestuurlijke boete bij alle gezinsleden en zijn deze gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van deze verplichting.
Ga
Artikel 20 komt te luiden:
1. Voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste komende kinderen is de norm per kalendermaand, indien het betreft:
a. een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar: € 234,88;
b. gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: € 469,76;
c. gehuwden die niet met een of meer andere meerderjarige personen dan de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder: € 914,63.
2. Voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen is de norm per kalendermaand, indien het betreft:
a. een alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar: € 234,88;
b. gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: € 741,66;
c. gehuwden die niet met een of meer andere meerderjarige personen dan de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder: € 1 186,53.
3. Voor gehuwden die naast de echtgenoot nog met een of meer andere meerderjarige personen in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder, is de norm per kalendermaand de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde norm vermeerderd met de op de echtgenoot van 21 jaar en ouder op grond van artikel 22a van toepassing zijnde norm.
H
Artikel 22a komt te luiden:
1. Indien de belanghebbende met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, is de norm per kalendermaand voor de belanghebbende:
Hierbij staat:
• A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft; en
• B voor de rekennorm.
2. De rekennorm, bedoeld in het eerste lid, is voor de belanghebbende:
a. van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, de norm voor gehuwden, bedoeld in artikel 21, onderdeel b;
b. van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, waarvan de echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, de norm voor gehuwden, bedoeld in artikel 22, onderdeel c;
c. die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, de norm voor gehuwden, bedoeld in artikel 22, onderdeel b.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de belanghebbende:
a. die gehuwd is en die niet met een of meer andere meerderjarige personen dan de echtgenoot in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, tenzij die echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft; of
b. die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt.
4. Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, worden niet gerekend:
a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt,
b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van belanghebbende, die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft,
c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger, en
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
5. Op verzoek van het college legt de belanghebbende de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b of onderdeel c, over en toont hij de betaling van de commerciële prijs aan door het overleggen van de bewijzen van betaling.
6. De norm voor gehuwden, op wie het eerste lid van toepassing is, is gelijk aan de som van de normen, bedoeld in dat lid, die voor ieder van de rechthebbende echtgenoten afzonderlijk van toepassing is.
H00a
Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Onder het redelijkerwijs kunnen beschikken over vermogens- en inkomensbestanddelen, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan het op verzoek van het college indienen door de belanghebbende van een aanvraag tot vervroeging van de ingangsdatum van een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet en in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zolang belanghebbende nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
H0a
Artikel 36a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «35, 36» vervangen door: 34 tot en met 36.
2. In het vierde lid wordt «31 tot en met 34» vervangen door: 31 tot en met 33.
Ha
In artikel 36b, eerste lid, onderdeel d, vervalt: met voltijdse arbeid.
Hb
Artikel 37, vierde lid, derde zin, komt te luiden:
Het gewijzigde percentage wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
I
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «23, eerste lid» een komma ingevoegd.
2. In het eerste, tweede, derde en vijfde lid wordt «herzien» vervangen door: gewijzigd.
3. In het derde lid, wordt «artikelen 10a, zesde lid, en 31, tweede lid, onderdelen j, n en r,» vervangen door: 31, tweede lid, onderdelen j, n, r en z,.
4. Het zesde lid komt te luiden:
6. De gewijzigde normen en bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan, worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
Ia
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «herzien» vervangen door: gewijzigd.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De gewijzigde bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan, worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
J
In artikel 44, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 41, eerste lid,» vervangen door «artikel 41, eerste of derde lid,» en wordt «artikel 41, tweede of derde lid» vervangen door: artikel 41, tweede lid.
Ja
In artikel 47a, derde lid, wordt «de hoofdstukken 2 en 3» vervangen door: hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 18, hoofdstuk 3.
Jab
In artikel 47b wordt de zinsnede «16, eerste lid, 17, 31, tweede lid, onderdeel m» vervangen door: 15, eerste lid, 16, eerste lid, 17, 31, tweede lid, onderdeel m, 31, achtste lid,.
Jb
Artikel 47c komt te luiden:
1. De Sociale verzekeringsbank stemt de algemene bijstand als aanvullende inkomensvoorziening ouderen en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
2. De Sociale verzekeringsbank verlaagt de algemene bijstand:
a. ter zake van het niet of onvoldoende nakomen van de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen, met uitzondering van de verplichting opgenomen in artikel 17, eerste lid; dan wel
b. indien de belanghebbende naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan.
3. Indien het college een gegrond vermoeden heeft dat een belanghebbende niet voldoet aan de verplichting tot arbeidsinschakeling dan wel niet of onvoldoende gebruik maakt van re-integratievoorzieningen of inburgeringsvoorzieningen, stelt het de Sociale verzekeringsbank daarvan in kennis.
4. De Sociale verzekeringsbank heroverweegt een besluit als bedoeld in het tweede lid binnen een door haar te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.
5. De Sociale verzekeringsbank verlaagt in ieder geval de algemene bijstand overeenkomstig het zesde, zevende, achtste of negende lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichtingen:
a. het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
b. het uitvoering geven aan de door het college opgelegde verplichting om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau;
c. het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid in een andere dan de gemeente van inwoning, alvorens naar die andere gemeente te verhuizen;
d. bereid zijn om te reizen over een afstand met een totale reisduur van 3 uur per dag, indien dat noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
e. bereid zijn om te verhuizen, indien het college is gebleken dat er geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, en de belanghebbende een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een jaar en een netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm, kan aangaan;
f. het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
g. het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag;
h. het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
6. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vijfde lid niet nakomt, verlaagt de Sociale verzekeringsbank de bijstand met 100% voor een periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden.
7. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vijfde lid niet nakomt binnen twaalf maanden nadat het zesde lid toepassing heeft gevonden, verlaagt de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van het zesde lid, de bijstand met 100% voor een periode die in ieder geval langer is dan de op grond van het zesde lid vastgestelde periode van verlaging en ten hoogste drie maanden.
8. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vijfde lid niet nakomt binnen twaalf maanden nadat het zevende lid toepassing heeft gevonden, verlaagt de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van het zesde en zevende lid, de bijstand met 100% voor een periode van drie maanden.
9. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vijfde lid niet nakomt binnen twaalf maanden nadat het zesde lid toepassing heeft gevonden, verlaagt de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van het zesde, zevende en achtste lid, telkens de bijstand met 100% voor een periode van drie maanden.
10. De Sociale verzekeringsbank ziet af van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
11. De Sociale verzekeringsbank stemt een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
12. Indien de Sociale verzekeringsbank de bijstand overeenkomstig het zesde, zevende, achtste of negende lid heeft verlaagd, kan de Sociale verzekeringsbank op verzoek van de belanghebbende ten aanzien van wie de maatregel is opgelegd, de verlaging herzien zodra het college van oordeel is dat uit de houding en gedragingen van de belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen, bedoeld in het vijfde lid, nakomt. Het college stelt de Sociale verzekeringsbank in kennis van dat oordeel.
13. Bij de toepassing van dit artikel wordt onder belanghebbende mede verstaan het gezin.
14. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van een melding als bedoeld in het derde lid toepassing heeft gegeven aan dit artikel stelt de Sociale verzekeringsbank het college daarvan terstond in kennis.
K
In artikel 47g wordt na het achtste lid, onder vernummering van het negende tot en met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
9. Indien bijstand aan een gezin wordt verleend, berust de verplichting tot betaling van de bestuurlijke boete bij alle gezinsleden en zijn deze gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van deze verplichting.
Ka
Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a,» ingevoegd: of artikel 20, tweede lid, aanhef en onderdeel a,.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na «artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a,» wordt ingevoegd: of artikel 20, tweede lid, aanhef en onderdeel a,.
b. Na «artikel 21, aanhef en onderdeel a» en «artikel 22, aanhef en onderdeel a» wordt een komma ingevoegd.
L
In artikel 59, tweede lid, wordt «artikelen» vervangen door: artikel.
La
In artikel 69 vervalt het vijfde lid.
M
Artikel 78z Overgangsrecht Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «b end» vervangen door «b en d» en wordt «artikel 8, eerste lid, onderdelen a en c» vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b.
2. In het zevende lid wordt «de artikelen 8, 8a, 10b, 18b, tweede lid, en 47» vervangen door: de artikelen 6, 8, 8a, 10b en 47.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de uitvoering door de Sociale verzekeringsbank van de taak, bedoeld in artikel 47a, eerste lid.
De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «artikel 29, vijfde en negende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet.
B
In artikel 1, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, vijfde en elfde lid, van de Ziektewet.
C
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het achtste lid komt te luiden:
8. Het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
12. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van dit artikel wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 62, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7b van de Pensioenwet BES wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een pensioen een pensioen» vervangen door: een pensioen, een pensioen.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot derde tot en met vijfde lid.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het zesde lid wordt, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid, een lid ingevoegd, luidende:
7. Het zesde lid is niet van toepassing op ongehuwden die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt.
2. Het achtste lid (nieuw), onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
3. In het negende lid (nieuw) wordt «zevende lid» vervangen door: achtste lid.
Aa
Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:
2. De gewijzigde bedragen, bedoeld in het eerste lid, en de dag waarop de wijzigingen ingaan, worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
B
In artikel 21, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
Artikel IVA van de Verzamelwet SZW 2013 vervalt.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. indien de werknemer niet over de volledige kalendermaand recht op een uitkering heeft gehad het aantal werkdagen in die kalendermaand waarop recht op uitkering heeft bestaan, vermenigvuldigd met het dagloon. Bij het bepalen van het aantal werkdagen wordt een kalenderweek geacht vijf werkdagen te hebben; of.
2. In het vijfde lid, wordt na «bedoeld in artikel 8, eerste lid, verliest of heeft verloren», ingevoegd: , anders dan door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, vierde lid,.
3. In het achtste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: Onze Minister.
B
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «dienstbetrekking» ingevoegd: «geheel of gedeeltelijk» en wordt onder vervanging van de punt aan het einde van de zin door een komma toegevoegd: behalve als die werkzaamheden worden aangemerkt als vrijwilligerswerk.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid behoudt een persoon de hoedanigheid van werknemer voor zover het aantal uren in een kalenderweek waarop hij werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep verricht niet hoger is dan het gemiddeld aantal uren per kalenderweek waarop hij deze werkzaamheden verrichtte in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan het moment waarop de werkzaamheden in dienstbetrekking, waaruit de werknemer werkloos is geworden, eindigden.
3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, herkrijgt bij de volledige beëindiging van die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer, indien de werkzaamheden worden beëindigd binnen een periode die gelijk is aan de uitkeringsduur, dan wel binnen anderhalf jaar, indien de uitkeringsduur korter is dan anderhalf jaar.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt na «werknemerschap» ingevoegd «geheel of gedeeltelijk» en wordt na «herkrijgt bij» ingevoegd: gehele of gedeeltelijke.
5. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden, waarvan hij op grond van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd, niet zijnde werkzaamheden als bedoeld in het tweede of vierde lid, herkrijgt bij gehele of gedeeltelijke beëindiging van die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer.
6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij ministeriële regeling worden nadere voorwaarden gesteld aan het aanmerken van werkzaamheden als vrijwilligerswerk als bedoeld in het eerste lid.
C
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer inkomen geniet dat, na vermenigvuldiging met de factor C / D, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdelen a en b, meer dan 87,5% van het maandloon bedraagt.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor de werknemer op wie het eerste lid, onderdeel a, van toepassing is, eindigt het recht op uitkering ter zake van het gemiddeld aantal uren per kalenderweek waarop hij werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer in de zin van deze wet wordt beschouwd gedurende de kalenderweken van een periode als bedoeld in artikel 33, waarover betaling plaatsvindt, waarin de desbetreffende kalenderweek zich bevindt.
Ca
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «onderdeel a of c» een komma ingevoegd.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt na «artikel 16, tweede lid» een komma ingevoegd.
3. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Een recht op uitkering dat is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel c, doordat inkomen wordt genoten dat uitsluitend in verband met het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, vierde lid, meer bedraagt dan 87,5% van het maandloon kan slechts herleven, indien de periode tussen de eindiging van het recht en het vervallen van de omstandigheid als hier bedoeld niet langer is dan de resterende uitkeringsduur bij de eindiging van het recht.
D
Artikel 24 wordt al volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, in de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering bestaat op grond van deze wet zijn verstreken, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passend wordt beschouwd arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening of arbeid op grond waarvan men niet als werknemer in de zin van deze wet wordt aangemerkt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden, alsmede in welke gevallen een periode waarin recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste zin.
2. Onder vernummering van het vierde tot en met negende lid, tot vijfde tot en met tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. In afwijking van het derde lid, is alle arbeid direct passend, indien de werknemer na 104 weken ziekte, op grond van artikel 5 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen geen uitkering ontvangt en als gevolg hiervan een uitkering op grond van deze wet ontvangt.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door: zesde lid.
4. In het tiende lid (nieuw) wordt «vijfde en zesde lid» vervangen door: zesde en zevende lid.
E
In artikel 26, eerste lid, onderdeel e, vervalt «, bedoeld in de hoofdstukken VI en XA».
F
In artikel 26a, tweede lid, wordt «35aa» vervangen door: 35ab.
G
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1° of 4°, of vierde lid» vervangen door: artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1° of 4°, of vijfde lid.
2. In het elfde lid wordt na «of tweede lid» een komma ingevoegd.
H
In artikel 30a, vierde lid, wordt «de betaling de uitkering» vervangen door: de betaling van de uitkering.
I
In artikel 36c, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
J
In artikel 41 wordt «week» vervangen door: maand.
Ja
In artikel 42 worden onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot zesde en zevende lid twee leden ingevoegd, luidende:
4. Indien de duur van het arbeidsverleden gelegen voor 2016 niet louter uitgedrukt wordt in een aantal gehele kalenderjaren, wordt het kwart, halve of driekwart kalenderjaar geacht gelegen te zijn na 2015.
5. Als de duur van het arbeidsverleden gelegen na 2015 niet louter uitgedrukt wordt in een aantal gehele kalenderjaren, wordt de duur van het arbeidsverleden naar beneden afgerond tot gehele kalenderjaren.
Jb
In artikel 47, tweede lid, wordt «inkomen in verband met arbeid, bedoeld in het eerste lid» vervangen door: inkomen in verband met arbeid als bedoeld in het eerste lid.
K
Artikel 42a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «worden met dagen of uren waarover loon is ontvangen, gelijkgesteld» vervangen door: worden met dagen waarover loon is ontvangen of met acht uren waarover loon is ontvangen, gelijkgesteld.
2. In de onderdelen a en b vervalt «of uren».
L
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «gehele».
2. In het derde lid vervalt «geheel».
M
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:.
2. Indien de werknemer meer dan een recht op uitkering op grond van deze wet heeft en de factor D, bedoeld in het eerste lid, voor het eerst ontstane recht is hoger dan het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, Wet financiering sociale verzekeringen, bedraagt de uitkering per kalendermaand op grond van het recht dat is ontstaan na het eerst ontstane recht, in afwijking van het eerste lid:
a. 0,75 * (A * C/D – B * C/D) – E over de eerste twee maanden waarin recht op een uitkering bestaat; en
b. 0,7 * (A * C/D – B * C/D) – E vanaf de derde maand waarin recht op een uitkering bestaat.
Hierbij staat:
A voor het maandloon;
B voor het inkomen in een kalendermaand;
C voor het dagloon van het eerst ontstane recht;
D voor het dagloon waarnaar de uitkering zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag; en
E voor het inkomen in verband met arbeid.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen in verband met arbeid als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verstaan.
N
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde en zevende lid wordt «onderdeel a en b» vervangen door: onderdelen a en b.
2. In het zevende en achtste lid wordt na «artikel 17, eerste lid,» ingevoegd: van de.
3. In het negende lid vervalt « door het UWV».
O
In artikel 65, eerste lid, wordt «wordt,» vervangen door: , wordt.
P
In artikel 79, vierde lid, wordt «tweede» vervangen door: derde.
Q
Artikel 130r wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «vierde lid, zevende en negende lid, zijn» vervangen door: vierde, zevende en negende lid, is.
2. In het tweede lid wordt «achtste lid, zijn» vervangen door «achtste lid, is» en wordt «van Wet werk en zekerheid» vervangen door: van de Wet werk en zekerheid.
R
Artikel 130z wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «Hoofdstuk II» vervalt telkens «van de Werkloosheidswet».
2. In het tweede lid wordt «op grond van de Werkloosheidswet zoals deze luidt na de inwerkingtreding» vervangen door: op grond van deze wet zoals deze komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid.
S
In artikel 130aa, eerste lid, wordt «Hoofdstuk II van de Werkloosheidswet» vervangen door «Hoofdstuk II» en wordt telkens «van de Werkloosheidswet» vervangen door: van deze wet.
T
In artikel 130bb wordt «De Werkloosheidswet» vervangen door: Deze wet.
U
In artikel 130cc wordt «De Werkloosheidswet» vervangen door «Deze wet» en wordt «hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet» vervangen door: hoofdstuk IV van deze wet.
V
In artikel 130dd wordt «De Werkloosheidswet» vervangen door «Deze wet» en wordt «hoofdstuk II van de Werkloosheidswet» vervangen door: hoofdstuk II van deze wet.
De Wet algemene ouderdomsverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, derde lid, vervalt «, onderdeel a».
B
In artikel 41, eerste lid, vervalt «van artikel 6».
In artikel 7a, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt «of waarvan is opgenomen» vervangen door: en waarvan is opgenomen.
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3:13, tweede lid, wordt «de artikelen 15 en van de Ziektewet» vervangen door: de artikelen 15 en 16 van de Ziektewet.
B
Artikel 3:13 komt te luiden:
1. De uitkering, bedoeld in deze paragraaf, bedraagt per dag het dagloon.
2. Voor de berekening van de uitkering waarop op grond van deze paragraaf recht bestaat, wordt als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, dat de werknemer of de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, dan wel de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het recht op uitkering op grond van deze paragraaf is ontstaan, verdiende in de dienstbetrekking waaruit dat recht is ontstaan, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
3. In afwijking van het tweede lid, wordt, indien de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, direct voorafgaand aan het recht op uitkering op grond van deze wet of de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, voorafgaand aan het recht op uitkering op grond van deze wet, een recht op uitkering heeft gehad op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet, met uitzondering van artikel 18 en hoofdstuk IV, of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voor de hoogte van het dagloon uitgegaan van het dagloon zoals dat op grond van de Ziektewet, Werkloosheidswet, of Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is vastgesteld en herzien.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van de vaststelling en de herziening van het dagloon, bedoeld in het tweede en derde lid, nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld, onder meer over de vaststelling en herziening van het dagloon wanneer de dienstbetrekking in het tweede lid, korter heeft geduurd dan het jaar, bedoeld in dat lid en over de vaststelling van het dagloon voor de vrijwillig verzekerde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, van deze wet.
5. Op een op grond van dit artikel vastgesteld dagloon, is artikel 16 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
6. Indien het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet van:
a. de gelijkgestelde die als gelijkgestelde wordt aangemerkt op grond van de artikelen 3:6, eerste lid, van deze wet en 7, onderdeel a, van de Ziektewet; of
b. de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, die voorafgaand aan de uitkering op grond van deze wet een uitkering op grond van de Werkloosheidswet heeft gehad,
is gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze luidde voor inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid, dan blijft artikel 3:13, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel XIV, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2015 van toepassing en wordt in het tweede lid «op grond van de artikelen 15 en 16 van de Ziektewet en de daarop berustende bepalingen» gelezen als: op grond van de artikelen 15 en 16 van de Ziektewet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van de artikelen XXVI, onderdeel S en XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid.
7. Indien het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet van de gelijkgestelde, die als gelijkgestelde wordt aangemerkt op grond van de artikelen 3:6, eerste lid, of 3:10 van deze wet en 8, onderdeel a, van de Ziektewet, en die persoon direct voorafgaand aan de uitkering op grond van de Ziektewet een recht op uitkering had op grond van de Werkloosheidswet, is gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de artikelen XXVI, onderdeel S en XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid, dan blijft artikel 3:13 van deze wet, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van artikel XIV, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2015 en van artikel XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid van toepassing.
8. Het zesde tot en met achtste lid vervallen met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
C
Artikel 3:14a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «, dan verzoekt het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: , dan verzoekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2. In het vierde lid wordt «toeslag» vervangen door: uitkering..
D
Artikel 3:15 vervalt.
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1a:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «als gevolg ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling» vervangen door: als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling.
2. In het achtste lid, wordt «het eerste en vierde lid» vervangen door: het eerste, vierde en zesde lid.
B
In artikel 2:7, zesde lid, wordt «voorschift» vervangen door: voorschrift.
C
In artikel 2:55a, vierde lid, wordt «schort uit Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Ca
Artikel 2:59, eerste lid, komt te luiden:
1. Een inkomensvoorziening die op grond van dit hoofdstuk onverschuldigd is betaald, hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 2:58 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen onverschuldigd is betaald of verstrekt, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
D
Artikel 2:62, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met e tot c tot en met d.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d (nieuw) door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.
E
Artikel 3:47a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «inkomensvoorziening» vervangen door: arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. In het vierde lid wordt «schort uit Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Ea
Artikel 3:48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast. Indien diegene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden genomen.
F
In artikel 3:59, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
G
Artikel 3:75, derde lid, komt te luiden:
3. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
0A
In de artikelen 54, derde lid, 54a, vijfde lid, en 67h wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
A
Artikel 55b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de ontvanger van een arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: de ontvanger van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. In het vierde lid wordt «schort uit Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Aa
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot het derde tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast. Indien diegene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden genomen.
B
In artikel 65a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
C
Artikel 67i, derde lid, komt te luiden:
3. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
00A
In artikel 3 vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële middelen voor het vormen en in stand houden van reserves in deze fondsen,.
0A
In artikel 23, eerste lid, vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële middelen voor het vormen en in stand houden van reserves in deze fondsen,.
A
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, laatste zin, komt te luiden: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld, waaronder het stellen van voorwaarden ter afbakening van de verschillende categorieën van werkgevers en werknemers.
2. Het zesde lid met de volgende tekst vervalt:
6. Het UWV dan wel, indien Onze Minister het percentage heeft vastgesteld, Onze Minister maakt bekend welk deel van het percentage, bedoeld in het eerste lid, is gerelateerd aan hetgeen op grond van artikel 104, eerste lid, onderdelen a en b, onderdeel c, respectievelijk onderdeel d, ten laste komt van een sectorfonds.
Aa
In artikel 29 vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële middelen voor het vormen en in stand houden van reserves in dat fonds,.
Ab
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële middelen voor het vormen en in stand houden van reserves in dat fonds,.
2. In het tweede lid vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële middelen voor het vormen en in stand houden van reserves in de Werkhervattingskas,.
B
In artikel 38a, eerste lid, wordt «Toeslagenwet, over het loon» vervangen door «Toeslagenwet en over het loon» en vervalt «en over het loon van de werknemer van de eigenrisicodrager, op wie artikel 56 van toepassing is».
C
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Alvorens de korting, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast beschikt de werkgever over een verklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, het college van burgemeester en wethouders of een andere uitkeringsinstantie, dat de werknemer, bedoeld in het eerste of tweede lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of voldoet aan het tweede lid.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De werkgever bewaart de verklaring, bedoeld in het vierde lid, bij de loonadministratie.
D
Artikel 48a wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid, onderdeel d, wordt «en een arbeidsduur van ten minste 32 uren per week» vervangen door: en met een arbeidsduur van ten minste 32 uren per week en bij een dienstbetrekking die is aangevangen op of na 1 juli 2015, een arbeidsduur van ten minste 24 uren per week.
2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Alvorens de korting, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast beschikt de werkgever over:
a. de schriftelijke arbeidsovereenkomst met of de schriftelijke publiekrechtelijke aanstelling van de werknemer waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel d;
b. een verklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders dat de werknemer, bedoeld in het eerste lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
3. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. De werkgever bewaart de arbeidsovereenkomst of de publiekrechtelijke aanstelling en de verklaring, bedoeld in het vierde lid, bij de loonadministratie.
Da
Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel f, wordt «verstrekt op grond van artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten» vervangen door: verstrekt op grond van de artikelen 43a, 43b of 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
2. Het derde lid vervalt.
Db
In artikel 112 vervalt de zinsnede: alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve,.
Dc
In artikel 113a vervalt de zinsnede: alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve,.
E
Artikel 117b, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan recht had op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f of g, van de Ziektewet of op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, dat aan een werknemer is toegekend direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, bestond;.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel j, luidende:
k. het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Ziektewet toegekend aan een werknemer direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, van de Ziektewet bestond.
Ea
Artikel 120, achtste lid, komt te luiden:
8. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de door het College zorgverzekeringen, het UWV en de SVB beheerde fondsen betreffende de onderscheiding van het vermogen van het fonds in verschillende bestanddelen en de normen tot vaststelling van de omvang van deze bestanddelen.
F
Na artikel 122a wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:
De artikelen 47 en 48a, zoals deze luiden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel XVII, onderdelen C en D, van de Verzamelwet SZW 2015 blijven van toepassing voor zover de desbetreffende premiekorting op die dag werd toegepast voor het in dienst hebben van een werknemer als bedoeld in artikel 47, eerste en tweede lid, of artikel 48a, eerste lid.
G
Artikel 122g vervalt.
H
In artikel 124 wordt «verplicht desgevraagd aan elkaar» vervangen door: bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan elkaar.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel 5, zevende lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt «niet».
2. In het vierde lid vervalt «door Onze Minister».
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De in het tweede lid, onderdelen 2 en 3, genoemde bedragen worden gewijzigd met ingang van de dag waarop het netto minimumloon wordt gewijzigd met het percentage van deze wijziging, zodanig dat deze netto gelijk zijn aan het netto minimumloon.
4. In het zesde lid wordt «herzien» telkens vervangen door «gewijzigd» en wordt «herziening» vervangen door «wijziging».
5. Het achtste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
6. Het tiende lid komt te luiden:
10. De gewijzigde bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
Aa
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt gewijzigd met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar, met het percentage waarmee het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaand afwijkt van het prijsindexcijfer waarop de laatste vaststelling van het bedrag is gebaseerd.
2. Het achtste lid komt te luiden:
8. Het bedrag, genoemd in het derde lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd.
3. Het tiende lid komt te luiden:
10. Het bedrag, genoemd in het negende lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd.
4. Het twaalfde lid komt te luiden:
12. Het bedrag, genoemd in het elfde lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 21, tweede lid, onderdeel z, van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
13. De gewijzigde bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan, worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
B
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «nodigen hem uit binnen een door hen» wordt vervangen door: nodigt hem uit binnen een door het college.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van de uitkering, dan wel trekt een besluit tot toekenning van de uitkering in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering kan het college een besluit tot toekenning van uitkering herzien of intrekken, indien een gedraging als bedoeld in artikel 20, tweede lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering of anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
C
Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:
1. Het college is verantwoordelijk voor:
a. het verlenen van een uitkering aan de gewezen zelfstandige, bedoeld in artikel 2;
b. het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, en het uitvoeren ervan, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel e.
D
Aan artikel 35 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f.
E
Aan artikel 37, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden.
F
Artikel 59i vervalt.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel 5, veertiende lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde en vierde lid vervalt «door Onze Minister».
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Indien de grondslag, bedoeld in het eerste lid, lager is dan de grondslag, vastgesteld op grond van het derde en vierde lid, bedraagt de eerstgenoemde grondslag het maandloon, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, van de Werkloosheidswet, dan wel het maandloon, bedoeld in artikel 13, vierde lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Deze grondslag wordt gewijzigd op de wijze, bedoeld in artikel 14, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
3. Het zesde, zevende, tiende en elfde lid vervallen onder vernummering van het achtste en negende lid tot zesde en zevende lid en het twaalfde tot en met vijftiende lid tot achtste tot en met elfde lid.
4. In het zevende lid (nieuw) wordt «herzien» telkens vervangen door «gewijzigd» en wordt «herziening» vervangen door «wijziging».
5. Het achtste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
6. Het elfde lid (nieuw) komt te luiden:
11. De gewijzigde bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan, worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
Aa
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag, wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Het bedrag, genoemd in het vijfde lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag, wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
3. Het achtste lid komt te luiden:
8. Het bedrag, genoemd in het zevende lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel z, van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag, wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
B
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «nodigen hem uit binnen een door hen» wordt vervangen door: nodigt hem uit binnen een door het college.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van de uitkering, dan wel trekt een besluit tot toekenning van de uitkering in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering kan het college een besluit tot toekenning van uitkering herzien of intrekken, indien een gedraging als bedoeld in artikel 20, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering of anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
C
Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:
1. Het college is verantwoordelijk voor:
a. het verlenen van een uitkering aan de werkloze werknemer, bedoeld in artikel 2;
b. het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, en het uitvoeren ervan, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel e.
D
Aan artikel 35 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f.
E
Aan artikel 37, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden.
F
Artikel 59e vervalt.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, komt in de begripsomschrijving van «gastouderopvang» onderdeel c, onder 1, te luiden: op het woonadres van de gastouder,.
Aa
Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, wordt «Een ouder» vervangen door «Een ouder of zijn partner» en «artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a of b,» door «artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a of b, of derde lid, onderdeel a,».
2. Na het zesde lid worden twee leden toegevoegd:
7. Indien een ouder of zijn partner in het berekeningsjaar 2015 of 2016 werkloos wordt, behoudt hij in afwijking van het vijfde lid gedurende zes kalendermaanden dezelfde aanspraak op een kinderopvangtoeslag indien sprake is van omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid.
8. Dit lid en het zevende lid vervallen met ingang van 1 januari 2017.
B
Artikel 1.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «premieopslagen, bedoeld in het eerste lid, zijn» vervangen door: premieopslag, bedoeld in het eerste lid, is.
2. In het derde lid wordt «premieopslagen worden» vervangen door: premieopslag wordt.
3. In het vierde lid wordt «premieopslagen» vervangen door: premieopslag.
C
Artikel 1.48 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, en het tweede lid, eerste zin, wordt «opneming» vervangen door: inschrijving.
2. In het derde lid wordt «voor inschrijving» vervangen door: tot inschrijving.
3. In het zesde lid wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
D
In artikel 1.48b, derde lid, wordt «geregistreerd» vervangen door: ingeschreven.
E
Artikel 1.48c vervalt.
F
Artikel 1.61, eerste lid, laatste zin, en artikel 2.19, eerste lid, laatste zin, komen te luiden: Het college wijst de directeur publieke gezondheid van de GGD, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet publieke gezondheid, aan als toezichthouder.
G
Na artikel 1.61 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een door Onze Minister aan te wijzen instelling bevordert de kwaliteit en uniformiteit van de uitvoering van de taak door het college op grond van deze afdeling.
2. Bij beschikking van Onze Minister wordt een financiële vergoeding verstrekt aan de instelling, bedoeld in het eerste lid.
H
Na artikel 2.19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een door Onze Minister aan te wijzen instelling bevordert de kwaliteit en uniformiteit van de uitvoering van de taak door het college op grond van deze afdeling.
2. Bij beschikking van Onze Minister wordt een financiële vergoeding verstrekt aan de instelling, bedoeld in het eerste lid.
I
Onder verlettering van artikel 3.8i tot artikel 3.8j wordt het met artikel I, onderdeel AL, van de Wijzigingswet kinderopvang 2013 toegevoegde artikel 3.8h verletterd tot artikel 3.8i.
De Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel III, onderdeel A, subonderdeel 3, komt te luiden:
3. Onder vernummering van het achtste lid tot tiende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
8. Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden niet gerekend:
a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt,
b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de alleenstaande gewezen zelfstandige, die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de alleenstaande gewezen zelfstandige, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger in dezelfde woning als de alleenstaande gewezen zelfstandige zijn hoofdverblijf heeft;
c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de alleenstaande gewezen zelfstandige zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de gewezen zelfstandige een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger; en
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor hij op enig moment tijdens dat onderwijs in aanmerking kan komen voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, de persoon die onderwijs volgt waarvoor hij in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
9. Op verzoek van het college legt de alleenstaande gewezen zelfstandige de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in het achtste lid, onderdeel b of onderdeel c, over en toont hij de betaling van de commerciële prijs aan door het overleggen van de bewijzen van betaling.
B
Artikel VI, onderdeel A, subonderdeel 3, komt te luiden:
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
10. Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden niet gerekend:
a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;
b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de pensioengerechtigde, die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de pensioengerechtigde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger in dezelfde woning als de pensioengerechtigde zijn hoofdverblijf heeft;
c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de pensioengerechtigde zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de pensioengerechtigde een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger; en
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
11. Op verzoek van de Sociale verzekeringsbank legt de pensioengerechtigde de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in het tiende lid, onderdeel b of onderdeel c, over en toont hij de betaling van de commerciële prijs aan door het overleggen van de bewijzen van betaling.
C
Het in artikel VI, onderdeel H, voorgestelde artikel 64a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a vervalt onder lettering van de onderdelen b tot en met d tot a tot en met c.
2. In onderdeel a (nieuw) wordt «in 2016» vervangen door: van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016.
3. Aan het slot wordt de puntkomma vervangen door een punt.
D
Het in artikel IX, onderdeel H, voorgestelde artikel 44d van de Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a vervalt, onder lettering van de onderdelen b tot en met d tot a tot en met c.
2. In het eerste lid, onderdeel a (nieuw) wordt «in 2016» vervangen door: van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016.
3. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.
4. In het tweede lid (nieuw) wordt «onderdeel b» vervangen door: onderdeel a.
5. In het derde lid (nieuw) wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel b.
E
In artikel XVII, eerste lid, wordt «III, onderdelen A en D» vervangen door: III, onderdelen A en E.
De Wet melding collectief ontslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
de commissie, bedoeld in artikel 671a, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van personen, voor de toepassing van deze wet, gelijk worden gesteld met werknemers als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
B
In artikel 6, eerste en tweede lid, wordt «het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de commissie.
C
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De opzegging door de werkgever, behoudens in het geval het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de commissie daarvoor toestemming heeft verleend met toepassing van artikel 6, tweede en derde lid, en een op initiatief van de werkgever gesloten beëindigingsovereenkomst kunnen op verzoek van de werknemer door de kantonrechter worden vernietigd, indien:
a. de werkgever niet aan de verplichting tot melding heeft voldaan;
b. de werkgever de belanghebbende verenigingen van werknemers en de ondernemingsraad, niet heeft geraadpleegd; of
c. niet is voldaan aan artikel 5a, eerste lid.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In plaats van de opzegging door de werkgever of de beëindigingsovereenkomst te vernietigen, kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «lid 1» vervangen door: het eerste of tweede lid.
Artikel 18p van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt « of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».
2. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Indien aan een werkgever een boete is opgelegd worden de daarvoor in aanmerking komende verenigingen van werknemers en werkgevers daarvan in kennis gesteld.
De Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4 wordt «artikel 3, eerste lid» vervangen door: artikel 3.
B
In artikel 8, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 34, vervallen, onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot het vijfde tot en met zevende lid, het vijfde en het zesde lid.
Aa
In artikel 34a, vierde lid, wordt «artikel 29, negende lid, van die wet» telkens vervangen door: artikel 29, tiende lid, van die wet.
Ab
In artikel 34a, vierde lid, wordt «artikel 29, tiende lid, van die wet» telkens vervangen door: artikel 29, elfde lid, van die wet.
B
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef na «een arbeidsongeschiktheidsuitkering» ingevoegd: in afwijking van artikel 37.
2. Het derde en vierde lid vervallen.
C
In artikel 39b wordt «de artikelen 38, 39 of 39a» vervangen door: de artikelen 37, 38, 39, 39a en 39c.
D
Na artikel 39b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt, in afwijking van de artikelen 38, 39 en 39a, herziening plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid 104 weken heeft geduurd, indien ter zake van deze toegenomen arbeidsongeschiktheid:
a. recht bestaat op ziekengeld op grond van de Ziektewet;
b. uit hoofde van de dienstbetrekking op grond waarvan de werknemer arbeid behoort te verrichten recht bestaat op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel indien het recht op loon door toepassing van het derde, vijfde, zesde of negende lid van dat artikel geheel of gedeeltelijk ontbreekt; of
c. recht bestaat op bezoldiging als bedoeld in artikel 76a, eerste lid van de Ziektewet, dan wel indien het recht op die bezoldiging op grond van artikel 76a, derde of zevende lid, of artikel 76b, eerste, tweede of derde lid van de Ziektewet geheel of gedeeltelijk ontbreekt.
2. Voor het bepalen van het tijdvak van 104 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. Bij de vaststelling van het tijdvak van 104 weken blijven perioden, waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
E
In artikel 43d wordt «en 39a» vervangen door «, 39a en 39c» en wordt «artikel 29, negende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, tiende lid, van de Ziektewet.
E0a
In artikel 43d wordt «artikel 29, tiende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, elfde lid, van de Ziektewet.
E00a
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast. Indien diegene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden genomen.
Ea
In artikel 52, eerste lid, wordt «de aanvrager of ontvanger van een arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: de aanvrager of ontvanger van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
F
In artikel 58, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
Fa
Artikel 65l, derde lid, komt te luiden:
3. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
G
Artikel 91e komt te luiden:
1. Ten aanzien van de persoon die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet en van wie de eerste dag van de toegenomen arbeidsongeschiktheid is gelegen voor de inwerkingtreding van artikel XXIV, onderdeel D, van de Verzamelwet SZW 2015, is artikel 39c niet van toepassing.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. Bij de vaststelling van het tijdvak van vier weken blijven perioden, waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op de ondernemingsraden «artikel 36, vijfde lid» vervangen door: 36, vijfde lid.
De Wet op de loonvorming wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel b onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.
2. In het derde lid vervalt «, en de Wet inschakeling werkzoekenden».
B
In artikel 4, eerste en tweede lid, vervalt «schriftelijk».
C
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 14 door een komma wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat dit, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 22, vierde lid, wordt «17 en 18, eerste lid» vervangen door: artikelen 17 en 18, eerste lid.
B
Artikel 25, eerste lid, onderdeel m, komt te luiden:
m. vaststelling van een regeling met betrekking tot het zelf dragen van het risico, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;.
Artikel 4, tweede lid, van de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten komt te luiden:
2. De indiening van een verzoek tot verbindendverklaring en de inbreng van bedenkingen als bedoeld in het derde lid geschieden met inachtneming van de daaromtrent door Onze Minister gegeven voorschriften, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van het verzoek en de inbreng van bedenkingen uitsluitend langs elektronische weg kunnen geschieden. Indien Onze Minister bepaalt dat dit uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, dan kan hij tevens bepalen in welke gevallen dit uitzondering kan leiden.
Artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget, komt te luiden:
1. De bedragen, genoemd in de artikelen 1, vierde lid, en 2, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, en het bedrag van het gezamenlijke toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 2, zevende lid, worden met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
In de Wet sociale werkvoorziening vervalt artikel 8.
In artikel 29, eerste lid, van de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «en 39» vervangen door: , 39 en 39c.
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 30b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 1 of 10 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 1968 betreffende het vrij verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PbEG 1968, L 257)» vervangen door: artikel 1 van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PbEU L 141) of artikel 23 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU L 158).
2. In onderdeel c wordt «Onze Minister voor Immigratie en Asiel» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
Artikel 32e komt te luiden:
1. In het verkeer tussen burgers en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een bericht uitsluitend elektronisch verzonden, tenzij er naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen sprake is van groepen burgers voor wie en berichten of omstandigheden waarvoor communicatie langs andere dan elektronische weg is aangewezen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van de dienstverlening, bedoeld in het eerste lid.
C
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» ingevoegd: , de colleges van burgemeester en wethouders.
2. «Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» wordt vervangen door: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de colleges van burgemeester en wethouders.
D
In artikel 73, tiende lid, wordt «onder haar verantwoordelijkheid gevoerde administratie» vervangen door: onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administratie.
E
In artikel 73a, derde lid, wordt «voor de wijze waarop de gegevensverstrekking plaatsvindt en» vervangen door: de wijze waarop de gegevensverstrekking plaatsvindt en.
F
Artikel 84, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. «27a, vierde lid, en 36, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, 33, vijfde lid, en 45a, vierde lid, van de Ziektewet, 77, vijfde lid, en 91, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 29a, vierde lid, en 57, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 48, vierde lid, en 63, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 2:69, vierde lid, 2:59, vijfde lid, 3:40, vierde lid, en 3:56, vijfde lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 14a, vierde lid, en 20, vijfde lid, van de Toeslagenwet, 17c, vierde lid, en 24, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 17a, vierde lid, en 24, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 39, vierde lid, en 53, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet» wordt vervangen door: 27a, negende lid, en 36, zesde lid, van de Werkloosheidswet, 33, zesde lid, en 45a, negende lid, van de Ziektewet, 77, zesde lid, en 91, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 29a, negende lid, en 57, zesde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 48, negende lid, en 63, zesde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 2:59, zesde lid, 2:69, negende lid, 3:40, negende lid, en 3:56, zesde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 14a, negende lid, en 20, zesde lid, van de Toeslagenwet, 21, negende lid, en 34, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, 17c, negende lid, en 24, zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 17a, achtste lid, en 24, zesde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 39, achtste lid, en 53, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet.
2. «Na «53, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet» wordt ingevoegd: , 18a, achtste lid, 47g, achtste lid, en 60, eerste lid, van de Participatiewet, 20a, achtste lid, en 27 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 20a, achtste lid, en 27 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
De artikelen I, onderdelen G, H en K, IV, onderdeel A, V en VIIIB van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV vervallen.
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
00A
In artikel 1, eerste lid, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «artikel 29, vijfde en negende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet.
0A
In artikel 1, eerste lid, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, vijfde en elfde lid, van de Ziektewet.
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 6, vierde lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 9, vierde lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
C
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 13, zesde lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvragen uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
D
Aan artikel 16, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de indiening van de zienswijze uitsluitend langs elektronische weg kan plaatsvinden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
E
Artikel 18, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de aanvraag worden gesteld, waarbij voor de indiening van de aanvraag kan worden bepaald dat deze uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
F
Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het achtste lid komt te luiden:
8. Het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
12. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van dit artikel wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen, ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 2, vierde lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 10, tweede lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
C
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 11, zevende lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
D
Artikel 15, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de aanvraag worden gesteld, waarbij voor de indiening van de aanvraag kan worden bepaald dat deze uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
E
Aan artikel 16, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de indiening van de zienswijze uitsluitend langs elektronische weg kan plaatsvinden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
000A
In artikel 36 wordt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Het UWV kan op aanvraag van de werkgever een tegemoetkoming in de kosten verstrekken, voor zover de werkgever een voorziening als bedoeld in artikel 35, tweede lid, onderdeel d, of artikel 2:22, tweede lid, onderdeel d, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten verstrekt aan de persoon met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking, die:
a. een dienstbetrekking, anders dan een dienstbetrekking in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, met de werkgever is aangegaan; of
b. arbeid op een proefplaats verricht, met uitzondering van de persoon, bedoeld in artikel 34, tweede lid.
000Aa
In artikel 43, onderdeel b, wordt «artikel 29, tiende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, elfde lid, van de Ziektewet.
00A
In artikel 59 worden, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vijfde tot en met zevende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
3. Indien de duur van het arbeidsverleden gelegen voor 2016 niet louter uitgedrukt wordt in een aantal gehele kalenderjaren, wordt het kwart, halve of driekwart kalenderjaar geacht gelegen te zijn na 2015.
4. Als de duur van het arbeidsverleden gelegen na 2015 niet louter uitgedrukt wordt in een aantal gehele kalenderjaren, wordt de duur van het arbeidsverleden naar beneden afgerond tot gehele kalenderjaren.
0A
Artikel 63a, derde lid, komt te luiden:
3. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.
A
Aan artikel 72 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het UWV kan de in het tweede lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel.
B
In artikel 79a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
C
Artikel 82, eerste lid, komt te luiden:
1. De eigenrisicodrager draagt gedurende een bij ministeriële regeling te bepalen periode nadat het recht op een WGA-uitkering is ontstaan, het risico van de betaling van die uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking stond dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is en die ter zake van die ongeschiktheid de wachttijd, bedoeld in artikel 23, heeft doorlopen, alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.
D
Aan artikel 83 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het UWV kan de in het derde lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel.
E
Artikel 84, eerste lid, komt te luiden:
1. De eigenrisicodrager draagt vanaf het moment dat hij eigenrisicodrager wordt overeenkomstig artikel 82 het risico van betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking stond dan wel op de dag voorafgaand aan de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van Ziektewet van toepassing is, ook als die wachttijd is ingegaan vóór de dag waarop deze werkgever eigenrisicodrager werd, alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.
Ea
Artikel 123c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 123c. Overgangsrecht in verband met artikel 59, zesde lid.
2. Voor de tekst vervalt het cijfer «1.».
3. «vierde lid» wordt vervangen door «zesde lid».
F
In artikel 133j. Overgangsrecht in verband met overgang voorzieningen en subsidie vervalt de tweede volzin.
De Wet werk en zekerheid wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel IX, onderdeel B, wordt «zevende lid» vervangen door: vierde lid.
A
Artikel XXII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «de artikelen» vervangen door: artikel.
2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «toestemming van de arbeidsovereenkomst» vervangen door: toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst.
3. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot het derde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, alsmede artikel 30, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ca, van deze wet, blijven van toepassing op het verzoek van een werkgever om ontheffing op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 dat door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is ontvangen voor genoemd tijdstip, de daarop te verlenen ontheffing en maximaal drie verzoeken om aansluitende verlenging en de daarop te verlenen ontheffingen alsmede op de voor genoemd tijdstip verleende ontheffing en de daarop gedane verzoeken om aansluitende verlenging en de daarop te verlenen ontheffingen tot een maximum van drie ontheffingen.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «deze wet» vervangen door: van deze wet.
5. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:
7. In afwijking van de artikelen 673 en 673a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk niet verschuldigd is gedurende een bepaalde periode en onder bepaalde voorwaarden, indien de werknemer wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een vergoeding of voorziening, op grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en de werknemer of verenigingen van werknemers voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen V en W, van deze wet gemaakte afspraken.
B
Artikel XXIIa komt te luiden:
1. Artikel 628, leden 5 tot en met 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin toepassing is gegeven aan artikel 628, lid 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende achttien maanden na die inwerkingtreding.
2. Artikel 628, leden 5 tot en met 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, blijft van toepassing op collectieve arbeidsovereenkomsten of regelingen door of namens daartoe bevoegde bestuursorganen tot en met de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ca, van deze wet, uitsluitend voor zover daarin vanwege buitengewone natuurlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 18 van de Werkloosheidswet toepassing is gegeven aan de in artikel 628, lid 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet opgenomen afwijkingsmogelijkheid.
Ba
Artikel XXIIb wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 652 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van deze wet blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin toepassing is gegeven aan artikel 652, lid 6, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende achttien maanden na die inwerkingtreding.
C
Artikel XXIIc komt te luiden:
Op arbeidsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, onder 1 en 2, blijft artikel 653, leden 1 en 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat luidde op de dag voor dat tijdstip van toepassing en is artikel 653, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat komt te luiden na dat tijdstip niet van toepassing.
Artikel 5, eerste lid, van de Wet ziekteverzekering BES komt te luiden:
1. De werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering in geld, ziekengeld genaamd, met ingang van de derde dag na die van de ziekmelding. Niettemin wordt over de dag van de ziekmelding en de twee daarop volgende dagen ziekengeld uitgekeerd, indien naar het oordeel van de behandelende geneeskundige de ziekte opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk maakt. Het ziekengeld wordt over de bedoelde drie dagen eveneens uitgekeerd, indien de duur van de ziekte als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak langer dan drie dagen bedraagt, ook wanneer geen opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk is geweest. Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt dit recht bij onafgebroken arbeidsongeschiktheid twee jaar nadien, indien het betreft een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst. Voor een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd vervalt dit recht na verloop van de periode waarvoor zij is aangegaan maar uiterlijk twee jaren na de dag van de ziektemelding wegens eenzelfde ziekteoorzaak en onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende deze periode. Indien een overeenkomst voor bepaalde tijd verlengd wordt, is het bepaalde met betrekking tot arbeidsovereenkomsten aangegaan voor onbepaalde tijd van toepassing. In geval van zwangerschap wordt de vrouwelijke arbeider geacht gedurende de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca van het Burgerlijk Wetboek BES, arbeidsongeschikt te zijn. Voor het bepalen van de onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende een periode worden tijdvakken van ongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
Artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «van die wet» vervangen door: van de Participatiewet.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt «de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: de norm, bedoeld in artikel 20, derde lid.
b. In onderdeel d wordt «de norm genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel a,» vervangen door: de norm, bedoeld in artikel 20, derde lid.
c. In onderdeel e wordt «artikel 20, tweede lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 20, tweede lid, onderdeel c.
3. In het derde lid, onderdelen a en b, wordt «22a, vijfde lid,» vervangen door: 22a, vierde lid.
4. In het vijfde lid wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 29, zevende lid, wordt «overeenkomstig artikel 47, onder b» vervangen door «overeenkomstig artikel 47, eerste lid, onderdeel b» en wordt «als inkomen, bedoeld in artikel 47» vervangen door «als inkomen als bedoeld in artikel 47» en wordt na «met betrekking tot dagloon» ingevoegd: , maandloon.
Aa
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid komt te luiden:
7. Het ziekengeld, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b, c, en d, onder 2°, bedraagt 70% van het dagloon van verzekerde.
2. Onder vernummering van het achtste tot en met het dertiende lid tot negende tot en met veertiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
8. Het ziekengeld, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, onder 1°, en, in afwijking van het zevende lid, het ziekengeld, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, indien de verzekering op grond van deze wet is geëindigd, omdat de voor de verzekerde geldende uitkeringsduur, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, is verstreken, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 47, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet. Hierbij zijn de bepalingen met betrekking tot het dagloon, maandloon en inkomen van artikel 1b van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing. Bij deze vaststelling blijft artikel 31, tweede lid, buiten toepassing met dien verstande dat het loon, bedoeld in artikel 30, tweede lid, aangemerkt wordt als inkomen als bedoeld in artikel 47 van de Werkloosheidswet.
B
Artikel 30, vijfde lid, komt te luiden:
5. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, gedurende de eerste periode van zes maanden waarin recht bestaat op ziekengeld, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passend wordt beschouwd arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening of arbeid op grond waarvan men niet als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet wordt aangemerkt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is geworden, alsmede in welke gevallen een periode waarin een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste zin.
C
In artikel 34, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
D
In artikel 63a wordt onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het achtste en negende lid na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:
7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de in het derde, vierde en vijfde lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel.
E
In artikel 65, eerste lid, onderdeel b, wordt «en 38» vervangen door: , 38, 39a en 39c.
Ea
In artikel 86a wordt «artikel 29, twaalfde lid» vervangen door: artikel 29, dertiende lid.
F
Artikel 102 komt te luiden:
1. De artikelen 15 en 16 en de daarop berustende bepalingen en artikel 29, zevende lid, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid, blijven van toepassing met betrekking tot de werknemer wiens eerste dag van werkloosheid op grond van de Werkloosheidswet is gelegen voor die inwerkingtreding mits het recht op ziekengeld, bedoeld in artikel 29, tweede lid, is ontstaan voor de omzetting, bedoeld in artikel 130z, tweede lid, of 130aa, eerste lid, van de Werkloosheidswet.
2. Artikel 29, achtste lid, is niet van toepassing met betrekking tot de werknemer wiens eerste dag van werkloosheid op grond van de Werkloosheidswet is gelegen voor de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid, mits het recht op ziekengeld, bedoeld in artikel 29, tweede lid, is ontstaan voor de omzetting, bedoeld in artikel 130z, tweede lid, of 130aa, eerste lid, van de Werkloosheidswet.
3. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
1. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan de bedragen, genoemd in artikel IX, onderdeel Ga, van deze wet eenmalig aanpassen na de datum van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de inwerkingtreding van het artikelonderdeel, genoemd in het eerste lid.
De Wet participatiebudget wordt ingetrokken.
1. Op uitkeringen die zijn verleend of verstrekt aan een college van burgemeester en wethouders op grond van de Wet participatiebudget voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XXXVIB van deze wet blijven de Wet participatiebudget en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding artikel XXXVIB van deze wet, van toepassing.
2. Middelen die op grond van artikel 2 of artikel 4 van de Wet participatiebudget of daarop berustende bepalingen zijn gereserveerd voor besteding in 2015 met uitzondering van het bedrag dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld, kunnen door het college van burgemeester en wethouders in 2015 vrij worden besteed binnen de kaders van een integratie-uitkering op grond van de Financiële-verhoudingswet. Dit gereserveerde bedrag wordt niet teruggevorderd op de wijze, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, van de Wet participatiebudget, zoals dat artikel luidde op de dag, bedoeld in het eerste lid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 23 juni 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader) (Kamerstukken 33 972) tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel Ka, van die wet later in werking treedt dan dit artikel, wordt in artikel II, onderdeel Ka, van die wet onder de aanduiding «Ka» als aanhef ingevoegd:
Na artikel 128a wordt een artikel ingevoegd, luidende:.
De Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «28, eerste, tweede en derde lid,» vervangen door: 28, eerste, tweede, derde en vierde lid,.
2. In het derde lid wordt «28, vierde, vijfde en zesde lid,» vervangen door: 28, vijfde, zesde, zevende en achtste lid,.
B
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot het vijfde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van het tweede lid wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen, ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 62, eerste lid, van de Pensioenwet is van overeenkomstige toepassing.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van het zesde lid wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is van overeenkomstige toepassing.
Aan artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt een lid toegevoegd, luidende:
13. In afwijking in zoverre van het vierde lid hoeft een ouderdomspensioen niet eerder in te gaan dan op de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, zolang het pensioen blijft binnen de in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet opgenomen begrenzing.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33988-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.