33 952 Schaliegas

Nr. 13 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 november 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 7 oktober 2014 over de Vaststelling Notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas (Kamerstuk 33 952, nr. 12).

De vragen en opmerkingen zijn op 29 oktober 2014 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 7 november 2014 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Peen

Inhoudsopgave

 
     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

10

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

12

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de 50PLUS/Klein-fractie

14

     

II.

Antwoord / Reactie van de Minister

15

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben de verschillende stukken inzake de reikwijdte en het detailniveau van plan-MER Structuurvisie schaliegas met interesse gelezen. Deze leden vinden het van groot belang dat de discussie over schaliegas op basis van feiten wordt gevoerd en hechten daarom aan een goed en zorgvuldig onderzoek om te komen tot een oordeel of en waar schaliegas gewonnen kan worden in Nederland. De voorgestelde aanpak lijkt daartoe een goede aanzet te geven, vanwege de brede aanpak. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Commissie voor de m.e.r. dat de activiteiten en milieutechnische kenmerken van de boorlocatie in de verschillende fasen van het boor-, frack-, en winningsproces onderdeel uitmaken van de studie, waarbij het afvalwater ook in beschouwing zal worden genomen. Deze leden begrijpen onder anderen uit het werkbezoek van de Kamercommissie voor Economische Zaken omtrent de schaliegaswinning in de Verenigde Staten dat de afvoer van het productiewater daar een belangrijk aandachtspunt is. Wordt in de studie ingegaan op de afvoer en verwerking van het productiewater in de Nederlandse situatie? Hoe en in hoeverre worden daarbij ervaringen uit andere landen, zoals de Verenigde Staten, betrokken?

Het advies van de Commissie voor de m.e.r. beveelt ook aan om in te gaan op mogelijke interferentie van schaliegaswinning met andere ondergrondse functies in de diepe ondergrond, zoals geothermie. Kan de Minister nader toelichten hoe de verschillende mogelijke andere activiteiten in de ondergrond precies in het onderzoek worden meegenomen? In hoeverre sluiten andere activiteiten als geothermie op de winning van schaliegas aan? Deze leden willen de Minister vragen deze verschillende functies en mogelijke conflicten inzichtelijk te maken in de Structuurvisie Ondergrond (STRONG). Kijkt de studie ook naar de mogelijkheden voor geothermie, of moet daarvoor later een aparte studie worden gedaan? Wat zijn de mogelijkheden voor synthese in deze studie van schaliegas en geothermie?

Wat betreft de leden van de VVD-fractie moet de geboden informatie uiteindelijk inzicht bieden in de balans tussen alle verschillende economische, ruimtelijke en milieuaspecten. Graag willen zij de Minister vragen het onderzoek zodanig uit te voeren en te presenteren dat dit de Kamer maximaal inzicht geeft om tot een afweging te kunnen komen van de verschillende belangen. Graag een toelichting hoe de Minister dit precies zal vormgeven.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van de Notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas.

Deze leden vragen de regering op de volgende punten in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen de keuze van de Minister om natura 2000-, waterwin-, grondwaterbeschermings-, en stedelijke gebieden bij voorbaat uit te sluiten van winning. Wel vragen deze leden of de Minister wil toelichten waarom gebieden uit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) niet bij voorbaat worden uitgesloten.

De Minister heeft besloten om de vraag hoe schaliegas eventueel past in een strategische en lange termijnvisie op de rol van aardgas in de energievoorziening mee te nemen in het Energierapport 2015. Die keuze kunnen deze leden ondersteunen, zij gaan er vanuit dat het energierapport 2015 verschijnt voordat de ontwerpstructuurvisie schaliegas aan de Kamer wordt aangeboden. Kan de Minister dat bevestigen?

Deze leden merken op dat de Commissie voor de m.e.r. adviseert om de afweging van schaliegaswinning en andere functies boven- én ondergronds (bijv. geothermie) duidelijk te maken. Neemt de Minister dit advies over? Zo nee, waarom niet?

Deze leden vinden het advies van de Commissie voor de m.e.r. met betrekking tot winning onder waterstaatwerken van belang. Hoe gaat de Minister om met dit advies? Waarom worden deze gebieden niet bij voorbaat uitgesloten vanwege de veiligheid?

De leden vragen de Minister toe te lichten hoe zij omgaat met het advies van de Commissie voor de m.e.r. met betrekking tot geluidscontouren, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

De commissie voor de m.e.r adviseert om zogenaamde bufferzones in te stellen rond uitsluitingsgebieden. Hoe gaat de Minister met dit advies om?

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de Commissie voor de m.e.r. tevens adviseert om «een voorbeeldwinning op te stellen met scenario’s van minimale winning en maximale winning.» Bovendien stelt de Commissie voor de m.e.r.: «Schets per scenario een beeld van het aantal noodzakelijke winningslocaties zowel geografisch als in de tijd, en besteed daarbij ook aandacht aan de bovengrondse verschillen tussen de scenario’s.»

Deze leden stellen vast dat lastig is om vooraf te bepalen wat een economisch haalbare voorbeeldwinning precies is. Klopt de aanname van deze leden dat juist een eventuele proefboring moet uitwijzen hoeveel gas er mogelijk economisch rendabel te winnen is? Deze leden begrijpen dat de Minister toch alvast een keuze moet maken, zij vragen de Minister om toe te lichten met hoeveel boorlocaties, putten, infrastructuur et cetera rekening gehouden wordt in de voorbeeldwinning.

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas, maar hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de SP-fractie zijn blij dat er meer duidelijkheid komt over de plannen betreffende mogelijke schaliegaswinning. De Minister geeft aan het advies van de Commissie voor de m.e.r. op hoofdlijnen over te nemen. Het is echter niet duidelijk wat wel en wat niet wordt c.q. is overgenomen. De leden willen graag weten welk deel van het advies van de Commissie voor de m.e.r. wel en welk deel niet wordt overgenomen, en welke reacties en zienswijzen al dan niet zijn overgenomen.

De leden van de SP-fractie constateren dat er geen alternatieven voor schaliegas in de planMER worden opgenomen. De Commissie voor de m.e.r. adviseert de Minister, mede in relatie hiermee, om de energie-transitie een belangrijke plek te geven in de planMER. Waarom neemt de Minister dit advies niet over? De leden van de SP-fractie zijn ook benieuwd waarom de Minister twee referentiescenario’s uitwerkt, terwijl de Commissie voor de m.e.r. adviseert om vier scenario’s uit te werken?

Voor de leden van de SP-fractie blijft er onduidelijkheid bestaan over welk scenario voor voorbeeldwinning als uitgangspunt wordt genomen in de planMER. Alleen een voldoende groot voorbeeldwinningsscenario geeft duidelijk inzicht in de cumulatieve effecten van schaliegaswinning. De Commissie voor de m.e.r. adviseert het scenario van een «representatieve voorbeeldwinning» als uitgangspunt te nemen. De leden van de SP-fractie willen graag weten welk scenario als uitgangspunt wordt genomen.

In de Kamerbrief meldt de Minister over de (binnenkort) verlopen vergunningen van Cuadrilla en Hexagon dat hij beide verlengingsaanvragen zal aanhouden, maar dat de vergunningen niet vervallen totdat hij over de aanvragen tot verlenging heeft beslist. De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe dit juridisch vormgeven wordt, aangezien de exploratievergunningen voor een periode van vijf jaar zijn afgegeven.

De effecten van het niet uitvoeren van schaliegaswinning op de maatschappelijke kosten en baten voor de omgeving worden niet onderzocht. Bijvoorbeeld de effecten ervan op een goed vestigingsklimaat voor bedrijven, regionale economie en agrarische bedrijfsvoering, maar ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving. Ook is de vraag over het nut en de noodzaak van schaliegaswinning niet beantwoordt. De leden van de SP-fractie willen graag weten waarom deze onderzoeken niet zijn uitgevoerd alvorens een planMER en Structuurvisie op de stellen.

De EU heeft aanbevelingen gedaan om bufferzones tussen toegestane winningsactiviteiten en woon- en waterwingebieden in te stellen. Graag willen de leden van de SP-fractie weten van de Minister hoe hij van plan is om te gaan met deze aanbeveling in het geval van schaliegaswinning.

De MER-commissie adviseert te onderzoeken welk ondergronds gebruik beïnvloed kan worden door opsporing en winning van schaliegas, maar laat de wijze van afstemming met de in ontwikkeling zijnde Structuurvisie Ondergrond (STRONG) in het midden. De leden van de SP-fractie willen graag van de Minister weten op welke wijze hij met dit advies van de MER-commissie omgaat. Hoe gaat de Minister het MER-advies en STRONG op elkaar afstemmen?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de Notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie willen dat de nut en noodzaak discussie ten aanzien van de winning van schaliegas gevoerd wordt bij de behandeling van het planMER schaliegas. Is de Minister het hierover eens met deze leden?

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of alle mogelijke effecten van eventuele schaliegaswinning worden meegenomen in het planMER. In hoeverre neemt de Minister de effecten op waterveiligheid, afvalwater van schaliegasinstallaties, grondwater, provinciaal cultuurhistorisch erfgoed, verkeer, en landbouw meegenomen in het planMER, mee in de planMER?

De Commissie voor de m.e.r. adviseert tot het instellen van bufferzones rondom uitsluitingsgebieden. De leden van de CDA-fractie stellen vast dat in de reactienota van de Minister niet duidelijk staat aangegeven of er bufferzones komen in de planMER. Worden bufferzones opgenomen in de planMER? Zo nee, waarom niet?

Uit het eerdere onderzoek van Witteveen en Bos bleek dat de Mijnbouwwet op onderdelen aangepast zou moeten worden om de veiligheid en zorgvuldigheid ten aanzien van fracken beter te borgen. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister voornemens is om de mijnbouwwet te gaan wijzigen zoals aangegeven door het rapport van Witteveen en Bos, met name of fracken als aparte activiteit te benoemen en of het frack-programma ten minste vier maanden voor aanvang van het fracken bij de inspecteur-generaal der mijnen moet worden ingediend. Wordt bij deze wijziging eveneens de monitoring van het afvalwater en de grondwaterkwaliteit voor, tijdens en na winning van schaliegas verplicht gesteld?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen de definitieve Notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas, en hebben hierover nog veel vragen.

De leden van de D66-fractie roepen graag in herinnering dat zij in het plenaire debat over de concept-notitie Reikwijdte en Detailniveau hebben benadrukt dat naar hun mening schaliegas geen antwoord is op het grote vraagstuk van de energietransitie die deze eeuw moet plaatsvinden. Ook vinden deze leden het belangrijk te benadrukken dat een eventueel besluit om schaliegasboringen toe te staan, een politiek besluit dient te zijn, waarbij bredere belangen dan (bedrijfs-)economische moeten worden afgewogen.

Over referentiescenario’s

In het plenaire debat over schaliegas op 5 juni jl. heeft de fractie van D66 benadrukt dat zorgvuldig gekeken moet worden naar de referentiescenario’s die worden gehanteerd bij de nut en noodzaak-discussie. In dat licht vragen de leden van de D66-fractie waarom slechts twee referentiescenario’s worden uitgewerkt, terwijl de MER-commissie had geadviseerd om «goede referentiescenario’s zonder schaliegas af te zetten tegen scenario’s van «minimale schaliegaswinning» en «maximale schaliegaswinning». Is de Minister bereid om over uitgangspunten van de referentiescenario’s een aparte brief aan de Kamer te sturen, voordat deze scenario’s worden opgesteld?

Over het advies van de Commissie voor de m.e.r.

De leden van de D66-fractie vinden dat uit de reactienota van de Minister niet goed duidelijk wordt welke delen van het advies van de Commissie voor de m.e.r. wel en niet worden overgenomen. De Minister stelt: «Het advies van de Commissie wordt op hoofdlijnen overgenomen. De Commissie voor de m.e.r. doet evenwel een aantal voorstellen die geen betrekking hebben op het uit te voeren milieuonderzoek. Deze zullen zoveel mogelijk worden meegenomen in de structuurvisie of in het Energierapport 2015.»1 Kan de Minister uitleggen wat hij met bedoeld met «op hoofdlijnen». Welke details in het advies van de commissie voor de m.e.r. worden wel en welke worden niet overgenomen? Kan de Minister nader specificeren wat hij bedoelt met «zoveel mogelijk»? Welke voorstellen van de Commissie voor de m.e.r. die geen betrekking hebben op het milieuonderzoek zullen wel en welke zullen niet worden meegenomen? Ook met betrekking tot de zienswijze willen deze leden graag een helderder beeld van de Minister krijgen: waarom worden bepaalde adviezen en zienswijzen niet overgenomen?

De Commissie voor de m.e.r. adviseert verder tot het instellen van bufferzones rondom uitsluitingsgebieden. Uit de reactienota van de Minister wordt niet duidelijk of dit ook daadwerkelijk meegenomen gaat worden in de planMER. De leden van de D66-fractie horen graag van de Minister of hij van plan is bufferzones rondom uitsluitingsgebieden, zoals boringsvrije zones, beschermde natuurgebieden, drinkwaterwingebieden en verstedelijkt gebied in te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe groot wil hij deze bufferzones maken?

Over het tijdspad

De leden van de D66-fractie kunnen zich goed vinden in de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r. dat de mogelijke rol en positie van schaliegas in een langetermijnvisie op verduurzaming van de energievoorziening, en de rol van aardgas daarin, moet worden bepaald voordat kan worden besloten om al dan niet over te gaan tot schaliegasboringen. Deze leden verzoeken de Minister dan ook om geen ontwerpstructuurvisie Schaliegas op te stellen voordat het Energierapport 2015, met daarin de bovengenoemde positiebepaling van aardgas, door de Kamer is behandeld.

De leden van de D66-fractie nemen waar dat de kennis over de opsporing, winning, economische effecten, omgevingsgevolgen en wat dies meer zij van schaliegas snel toeneemt. Deze leden willen verzekerd zijn dat deze kennis goed wordt benut en toegepast in het scheppen van Nederlandse kaders, en horen graag van de Minister hoe hij hiermee omgaat.

Ook zullen het komende jaar nog meerdere onderzoeksrapporten verschijnen, zoals van de Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) over de mogelijke impact van schaliegasboringen op drinkwaterbronnen of over het beperken van methaanuitstoot.2 De leden van de D66-fractie horen graag of de Minister bereid is met de structuurvisie Schaliegas te wachten op deze lessen uit de Verenigde Staten, en mogelijke andere uit het Verenigd Koninkrijk of andere landen, opdat fouten die daar zijn gemaakt hier kunnen worden uitgesloten? Graag hierop een reactie.

Over de planMer

De Minister geeft aan dat gedurende het milieuonderzoek en het opstellen van de Structuurvisie Schaliegas intensieve afstemming zal plaatsvinden tussen de Structuurvisie Schaliegas en Structuurvisie Ondergrond. Dat is in de ogen van de leden van de D66-fractie van essentieel belang:

pas als alle potentiële gebruiksfuncties goed in beeld zijn, kunnen keuzes worden gemaakt. Ook de Commissie voor de m.e.r. adviseert dat in de planMER Schaliegas al moet worden aangegeven welk ondergronds gebruik beïnvloed kan worden door opsporing en winning van schaliegas. Neemt de Minister dit specifieke advies van de Commissie voor de m.e.r. over?

De leden van de D66-fractie vragen of er voldoende kennis van de ondergrond is om alle mogelijke risico’s voldoende van tevoren in te schatten. Hoe wil de Minister omgaan met het risico van ondergrondse migratie van vervuild water of chemicaliën? De Minister stelt ook mogelijke schalieoliewinning mee te nemen in het planMER. De leden van de D66-fractie horen graag hoe de Minister dit in de planMer wil verankeren. Bovendien horen de leden van de D66-fractie graag hoe de Minister de verwerking van afvalwater in de planMER een plek wil geven, ook als deze verwerking op een andere locatie dan de winningslocatie plaats zal vinden.

De leden van de D66-fractie willen graag dat wordt gekeken naar het cumulatieve effect van de mogelijk honderden kleine industriegebiedjes samen, inclusief de aan- en afvoer van water en de eventuele aanleg van nieuwe infrastructuur die nodig is. Maakt dat deel uit van de PlanMER? En vallen waterkeringen, overstromingsgevoelige gebieden, aardkundige waarden, provinciaal cultuurhistorisch erfgoed, gezondheid, verkeer en stikstof emissie binnen de scope van de PlanMER? Zo nee, waarom niet?

Over aangehouden vergunningen

De leden van de D66-fractie snappen niet waarom de bestaande opsporingsvergunningen de facto worden verlengd, terwijl tegelijk toegezegd is geen opsporingswerkzaamheden toe te staan tot de Structuurvisie is vastgesteld. Hoe wordt dit vervolgens juridisch vastgesteld? Worden eventuele nieuwe aanvragen wel in behandeling genomen?

Over de Mijnbouwwet

De leden van de D66-fractie zijn blij te vernemen dat de Minister in het verdere proces decentrale overheden beter wil betrekken, zoals gevraagd door de Kamer in de motie van het lid Van Veldhoven c.s.(Kamerstuk 33 952, nr. 7). Denkt de Minister dan ook aan een bredere rol voor decentrale overheden in de wetgeving voor Mijnbouw? Hoe en wanneer wil de Minister de Mijnbouwwet aanpassen voor de eventuele opsporing en winning van Schaliegas? Hoe worden de verantwoordelijkheden van de decentrale overheden vertaald naar een formele positie in de nieuwe wetgeving? Wordt in de nieuwe wetgeving ook financiële haalbaarheid, inclusief mogelijke schadeposten zoals waardedaling van onroerend goed, milieuschade en fysieke schade van bouwwerken, als afweging voor vergunningaanvragen meegenomen? Hoe wordt monitoring van de grondwaterkwaliteit voor, tijdens en na winning van schaliegas verplicht gesteld, welke criteria zullen daarvoor gesteld worden, en wie zal toezien op de resultaten? Zal de lijst met gebruikte en toelaatbare chemicaliën openbaar worden? Kan het schadefonds Mijnbouwwet worden ingezet om eventuele schade aan de grondwaterkwaliteit te herstellen en zo ja hoe vindt besluitvorming daarover plaats? En zal nalatigheid of schending van vergunningvereisten strafbaar worden gesteld?

De leden van de D66-fractie willen graag dat lessen die worden geleerd uit de problematiek als gevolg van mijnbouwactiviteiten in bijvoorbeeld Zuid-Limburg en Groningen worden toegepast en omgezet in wetgeving en beleid voordat er tot eventuele schaliegaswinning over gegaan kan worden, en horen graag van de Minister hoe hij dit vorm wil geven.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de Notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas. Genoemde leden zijn tegen winning van schaliegas en schalieolie in Nederland. Zij hebben nog veel vragen over het proces rondom de notitie en vinden het teleurstellend dat de 2.464 zienswijzen nauwelijks zijn meegenomen in het proces. Bovendien wordt niet aangetoond wat nut en noodzaak van schaliegaswinning is in de energietransitie en worden ook alternatieve scenario’s onvoldoende meegewogen.

Vaststelling Notitie reikwijdte en detailniveau

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het teleurstellend dat de Minister nauwelijks reageert op de ontvangen 2.464 zienswijzen en adviezen. De reacties bevatten veel zorgen en waardevolle adviezen van onder meer provinciale en lokale overheden en waterschappen. Bovendien is onduidelijk welke delen van het advies van de Commissie voor de m.e.r. wel en welke niet worden overgenomen. Waarom heeft de Minister niet gekozen voor aanpassing van de conceptnotitie en planMER naar aanleiding van de zienswijzen? Is de Minister bereid om een uitgebreidere reactie te geven op de ontvangen zienswijzen? Zo nee, wat betekent dit voor het maatschappelijk draagvlak van voorliggende notitie? Is de Minister bereid om duidelijk te maken op welke onderdelen hij de Commissie voor de m.e.r. heeft gevolgd en op welke onderdelen niet?

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de onduidelijkheid over welk scenario voor voorbeeldwinning als uitgangspunt wordt genomen in de planMER. Dit is van belang omdat alleen een voldoende groot voorbeeldwinningsscenario (met tientallen tot honderden boorlocaties) duidelijk inzicht geeft in de cumulatieve effecten van schaliegaswinning, bijvoorbeeld de impact van vrachtwagenbeweging op infrastructuur of aanleg van wegen op versnippering van de natuur. Ook de Commissie voor de m.e.r. adviseert een «representatieve voorbeeldwinning» als uitgangspunt te nemen. De Minister stelt in de reactienota het volgende: «Voor het planMER wordt uitgegaan van een realistische (economisch haalbare) voorbeeldwinning inclusief een gasbehandelingsinstallatie.» Wat verstaat de Minister onder een realistische (economisch haalbare) voorbeeldwinning? Om hoeveel boorlocaties en boorputten gaat het hier? Hoe kan de Minister bepalen wat een economisch haalbare voorbeeldwinning is als niet op voorhand duidelijk is hoeveel gas daadwerkelijk met het aantal putten gewonnen kan worden en in hoeverre een investering zich kan terugverdienen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de Minister inzichtelijk kan maken wat de milieueffecten van schaliegasboringen per fase zijn. Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het van essentieel belang dat eerst onderzocht wordt wat nut en noodzaak van schaliegaswinning in Nederland zijn. Nederland staat voor de opgave om een omvangrijke energietransitie te bewerkstelligen. In het plan MER is echter geen plek ingeruimd voor energietransitie en voor alternatieven van schaliegas. Ook kiest de regering niet voor een maatschappelijk debat over nut en noodzaak van schaliegaswinning. De Minister neemt bovendien het advies van de Commissie voor de m.e.r. om «minimaal één fossiel georiënteerd en één duurzaam georiënteerd representatief reëel scenario/alternatief als referentiescenario» uit te werken in de planMER niet over. Hij is voornemens alternatieve scenario's te behandelen in het Energierapport 2015. Het weglaten van alternatieven uit de planMER voor Structuurvisie schaliegas is in strijd met artikel 5.1 van de SEA Directive (Strategic Environmental Assessment Directive/Europese RICHTLIJN 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's). Deelt de Minister de opvatting dat het weglaten van alternatieve scenario's in strijd is met de Europese SEA Directive? Zo ja, hoe rechtvaardigt de Minister het afwijken van Europese wetgeving?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom veel belangrijke regionale thema’s ontbreken in de reactienota, zoals waterkeringen, overstromingsgevoelige gebieden, aardkundige waarden, provinciaal cultuurhistorisch erfgoed, gezondheid, verkeer, stikstofemissie en de gevolgen voor het stedelijk gebied.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hechten aan het respecteren van boringsvrije zones. Kan de Minister garanderen dat de door provincies ingestelde boringsvrije zones volledig gerespecteerd worden? Zo nee, in welke gevallen denk de Minister dat boringen in boringsvrije zones toch mogelijk moet zijn? Kan de Minister zich voorstellen dat er boringsvrije zones zijn die door provincie ingesteld zijn voor het borgen van de drinkwatervoorziening waar toch schaliegasboringen mogelijk zijn? Zo ja, onder welke omstandigheden? Worden alle door provincies aangewezen en vastgelegde

boringvrije zones, beschermingsgebieden en strategische grondwatervoorraden op voorhand

uitgesloten worden? Is de Minister bereid om het voorzorgprincipe toe te passen en de uitzondering te laten gelden voor de gehele diepte en niet slechts tot 1.000 meter?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier de regering de EU-aanbeveling meeneemt voor minimumafstanden tussen toegestane activiteiten en woon- en waterwingebieden. Neemt de Minister de aanbeveling over om bufferzones in te stellen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de Minister inzichtelijk kan maken wat de maatschappelijke kosten van schaliegaswinning voor de omgeving zijn, bijvoorbeeld op het gebied van het vestigingsklimaat voor bedrijven, agrarische bedrijfsvoering, regionale economie en gevoelens van onveiligheid. Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat nog veel vragen uit de zienswijzen onbeantwoord zijn gebleven. Zij leggen graag onderstaande vraagpunten nog voor om meer duidelijkheid te krijgen voor betrokken partijen. Hoe gaat de Minister om met:

  • effecten op robuust natuurnetwerk en UNESCO cultureel werelderfgoed;

  • geplande stedelijke ontwikkelingen;

  • afvoer en verwerking van afvalwater en boorgruis;

  • borging integriteit verlaten putten;

  • effecten op aquatische- en grondwaterafhankelijke natuur;

  • mitigerende en compenserende maatregelen;

  • geschiktheid van het gebruik van buitenlandse studies in de Nederlandse situatie;

  • risico verspreiding frackingvloeistof naar watervoerende pakketten;

  • verwerking van retourwater (met o.a. radioactieve stoffen en hoge zoutgehaltes);

  • benodigde watervolumes in proces;

  • risico van lekken van buitengebruik gestelde putten, zowel boven- als ondergronds.

Planning structuurvisie

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen meer helderheid over de verhouding tot de Structuurvisie Ondergrond (STRONG). Zij hechten aan een integrale afweging over bodemactiviteiten in STRONG. Is de Minister dit met genoemde leden eens? Zo ja, neemt hij de adviezen van de Commissie MER over om in de planMER Schaliegas aan te geven welk ondergronds gebruik beïnvloed kan worden door opsporing en winning van schaliegas en om de integrale afweging over bodemactiviteiten in STRONG op te nemen? Hoe kan de Structuurvisie Schaliegas integraal onderdeel uitmaken van STRONG als in de

planMER gebruiksmogelijkheden van de ondergrond niet meegenomen worden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat winning van schalieolie wordt meegenomen in de planMER. Winning van schalieolie is niet hetzelfde als winning van schaliegas. Kan de Minister duidelijk maken waarom winning van schalieolie een serieuze optie in Nederland is? Op welke manier wordt schalieolie in de planMER verankerd? Is het nog mogelijk om hierover zienswijzen in te dienen?

Aanhouden vergunningen

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen in de Kamerbrief over de (binnenkort) verlopen vergunningen van Cuadrilla en Hexagon: «Om te voorkomen dat de vergunningen vervallen en derden eventueel aanspraak kunnen maken op het aan Hexagon respectievelijk Cuadrilla vergunde gebied, heb ik besloten dat ik beide verlengingsaanvragen zal aanhouden, maar dat de vergunningen niet vervallen totdat ik – na de afronding van de structuurvisie – op de aanvragen tot verlenging heb beslist.» Onduidelijk blijft hoe dit juridisch vormgegeven wordt, de exploratievergunning zijn immers voor een beperkte tijd (5 jaar) afgeven. Graag een reactie.

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de definitieve Notitie reikwijdte en detailniveau en de begeleidende brief van de regering. Enerzijds juichen zij toe dat het moratorium met een jaar verlengd wordt, anderzijds betreuren zij het dat de Minister nadrukkelijk de mogelijkheid openlaat om alsnog naar schaliegas te boren.

Deze leden vragen de Minister hoe de verschillende documenten die samen de Notitie reikwijdte en detailniveau uitmaken zich tot elkaar verhouden. Welke voorstellen uit het advies van de Commissie worden niet meegenomen in de structuurvisie schaliegas? Welke van de niet-meegenomen voorstellen worden daarnaast ook niet meegenomen in het Energierapport 2015? Kan de Minister de Kamer eerst informeren over de uitkomst van het nut en noodzaak-onderzoek, voordat hij een beslissing maakt over de gebieden waar schaliegaswinning plaats kan vinden? Welke redenen heeft de Minister om vast te houden aan de strakke planning voor het vaststellen van de structuurvisie voor eind 2015?

Hoe past de voorgenomen wijziging van de Mijnbouwwet in de planning van de structuurvisie? In de aangenomen motie van het lid Van Tongeren cum suis (Kamerstuk 33 750 XIII, nr. 110) constateert de Kamer dat de afwegingsgronden voor vergunningverlening in de huidige wet beperkt zijn en niet tegemoetkomen aan de huidige grote belangen bij mijnbouwwinning, zowel ondergronds als bovengronds. Op welke manier komt de Minister tegemoet aan deze bezwaren? Is de Minister bereid in het kader van de structuurvisie af te wegen welke extra afwegingsgronden voor de winning van onconventionele olie en gas wettelijk vastgelegd moeten worden?

Deze leden zijn zeer geïnteresseerd in de invloed die de winning van schaliegas zou hebben op de verduurzaming van de energiehuishouding en de totale uitstoot van broeikasgassen. Zij vragen de Minister of hij dit ook laat onderzoeken door CE Delft of bereid is dit afzonderlijk te onderzoeken. Acht de Minister het onmogelijk dat het besluit om schaliegas te winnen invloed heeft op het behalen van de duurzame energiedoelstelling voor 2023?

Acht de Minister het waarschijnlijk dat belanghebbenden nog aanvullende zienswijzen zouden willen indienen op de winning van schalieolie? Is de Minister van plan hier gelegenheid toe te bieden? Acht de Minister de winning van schalieolie wenselijk als dit binnen de geldende milieuwetgeving mogelijk en rendabel blijkt te zijn?

Hoe kijkt de Minister aan tegen het instellen van bufferzones rond uitsluitingsgebieden? Neemt de Minister deze suggestie uit het advies van de Commissie over?

Deze leden vragen de Minister wie het voortouw neemt bij het coördineren van de structuurvisie ondergrond (STRONG) en de structuurvisie schaliegas? Wordt in de structuurvisie schaliegas net als bij STRONG de voorkeur gegeven aan duurzame benutting van de ondergrond boven winning van fossiele brandstoffen? Zo ja, hoe wordt dit geïncorporeerd in de structuurvisie? Zo nee, waarom wordt de eerdere toezegging in het kader van STRONG dan geen gestand gedaan? Hoe ziet de «intensieve afstemming tussen de beide structuurvisies» eruit?

De Minister schrijft dat hij conform internationale afspraken en verdragen rekening zal houden met grensoverschrijdende effecten. Op welke afspraken en verdragen doelt de Minister dan hoofdzakelijk? Ziet hij ook de mogelijkheid om bewoners en overheden in Duitsland en België beter te betrekken bij de besluitvorming rond schaliegas dan waartoe afspraken en verdragen hem verplichten?

De Minister zegt het overleg met decentrale overheden voort te zetten, zoals de Kamer heeft verzocht in de motie van het lid Van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 33 952, nr. 7). Verschillende overheden zijn echter ontevreden over de mate waarin hun stem gehoord wordt. Kan de Minister de betrokkenheid en de zeggenschap van decentrale overheden concretiseren?

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van de reactie van de Minister op de ingebrachte zienswijzen en het advies van de Commissie voor de m.e.r. op de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) voor het planMER Schaliegas. Deze leden willen voorop stellen dat zij geen behoefte hebben aan deze planMER en aan de aangekondigde structuurvisie schaliegas. Zij hebben geen nader onderzoek nodig om te weten dat het om velerlei redenen beter is om schaliegas gewoon in de grond te laten zitten, en nu volop in te zetten op energiebronnen die geen bijdrage leveren aan de opwarming van de aarde. Maar nu de Minister en een meerderheid van de Kamer hebben gekozen voor het uitvoeren van een planMER, vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie het wel van belang dat het proces van deze MER zorgvuldig wordt doorlopen. Daarover willen ze graag nog enkele vragen aan de Minister voorleggen.

De inspraakronde van de Notitie reikwijdte en detailniveau heeft duizenden zienswijzen opgeleverd, waarvan meer dan 800 unieke. Een groot aantal van deze zienswijzen is ingebracht door de medeoverheden die straks onverhoopt wellicht te maken zullen krijgen met de winning van schaliegas. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn teleurgesteld dat de Minister zo beknopt heeft gereageerd op de ontvangen zienswijzen. Zij vernemen deze teleurstelling ook bij diegenen die een zienswijze hebben ingediend. Vindt de Minister zelf dat zijn zeer beknopte reactie, waarin ook zijn reactie op het advies van de Commissie voor de m.e.r. voldoende recht doet aan de zorgen die er leven in het land met betrekking tot de NRD? Vindt hij dat hij zijn medeoverheden voldoende serieus heeft genomen in dit traject? Waarom is er bijvoorbeeld in de reactienota niet ingegaan op de vele zienswijzen over het stedelijk gebied?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat de Minister meer tijd en aandacht had moeten besteden aan de ontvangen zienswijze, om deze te voorzien van een deugdelijk antwoord. Niet alleen om recht te doen aan de mening, zorgen en betrokkenheid van de belanghebbenden, maar ook om helderheid te blijven houden over wat er nu precies wel en niet wordt meegenomen in de NRD. Want doordat er geen vernieuwde versie van de NRD is opgesteld, en de concept NRD en de reactienota van de Minister gezamenlijk als nieuwe NRD gelden, is het onduidelijk in hoeverre het advies van de commissie voor de m.e.r. en de diverse zienswijzen nu wel en niet worden meegenomen bij het opstellen van de planMER.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat op een aantal punten echt niet duidelijk is waar de planMER nu vanuit gaat. Ten eerste wijzen zij op de volgende passage in de reactienota van de Minister: «Het advies van de Commissie wordt op hoofdlijnen overgenomen. De Commissie doet evenwel een aantal voorstellen die geen betrekking hebben op het uit te voeren milieuonderzoek. Deze zullen zoveel mogelijk worden meegenomen in de structuurvisie of in het Energierapport 2015.» Kan de Minister precies duidelijk maken welke adviezen en voorstellen van de Commissie nu wel en niet overgenomen worden in de NRD, welke niet worden overgenomen, en welke worden meegenomen in de structuurvisie of in het Energierapport 2015?

Een tweede onduidelijkheid die de leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren is over welk scenario voor voorbeeldwinning als uitgangspunt wordt genomen in de planMER. Dit is van belang omdat alleen een voldoende groot voorbeeldwinningsscenario (met tientallen tot honderden boorlocaties) duidelijk inzicht geeft in de cumulatieve effecten van schaliegaswinning, bijvoorbeeld de impact van vrachtwagenbeweging op infrastructuur of aanleg van wegen op versnippering van de natuur. Ook de Commissie voor de m.e.r. adviseert een «representatieve voorbeeldwinning» als uitgangspunt te nemen. De Minister stelt in de reactienota het volgende: «Voor het planMER wordt uitgegaan van een realistische (economisch haalbare) voorbeeldwinning inclusief een gasbehandelingsinstallatie.» Hierbij stelt de Minister echter ook dat de vele reacties die op dit punt waren gekomen, kennelijk waren voortgekomen uit een misvatting aan de kant van de indieners van de zienswijzen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie achten het nuttig dat de Minister nog eens zeer gedetailleerd uiteenzet welke voorbeeldwinning nu genomen wordt in de planMER. Graag een reactie.

Als laatste voorbeeld wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie erop dat de Commissie voor de m.e.r. adviseert tot het instellen van bufferzones rondom uitsluitingsgebieden. Uit de reactienota van de Minister wordt niet duidelijk of dit ook daadwerkelijk meegenomen gaat worden in de planMER. Graag een reactie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zouden graag zien dat de Minister erkent dat het op dit moment wellicht niet voor iedereen voldoende duidelijk is waar de planMER nu van uit gaat, en dat hij alsnog met een definitieve NRD komt, waarin zijn reactie op de zienswijzen en de Commissie voor de m.e.r. is verwerkt. Graag een reactie.

Waar er in eerdere discussies alleen werd ingegaan op de mogelijke winning van schaliegas in ons land, wordt nu ook onderzoek ingesteld naar schalieolie, zo lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Dat wordt meegenomen in deze planMER, zonder dat belanghebbend daarover gehoord zijn en de kans hebben gekregen om daarover mee te denken. Onduidelijk is ook hoe schalieolie in het planMER verankerd wordt. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat dit niet getuigd van een inclusief, zorgvuldig en afgewogen proces, en vragen de Minister om zijn beweegredenen daarbij nog eens toe te lichten. Is de Minister alsnog bereidt inspraak te organiseren op het aanvullende onderzoek naar de milieuimpact van de winning van schalieolie? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereidt ook de winning van steenkoolgas mee te nemen in de planMER en Structuurvisie schaliegas? Zo nee, waarom niet?

Voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie is het helder dat de winning van schaliegas de noodzakelijke transitie naar een duurzame energiehuishouding niet zal helpen, sterker nog, dat het dit proces vreselijk zal frustreren. Na aandringen van de Kamer heeft de Minister aangekondigd het onderzoek naar de nut en noodzaak van eventuele schaliegaswinning uit te laten voeren, gelijktijdig aan de planMER. De wijze waarop dit onderzoek is opgezet schiet volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie echter danig te kort. Er wordt geen alternatief scenario voor winning van schaliegas meegenomen, waardoor het op voorhand al duidelijk is dat het scenario met schaliegaswinning economisch hoger rendement zal opleveren. De energietransitie krijgt geen plek in het planMER. Ook worden slechts twee referentiescenario’s uitgewerkt, terwijl de Commissie voor de m.e.r. had geadviseerd om «goede referentiescenario’s zonder schaliegas af te zetten tegen scenario’s van «minimale schaliegaswinning» en «maximale schaliegaswinning». Ook vinden deze leden het opmerkelijk dat de essentiële vraag naar hoe schaliegas past in een strategische lange termijnvisie op de rol van aardgas in de energievoorziening, volgens de Minister buiten de scope van de planMER en de structuurvisie valt. Kan de Minister aangeven hoe hij in het kader van de Structuurvisie antwoord kan geven op de vraag of hij schaliegaswinning in Nederland wil toestaan, zonder het Energierapport daarbij te betrekken? Graag een nadere onderbouwing van de gemaakte keuzes met betrekking tot het nut en noodzaak-onderzoek, want op deze wijze wordt het naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren een wassen neus.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vrezen het effect van schaliegaswinning op de kwaliteit van ons (drink)water. De Minister meldt dat boringvrije zones die van belang zijn voor de drinkwatervoorziening volledig worden gerespecteerd. Deze leden horen graag in meer detail wat dit precies betekent. Worden hiermee alle door provincies aangewezen en vastgelegde boringvrije zones, beschermingsgebieden en strategische grondwatervoorraden op voorhand uitgesloten? Deelt de Minister de mening dat het beschermen van ons water niet beperkt moet worden tot 1.000 meter diepte, maar dat de uitzonderingsgebieden niet in diepte begrensd moeten worden? Zo nee, waarom niet?

De planMER is in zijn huidige opzet veel te beperkt, vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Er is een aantal belangrijke thema’s waar geen aandacht aan wordt besteed. Ook de medeoverheden wijzen daarop. Het gaat dan bijvoorbeeld om effecten op de waterkeringen en waterveiligheid, grondwater, overstromingsgevoelige gebieden, aardkundige waarden, provinciaal cultuurhistorisch erfgoed, verkeer, landbouw, stikstof emissie, Cultureel Werelderfgoed, gezondheid van mensen en de diverse waterstromen die nodig zijn en vrijkomen voor de oprichting van de installatie en de winning van schaliegas. Vallen al deze thema’s inderdaad buiten de scope van de planMER?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben al eerder verzocht om de reeds afgegeven opsporingsvergunningen in te trekken. Zij zijn in ieder geval opgelucht dat de Minister op dit moment de verlengingsaanvragen van de opsporingsvergunningen van Cuadrilla en Hexagon zal honoreren, conform afspraak met de Kamer. Deze leden lezen dat de Minister wel wil voorkomen de huidige vergunningen vervallen. Onduidelijk blijft hoe dit juridisch vormgeven wordt, de exploratievergunning zijn immers voor een beperkte tijd (vijf jaar) afgeven. Kan de Minister uitleggen hoe hij juridisch wil borgen dat Cuadrilla en Hexagon aanspraak blijven maken op de vergunning ondanks dat hun huidige vergunningen verlopen voordat de Structuurvisie schaliegas is afgerond? Deelt hij de mening dat dit in strijd is met de eerdere afspraken met de Kamer dat vergunningsaanvragen niet in behandeling worden genomen zolang de Structuurvisie schaliegas niet is afgerond? Zo nee, waarom niet?

Vragen van het lid van de 50PLUS/Klein-fractie

Het lid van de 50PLUS/Klein-fractie heeft kennis genomen van de poging van de Minister om te komen tot een voorstel voor inkadering en invulling van onderzoek naar schaliegaswinning in Nederland door het opstellen van een notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegaswinning. Naar aanleiding van dit voorstel heeft dit lid de volgende vragen voor de Minister.

In de reactienota horende bij het advies van de Commissie voor de m.e.r. spreekt de Minister van het laten uitvoeren, voorafgaand aan het laten opstellen van een structuurvisie, van milieuonderzoek om zo de milieugevolgen van schaliegas in kaart te van gebieden waar mogelijk schaliegas in de ondergrond zit.

Het lid van de 50PLUS/Klein-fractie is er voorstander van het begrip «milieugevolgen» (zo) breed (mogelijk) te zien en daarbij dus niet alleen te focussen op de directe klassieke milieugevolgen voor natuur en bodem maar ook rekening te houden met de directe leefomgeving c.q. het landschap. Deze kan door winning van schaliegas (drastisch) veranderen. Niet alleen door het aanleggen van boorputten maar ook door verandering van de infrastructuur, onder anderen. de aanleg van wegen. Kan de Minister bevestigen dat in de straks uit te voeren planMER er ook en ruim voldoende aandacht zal zijn voor de gevolgen van schaliegaswinning voor het veranderende landschap, welke mitigerende maatrelen daartoe eventueel getroffen dienen te worden en welke kosten daarmee mogelijke gemoeid zijn?

Daarnaast, zo is ook in de reactienota te lezen, «zal een verkenning plaatsvinden naar de maatschappelijke effecten van schaliegaswinning in de transitie naar een duurzame energiehuishouding». Graag zien we een reactie van de Minister tegemoet die deze zin toelicht en met name de (mogelijk gesuggereerde?) koppeling tussen schaliegaswinning en een duurzame energiehuishouding.

Graag zou het lid van de 50PLUS/Klein-fractie van de Minister willen vernemen welke aanbevelingen van de Commissie voor de m.e.r. er niet zijn overgenomen. Dat laat de reactienota nu eigenlijk in het midden. Graag ziet dit lid een toelichting van de Minister waarin precies wordt aangegeven welke aanbevelingen er niet zijn overgenomen en wat de reden(en) daarvoor is/zijn.

Hoe kan Structuurvisie Schaliegas integraal onderdeel uitmaken van de Structuurvisie Ondergrond (STRONG) als in de planMER gebruiksmogelijkheden van de ondergrond niet meegenomen worden?

In de reactienota wordt veel aandacht besteed aan het belang van de drinkwatervoorziening. Andere aspecten komen daardoor niet aan de orde in de planMER. Daarbij wordt gedacht aan effecten op de waterkeringen en waterveiligheid, grondwater, overstromingsgevoelige gebieden, aardkundige waarden, cultuurhistorisch erfgoed, verkeer, landbouw, stikstof emissie en Cultureel Werelderfgoed.

Graag zien dit lid een toelichting van de Minister tegemoet op welke wijze aan de bovengenoemde 10 onderwerpen de planMER aandacht gaat besteden.

In verschillende zienswijzen is gevraagd de milieueffecten van schaliegasboringen per fase te beoordelen (dus van opsporing tot monitoring en nazorg), omdat de milieueffecten per fase sterk kunnen verschillen. Kan de Minister bevestigen dat zij dit advies niet heeft overgenomen? Het lid van de 50PLUS/Klein-fractie ziet graag dat (ook en in het bijzonder) de effecten tijdens de meerjarige periode van voorbereiden van de winning door de Minister in de uit te voeren MER aan de orde komen en worden toegelicht.

Kan de Minister aangeven op welke manier straks onderwerpen als mogelijke schadeposten zoals een waardedaling van onroerend goed, milieuschade en fysieke schade aan bouwwerken aan de orde zullen komen. Gebeurt dat straks in de structuurvisie of in straks op te stellen wet- en regelgeving?

II. Antwoord / Reactie van de Minister

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen van de leden van de verschillende fracties over de vaststelling van de Notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas (Kamerstuk 33 952, nr. 12). Graag ga ik op deze vragen in. Ik houd daarbij de volgorde aan van de vragen zoals de vaste commissie voor Economische Zaken die mij heeft doen toekomen.

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Het antwoord op beide vragen is bevestigend. In het planMER zal bij het onderzoek naar de effecten van de voorbeeldwinning gekeken worden naar de gevolgen van de aan- en afvoer en verwerking van het water. Water komt vrij tijdens het fracken (retourwater) en tijdens de productiefase (productiewater). Het water tijdens het fracken heeft een andere samenstelling dan het water tijdens de productiefase. Dit heeft gevolgen voor de wijze van afvoer en verwerking. Het water wordt conform de Wet milieubeheer alleen door een verwerker met de juiste vergunning verwerkt. Het retourwater kan gedurende de fase waarin gefrackt wordt zoveel mogelijk worden hergebruikt. Zodra hergebruik van het retourwater niet mogelijk is dan zal het gezuiverd moeten worden tot een kwaliteit waarop het geloosd mag worden. Het transport van het water naar de verwerker kan per as (over de weg) of via een pijpleiding plaatsvinden. De wijze van verwerking van het retourwater en het productiewater wordt in het planMER beschreven.

In mijn brieven van 25 april 2014 en 28 mei 2014 (Kamerstuk 28 982, nr. 138 en Kamerstuk 33 952, nr. 1) heb ik aangekondigd dat, naast het planMER onderzoek, ook een onderzoek wordt uitgevoerd naar innovatieve technieken die de restrisico’s van schaliegaswinning kunnen minimaliseren. In dit onderzoek worden ook de zuivering en het hergebruik van het retour- en productiewater onderzocht. Er wordt gebruik gemaakt van internationale literatuur en ook de ervaringen in de Verenigde Staten worden meegenomen. In Nederland is er evenwel al veel kennis over waterzuivering beschikbaar. Het conceptrapport van dit door TNO uitgevoerde onderzoek is gereed en is ter commentaar voorgelegd aan het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Het rapport zal eind december gereed zijn. De uitkomsten van dit rapport worden door ARCADIS in de planMER meegenomen.

De Commissie m.e.r. adviseert om in te gaan op mogelijke interferentie van schaliegaswinning met andere ondergrondse functies in de diepe ondergrond, zoals geothermie. De leden van de VVD-fractie vroegen in dat licht om een nadere toelichting hoe de verschillende mogelijke andere activiteiten in de ondergrond in het onderzoek worden meegenomen en in hoeverre andere activiteiten als geothermie op de winning van schaliegas aansluiten. Deze leden vroegen verder om deze verschillende functies en mogelijke conflicten inzichtelijk te maken in de structuurvisie ondergrond (STRONG). Daarnaast vroegen zij of de studie ook naar de mogelijkheden voor geothermie kijkt, of dat daarvoor later een aparte studie moet worden gedaan. In dat kader vroegen deze leden naar de mogelijkheden voor synthese van schaliegas en geothermie in het planMER.

Zoals ik heb aangegeven in de reactienota zal in het planMER aandacht worden besteed aan interferentie van mogelijke schaliegaswinning met andere functies van de diepe ondergrond. Dit zijn aardwarmtewinning, opslag van stoffen, CO2-opslag, winning van bouwgrondstoffen, zoutwinning, grondwaterwinning, gebruik van bodemenergie en olie- en gaswinning.

Op dit moment wordt het planMER onderzoek uitgevoerd. De afweging of de winning van schaliegas op een bepaalde plaats de voorkeur heeft boven andere activiteiten is geen onderdeel van de structuurvisie schaliegas. Het maken van een dergelijke afweging doet zich pas voor op projectniveau, namelijk als er sprake is van twee projecten die elkaar uitsluiten. Het afwegingskader daarvoor is onderdeel van STRONG.

Ten aanzien van geothermie heb ik TNO gevraagd om in het rapport over innovatieve technieken in te gaan op de combinatie van geothermie en schaliegas. Het rapport zal eind december gereed zijn.

Wat betreft de VVD-fractieleden moet de geboden informatie uiteindelijk inzicht bieden in de balans tussen alle verschillende economische, ruimtelijke en milieuaspecten. In dat licht vroegen zij om een toelichting hoe het onderzoek zodanig wordt uitgevoerd en gepresenteerd dat dit de Kamer maximaal inzicht geeft om tot een afweging te kunnen komen van de verschillende belangen.

Het planMER zal inzicht geven in alle milieuaspecten van schaliegaswinning. Ook zullen de ruimtelijke aspecten aan bod komen. Deze zijn beschreven in de NRD. De economische aspecten zullen worden beschreven in de verkenning naar de maatschappelijke effecten van schaliegaswinning die door CE Delft wordt uitgevoerd. De onderzoeken worden beide aan de Kamer gestuurd. Hierbij moet echter worden aangetekend dat ten aanzien van de economische aspecten nog geen feitelijke uitspraken kunnen worden gedaan. Dit is pas mogelijk als duidelijk is dat er daadwerkelijk winbare hoeveelheden schaliegas aanwezig zijn. Zoals ik eerder heb aangegeven zijn hier proefboringen voor vereist. De verkenning naar maatschappelijke effecten door CE Delft zal zich dan ook baseren op schattingen die door TNO zijn gedaan. In de ontwerpstructuurvisie zal ik de verschillende belangen inzichtelijk maken en een gefundeerde keuze maken.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vroegen mij toe te lichten waarom gebieden uit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) niet bij voorbaat worden uitgesloten. Vanwege het zware beschermingsregime van Natura 2000-gebieden wordt vergunningverlening in die gebieden niet realistisch geacht. Om die reden zijn die gebieden bij voorbaat uitgesloten. EHS-gebieden worden niet op voorhand uitgesloten omdat het beschermingsregime van EHS-gebieden minder zwaar is dan dat van Natura 2000-gebieden. In beginsel is dus meer mogelijk in EHS gebieden. Effecten van schaliegaswinning in EHS-gebieden zullen, net als de effecten op overige gebieden, in beeld gebracht worden in het planMER. Voorts zal, indien opsporing van schaliegas wordt toegestaan, voor elk initiatief altijd per locatie specifiek nagegaan moeten worden wat de te verwachten milieueffecten van boringen in en onder EHS-gebieden zijn. Dit kan alsnog leiden tot het niet verlenen van een vergunning.

De leden van de PvdA-fractie vroegen mij verder te bevestigen dat het Energierapport 2015 verschijnt voordat de ontwerpstructuurvisie schaliegas aan de Kamer wordt aangeboden.Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, is de planning dat het planMER en de analyse van maatschappelijke effecten in het 2e kwartaal van 2015 gereed zijn. Deze onderzoeken zijn bouwstenen voor de ontwerpstructuurvisie schaliegas. De ontwerpstructuurvisie zal na de zomer van 2015 gereed zijn. Naar verwachting zal de Minister van IenM dan ook het ontwerp van STRONG gereed hebben. Het Energierapport zal ik eind 2015 gereed hebben. Gedurende het opstellen van de ontwerpstructuurvisie en het Energierapport zal ik ervoor zorgen dat beide rapporten inhoudelijk goed worden afgestemd. Daarmee is er eind 2015 een brede en gedegen basis voor een debat in de Kamer.

De leden van de PvdA-fractie vroegen ook of ik het advies van de Commissie m.e.r. overneem om de afweging van schaliegaswinning en andere functies boven- én ondergronds (bijv. geothermie) duidelijk te maken. Zoals ik heb aangegeven zal in het planMER aandacht worden besteed aan interferenties met andere functies van de diepe ondergrond. Dit zijn aardwarmtewinning, opslag van stoffen, CO2-opslag, winning van bouwgrondstoffen, zoutwinning, grondwaterwinning, gebruik van bodemenergie en olie- en gaswinning.

Indien schaliegas conflicteert met ander gebruik biedt STRONG een afwegingskader. De afweging of de winning van schaliegas op een bepaalde plaats de voorkeur heeft boven andere activiteiten is geen onderdeel van de structuurvisie schaliegas. Het maken van een dergelijke afweging doet zich pas voor op projectniveau, namelijk als er sprake is van twee projecten die elkaar uitsluiten. Het afwegingskader daarvoor is onderdeel van STRONG.

De leden van de PvdA-fractie gaven aan het advies van de Commissie m.e.r. met betrekking tot winning onder waterstaatwerken van belang te vinden. Zij informeerden in dat licht hoe de regering omgaat met dit advies en waarom deze gebieden niet bij voorbaat worden uitgesloten vanwege de veiligheid. Het feit dat gebieden niet uitgesloten zijn in de NRD houdt niet in dat schaliegaswinning per definitie toegestaan is op het moment dat er een aanvraag voor een vergunning komt. De Commissie m.e.r. adviseert om in het planMER duidelijk te maken wat de mogelijke risico’s zijn en of er aanleiding is winning onder kritische waterstaatswerken uit te sluiten. Dit advies van de Commissie m.e.r. wordt overgenomen. Dit wordt nader onderzocht in het planMER.

Verder vroegen de leden van de PvdA-fractie mij toe te lichten hoe de regering omgaat met het advies van de Commissie m.e.r. met betrekking tot geluidscontouren, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Dit advies van de Commissie m.e.r. wordt overgenomen.

Tevens informeerden de leden van de PvdA-fractie hoe de regering omgaat met het advies van de Commissie m.e.r. om zogenaamde bufferzones in te stellen rond uitsluitingsgebieden. De Commissie adviseert om te onderzoeken of en zo ja hoe in verband met veiligheid en milieueffecten rekening gehouden moet worden met bufferzones en inpassingsmaatregelen ten opzichte van waarden, functies en activiteiten. De Commissie adviseert niet om bufferzones in te stellen rond uitsluitingsgebieden. In het planMER zal gekeken worden naar effecten en afstanden tot gebieden en werken. Indien de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven, kan ik in de structuurvisie, indien schaliegaswinning wordt toegestaan, afstanden tot bepaalde gebieden en werken opnemen.

De leden van de PvdA-fractie stelden vast dat de Commissie m.e.r. adviseert om «een voorbeeldwinning op te stellen met scenario’s van minimale winning en maximale winning» en dat de Commissie m.e.r. bovendien stelt: «Schets per scenario een beeld van het aantal noodzakelijke winningslocaties zowel geografisch als in de tijd, en besteed daarbij ook aandacht aan de bovengrondse verschillen tussen de scenario’s.» Ten slotte stelden de leden van de PvdA-fractie vast dat het lastig is om vooraf te bepalen wat een economisch haalbare voorbeeldwinning is. In dat licht vroegen zij mij of hun aanname juist is dat een eventuele proefboring moet uitwijzen hoeveel gas er mogelijk economisch rendabel te winnen is. Deze leden vroegen mij tevens om toe te lichten met hoeveel boorlocaties, putten, infrastructuur etc. rekening gehouden wordt in de voorbeeldwinning. De aanname van de leden van de PvdA-fractie is juist. Proefboringen zijn nodig om te bepalen hoeveel schaliegas in het schaliegesteente aanwezig is, en of het economisch rendabel is om het te winnen. Halliburton heeft in 2011 in opdracht van EBN het rapport «National Field Development Plan Shaleplay Noord-Brabant» (NFDP) opgesteld. Dit plan beschrijft een theoretische schaliegaswinning in de provincie Noord-Brabant. Men heeft gebruik gemaakt van de voor Noord-Brabant specifieke geologische gegevens om de theoretische winning te ontwerpen. Deze studie is de meest realistische studie waarover we nu beschikken. In het NFDP wordt een schaliegasontwikkeling beschreven bestaande uit 38 boorlocaties met in totaal 319 boorputten, een gasbehandelingsinstallatie en een aansluiting op centrale gas- en waterinfrastructuur.

Zoals de leden van de PvdA-fractie aangeven is het, ondanks de beperkte actuele gegevens, nu nodig om de grootte van de voorbeeldwinning te bepalen. De voorbeeldwinning dient als basis voor de bepaling van onder andere de milieueffecten. Een realistische voorbeeldwinning moet economisch rendabel zijn. Anders zal geen enkele marktpartij een dergelijke voorbeeldwinning nastreven. Een bepalende economische factor is het business model dat eraan ten grondslag ligt. Een schaliegasveld wordt in stapjes en per boorlocatie ontwikkeld. Voorafgaand aan iedere nieuwe boorlocatie wordt opnieuw een investeringsbeslissing genomen. Dit betekent bijvoorbeeld dat als de opbrengst van een boorlocatie tegenvalt waarschijnlijk niet meer wordt begonnen aan een volgende boorlocatie. Zo zal ook, veel sneller dan bij een conventioneel gasveld, de productie worden gestaakt op het moment dat de gasprijs laag is en de jaarlijkse operationele kosten te hoog zijn geworden. Dit is een andere dynamiek dan bij een conventioneel gasveld waar, na een zorgvuldig onderzoek, een investeringsbeslissing wordt genomen voor de ontwikkeling van het gehele gasveld.

Ik noemde eerder het theoretische schaliegasontwikkelingsplan «Notional Field Development Plan Shaleplay Noord Brabant» (NFDP). Deze ontwikkeling is qua schaal (oppervlakte en aantal boorlocaties) vergelijkbaar met het Groningen gasveld, één van de grotere gasvelden in de wereld. Het NFDP is daarom te groot om als standaard voorbeeldwinning door te gaan.

Op mijn verzoek heeft EBN berekeningen uitgevoerd om te onderzoeken of er ook een minimale economische winning bestaat. Helaas bleek dit niet het geval te zijn. Ik heb daarom besloten om een deel van het NFDP te selecteren als voorbeeldwinning. De voorbeeldwinning bestaat uit één derde deel van het NFDP te weten: dertien boorlocaties (de twee clusters van 4 boorlocaties en een cluster van 5 boorlocaties), gekoppeld aan een gasreinigingsinstallatie, met een gas- en waterpijpleidinginfrastructuur. Iedere cluster heeft een compressor om het gas naar de centrale gasinfrastructuur te transporteren.

In het NFDP heeft een gemiddelde boorlocatie 6 – 10 boorputten. Ik heb ervoor gekozen om de voorbeeldwinning intensiever te maken en iedere boorlocatie te voorzien van tien boorputten. Recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten laten zien dat men steeds vaker ervoor kiest om zoveel mogelijk boorputten per boorlocatie te realiseren. Mijn keuze van 10 boorputten per boorlocatie sluit aan bij deze trend. De voorbeeldwinning betreft 13 boorlocaties. Iedere boorlocatie heeft tien boorputten. Een boorlocatie is circa 100 bij 150 meter. De 13 boorlocaties van de voorbeeldwinning zijn verspreid over een oppervlakte van circa 10 bij 15 kilometer, hetgeen in theorie in het Nederlandse landschap meerdere keren inpasbaar is en daardoor kan dienen als voorbeeldwinning.

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vroegen om helderheid over welk deel van het advies van de Commissie m.e.r. wel en welk deel niet wordt overgenomen, en welke reacties en zienswijzen al dan niet zijn overgenomen. Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, heeft de Commissie m.e.r. in haar advies alle zienswijzen en reacties betrokken. Ik neem dit advies voor zover dit betrekking heeft op het planMER in zijn geheel over. Voor wat betreft het opnemen van alternatieven voor schaliegaswinning heb ik aangegeven dat ik hieraan invulling geef in het Energierapport 2015. Daarin kan meegenomen worden hoe schaliegaswinning in een bredere visie op energie past. Echter op een aantal punten heeft het advies betrekking op de stappen die daarna gezet moeten worden in de structuurvisie en in wetgeving. Zoals ik heb aangegeven, loopt er een apart juridisch traject voor de benodigde aanpassing van de Mijnbouwwet en AmvB’s. In dit traject zullen de overwegingen van de Commissie m.e.r. worden betrokken. In haar advies gaat de Commissie voorts in op de verdere verwerking van de uitkomsten van het planMER in de structuurvisie. Dit betreft de overweging om duidelijkheid te geven over het regime dat zal gelden voor de gebieden die in de structuurvisie worden vastgelegd. Zij geeft daarbij aan dat gedacht kan worden over gebieden waar een «Nee», een «Nee-tenzij» of een «Ja-mits» regime zal gelden. Ik kan nu nog niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderzoeken. Indien echter naar aanleiding van deze uitkomsten geconcludeerd wordt dat schaliegaswinning in Nederland mogelijk en wenselijk is, dan zal ik dit advies betrekken in de voorbereiding van de structuurvisie.

De leden van de SP-fractie constateerden dat er geen alternatieven voor schaliegas in het planMER worden opgenomen, hoewel de Commissie m.e.r. mij adviseerde om, mede in relatie hiermee, de energietransitie een belangrijke plek te geven in het planMER. In dat licht vroegen de leden van de SP-fractie mij waarom ik dat advies niet heb overgenomen. Zoals de Commissie m.e.r. adviseert, geef ik de energietransitie een belangrijke plaats in de verkenning naar de maatschappelijke effecten (Nut en Noodzaak) die CE Delft uitvoert. De Commissie m.e.r. stelt op dit punt voor om de hoeken van het speelveld voor de scenario’s in kaart te brengen en doet daarbij een voorstel om een fossiel georiënteerd en een duurzaam georiënteerd scenario af te zetten tegen minimale en maximale schaliegaswinning. In de uitwerking van dit voorstel kies ik er echter voor om niet uit te gaan van een fossiel georiënteerd scenario omdat ik vast wil houden aan afspraken over hernieuwbare energie die in nationaal en Europees verband zijn gemaakt. Het aandeel hernieuwbare energie in 2023 is onderdeel van het onderzoek.

Voor het verkennen van de maatschappelijke effecten wordt binnen deze uitgangspunten gekeken naar twee productiescenario’s en twee scenario’s met betrekking tot het eindbeeld in 2050:

  • Twee productiescenario’s als uithoeken van het speelveld: (1) maximale winning: hoog economisch potentieel, hoge productiehoeveelheid per put, veel boortorens en (2) minimale winning: laag economisch potentieel, lage productiehoeveelheid per put, minder boortorens. In dit scenario is schaliegas net economisch winbaar. Deze twee scenario’s worden afgezet tegen de situatie waarin geen schaliegas wordt gewonnen;

  • Twee referentiescenario’s voor het eindbeeld 2050: (1) schoon fossiel (besparing, CCS en hernieuwbaar) en (2) volledig hernieuwbaar (flinke besparing en hernieuwbaar);

Vanwege de hoge mate van onzekerheid op de lange termijn focust de verkenning op de maatschappelijke effecten tussen nu en grofweg 2030/2035 en geeft een doorkijk naar de periode erna.

De leden van de SP-fractie vroegen mij welk scenario ik als uitgangspunt neem voor voorbeeldwinning in het planMER. Ik heb richting de leden van de PvdA-fractie de overwegingen omtrent de keuze van de schaal van de voorbeeldwinning uitgebreid toegelicht. De voorbeeldwinning bestaat uit 13 boorlocaties met 130 boorputten, een centrale gasreinigingsinstallatie, drie compressoren en een gas- en waterinfrastructuur. Het totale oppervlak van het winningsgebied is circa 10 bij 15 kilometer. Ik neem het advies van Commissie m.e.r. over en zal in het planMER een minimaal en een maximaal scenario uitwerken. Het minimale scenario betreft één voorbeeldwinning. Het maximale scenario zal een omvang hebben van meerdere voorbeeldwinningen. In het planMER zullen ook de cumulatieve milieueffecten van schaliegaswinning worden uitgewerkt in het geval dat er meerdere voorbeeldwinningen worden gerealiseerd.

De leden van de SP-fractie informeerden hoe ik juridisch wil vormgeven dat ik de verlengingsaanvragen voor de vergunningen van Cuadrilla en Hexagon zal aanhouden, omdat de exploratievergunningen voor een periode van 5 jaar zijn afgegeven maar dat deze niet zullen vervallen totdat ik over de aanvragen tot verlenging heb beslist. Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, is met Cuadrilla en Hexagon afgesproken dat zij geen opsporingsactiviteiten verrichten totdat de structuurvisie schaliegas is vastgesteld. De bedrijven hebben een verlengingsaanvraag ingediend omdat hun vergunning dreigde te verlopen. De aanvragen worden ingewilligd voor zover nodig om te voorkomen dat de lopende opsporingsvergunningen teniet gaan zolang ik nog niet inhoudelijk op hun verlengingsaanvragen heb beslist. Dit zal pas na afronding van de structuurvisie schaliegas het geval zijn. Bij besluiten van 7 oktober 2014, gericht aan Hexagon en Cuadrilla Brabant, bekend gemaakt in de Staatscourant van 17 oktober 2014, nr. 29161 en nr. 29159, is daarom bepaald dat de betreffende vergunningen doorlopen totdat inhoudelijk op aanvraag tot verlenging is beslist. Het belangrijkste gevolg van deze besluiten is dat derden geen opsporingsvergunning kunnen aanvragen voor de betreffende gebieden.

De leden van de SP-fractie vroegen mij waarom de effecten van het niet uitvoeren van schaliegaswinning op de maatschappelijke kosten en baten voor de omgeving niet worden onderzocht. Zij gaven daarbij als voorbeeld de effecten op een goed vestigingsklimaat voor bedrijven, regionale economie en agrarische bedrijfsvoering, maar ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving.

In de verkenning naar de maatschappelijke effecten van schaliegaswinning wordt minimale schaliegaswinning en maximale schaliegaswinning afgezet tegen een scenario waarin geen schaliegas wordt gewonnen. Ik ben van mening dat dit goed weer kan geven wat de maatschappelijke effecten zijn voor de regio waar winning plaats zou kunnen vinden. De invloed op het vestigingsklimaat, agrarische bedrijfsvoering, de recreatieve sector en de regionale economie zijn onderdeel van het onderzoek. De verkenning richt zich op feitelijke veiligheidsrisico’s in de regio waar schaliegaswinning plaats kan vinden en de betekenis voor het woon- en leefmilieu.

De leden van de SP-fractie wilden daarnaast weten waarom het onderzoek naar nut en noodzaak niet wordt beantwoord alvorens het planMER en de structuurvisie op te stellen. In dit verband merk ik op dat het onderzoek naar nut en noodzaak een verkenning is naar de maatschappelijke effecten van schaliegaswinning. Over de maatschappelijke kosten en baten van schaliegaswinning kunnen pas feitelijke uitspraken worden gedaan als duidelijk is dat er daadwerkelijk winbare hoeveelheden schaliegas aanwezig zijn. Daarvoor zijn proefboringen vereist. Desalniettemin heb ik ervoor gekozen om aan de hand van scenario’s de voor- en nadelen van schaliegaswinning te onderzoeken. Daarmee kom ik tegemoet aan de wens in de maatschappij om hier in verkennende zin inzicht in te geven. Het planMER zal inzicht geven in alle milieuaspecten van schaliegaswinning. Ook zullen de ruimtelijke aspecten aan bod komen. Ik ben van mening dat deze onderzoeken samen de Kamer het maximaal mogelijke inzicht geven om tot een afweging te kunnen komen van de verschillende belangen.

Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, is de planning dat het planMER en de analyse van maatschappelijke effecten in het 2e kwartaal van 2015 gereed zijn. Deze onderzoeken zijn bouwstenen voor de ontwerpstructuurvisie schaliegas. De ontwerpstructuurvisie zal na de zomer van 2015 gereed zijn. Naar verwachting zal de Minister van IenM dan ook het ontwerp van STRONG gereed hebben. Het Energierapport zal ik eind 2015 gereed hebben. Gedurende het opstellen van de ontwerpstructuurvisie en het Energierapport zal ik ervoor zorgen dat beide rapporten inhoudelijk goed worden afgestemd. Daarmee is er eind 2015 een brede en gedegen basis voor een debat in de Kamer.

De leden van de SP-fractie vroegen daarnaast hoe ik van plan ben om te gaan met de aanbeveling van de EU om bufferzones tussen toegestane winningsactiviteiten en woon- en waterwingebieden in te stellen in het geval van schaliegaswinning. De EU heeft de aanbeveling gedaan om duidelijke regels uit te vaardigen over de minimum afstanden tussen toegestane werkzaamheden en woon- en waterwingebieden. Ik geef hieraan opvolging door in het planMER te kijken naar effecten van schaliegaswinning en afstanden tot gebieden en werken. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, kan ik in de structuurvisie, afstanden tot bepaalde gebieden en werken opnemen, indien de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven en schaliegaswinning wordt toegestaan.

De leden van de SP-fractie vroegen mij ten slotte hoe ik omga met het advies van de Commissie m.e.r. om te onderzoeken welk ondergronds gebruik beïnvloed kan worden door opsporing en winning van schaliegas, en hoe de afstemming met de in ontwikkeling zijnde structuurvisie ondergrond (STRONG) plaatsvindt. Zoals aangegeven aan meerdere fracties, zal in het planMER aandacht worden besteed aan interferentie van schaliegaswinning met andere functies van de diepe ondergrond. Dit zijn aardwarmte winning, opslag van stoffen, CO2 opslag, winning van bouwgrondstoffen, zoutwinning, grondwaterwinning, gebruik van bodemenergie en olie- en gaswinning.

De structuurvisie schaliegas zal integraal onderdeel uitmaken van de structuurvisie ondergrond.

Gedurende het milieuonderzoek en het opstellen van de structuurvisie schaliegas zal intensieve afstemming plaatsvinden tussen de beide structuurvisies voor wat betreft de aanpak en de uitgangspunten. Voor schaliegas heb ik een interdepartementaal projectteam samengesteld. EZ participeert op ambtelijk en bestuurlijk niveau in de afstemmingsgremia van STRONG.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie informeerden of ik het met hen eens ben om de nut en noodzaak discussie ten aanzien van de winning van schaliegas te voeren bij de behandeling van het planMER schaliegas. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, zijn de verkenning van de maatschappelijke effecten (ook wel `nut en noodzaak’ genoemd) en het planMER bouwstenen voor de ontwerp-structuurvisie schaliegas. Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, is de planning dat het planMER en de analyse van maatschappelijke effecten in het 2e kwartaal van 2015 gereed zijn. Deze onderzoeken zijn bouwstenen voor de ontwerp-structuurvisie schaliegas. De ontwerp-structuurvisie zal na de zomer van 2015 gereed zijn. Naar verwachting zal de minister van IenM dan ook het ontwerp van STRONG gereed hebben. Het Energierapport zal ik eind 2015 gereed hebben. Gedurende het opstellen van de ontwerp-structuurvisie en het Energierapport zal ik ervoor zorgen dat beide rapporten inhoudelijk goed worden afgestemd. Daarmee is er eind 2015 een brede en gedegen basis voor een debat in de Kamer.

De leden van de CDA-fractie vroegen mij of alle mogelijke effecten van eventuele schaliegaswinning worden meegenomen in het planMER, in concreto gaat het om de effecten op waterveiligheid, afvalwater van schaliegasinstallaties, grondwater, provinciaal cultuurhistorisch erfgoed, verkeer, en landbouw. Alle bovengenoemde thema’s vallen binnen de scope van het planMER. In tabel 5.2 van de NRD is het beoordelingskader voor het planMER weergegeven.

De Commissie m.e.r. adviseert het instellen van bufferzones rondom uitsluitingsgebieden. De leden van de CDA-fractie vroegen mij in dat licht te verhelderen of er bufferzones komen in het planMER. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, adviseert de Commissie om te onderzoeken of en zo ja, hoe in verband met veiligheid en milieueffecten rekening gehouden moet worden met bufferzones en inpassingsmaatregelen ten opzichte van waarden, functies en activiteiten. De Commissie adviseert niet om bufferzones in te stellen rond uitsluitingsgebieden.

In het planMER zal gekeken worden naar effecten en afstanden tot gebieden en werken. Indien de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven en schaliegaswinning wordt toegestaan, kan ik in de structuurvisie afstanden tot bepaalde gebieden en werken opnemen.

Uit het eerdere onderzoek van Witteveen+Bos bleek dat de Mijnbouwwet op onderdelen aangepast zou moeten worden om de veiligheid en zorgvuldigheid ten aanzien van fracken beter te borgen. De leden van de CDA-fractie vroegen mij in dat licht of ik voornemens ben de Mijnbouwwet te wijzigen zoals aangegeven door Witteveen+Bos, met name of fracken als aparte activiteit wordt benoemd en het frack-programma ten minste vier maanden voor aanvang van het fracken bij de inspecteur-generaal de mijnen moet worden ingediend. Verder vroegen de leden van de CDA-fractie of bij deze wijziging eveneens de monitoring van het afvalwater en de grondwater kwaliteit voor, tijdens en na de winning van schaliegas verplicht wordt gesteld. De aanscherping van de regels rondom het stimuleren van putten is deels geregeld in een wijziging van de Mijnbouwregeling die op 21 februari 2014, Staatscourant nr. 4935 in werking is getreden. Ik werk momenteel nog aan een wijziging van het Mijnbouwbesluit en een (tweede) wijziging van de Mijnbouwregeling om conform het advies van Witteveen+Bos een apart werkprogramma voor het stimuleren van putten (o.a. fracken) voor te schrijven. Nu is dit meestal een onderdeel van het werkprogramma voor werkzaamheden aan een put. In het rapport van Witteveen+Bos wordt geadviseerd om het werkprogramma voor fracken ten minste vier weken voor aanvang van de werkzaamheden in te dienen bij de inspecteur-generaal der mijnen. Dit neem ik over. Ik streef er naar om de wijziging van het mijnbouwbesluit en de mijnbouwregeling dit voorjaar in werking te laten treden. De monitoring van de grondwaterkwaliteit is geregeld in de omgevingsvergunning bij de winning van koolwaterstoffen. Over de monitoring van het grondwater voor, tijdens en na de winning van koolwaterstoffen worden standaard een aantal voorschriften opgenomen in de omgevingsvergunning, waaronder het gebruik van peilbuizen en het bemonsteren en analyseren van het grondwater conform een genormeerd monitoringssysteem. In de opsporingsfase is dit geregeld in het Barmm. SodM houdt toezicht op deze voorschriften. Afvalwater moet op grond van het Barmm (artikel 32) worden opgevangen en afgevoerd naar een daartoe bevoegde verwerker. Deze onderwerpen zijn daarmee nu al afdoende geregeld.

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vroegen mij waarom slechts twee referentiescenario’s worden uitgewerkt, terwijl de Commissie m.e.r. had geadviseerd om «goede referentiescenario’s zonder schaliegas» af te zetten tegen scenario’s van «minimale schaliegaswinning» en «maximale schaliegaswinning». Daarbij vroegen zij mij tevens of ik bereid ben om over de uitgangspunten van de referentiescenario’s een aparte brief aan uw Kamer te sturen, voordat deze scenario’s worden opgesteld.

  • de voorbeeldwinning die ook in het PlanMER wordt gebruikt;

  • technisch winbare hoeveelheid schaliegas in Nederland (TNO);

  • De nationale en Europese afspraken over het aandeel hernieuwbaar en de CO2-reductie.

Voor het verkennen van de maatschappelijke effecten wordt binnen deze uitgangspunten gekeken naar twee productiescenario’s en twee scenario’s met betrekking tot het eindbeeld in 2050;

  • De twee productiescenario’s geven -binnen de gekozen uitgangspunten- de uithoeken van het speelveld weer als het gaat om winbaarheid: (1) de maatschappelijke effecten bij maximale winning van schaliegas en (2) de maatschappelijke effecten bij minimale winning van schaliegas. In dit scenario is schaliegas in Nederland net economisch winbaar. Deze twee scenario’s worden afgezet tegen de situatie waarin geen schaliegas wordt gewonnen;

  • De twee referentiescenario’s voor het eindbeeld 2050 geven scenario’s weer waarbij de doelen van 85%-90% CO2-reductie beiden worden gehaald: (1) een scenario waarin Nederland in 2050 fors inzet op energiebesparing en een energiemix heeft die bestaat uit volledig hernieuwbare energiebronnen (scenario: hernieuwbaar) (2) een scenario waarin Nederland in 2050 inzet op besparing en een energiemix heeft die bestaat uit fossiele bronnen met CCS en hernieuwbare energie (scenario: schoon fossiel).

Vanwege de hoge mate van onzekerheid op de lange termijn focust de verkenning op de maatschappelijke effecten tussen nu en grofweg 2030/2035 en geeft een doorkijk naar de periode erna.

De leden van de D66-fractie gaven aan dat uit de reactienota niet goed duidelijk wordt welke delen van het advies van de Commissie m.e.r. wel en niet worden overgenomen. Zij vroegen mij hierover helderheid te geven. Zoals ik heb aangegeven richting meerdere fracties heeft de Commissie m.e.r. in haar advies alle zienswijzen en reacties betrokken. Ik neem dit advies in zijn geheel over voor zover dit betrekking heeft op het planMER. Voor wat betreft het opnemen van alternatieven voor schaliegaswinning heb ik aangegeven dat ik hieraan invulling geef in het Energierapport 2015. Daarin kan meegenomen worden hoe schaliegaswinning in een bredere visie op energie past. Echter op een aantal punten heeft het advies betrekking op de stappen die daarna gezet moeten worden in de structuurvisie en in wetgeving. Zoals ik heb aangegeven loopt een apart wetgevingstraject. In dit traject zullen de overwegingen van de Commissie m.e.r. betrokken. In haar advies gaat de Commissie voorts in op de verdere verwerking van de uitkomsten van het planMER in de structuurvisie. Dit betreft de overweging om duidelijkheid te geven over het regime dat zal gelden voor de gebieden die in de structuurvisie worden vastgelegd. Zij geeft daarbij aan dat gedacht kan worden over gebieden waar een «Nee», een «Nee-tenzij» of een «Ja-mits» regime zal gelden. Ik kan nu nog niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderzoeken. Indien echter naar aanleiding van de uitkomsten van de onderzoeken geconcludeerd wordt dat schaliegaswinning in Nederland mogelijk en wenselijk is, dan zal ik dit advies meenemen in de voorbereiding van de structuurvisie.

De leden van de D66-fractie vroegen mij of ik van plan ben bufferzones rondom uitsluitingsgebieden, zoals boringsvrije zones, beschermde natuurgebieden, drinkwaterwingebieden en verstedelijkt gebied in te stellen, en zo ja, hoe groot ik deze bufferzones dan wil maken. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, adviseert de Commissie om te onderzoeken of en zo ja, hoe in verband met veiligheid en milieueffecten rekening gehouden moet worden met bufferzones en inpassingsmaatregelen ten opzichte van waarden, functies en activiteiten. De Commissie adviseert niet om bufferzones in te stellen rond uitsluitingsgebieden.

In het planMER zal gekeken worden naar effecten en afstanden tot gebieden en werken. Indien de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven, kan ik in de structuurvisie, indien schaliegaswinning wordt toegestaan, afstanden tot bepaalde gebieden en werken opnemen.

De leden van de D66-fractie gaven aan dat ze zich goed kunnen vinden in de aanbeveling van de Commissie m.e.r. dat de mogelijke rol en positie van schaliegas in een langetermijnvisie op verduurzaming van de energievoorziening, en de rol van aardgas daarin, moet worden bepaald voordat kan worden besloten om al dan niet over te gaan tot schaliegasboringen. In dat licht verzochten de leden van de D66-factie mij om geen ontwerp-structuurvisie schaliegas op te stellen voordat het Energierapport 2015, met daarin de bovengenoemde positiebepaling van aardgas, door de Kamer is behandeld. Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, is de planning dat het planMER en de analyse van maatschappelijke effecten in het 2e kwartaal van 2015 gereed zijn. Deze onderzoeken zijn bouwstenen voor de ontwerp-structuurvisie schaliegas. De ontwerp-structuurvisie zal na de zomer van 2015 gereed zijn. Naar verwachting zal de minister van IenM dan ook het ontwerp van STRONG gereed hebben. Het Energierapport zal ik eind 2015 gereed hebben. Gedurende het opstellen van de ontwerp-structuurvisie en het Energierapport zal ik ervoor zorgen dat beide rapporten inhoudelijk goed worden afgestemd. Daarmee is er eind 2015 een brede en gedegen basis voor een debat in de Kamer.

De leden van de D66-fractie namen waar dat de kennis over onder meer opsporing, winning, economische effecten en omgevingsgevolgen van schaliegas snel toeneemt. In dat licht gaven de leden aan verzekerd te willen zijn dat deze kennis goed wordt benut en toegepast in het scheppen van Nederlandse kaders, en vroegen mij hoe ik hiermee omga. De kennis over allerlei aspecten van een schaliegaswinning nemen toe. Ik neem deze ontwikkelingen mee door zorgvuldig onderzoek te laten doen. In augustus 2013 heb ik het uitgebreide rapport van Witteveen+Bos naar de Tweede Kamer gestuurd. In dit rapport is de stand der techniek vast gelegd. In juni 2014 heb ik TNO opdracht gegeven om een inventarisatie te maken van innovatieve technieken en ontwikkelingen die de risico’s bij schaliegaswinning verminderen. Het vertrekpunt voor het TNO rapport is de stand der techniek zoals beschreven door Witteveen+Bos. TNO zal uitvoerig gebruik maken van internationale literatuur en haar internationale contacten om zo een compleet mogelijk beeld te beschrijven en daarmee de nieuwste ontwikkelingen meenemen. Dit rapport is één van de bouwstenen die ik nodig heb om een goede afweging te maken. Het TNO rapport is input voor het planMER. Ik zal het rapport toesturen aan de Kamer zodra het gereed is.

Ook de Europese Commissie ondersteunt innovatief onderzoek op het gebied van schaliegas. De Europese Commissie wil dat een eventuele winning van schaliegas in Europa met zo min mogelijk milieubelasting en risico plaats kan vinden. Het onderzoek naar schaliegas is een onderdeel van het Horizon 2020 programma. De Europese Commissie heeft via het deelprogramma «Competitive Low Carbon Energy» hiervoor EUR 113 miljoen subsidie beschikbaar gesteld. TNO, diverse Nederlandse universiteiten en bedrijven hebben een projectvoorstel in dit programma ingediend. Het is nog niet bekend welke voorstellen door de Europese Commissie zullen worden gehonoreerd.

Ik wil in dit kader ook opmerken dat Nederland ten aanzien van gastechnologie (exploratie en productie), gasinnovatie, regelgeving en toezicht op dergelijke activiteiten tot de wereldtop behoort. Een schaliegaswinning is voor een heel groot deel vergelijkbaar met een conventionele gaswinning. De leden van de vaste Kamercommissie energie hebben dat onlangs gezien in de Verenigde Staten. Het is vanzelfsprekend dat onze leidende positie ten aanzien van conventionele gaswinning, de huidige regelgeving en het toezicht door de SodM, ook ten goede komt van een mogelijke toekomstige ontwikkeling van niet-conventioneel gas indien daartoe besloten wordt.

De leden van de D66-fractie gaven aan dat het komende jaar nog meerdere onderzoeksrapporten verschijnen, zoals van de Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) over de mogelijke impact van schaliegasboringen op drinkwaterbronnen of over het beperken van methaanuitstoot.3 Ze meldden mij graag te horen of ik bereid ben met de structuurvisie schaliegas te wachten op deze lessen uit de Verenigde Staten, en mogelijke andere, uit het Verenigd Koninkrijk of andere landen, opdat fouten die daar zijn gemaakt hier kunnen worden uitgesloten. Ik ben niet bereid om te wachten tot die rapporten beschikbaar zijn, maar dat neemt niet weg dat in de VS veel informatie te vinden is. Aandachtspunt daarbij is echter wel vaak de toepasbaarheid van de informatie en de vertaling naar de Nederlandse situatie. In de VS worden onder andere technieken gebruikt die aanleiding geven tot methaanemissie. Daarbij kan gedacht worden aan afsluiters die worden aangestuurd door het methaan dat door de gasleiding stroomt, aan de opslag van afvalwater in open putten en de minder stringente eisen ten aanzien van putintegriteit, maar ook aan de injectie van afvalwater op plekken in de ondergrond die in contact staan met grondwater. Dergelijke zaken zijn in Nederland niet toegestaan. Ik zie een duidelijke rol voor de toezichthouder SodM om waar nodig aan de bel te trekken, een nader onderzoek in te stellen en actie te ondernemen.

De leden van de D66-fractie vroegen mij verder of ik het advies van de Commissie m.e.r. overneem dat in het planMER Schaliegas al moet worden aangegeven welk ondergronds gebruik beïnvloed kan worden door opsporing en winning van schaliegas. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven zal ik conform het advies van de Commissie m.e.r. in het planMER aandacht besteden aan interferentie van schaliegaswinning met andere functies van de diepe ondergrond. Dit zijn aardwarmtewinning, opslag van stoffen, CO2-opslag, winning van bouwgrondstoffen, zoutwinning, grondwaterwinning, gebruik van bodemenergie en olie- en gaswinning.

De leden van de D66-fractie vroegen zich af of er voldoende kennis van de ondergrond is om alle mogelijke risico’s voldoende van tevoren in te schatten. In dat licht informeerden zij hoe ik wil omgaan met het risico van ondergrondse migratie van vervuild water of chemicaliën. De leden van de D66-fractie horen graag hoe ik schalie olie in het planMER wil verankeren. Bovendien wilden de leden van de D66-fractie van mij horen hoe ik de verwerking van afvalwater in het planMER een plek wil geven, ook als deze verwerking op een andere locatie dan de winningslocatie plaats zal vinden. Uit de onderzoeken die ik laat uitvoeren, waaronder het rapport van Witteveen+Bos uit 2013, is gebleken dat het risico op ondergrondse migratie vanuit het schaliegesteente zeer gering is. Deze studies kijken vooral naar de processen achter de mogelijke migratie maar onderzoeken deze niet vanuit locatie specifieke geologische informatie.

Voor schalieolie zal ik ook een voorbeeldwinning op laten stellen met een minimaal scenario en een maximaal scenario. Vervolgens wordt in het planMER dezelfde exercitie voor schalieolie doorlopen als voor schaliegas.

Zoals eerder aangegeven zal de verwerking van het afvalwater in het planMER worden beschreven. Ook het rapport van TNO over de innovatieve technieken zal uitvoerig ingaan op de zuivering van het afvalwater.

De leden van de D66-fractie vroegen mij bovendien te kijken naar het cumulatieve effect van de mogelijk honderden kleine industriegebiedjes samen, inclusief de aan- en afvoer van water en de eventuele aanleg van nieuwe infrastructuur die nodig is. Ze vroegen mij of dat deel uitmaakt van het planMER. Ook vroegen zij of waterkeringen, overstromingsgevoelige gebieden, aardkundige waarden, provinciaal cultuurhistorisch erfgoed, gezondheid, verkeer en stikstof emissie binnen de scope van het planMER vallen. Aansluitend op het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage worden de effecten in beeld gebracht van een minimum alternatief en een maximaal alternatief voor schaliegaswinning. Het cumulatieve effect van meerdere schaliegaswinningen wordt op deze manier meegenomen. Alle bovengenoemde thema’s vallen binnen de scope van het planMER. In tabel 5.2 van de NRD is het beoordelingskader voor het planMER weergegeven.

De leden van de D66-fractie gaven aan niet te snappen waarom de bestaande opsporingsvergunningen de facto worden verlengd, terwijl tegelijk toegezegd is geen opsporingswerkzaamheden toe te staan tot de structuurvisie is vastgesteld. Zij vroegen mij hoe dit juridisch wordt vastgesteld en of eventuele nieuwe aanvragen wel in behandeling worden genomen. Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, is bij besluiten van 7 oktober 2014, bekendmaking Staatscourant 17 oktober 2014, nr. 29161 en nr. 29159,) besloten dat de betreffende vergunningen worden aangehouden totdat inhoudelijk op aanvraag tot verlenging is beslist. In deze besluiten is bepaald dat de aanvragen tot verlenging worden ingewilligd voor zover nodig om te voorkomen dat de lopende opsporingsvergunningen teniet gaan zolang ik nog niet inhoudelijk op hun verlengingsaanvragen heb beslist. Ik heb besloten om de bestaande vergunningen aan te houden om te voorkomen dat derden aanspraak kunnen maken op de aan Cuadrilla en Hexagon vergunde gebieden. Met Cuadrilla en Hexagon is afgesproken dat zij geen opsporingswerkzaamheden zullen verrichten totdat de structuurvisie schaliegas is vastgesteld. Nieuwe aanvragen voor de opsporing van koolwaterstoffen gericht op de opsporing van schaliegas (of olie) worden niet in behandeling genomen.

De leden van de D66-fractie gaven aan blij te zijn te vernemen dat ik in het verdere proces rond de aanpassing van de Mijnbouwwet decentrale overheden beter wil betrekken, zoals gevraagd door de Kamer in de motie Van Veldhoven cs. (Kamerstuk 33 952, nr. 7). Zij vroegen mij of ik in dat licht aan een bredere rol voor decentrale overheden denk in de wetgeving voor mijnbouw, en ook hoe en wanneer ik de Mijnbouwwet wil aanpassen voor de eventuele opsporing en winning van schaliegas. Daarbij informeerden zij hoe de verantwoordelijkheden van de decentrale overheden worden vertaald naar een formele positie in de nieuwe wetgeving. In de wet- en regelgeving met betrekking tot mijnbouw zal geregeld worden dat decentrale overheden een adviesrol krijgen bij het verlenen van de benodigde omgevingsvergunningen. De voorgenomen wijziging van de wet- en regelgeving zal in samenhang met de besluitvorming over de structuurvisie schaliegas plaatsvinden. Voor olie- en gasboringen op land zal een omgevingsvergunning voor diepboringen verplicht gesteld worden. Gemeenten hebben een wettelijk adviesrecht bij deze omgevingsvergunning. Voor provincies zal een wettelijk adviesrecht worden opgenomen voor de omgevingsvergunning bij diepboringen, zover het bij wet aan hen aangewezen belangen betreft (drinkwater, grondwater, bodem, afval, geluid, archeologie, landschap en natuur). De belangen van Waterschappen en drinkwaterbedrijven met betrekking tot respectievelijk waterbeheer en drinkwater kunnen in dit advies worden meegenomen. Verder hebben provincies nu al een wettelijk adviesrecht in de Mijnbouwwet bij de verlening van de opsporings- en winningsvergunning. Na de wijziging van de Mijnbouwwet kunnen zij ook adviseren over de beoordeling van de weigeringsgrond op grond van de structuurvisies Ondergrond en Schaliegas.

Verder vroegen de leden van fractie van D66 of in de aanpassing van de regelgeving ook de financiële haalbaarheid, inclusief mogelijke schadeposten zoals waardedaling van onroerend goed, milieuschade en fysieke schade van bouwwerken, als afweging voor vergunningaanvragen worden meegenomen.

De financiële mogelijkheden van de aanvrager zijn nu al een belangrijk criterium bij de verlening van opsporings- en winningsvergunningen. In het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU betreffende de veiligheid van offshore olie-en gasactiviteiten (Kamerstuk 34 041, nr. 2) wordt in aanvulling op de huidige regeling geregeld dat bij de aanvraag voor een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen bij de beoordeling van financiële mogelijkheden van aanvrager rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van de aanvrager om alle eventueel uit de desbetreffende opsporings- en winningsactiviteiten voortvloeiende aansprakelijkheden te dragen. Deze aanvulling geldt ook voor aanvragen van opsporings- en winningsvergunningen op land.

De leden van de fractie van D66 vroegen ook hoe de monitoring van de grondwaterkwaliteit voor, tijdens en na winning van schaliegas wordt geregeld en wie daarop zal toezien. Zij vroegen daarbij of de lijst met gebruikte en toelaatbare chemicaliën openbaar wordt. Met betrekking tot het schadefonds Mijnbouwwet vroegen zij of dit kan worden ingezet om eventuele schade aan de grondwaterkwaliteit te herstellen, en zo ja hoe de besluitvorming daarover plaatsvindt. Ook wilden zij weten of nalatigheid of schending van vergunningvereisten strafbaar zal worden gesteld. De monitoring van de grondwaterkwaliteit wordt geregeld in de omgevingsvergunning bij winning van koolwaterstoffen. Over de monitoring van het grondwater voor, tijdens en na de winning van koolwaterstoffen wordt standaard een aantal voorschriften opgenomen in de omgevingsvergunning, waaronder het gebruik van peilbuizen en het bemonsteren en analyseren van het grondwater conform een genormeerd monitoringssysteem. In de opsporingsfase is dit geregeld in het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (Barmm). SodM houdt toezicht op deze voorschriften.

Het Barmm stelt ook verplicht dat er een lijst van gevaarlijke stoffen aanwezig is. SodM kan deze lijst altijd opvragen. Ik streef er naar om met de bedrijven af te spreken dat een lijst van bij het stimuleren (waaronder fracken en gebruik van zuren) van een put gebruikte chemicaliën altijd openbaar worden gemaakt (vergelijk Fracfocus in de VS).

Het schadefonds Mijnbouwwet kan niet worden ingezet om eventuele schade aan de grondwaterkwaliteit te herstellen. Het schadefonds keert alleen vergoedingen uit aan natuurlijke personen. Het gaat hier om schade die niet meer door de betrokken mijnbouwonderneming kan worden betaald, omdat deze failliet is verklaard, er surseance is verleend of niet meer bestaat.

Wat betreft de strafbaarheidstelling kan worden opgemerkt dat hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht over handhaving en de Wet op de economische delicten van toepassing is, zowel op overtreding van voorschriften die zijn gesteld bij de wijze van winnen (Mijnbouwwet), als overtreding van voorschriften gesteld voor ruimtelijke ordening en milieu op grond van de Wet ruimtelijke ordening (bestemmingsplan), Wet bodembescherming en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning).

De leden van de D66-fractie gaven ten slotte aan graag te willen dat lessen die worden geleerd uit de problematiek als gevolg van mijnbouwactiviteiten in bijvoorbeeld Zuid-Limburg en Groningen worden toegepast en omgezet in wetgeving en beleid voordat er tot eventuele schaliegaswinning over gegaan kan worden. Zij wilden in dat licht graag horen hoe ik dit vorm wil geven. Ik ben zeker bereid om de lessen die we leren uit Groningen en Zuid-Limburg ten aanzien van mijnbouwactiviteiten mee te nemen en eventueel om te zetten naar nieuwe wetgeving en beleid. Op dit moment zie ik daar echter nog geen reden voor.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vroegen waarom ik niet gekozen heb voor aanpassing van de conceptnotitie en het planMER naar aanleiding van de zienswijzen. Zij vroegen ook of ik bereid ben een uitgebreidere reactie te geven op de ontvangen zienswijzen, en zo nee, wat dit betekent voor het maatschappelijk draagvlak van voorliggende notitie. Ten slotte informeerden zij of ik bereid ben om duidelijk te maken op welke onderdelen ik de Commissie m.e.r. heb gevolgd en op welke onderdelen niet. Zoals ik heb aangegeven richting meerdere fracties worden alle zienswijzen en reacties meegenomen in het planMER via het onafhankelijke advies van de Commissie m.e.r. Ik heb de Commissie gevraagd om alle zienswijzen te betrekken in haar advies. Het is daarom niet nodig om ook zelf op alle zienswijzen en reacties in te gaan. Zoals ik heb aangegeven aan de leden van de fracties van de PvdA en SP heb ik het advies in zijn geheel overgenomen voor zover het advies betrekking heeft op het planMER. Voor wat betreft het opnemen van alternatieven voor schaliegaswinning heb ik aangegeven dat ik hieraan invulling geef in het Energierapport 2015. Daarin kan meegenomen worden hoe schaliegaswinning in een bredere visie op energie past. Echter, op een aantal punten heeft het advies betrekking op de stappen die daarna gezet moeten worden, in de structuurvisie en in de wetgeving. Die punten heb ik in de reactienota toegelicht. Zodra het planMER is afgerond en een ontwerpstructuurvisie is opgesteld, worden deze samen ter inzage gelegd. Ik zal dan op alle zienswijzen op de ontwerpstructuurvisie een reactie geven, zoals gebruikelijk in die fase.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vonden het onduidelijk welk scenario voor voorbeeldwinning als uitgangspunt wordt genomen in het planMER. Zij achtten dit van belang omdat alleen een voldoende groot voorbeeldwinningsscenario (met tientallen tot honderden boorlocaties) duidelijk inzicht geeft in de cumulatieve effecten van schaliegaswinning, bijvoorbeeld de impact van vrachtwagenbeweging op infrastructuur of aanleg van wegen op versnippering van de natuur. Zij vroegen mij in dat licht wat ik versta onder een realistische (economisch haalbare) voorbeeldwinning, onder meer hoeveel boorlocaties en boorputten deze betreft. Zij informeerden ook hoe ik kan bepalen wat een economisch haalbare voorbeeldwinning is als niet op voorhand duidelijk is hoeveel gas daadwerkelijk met het aantal putten gewonnen kan worden en in hoeverre een investering zich kan terugverdienen. Zoals ik heb aangegeven aan meerdere fracties, heb ik de schaal van de voorbeeldwinning bepaald aan de hand van het rapport «Notional Field Development Plan Shaleplay Noord-Brabant» van Haliburton (2011). De voorbeeldwinning betreft 13 boorlocaties met 130 boorputten. Ik heb zoals Commissie m.e.r. adviseerde ook een gasreinigingsinstallatie toegevoegd en alle noodzakelijke voorzieningen om het gas en het (afval)water te transporteren. De voorbeeldwinning is economisch haalbaar en heeft in theorie een schaal die enerzijds meerdere keren kan worden ingepast in het Nederlandse landschap en die anderzijds voldoende groot is om milieueffecten te bepalen. Een hele kleine voorbeeldwinning is niet realistisch maar ook een hele grote voorbeeldwinning is dat niet. In het PlanMER zal de voorbeeldwinning uitvoerig worden beschreven. De extrapolatie van de voorbeeldwinning naar heel Nederland zal onderzocht worden aan de hand van een minimaal en een maximaal scenario. Beide scenario’s zullen een grootte hebben van meerdere keren de voorbeeldwinning. Alle cumulatieve milieueffecten zullen voor de twee verschillende scenario’s worden onderzocht.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen verder of ik inzichtelijk kan maken wat de milieueffecten van schaliegasboringen per fase zijn. In het planMER zullen de milieueffecten van een schaliegaswinning per fase worden onderzocht en inzichtelijk worden gemaakt.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen mij bovendien of ik hun opvatting deel dat het weglaten van alternatieve scenario's in strijd is met de Europese SEA Directive, en zo ja, hoe ik het afwijken van Europese wetgeving rechtvaardig. In het planMER wordt op twee verschillende niveaus onderzoek gedaan naar alternatieven. Daarbij vindt onderzoek plaats naar de effecten op verschillende deelgebieden. Conform het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage vindt) onderzoek plaats naar de effecten van een minimumalternatief en een maximaal alternatief voor schaliegaswinning. Op deze wijze wordt op juiste wijze invulling gegeven aan artikel 5.1 van de SEA Directive.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen mij ook waarom veel belangrijke regionale thema’s ontbreken in de reactienota, zoals waterkeringen, overstromingsgevoelige gebieden, aardkundige waarden, provinciaal cultuurhistorisch erfgoed, gezondheid, verkeer, stikstofemissie en de gevolgen voor het stedelijk gebied. Alle bovengenoemde thema’s vallen binnen de scope van het planMER. In tabel 5.2 van de NRD is het beoordelingskader voor het planMER weergegeven.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen mij te garanderen dat de door provincies ingestelde boringsvrije zones volledig gerespecteerd worden, en zo nee, aan te geven in welke gevallen boringen in boringsvrije zones toch mogelijk zijn. Ook vroegen de leden mij of ik mij kon voorstellen dat er boringsvrije zones zijn die door provincie ingesteld zijn voor het borgen van de drinkwatervoorziening waar toch schaliegasboringen mogelijk zijn. De leden vroegen mij verder of ik mij kan voorstellen dat er boringsvrije zones zijn die door provincie ingesteld zijn voor het borgen van de drinkwatervoorziening waar toch schaliegasboringen mogelijk zijn. Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, zal de structuurvisie schaliegas de boringsvrije zones die essentieel zijn voor drinkwaterwinning uitsluiten voor schaliegasboring en –winning. Welke zones dat zijn wordt onderzocht in het planMER. De door provincies aangewezen en vastgelegde boringsvrije zones, beschermingsgebieden en strategische grondwatervoorraden worden dus niet op voorhand uitgesloten.

Daarnaast vroegen de leden mij of ik bereid ben het voorzorgprincipe toe te passen en de uitzondering te laten gelden voor de gehele diepte en niet slechts tot 1.000 meter. Het planMER onderzoek is erop gericht om duidelijkheid te verschaffen over de milieueffecten en daarbij te beargumenteren welke dieptebegrenzing wenselijk is. Pas als het planMER onderzoek klaar is kunnen beargumenteerd beleidsbeslissingen worden genomen ten aanzien van een dieptebegrenzing en toepassing van een voorzorgprincipe. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen bovendien op welke manier de regering de EU-aanbeveling meeneemt voor minimumafstanden tussen toegestane activiteiten en woon- en waterwingebieden, en of ik de aanbeveling om bufferzones in te stellen overneem. De Commissie adviseert om te onderzoeken of en zo ja, hoe in verband met veiligheid en milieueffecten rekening gehouden moet worden met bufferzones en inpassingsmaatregelen ten opzichte van waarden, functies en activiteiten. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, adviseert de Commissie niet om bufferzones in te stellen rond uitsluitingsgebieden.

In het planMER zal gekeken worden naar effecten en afstanden tot gebieden en werken. Indien de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven, kan ik in de structuurvisie, indien schaliegaswinning wordt toegestaan, afstanden tot bepaalde gebieden en werken opnemen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzochten mij inzichtelijk te maken wat de maatschappelijke kosten van schaliegaswinning voor de omgeving zijn, bijvoorbeeld op het gebied van het vestigingsklimaat voor bedrijven, agrarische bedrijfsvoering, regionale economie en gevoelens van onveiligheid. In de verkenning naar de maatschappelijke effecten van schaliegaswinning wordt minimale schaliegaswinning en maximale schaliegaswinning afgezet tegen een scenario waarin geen schaliegas wordt gewonnen. Ik ben van mening dat dit goed weer kan geven wat de maatschappelijke effecten zijn voor de regio waar winning plaats zou kunnen vinden. De invloed op het vestigingsklimaat, agrarische bedrijfsvoering, de recreatieve sector en de regionale economie zijn onderdeel van het onderzoek. Daarbij richt de verkenning zich op feitelijke veiligheidsrisico’s in de regio waar schaliegaswinning plaats kan vinden en de betekenis voor het woon- en leefmilieu.

De leden van de fractie van de ChristenUnie gaven aan dat nog veel vragen uit de zienswijzen onbeantwoord zijn gebleven. Zij legden daarom graag onderstaande vraagpunten nog voor om meer duidelijkheid te krijgen voor betrokken partijen. Zij vroegen mij hoe ik omga met:

  • geplande stedelijke ontwikkelingen;

  • afvoer en verwerking van afvalwater en boorgruis;

  • borging integriteit verlaten putten;

  • effecten op aquatische- en grondwaterafhankelijke natuur;

  • mitigerende en compenserende maatregelen;

  • geschiktheid van het gebruik van buitenlandse studies in de Nederlandse situatie;

  • risico verspreiding frackingvloeistof naar watervoerende pakketten;

  • verwerking van retourwater (met o.a. radioactieve stoffen en hoge zoutgehaltes);

  • benodigde watervolumes in proces;

  • risico van lekken van buitengebruik gestelde putten, zowel boven- als ondergronds.

Alle bovengenoemde aspecten vallen binnen de scope van het planMER. In tabel 5.2 van de NRD is het beoordelingskader voor het planMER weergegeven.

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzochten mij meer helderheid over de verhouding tot de Structuurvisie ondergrond (STRONG). Zij hechten aan een integrale afweging over bodemactiviteiten in STRONG en vroegen of ik dit met genoemde leden eens ben en zo ja, of ik de adviezen van de Commissie m.e.r. overneem om in het planMER Schaliegas aan te geven welk ondergronds gebruik beïnvloed kan worden door opsporing en winning van schaliegas en om de integrale afweging over bodemactiviteiten in STRONG op te nemen. Ook vroegen de leden hoe de structuurvisie schaliegas integraal onderdeel kan uitmaken van STRONG als in het planMER gebruiksmogelijkheden van de ondergrond niet meegenomen worden. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven zal in het planMER schaliegas conform het advies van de Commissie m.e.r. worden aangegeven welke effecten van schaliegaswinning er te verwachten zijn op andere functies in de diepe ondergrond. Dit zijn aardwarmte winning, opslag van stoffen, CO2 opslag, winning van bouwgrondstoffen, zoutwinning, grondwaterwinning, gebruik van bodemenergie en olie- en gaswinning. De afweging of schaliegas voorkeur moet hebben boven andere energiealternatieven op een bepaalde plaats is geen onderdeel van de structuurvisie schaliegas. Het maken van een dergelijke afweging doet zich pas voor op projectniveau, namelijk als er sprake is van twee projecten die elkaar uitsluiten. De structuurvisie ondergrond zal hiervoor uiteindelijk het afwegingskader bieden om vervolgens keuzes te kunnen maken tussen bepaalde functies voor het geval deze functies elkaar uitsluiten.

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzochten mij duidelijk te maken waarom winning van schalieolie een serieuze optie in Nederland is en op welke manier schalieolie in het planMER wordt verankerd. Ook vroegen zij of het nog mogelijk is om hierover zienswijzen in te dienen. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, is in diverse zienswijzen en reacties gesuggereerd ook schalieolie mee te nemen in het planMER. Ik heb dat overgenomen. Het is niet nodig deze scopewijziging opnieuw ter inzage te leggen. De zienswijzenprocedure is juist bedoeld om te kijken of zaken over het hoofd worden gezien. Verder wil ik benadrukken dat het slechts gaat om het onderzoeken van de milieugevolgen van eventuele schalieoliewinning. Pas als het onderzoek is afgerond kan ik een uitspraak doen over de wenselijkheid. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen hoe het aanhouden van de opsporingsvergunningen van Cuadrilla en Hexagon juridisch is vormgegeven.

Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, heb ik de behandeling van de aanvragen tot verlenging van de bestaande opsporingsvergunningen aangehouden bij besluiten van 7 oktober 2014, bekendmaking Staatscourant 17 oktober 2014, nr. 29161 en nr. 29159. In deze besluiten is bepaald dat de aanvragen tot verlenging worden ingewilligd voor zover nodig om te voorkomen dat de lopende opsporingsvergunningen teniet gaan zolang ik nog niet inhoudelijk op hun verlengingsaanvragen heb beslist.

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vroegen mij hoe de verschillende documenten die samen de Notitie reikwijdte en detailniveau uitmaken zich tot elkaar verhouden en welke voorstellen uit het advies van de Commissie worden niet meegenomen in de structuurvisie schaliegas? Daarbij vroegen zij tevens welke van de niet-meegenomen voorstellen daarnaast ook niet worden meegenomen in het Energierapport 2015. Tevens vroegen zij of ik de Kamer eerst kan informeren over de uitkomst van het nut en noodzaak-onderzoek, voordat ik een beslissing maak over de gebieden waar schaliegaswinning plaats kan vinden. Ten slotte vroegen zij welke redenen ik heb om vast te houden aan de strakke planning voor het vaststellen van de structuurvisie voor eind 2015. De cNRD, het advies van de Commissie m.e.r. en de reactienota vormen samen de vastgestelde NRD. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, heeft de Commissie m.e.r. in haar advies alle zienswijzen en reacties betrokken. Ik neem dit advies voor zover dit betrekking heeft op het planMER in zijn geheel over. Voor wat betreft het opnemen van alternatieven voor schaliegaswinning heb ik aangegeven dat ik hieraan invulling geef in het Energierapport 2015. Daarin kan meegenomen worden hoe schaliegaswinning in een bredere visie op energie past. Op een aantal punten heeft het advies van de Commissie betrekking op de stappen die daarna gezet moeten worden in de structuurvisie en in wetgeving. Zoals ik heb aangegeven loopt een apart wetgevingstraject. In dit traject zullen de overwegingen van de Commissie m.e.r. worden betrokken. In haar advies gaat de Commissie voorts in op de verdere verwerking van de uitkomsten van het planMER in de structuurvisie. Dit betreft de overweging om duidelijkheid te geven over het regime dat zal gelden voor de gebieden die in de structuurvisie worden vastgelegd. Zij geeft daarbij aan dat gedacht kan worden over gebieden waar een Nee, een Nee-tenzij of een Ja-mits regime zal gelden. Ik kan nu nog niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderzoeken. Indien echter naar aanleiding van de uitkomsten van de onderzoeken geconcludeerd wordt dat schaliegaswinning in Nederland mogelijk en wenselijk is, dan zal ik dit advies meenemen in de voorbereiding van de structuurvisie.

Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, is de planning dat het planMER en de analyse van maatschappelijke effecten in het 2e kwartaal van 2015 gereed zijn. Deze onderzoeken zijn bouwstenen voor de ontwerpstructuurvisie schaliegas. De ontwerpstructuurvisie zal na de zomer van 2015 gereed zijn. Naar verwachting zal de Minister van IenM dan ook het ontwerp van STRONG gereed hebben. Het Energierapport zal ik eind 2015 gereed hebben. Gedurende het opstellen van de ontwerpstructuurvisie en het Energierapport zal ik ervoor zorgen dat beide rapporten inhoudelijk goed worden afgestemd. Daarmee is er eind 2015 een brede en gedegen basis voor een debat in de Kamer.

De leden van de GroenLinks-fractie vroegen hoe de voorgenomen wijziging van de mijnbouwwet in de planning van de structuurvisie past. Verder vroegen de leden van de GroenLinks-fractie op welke manier ik tegemoet kom aan de bezwaren van de aangenomen motie Van Tongeren cum suis (Kamerstuk 33 750-XIII, nr. 110), waarin de Kamer constateert dat de afwegingsgronden voor vergunningverlening in de huidige wet beperkt zijn en niet tegemoetkomen aan de huidige grote belangen bij mijnbouwwinning, zowel ondergronds als bovengronds. In dat licht vroegen de leden ook of ik bereid ben in het kader van de structuurvisie af te wegen welke extra afwegingsgronden voor de winning van onconventionele olie en gas wettelijk vastgelegd moeten worden. Ik ben voornemens een voorstel te doen voor een ruimtelijke weigeringsgrond gebaseerd op de structuurvisies Schaliegas en Ondergrond. Deze wijziging vindt plaats in samenhang met de besluitvorming over de structuurvisie schaliegas. Ik streef er naar om de wijziging van de Mijnbouwwet gelijktijdig met de structuurvisie schaliegas af te ronden.

De leden van de GroenLinks-fractie gaven aan zeer geïnteresseerd te zijn in de invloed die de winning van schaliegas zou hebben op de verduurzaming van de energiehuishouding en de totale uitstoot van broeikasgassen. Zij vroegen mij daarom of ik dit ook laat onderzoeken door CE Delft of bereid ben dit afzonderlijk te onderzoeken. Daarbij vroegen ze mij ook of ik het onmogelijk dat het besluit om schaliegas te winnen invloed heeft op het behalen van de duurzame energiedoelstelling voor 2023.

De effecten op verduurzaming vormen onderdeel van de verkenning. Daarbij wordt gekeken of en zo ja wanneer schaliegaswinning effecten heeft op de transitie naar duurzame energie. Centrale vraag daarbij is of schaliegaswinning de overgang naar duurzame energie kan remmen of ondersteunen;

Daarnaast wordt in de verkenning apart gekeken naar de effecten van schaliegaswinning op directe broeikasgasemissies van methaan, CO2 en NH4. Het kabinet houdt vast aan de afspraken over duurzame energie die in nationaal en Europees verband zijn gemaakt. Het aandeel hernieuwbare energie in 2023 is onderdeel van het onderzoek. Ik kan niet op de uitkomsten van het onderzoek vooruitlopen.

De leden van de GroenLinks-fractie vroegen of ik het waarschijnlijk acht dat belanghebbenden nog aanvullende zienswijzen zouden willen indienen op de winning van schalieolie en of ik van plan ben hier gelegenheid toe te bieden. Ook vroegen ze of ik de winning van schalieolie wenselijk acht als dit binnen de geldende milieuwetgeving mogelijk en rendabel blijkt te zijn? Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, is in diverse zienswijzen en reacties is gesuggereerd ook schalieolie mee te nemen in het planMER. Ik heb dat overgenomen. Het is niet nodig deze scopewijziging opnieuw ter inzage te leggen. De zienswijzenprocedure is juist bedoeld om te kijken of zaken over het hoofd worden gezien. Verder wil ik benadrukken dat het slechts gaat om het onderzoeken van de milieugevolgen van eventuele schalieoliewinning. Pas als het onderzoek is afgerond kan ik een uitspraak doen over de wenselijkheid. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.

De leden van de fractie van GroenLinks vroegen hoe ik aankijk tegen het instellen van bufferzones rond uitsluitingsgebieden en of ik deze suggestie uit het advies van de Commissie overneem. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, adviseert de Commissie om te onderzoeken of en zo ja, hoe in verband met veiligheid en milieueffecten rekening gehouden moet worden met bufferzones en inpassingsmaatregelen ten opzichte van waarden, functies en activiteiten. De Commissie adviseert niet om bufferzones in te stellen rond uitsluitingsgebieden.

In het planMER zal gekeken worden naar effecten en afstanden tot gebieden en werken. Indien de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven, kan ik in de structuurvisie, indien schaliegaswinning wordt toegestaan, afstanden tot bepaalde gebieden en werken opnemen.

De leden van de GroenLinks-fractie vroegen mij wie het voortouw neemt bij het coördineren van de structuurvisie ondergrond (STRONG) en de structuurvisie schaliegas. Daarbij stelden zij tevens de vraag of in de structuurvisie schaliegas net als bij STRONG de voorkeur wordt gegeven aan duurzame benutting van de ondergrond boven winning van fossiele brandstoffen en zo ja, hoe dit wordt geïncorporeerd in de structuurvisie. Ook informeerden zij hoe de «intensieve afstemming tussen de beide structuurvisies» eruit ziet. De twee structuurvisies worden door beide ministeries samen opgesteld. Voor de Structuurvisie schaliegas heb ik als Minister van EZ het voortouw, voor de Structuurvisie ondergrond heeft de Minister van IenM het voortouw. Het doel van STRONG is een duurzaam en efficiënt gebruik van de ondergrond waarbij benutten en beschermen in balans zijn. In STRONG worden op voorhand geen functies boven andere functies gesteld. Rond het planMER vindt periodiek gezamenlijk overleg plaats en intensieve afstemming rond de aanpak en uitgangspunten. Dezelfde afstemming zal gaan plaatsvinden bij het opstellen van de ontwerpstructuurvisies. Voor schaliegas heb ik een interdepartementaal projectteam samengesteld. EZ participeert op ambtelijk en bestuurlijk niveau in de afstemmingsgremia van STRONG.

De leden van de GroenLinks-fractie vroegen op welke afspraken en verdragen ik doel als ik schrijf dat ik conform internationale afspraken en verdragen rekening zal houden met grensoverschrijdende effecten. Zij vroegen mij ook of ik de mogelijkheid zie om bewoners en overheden in Duitsland en België beter te betrekken bij de besluitvorming rond schaliegas dan waartoe afspraken en verdragen hem verplichten. In het verdrag van Espoo van 25 februari 1991 is vastgelegd dat in het geval van mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen het publiek en autoriteiten in het buurland op dezelfde wijze worden betrokken bij de MER-procedure als de autoriteiten en het publiek in Nederland.

Ook de Europese Unie heeft het verdrag van Espoo ondertekend. Het Verdrag heeft doorwerking gekregen in een artikel van de Europese richtlijn «betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten» (85/337/EEG).

In de Wet milieubeheer is zowel het verdrag van Espoo als het betreffende artikel van de Europese richtlijn geïmplementeerd. De procedure met betrekking tot de grensoverschrijdende milieueffectrapportage staat met name beschreven in § 7.11. «Activiteiten met mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen». De artikelen in deze paragraaf geven aan in welke situatie een ander land in de MER-procedure betrokken moet worden en welke vereisten daaraan verbonden zijn. Maar ook in andere artikelen zijn bepalingen hieraan gewijd. Daarnaast zijn er specifieke bilaterale uitvoeringsafspraken tussen Nederland en de buurlanden België en Duitsland. De afspraken die met België (Vlaanderen) en Duitsland zijn gemaakt zijn werkafspraken. Het volgen van deze werkafspraken zorgt ervoor dat aan de juridisch bindende verplichtingen (Nederlandse wet inclusief Espoo verdrag) wordt voldaan.

Naast genoemde regelgeving en werkafspraken komt schaliegas regelmatig ter sprake in de bilaterale gesprekken die er op het gebied van energie bestaan tussen Nederland en Duitsland. In deze onderzoeksfase van het proces rond schaliegas zijn de gesprekken met overheden in de buurlanden en -regio’s de afgelopen tijd geïntensiveerd. Aan beide zijden van de grens is daarbij de intentie uitgesproken om actief en diepgaand kennis en informatie uit te wisselen over schaliegas.

De leden van de fractie van GroenLinks gaven aan dat verschillende overheden ontevreden zijn over de mate waarin hun stem gehoord wordt. Zij vroegen mij de betrokkenheid en de zeggenschap van decentrale overheden te concretiseren en aan te geven hoe ik het overleg met decentrale overheden voortzet, zoals de Kamer heeft verzocht in de motie Van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 33 952, nr. 7). Op bestuurlijk en ambtelijk niveau worden gesprekken gevoerd met allerlei partijen. Gesprekken vinden bijvoorbeeld plaats met decentrale overheden, de drinkwatersector, de olie- en gassector, wetenschappers, Milieudefensie en Schaliegasvrij Nederland, maar ook met overheden in onze Duitse en Belgische buurregio’s. Zo heb ik inmiddels met mijn collega’s van Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Duitsland (Bondsniveau) over schaliegas gesproken. Ook ambtelijk worden er gesprekken gevoerd, onder meer over nauwere samenwerking en kennisuitwisseling. Daarbij wordt ook aangehaakt bij bestaande grensoverschrijdende gremia op regionaal niveau. In het verdere proces zullen deze gesprekken worden voortgezet.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vroegen of mijn reactienota voldoende recht doet aan de zorgen die er leven in het land met betrekking tot de NRD. Daarbij vroegen zij of ik vind dat ik mijn medeoverheden voldoende serieus heb genomen in dit traject. Zij vroegen ook waarom bijvoorbeeld in de reactienota niet is ingegaan op de vele zienswijzen over het stedelijk gebied. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, wil ik duidelijk stellen dat alle zienswijzen en reacties worden meegenomen in het planMER via het onafhankelijke advies van de Commissie m.e.r. Ik heb de Commissie gevraagd om alle zienswijzen te bekijken en te wegen in haar advies. Het is daarom niet nodig om ook zelf op alle zienswijzen en reacties in te gaan. Zodra het planMER is afgerond en een ontwerpstructuurvisie is opgesteld, worden deze samen ter inzage gelegd. Ik zal dan op alle zienswijzen op de ontwerpstructuurvisie een reactie geven, zoals gebruikelijk in die fase.

De Commissie m.e.r. is in haar advies uitgebreid ingegaan op de keuze voor uitsluiting van het stedelijk gebied en de definitie hiervan. Zoals gezegd neem ik het advies van de Commissie m.e.r. over. Zoals ik aan de leden van de fractie van GroenLinks heb aangegeven is er doorlopend informeel en formeel overleg met stakeholders, waaronder decentrale overheden en waterschappen, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vroegen of ik duidelijk kan maken welke adviezen en voorstellen van de Commissie nu wel en niet overgenomen worden in de NRD, welke niet worden overgenomen, en welke worden meegenomen in de structuurvisie of in het Energierapport 2015.

Daarnaast zouden de leden van de Partij voor de Dieren graag zien dat ik erken dat het op dit moment wellicht niet voor iedereen voldoende duidelijk is waar het planMER nu van uit gaat, en dat ik alsnog met een definitieve NRD kom, waarin mijn reactie op de zienswijzen en de Commissie m.e.r. is verwerkt. Zoals ik ook aan meerdere fracties heb aangegeven, heeft de Commissie m.e.r. in haar advies alle zienswijzen en reacties betrokken. Ik neem dit advies voor zover dit betrekking heeft op het planMER in zijn geheel over. Voor wat betreft het opnemen van alternatieven voor schaliegaswinning heb ik aangegeven dat ik hieraan invulling geef in het Energierapport 2015. Daarin kan meegenomen worden hoe schaliegaswinning in een bredere visie op energie past. Echter op een aantal punten heeft het advies betrekking op de stappen die daarna gezet moeten worden in de structuurvisie en in wetgeving. Zoals ik heb aangegeven loopt een apart wetgevingstraject. In dit traject zullen de overwegingen van de Commissie m.e.r. worden betrokken. In haar advies gaat de Commissie voorts in op de verdere verwerking van de uitkomsten van het planMER in de structuurvisie. Dit betreft de overweging om duidelijkheid te geven over het regime dat zal gelden voor de gebieden die in de structuurvisie worden vastgelegd. Zij geeft daarbij aan dat gedacht kan worden over gebieden waar een Nee, een Nee-tenzij of een Ja-mits regime zal gelden. Ik kan nu nog niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderzoeken. Indien echter naar aanleiding van de uitkomsten van de onderzoeken geconcludeerd wordt dat schaliegaswinning in Nederland mogelijk en wenselijk is, dan zal ik dit advies betrekken in de voorbereiding van de structuurvisie.

Een tweede onduidelijkheid voor de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betrof het scenario voor voorbeeldwinning dat als uitgangspunt wordt genomen in het planMER. De leden van de achtten het nuttig dat ik nog eens zeer gedetailleerd uiteenzet welke voorbeeldwinning nu genomen wordt in het planMER. Ik heb de schaal van de voorbeeldwinning bepaald aan de hand van het rapport ‘Notional Field Development Plan Shaleplay Noord-Brabant’ van Halliburton (2011). De voorbeeldwinning betreft 13 boorlocaties met 130 boorputten. Ik heb zoals de Commissie m.e.r. adviseerde ook een gasreinigingsinstallatie toegevoegd en alle noodzakelijke voorzieningen om het gas en het (afval)water te transporteren. De voorbeeldwinning is economisch en heeft een schaal die enerzijds meerdere keren kan worden ingepast in het Nederlandse landschap en anderzijds voldoende groot is om milieueffecten te bepalen. Een hele kleine voorbeeldwinning is niet realistisch maar ook een hele grote voorbeeldwinning is dat niet. Ik heb mijn overwegingen om te komen te een realistische voorbeeldwinning uitgebreid aangegeven richting de leden van de PvdA-fractie. In het PlanMER zal de voorbeeldwinning uitgebreid worden beschreven. De extrapolatie van de voorbeeldwinning naar heel Nederland zal onderzocht worden aan de hand van een minimaal en een maximaal scenario. Het minimale scenario betreft één voorbeeldwinning. Het maximale scenario zal een omvang hebben van meerdere voorbeeldwinningen. Alle cumulatieve milieueffecten zullen worden onderzocht.

De leden van de PvdD-fractie wezen erop dat de Commissie voor de m.e.r. adviseert tot het instellen van bufferzones rondom uitsluitingsgebieden. Uit de reactienota was hen niet duidelijk geworden of dit ook daadwerkelijk meegenomen gaat worden in het planMER. Daarom vroegen ze mij een reactie. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, adviseert de Commissie om te onderzoeken of en zo ja, hoe in verband met veiligheid en milieueffecten rekening gehouden moet worden met bufferzones en inpassingsmaatregelen ten opzichte van waarden, functies en activiteiten. De Commissie adviseert niet om bufferzones in te stellen rond uitsluitingsgebieden.

In het planMER zal gekeken worden naar effecten en afstanden tot gebieden en werken. Indien de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven, kan ik in de structuurvisie, indien schaliegaswinning wordt toegestaan, afstanden tot bepaalde gebieden en werken opnemen.

De leden van de PvdD-fractie vroegen mij om mijn beweegredenen nog eens toe te lichten om schalieolie mee te nemen in het onderzoek. Tevens vroegen ze mij of ik alsnog bereid ben inspraak te organiseren op het aanvullende onderzoek naar de milieuimpact van de winning van schalieolie. Ook vroegen ze mij of ik ook de winning van steenkoolgas meeneem in het planMER en Structuurvisie schaliegas. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, is in diverse zienswijzen en reacties is gesuggereerd ook schalieolie mee te nemen in het planMER. Ik heb dat overgenomen. Het is niet nodig deze scopewijziging opnieuw ter inzage te leggen. De zienswijzenprocedure is juist bedoeld om te kijken of zaken over het hoofd worden gezien. Verder wil ik benadrukken dat het slechts gaat om het onderzoeken van de milieugevolgen van eventuele schalieoliewinning. Pas als het onderzoek is afgerond kan ik een uitspraak doen over de wenselijkheid. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen. Naar aanleiding van het Witteveen+Bos rapport heb ik reeds geconcludeerd dat de winning van steenkoolgas vanuit de huidige technische kennis en vanuit economisch oogpunt in Nederland niet haalbaar is en daarom niet verder zal worden onderzocht.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vroegen of ik kan aangeven hoe ik in het kader van de Structuurvisie antwoord kan geven op de vraag of ik schaliegaswinning in Nederland wil toestaan, zonder het Energierapport daarbij te betrekken. Daarnaast vroegen zij een nadere onderbouwing van de gemaakte keuzes met betrekking tot het nut en noodzaak-onderzoek,

Zoals ik aan meerdere fracties aangeef, is de planning dat het planMER en de analyse van maatschappelijke effecten in het 2e kwartaal van 2015 gereed zijn. Deze onderzoeken zijn bouwstenen voor de ontwerp-structuurvisie schaliegas. De ontwerp-structuurvisie zal na de zomer van 2015 gereed zijn. Naar verwachting zal de minister van IenM dan ook het ontwerp van STRONG gereed hebben. Het Energierapport zal ik eind 2015 gereed hebben. Gedurende het opstellen van de ontwerp-structuurvisie en het Energierapport zal ik ervoor zorgen dat beide rapporten inhoudelijk goed worden afgestemd. Daarmee is er eind 2015 een brede en gedegen basis voor een debat in de Kamer.

Daarnaast vroegen zij een nadere onderbouwing van de gemaakte keuzes met betrekking tot het nut en noodzaak-onderzoek.

Voor het verkennen van de maatschappelijke effecten wordt gekeken naar twee productiescenario’s. De twee productiescenario’s geven -binnen de gekozen uitgangspunten- de uithoeken van het speelveld weer als het gaat om het aanbod van schaliegas: in het eerste scenario wordt gekeken naar de maatschappelijke effecten bij maximale winning van schaliegas en in het tweede scenario kijken we naar de maatschappelijke effecten bij minimale winning van schaliegas. Het tweede scenario is gebaseerd op de situatie dat schaliegas in Nederland net economisch winbaar is. De twee scenario’s worden afgezet tegen de situatie waarin geen schaliegas wordt gewonnen.

Om de effecten van schaliegaswinning op de energietransitie in kaart te brengen worden de opties minimale winning en maximale winning afgezet tegen twee referenties voor de energiemix in 2050: één waarin Nederland in 2050 fors inzet op energiebesparing en een energiemix heeft die bestaat uit volledig hernieuwbare energiebronnen (hernieuwbaar) tegenover één waarin Nederland in 2050 inzet op besparing en een energiemix heeft die bestaat uit fossiele bronnen met CCS en hernieuwbare energie (schoon fossiel). Hieruit wordt de vraagontwikkeling naar aardgas in de tussenliggende jaren afgeleid. Dit leidt -zoals in onderstaand schema zichtbaar is gemaakt- tot vier scenario’s waarmee wordt geïnventariseerd wat de effecten zijn van schaliegaswinning op de energietransitie. Zoals in het schema zichtbaar is, gaan de scenario’s dus uit van verschillen in de vraag naar schaliegas en het aanbod van schaliegas.

 

Aanbodzijde

 

Vraagzijde

Minimale winning

Maximale winning

Hernieuwbaar

Scenario 1

Scenario 2

Schoon Fossiel

Scenario 3

Scenario 4

Vanwege de hoge mate van onzekerheid op de lange termijn focust de verkenning op de maatschappelijke effecten tussen nu en grofweg 2030/2035 en geeft een doorkijk naar de periode erna.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vroegen om in meer detail aan te geven wat het betekent dat boringsvrije zones die van belang zijn voor de drinkwatervoorziening volledig worden gerespecteerd. Daarbij vroegen zij of hiermee alle door provincies aangewezen en vastgelegde boringvrije zones, beschermingsgebieden en strategische grondwatervoorraden op voorhand worden uitgesloten.

Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, zal de structuurvisie schaliegas de boringsvrije zones die essentieel zijn voor drinkwaterwinning uitsluiten voor schaliegasboring en –winning. Welke zones dat zijn wordt onderzocht in het planMER.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vroegen of ik de mening deel dat het beschermen van ons water niet beperkt moet worden tot 1.000 meter diepte, maar dat de uitzonderingsgebieden niet in diepte begrensd moeten worden.

Ik deel de visie dat grondwater beschermd moet worden. Met de dieptegrens van 1.000 meter geef ik op voorhand aan dat ik sowieso een marge aanhoud ten opzichte van het grondwater om deze bescherming in te vullen. Mede op basis van de bevindingen in het planMER kan beargumenteerd besloten worden of hoe deze grens precies moeten komen te liggen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vroegen of de volgende thema’s buiten de scope van het planMER vallen: effecten op de waterkeringen en waterveiligheid, grondwater, overstromingsgevoelige gebieden, aardkundige waarden, provinciaal cultuurhistorisch erfgoed, verkeer, landbouw, stikstof emissie, Cultureel Werelderfgoed, gezondheid van mensen en de diverse waterstromen die nodig zijn en vrijkomen voor de oprichting van de installatie en de winning van schaliegas. Alle bovengenoemde thema’s vallen binnen de scope van het planMER. In tabel 5.2 van de NRD is het beoordelingskader voor het planMER weergegeven. Cultureel Werelderfgoed wordt bijvoorbeeld beoordeeld bij het thema ruimtelijke kwaliteit, landschap en cultuurhistorie. Het effect op waterkeringen, waterveiligheid en overstromingsgevoelige gebieden is afhankelijk van en onderdeel van de effecten op het thema diepe ondergrond en trillingen. Aan de gezondheid wordt invulling gegeven bij het thema woon- en leefmilieu. Ook de andere effecten komen aan bod in het MER.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vroegen of ik kan uitleggen hoe ik juridisch wil borgen dat Cuadrilla en Hexagon aanspraak blijven maken op de vergunning ondanks dat hun huidige vergunningen verlopen voordat de Structuurvisie schaliegas is afgerond. Zij vroegen ook of ik de mening deel dat dit in strijd is met de eerdere afspraken met de Kamer dat vergunningsaanvragen niet in behandeling worden genomen zolang de Structuurvisie schaliegas niet is afgerond. Zoals aan meerdere fracties aangegeven is het doorlopen van de vergunningen van Cuadrilla Brabant en Hexagon geregeld met de besluiten van 7 oktober 2014, die op 17 oktober 2014 in de Staatscourant bekend zijn gemaakt. In deze besluiten is bepaald dat de aanvragen tot verlenging worden ingewilligd voor zover nodig om te voorkomen dat de lopende opsporingsvergunningen teniet gaan zolang ik nog niet inhoudelijk op hun verlengingsaanvragen heb beslist. Belangrijk is dat derden zo geen aanspraak kunnen maken op de betreffende gebieden. Met Cuadrilla en Hexagon is afgesproken dat zij geen opsporingsactiviteiten verrichten totdat de structuurvisie schaliegas is vastgesteld. De aanhouding van deze verzoeken tot verlenging is in lijn met mijn voornemen tot het aanhouden van verzoeken tot verlenging van vergunningen, zoals ik dat eerder bij brief van 25 april 2014 aan u heb aangegeven (Kamerstuk 28 982, nr. 138). De verzoeken tot verlenging worden pas inhoudelijk beoordeeld (in behandeling genomen) wanneer de structuurvisie schaliegas is vastgesteld. Tot die tijd zullen er geen opsporingsactiviteiten worden ondernomen door Cuadrilla of Hexagon.

Vragen van de leden van de 50PLUS/Klein-fractie

De fractie van de 50PLUS/Klein-fractie vroeg of ik kon bevestigen dat in de straks uit te voeren planMER ook en ruim voldoende aandacht zal zijn voor de gevolgen van schaliegaswinning voor het veranderende landschap, en welke mitigerende maatregelen daartoe eventueel getroffen dienen te worden en welke kosten daarmee mogelijke gemoeid zijn. In tabel 5.2 van de NRD wordt aangegeven welke aspecten zullen worden onderzocht. Landschap is één van deze aspecten. Er is voor gekozen om eerst op het niveau van landschapstypen de effecten in beeld te brengen (en dus ook de effecten op landschap) en vervolgens een vertaling te maken naar de deelgebieden. Door deze opzet te kiezen kan een goed beeld gekregen worden van de effecten in algemene zin op landschap en vervolgens ook per deelgebied.

De fractie van de 50PLUS/Klein-fractie vroeg mij tevens een nadere toelichting te geven over de verkenning naar de maatschappelijke effecten van schaliegaswinning in de transitie naar een duurzame energiehuishouding», en met name de koppeling tussen schaliegaswinning en een duurzame energiehuishouding. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven vormen de effecten op verduurzaming onderdeel van de verkenning. Daarbij wordt gekeken of en zo ja wanneer schaliegaswinning effecten heeft op de transitie naar duurzame energie. Centrale vraag daarbij is of schaliegaswinning de overgang naar duurzame energie kan remmen of ondersteunen. Daarnaast wordt in de verkenning apart gekeken naar de effecten van schaliegaswinning op directe broeikasgasemissies van methaan, CO2 en NH4. Het kabinet houdt vast aan de afspraken over duurzame energie die in nationaal en Europees verband zijn gemaakt. Het aandeel hernieuwbare energie in 2023 is onderdeel van het onderzoek. Ik kan niet op de uitkomsten van het onderzoek vooruitlopen;

De fractie van de 50PLUS/Klein-fractie vroegen mij daarnaast aan te geven welke aanbevelingen van de Commissie m.e.r. niet zijn overgenomen, en wat in dat geval de reden(en) daarvoor is/zijn. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven, heeft de Commissie m.e.r. in haar advies alle zienswijzen en reacties meegenomen. Ik neem dit advies voor zover dit betrekking heeft op het planMER in zijn geheel over. Voor wat betreft het opnemen van alternatieven voor schaliegaswinning heb ik aangegeven dat ik hieraan invulling geef in het Energierapport 2015. Daarin kan meegenomen worden hoe schaliegaswinning in een bredere visie op energie past. Echter op een aantal punten heeft het advies betrekking op de stappen die daarna gezet moeten worden in de structuurvisie en in wetgeving. Zoals ik heb aangegeven loopt een apart wetgevingstraject. In dit traject zullen de overwegingen van de Commissie m.e.r. mee worden genomen. In haar advies gaat de Commissie voorts in op de verdere verwerking van de uitkomsten van het planMER in de structuurvisie. De Commissie geeft in haar advies in overweging om duidelijkheid te geven over het regime dat zal gelden voor de gebieden die in de structuurvisie worden vastgelegd. Zij geeft daarbij aan dat gedacht kan worden over gebieden waar een Nee, een Nee-tenzij of een Ja-mits regime zal gelden. Ik kan nu nog niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderzoeken. Indien echter naar aanleiding van de uitkomsten van de onderzoeken geconcludeerd wordt dat schaliegaswinning in Nederland mogelijk en wenselijk is, dan zal ik dit advies meenemen in de voorbereiding van de structuurvisie.

De fractie van de 50PLUS/Klein-fractie vroeg verder hoe de structuurvisie schaliegas integraal onderdeel kan uitmaken van de Structuurvisie ondergrond (STRONG) als in het planMER gebruiksmogelijkheden van de ondergrond niet meegenomen worden. Zoals ik aan meerdere fracties heb aangegeven zal in het planMER schaliegas conform het advies van de Commissie m.e.r. worden aangegeven welke effecten van schaliegaswinning er te verwachten zijn op andere functies in de diepe ondergrond. Dit zijn aardwarmte winning, opslag van stoffen, CO2 opslag, winning van bouwgrondstoffen, zoutwinning, grondwaterwinning, gebruik van bodemenergie en olie- en gaswinning. Daardoor is het mogelijk dat de structuurvisie schaliegas integraal onderdeel kan uitmaken van de structuurvisie ondergrond.

De fractie van de 50PLUS/Klein-fractie vroeg mij bovendien aan te geven op welke wijze de volgende 10 onderwerpen in het planMER aan de orde komen: effecten op de waterkeringen en waterveiligheid, grondwater, overstromingsgevoelige gebieden, aardkundige waarden, cultuurhistorisch erfgoed, verkeer, landbouw, stikstof emissie en Cultureel Werelderfgoed. Alle bovengenoemde thema’s vallen binnen de scope van het planMER. In tabel 5.2 van de NRD is het beoordelingskader voor het planMER weergegeven.

De fractie van de 50PLUS/Klein-fractie vroeg mij ook te bevestigen dat ik de verschillende zienswijzen die vragen de milieueffecten van schaliegasboringen per fase te beoordelen niet heb overgenomen. De fractie 50PLUS/Klein zag graag dat (ook en in het bijzonder) de effecten tijdens de meerjarige periode van voorbereiden van de winning door het kabinet in het uit te voeren planMER aan de orde komen en worden toegelicht. In de NRD worden de verschillende fasen aan de hand van de voorbeeldwinning beschreven. De milieueffecten in de verschillende fasen in het planMER zullen worden beschreven. Deze zullen dus wel per fase beoordeeld worden. Effecten tijdens de periode van voorbereiding betreffen bijvoorbeeld activiteiten als opsporing, het aanleggen van leidingen en het bouwen van productieplatforms. Aan die aspecten wordt aandacht besteed in het planMER.

De fractie van de 50PLUS/Klein-fractie vroeg mij ten slotte aan te geven op welke manier straks onderwerpen als mogelijke schadeposten zoals een waardedaling van onroerend goed, milieuschade en fysieke schade aan bouwwerken aan de orde zullen komen, in de structuurvisie of in straks op te stellen wet- en regelgeving. In boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is voorzien in een risico-aansprakelijkheid voor mijnbouwondernemingen. Risico-aansprakelijkheid betekent dat degene die schade lijdt niet behoeft aan te tonen dat de exploitant toerekenbaar tekort is geschoten door bijvoorbeeld een gebrekkigheid van het mijnbouwwerk. Zoals eerder aangegeven heb ik recent een wetsvoorstel naar de Kamer gestuurd waarin in aanvulling op de huidige regeling geregeld wordt dat bij de aanvraag voor een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen bij de beoordeling van financiële mogelijkheden van aanvrager rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van de aanvrager om alle eventueel uit de desbetreffende opsporings- en winningsactiviteiten voortvloeiende aansprakelijkheden te dragen (Kamerstuk 34 041, nr. 2).


X Noot
1

Kamerstuk 33 952 nr. 12. Bijlage «Reactienota Zienswijzen en adviezen Conceptnotitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas».

Naar boven