33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Nr. 97 NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIK-FABER EN ALBERT DE VRIES TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 69

Ontvangen 17 juni 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 3.1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De gemeenteraad stelt een gemeentelijke omgevingsvisie vast.

Toelichting

Het wetsvoorstel verplicht het Rijk en de provincies tot het opstellen van een omgevingsvisie. Voor gemeenten is gebruik van dit instrument vrijwillig. Met dit amendement wordt dit instrument ook voor gemeenten verplicht

De omgevingsvisie is integraal en bevat de strategische keuzes voor de lange termijn welke wordt uitgewerkt in het omgevingsplan en omgevingsprogramma’s. Een dergelijke strategische integrale visie is ook van belang op lokaal niveau. Dit amendement regelt dat elke gemeente een visie moet hebben. Het wetsvoorstel geeft nadrukkelijk de mogelijkheid om omgevingsvisies op regionaal niveau, in samenwerking met andere gemeenten te maken. Dit geeft gemeenten de mogelijkheid om in samenwerking een integrale omgevingsvisie te maken voor het grondgebied van meerdere gemeenten. Gezamenlijke visies hebben als voordeel dat er gemeenschappelijke uitgangspunten zijn, dat programma’s al op voorhand zijn afgestemd en dat het regionaal beleid voor initiatiefnemers en andere belanghebbenden inzichtelijk is. Voor bouwers, ontwikkelaars en burgers is voorspelbaarheid van de overheid van belang. Met een omgevingsvisie wordt het helder waar de gemeente haar prioriteiten legt. De omgevingsvisie geeft een gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de (midden)lange termijn. Een omgevings-visie daagt zo burgers en bedrijven uit deze visie mede gestalte te geven. Het is daarmee een essentieel instrument in de overstap van toelatings-planologie naar uitnodigingsplanologie.

Aangezien bij de Tweede nota van wijziging (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 962 nr. 24) een nieuw artikel 3.2a aan het wetsvoorstel is toegevoegd dat regelt dat bij het opstellen van omgevingsvisies rekening moet worden gehouden met een aantal in artikel 3.2a genoemde beginselen (voorzorgs-beginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt), wordt met dit amendement ook de doorwerking van deze beginselen op de start van de beleidscyclus en visievorming op gemeentelijk en regionaal niveau geborgd.

Een verplichte visie is per saldo geen extra last voor gemeenten. Het sluit immers aan bij de huidige verplichte structuurvisie en het feit dat de meeste gemeenten ook vrijwillige plannen hebben op het gebied van milieu, verkeer en vervoer, natuur en water. Ook bij een verplichte omgevingsvisie is er dus een aanzienlijke reductie in het aantal strate-gische plannen. Een verplichte gemeentelijke omgevingsvisie biedt een waarborg voor de samenhang van het beleid voor de fysieke leefom-geving en kan voorts onderbouwing bieden voor de begroting van de gemeente.

Wetstechnisch is dit amendement vormgegeven door wijziging van artikel 3.1, eerste lid, van de Omgevingswet

Dik-Faber Albert de Vries

Naar boven