33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Q VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 augustus 2016

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 23 juni 20162 inzake haar voornemen tot wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening ter invulling van de moties van de Tweede Kamerleden Veldman (VVD) en Ronnes (CDA)3 en van het Tweede Kamerlid Cegerek (PvdA).4

Naar aanleiding daarvan is op 7 juli 2016 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 18 augustus 2016 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Minister van Infrastructuur en Milieu

Den Haag, 7 juli 2016

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 23 juni 20165 inzake uw voornemen tot wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening ter invulling van de moties van de Tweede Kamerleden Veldman (VVD) en Ronnes (CDA)6 en van het Tweede Kamerlid Cegerek (PvdA).7

De leden PVV-fractie hebben nog enkele vragen.

De nota van toelichting bij het concept voorstel wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.1.6, tweede tot en met vierde lid (ladder voor duurzame verstedelijking) bevat op pagina 4 de volgende passage:8

«Het derde lid van artikel 3.1.6 bepaalt dat de Ladder van overeenkomstige toepassing is op een provinciale verordening die een locatie voor een stedelijke ontwikkeling aanwijst. In de praktijk worden echter geen locaties voor stedelijke ontwikkeling in de provinciale verordening aangewezen, ook omdat een dergelijke aanwijzing zich niet goed verdraagt met algemene regels. Dat biedt mogelijkheden om het derde lid van artikel 3.1.6 een andere inhoud te geven.»

Anders dan bovenstaande passage veronderstelt, worden in de praktijk door de provincie Noord-Brabant wél locaties voor stedelijke ontwikkeling aangewezen in haar verordening constateren de leden van de PVV-fractie. Hiertoe is in artikel 9 van de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant de mogelijkheid opgenomen om middels de aanduiding «Integratie stad-land» te voorzien in een stedelijke ontwikkeling.9 Volgens de toelichting10 bij de verordening is de bedoeling van deze aanduiding dat onder voorwaarden in deze gebieden stedelijke ontwikkeling kan plaatsvinden in samenhang met een groene en blauwe landschapsontwikkeling. De toepassing van deze aanduiding heeft aanleiding gegeven tot procedures bij de Raad van State, waarbij ook de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking een rol speelde.

Kunt u aangeven hoe de voornoemde passage uit het conceptvoorstel zich verhoudt tot de betreffende aanduiding uit artikel 9 van de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant? Voorziet u gevolgen vanwege dit conceptvoorstel voor de mogelijke toepassing van dit artikel door de provincie?

Een locatie die op grond van de Brabantse provinciale Verordening Ruimte middels de aanduiding «integratie stad-land» is aangewezen is het plan Gulbergen in de gemeente Nuenen.11 De oorspronkelijke bedoeling van dit plan was een recreatieve voorziening (als stedelijke ontwikkeling) gebundeld met landschapsontwikkeling. Inmiddels is echter op deze locatie een grootschalig asielzoekerscentrum voorzien voor 1.200 personen, constateren de leden van de PVV-fractie.12 Volgens het wijzigingsvoorstel wordt de uitgebreide Laddermotivering beperkt tot de nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied. Kunt u aangeven of een aanduiding als «integratie stad-land» binnen de nieuwe toepassing van de Ladder zal worden opgevat als «bestaand stedelijk gebied»?

Kunt u eveneens aangeven hoe de vestiging van dergelijke asielzoekerscentra wordt meegewogen in de Ladder van duurzame verstedelijking? En kunt u tot slot verduidelijken hoe locaties voor asielzoekerscentra worden meegewogen in de wijzigingsvoorstellen voor de laddermotivering?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 19 augustus 2016.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, E.M. Sent

BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 augustus 2016

Hierbij beantwoord ik de brief van uw commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening met kenmerk 159463.01u van 7 juli 2016. In deze brief vraagt uw Commissie mij te reageren op enkele vragen van de leden van de PVV-fractie over de wijziging van het derde lid van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro).

Het huidige derde lid gaat over het aanwijzen van locaties voor stedelijke ontwikkeling in provinciale verordeningen. In de nota van toelichting staat op pagina 4 beschreven dat het voornemen is om dit onderdeel een andere inhoud te geven, omdat in de praktijk in provinciale verordeningen geen locaties voor stedelijke ontwikkeling worden aangewezen.

De eerste vraag van de leden van de PVV-fractie gaat over de verhouding van deze passage tot artikel 9 van de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant en de eventuele gevolgen van de wijziging van het Bro voor de toepassing van dit artikel.

De wijziging van het Bro heeft geen gevolgen voor de toepassing van artikel 9 van de betreffende Verordening. In de Verordening worden geen concrete locaties voor stedelijke ontwikkeling aangewezen, maar zoekgebieden. Volgens artikel 9 kan een bestemmingsplan voorzien in een stedelijke ontwikkeling in gebieden met de aanduiding «Integratie stad-land», mits voldaan wordt aan de instructieregels die in de Verordening zijn opgenomen. Op grond van artikel 3.1 van deze Verordening moet dan ook de Ladder voor duurzame verstedelijking worden toegepast.

De tweede vraag betreft de vraag of een aanduiding als «Integratie stad-land» binnen de nieuwe toepassing van de Ladder zal worden opgevat als «bestaand stedelijk gebied». Dit is niet het geval. De gebieden met de aanduiding «Integratie stad-land» liggen alle buiten het bestaand stedelijk gebied. Ook is de definitie van het bestaand stedelijk gebied in het Bro in het wijzigingsvoorstel niet veranderd.

De derde vraag is hoe de eventuele vestiging van asielzoekerscentra wordt meegewogen in de Ladder voor duurzame verstedelijking. In het algemeen is de Ladder van toepassing op de vestiging van asielzoekerscentra, wanneer deze conform de ladder -systematiek kunnen worden beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wanneer bij voorstellen voor de vestiging van asielzoekerscentra gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2° in samenhang met artikel 4 Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), ofwel de kruimellijst, is de Ladder voor duurzame verstedelijking conform artikel 5.20 Bor niet van toepassing. Het wijzigingsvoorstel brengt hierin geen verandering.

Ik hoop hiermee uw vragen te hebben beantwoord.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Schrijver (PvdA), Sent (PvdA) (voorzitter), Vos (GL), Kops (PVV), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vice-voorzitter), Van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2015–2016, 33 962, nr. O.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 962, nr. 172.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2015–2016, 33 118, nr. 26.

X Noot
5

Kamerstukken I, 2015–2016, 33 962, nr. O.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 962, nr. 172.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2015–2016, 33 118, nr. 26.

X Noot
11

Zie: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0820.BPLandgGulberg2015-B001/t_NL.IMRO.0820.BPLandgGulberg2015-B001.html.

Naar boven