Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2014
Na aanvaarding van de motie-Klaver c.s. over weidegang voor alle Nederlandse koeien
(Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 80) en van de motie-Dijkgraaf c.s. over uitvoering van de motie stromest (Kamerstuk
34 000 XIII, nr. 82) heeft uw Kamer mij verzocht in een brief aan te geven hoe ik uitvoering aan deze
moties ga geven.
Motie-Klaver c.s. (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 80)
De motie-Klaver c.s. verzoekt de regering regelgeving voor te bereiden of afspraken
te maken om te zorgen voor weidegang voor alle Nederlandse koeien.
In het kader van de behandeling van het Wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij
heb ik uw Kamer geïnformeerd over het beeld dat de sector en ik delen over de gewenste,
toekomstgerichte ontwikkeling van de melkveehouderij (Kamerstuk 33 979, nr. 6). De groei van de melkveehouderij moet in lijn zijn met duurzaamheidsdoelen, onder
andere op het terrein van weidegang. Het is van belang dat de sector het grondgebonden
karakter behoudt en versterkt, temeer omdat grondgebondenheid ondersteunend is aan
het bevorderen van weidegang. In de genoemde brief heb ik aangekondigd in overleg
met de sector, maatschappelijke organisaties en provincies een actiegerichte aanpak
te zullen uitwerken om te stimuleren dat de melkveehouderij in de toekomst nog meer
grondgebonden wordt. Het Convenant Weidegang zal onderdeel uitmaken van deze aanpak.
De actiegerichte aanpak bevat afspraken over concrete stappen die de verschillende
partijen, overheid en bedrijfsleven in de zuivelsector gaan nemen. De zuivelketen
heeft belangrijke instrumenten in handen om weidegang te stimuleren, bijvoorbeeld
door verhoging van de zogenaamde weidepremie. De partijen bij het Convenant Weidegang
hebben een belangrijke rol in het aanbieden en promoten van weidezuivel, het ondersteunen
van melkveehouders die weidegang op hun bedrijf toepassen en het geven van advies
over weidegang.
Op 6 november jl. heb ik uw Kamer een nota van wijziging bij het genoemde wetsvoorstel
aangeboden (ons kenmerk WJZ/14178746). Met die nota van wijziging wordt in de Meststoffenwet
een basis gecreëerd om, na overleg met de sector en maatschappelijke organisaties
over de actiegerichte aanpak, bij algemene maatregel van bestuur beperkingen te stellen
aan de uitbreiding van bedrijven met melkvee door het toepassen van mestverwerking.
Ik wil bevorderen dat zoveel mogelijk weidegang plaatsvindt, maar weidegang voor alle
koeien – zoals de motie vraagt – als harde doelstelling is niet haalbaar omdat dit
voor een deel van de melkveebedrijven grote praktische bezwaren heeft en grote gevolgen
voor de continuïteit.
Motie-Dijkgraaf c.s. (Kamerstuk 34 000-XIII, nr. 82)
De motie-Dijkgraaf c.s. verzoekt de regering de aangenomen motie stromest (Kamerstuk
33 037, nr. 127) op de kortst mogelijke termijn uit te voeren. De motie waaraan wordt gerefereerd
(Kamerstuk 33 037, nr. 127), verzoekt de regering in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet voor de diercategorieën
schapen, geiten en niet voor zuivel gehouden runderen met terugwerkende kracht tot
1 januari 2014 een generieke vrijstelling van de verwerkingsplicht in te voeren. Ik
heb uw Kamer op 4 november aangegeven hoe deze motie inmiddels is geduid (Kamerstuk
34 000 XIII, nr. 97). Ik zal de door uw Kamer aangenomen moties in die lijn uitvoeren.
Dat betekent dat ik een vrijstellingsregeling voorbereid, op basis van artikel 38
van de Meststoffenwet, die betrekking heeft op alle mest van schapen, geiten en vleesvee
en die geldt voor het jaar 2014. De regeling, inclusief nadere uitwerking ten aanzien
van bijvoorbeeld gemengde bedrijven, zal op de kortst mogelijke termijn in de Staatscourant
worden gepubliceerd.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma