Regeling van de Minister van Economische Zaken van 13 februari 2014, nr. WJZ/13208584, tot wijziging van de regeling van Minister van Economische Zaken van 17 december 2002, nr. WJZ 02064396, houdende regels tot aanwijzing van ambtenaren voor het toezicht op de naleving van de Mijnbouwwet (Stcrt. 2002, 247)

De Minister van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 131, eerste lid, van de Mijnbouwwet en artikel 14 van het Mijnbouwbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

Na artikel 2 van de regeling van de Minister van Economische Zaken van 17 december 2002, nr. WJZ 02064396, houdende regels tot aanwijzing van ambtenaren voor het toezicht op de naleving van de Mijnbouwwet (Stcrt. 2002, 247) worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving worden mede aangewezen ambtenaren van de Kustwacht Nederland, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit instelling Kustwacht voor de uitvoering van taken die krachtens artikel 4 van het Besluit instelling Kustwacht aan de Kustwacht Nederland zijn opgedragen

Artikel 2b

Als de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 14 van het Mijnbouwbesluit, met betrekking tot het verlenen van toestemming voor het verrichten van verkenningsonderzoek bij zicht vanaf het verkenningsvaartuig als bedoeld in dat artikel, wordt aangewezen de directeur Kustwacht, bedoeld in artikel 3 van het Besluit instelling Kustwacht.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 februari 2014

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

1. Algemeen

Een uitvoerder van een mijnbouwactiviteit op zee is krachtens de mijnbouwregelgeving verplicht een aantal in die regelgeving vastgelegde activiteiten bij het Staatstoezicht op de mijnen te melden. De informatie die deze uitvoerder bij een melding aan het Staatstoezicht op de mijnen levert (artikelen 10, eerste lid, onderdelen a tot en met d, 49, 59, 62, 65, 66, tweede en derde lid, 82, derde lid, van het Mijnbouwbesluit), gaat vaak niet alleen over een veiligheidsaspect van het mijnbouwwerk, maar ook over de veiligheid op zee. Het is wenselijk dat de Kustwacht Nederland tijdig kennis neemt van deze informatie en toezicht houdt op de uitvoering van de gemelde activiteit, voor zover die activiteit betrekking heeft op taken die krachtens het Besluit instelling Kustwacht aan de Kustwacht Nederland zijn opgedragen, onverminderd de taken die aan de Kustwacht Nederland in het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling zijn opgedragen.

De invoeging van de artikelen 2a en 2b in de regeling van de Minister van Economische Zaken van 17 december 2002, nr. WJZ 02064396, houdende regels tot aanwijzing van ambtenaren voor het toezicht op de naleving van de Mijnbouwwet (Stcrt. 2002, 247) voorziet erin dat de Kustwacht Nederland is aangewezen als toezichthouder voor zover het haar werkterrein betreft. Tot dit werkterrein wordt onder meer gerekend het toezicht op de naleving van:

  • de algemene regels over herkenningstekens, geluidsbakens en lichtbakens, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Mijnbouwregeling voor mijnbouwinstallaties,

  • de algemene regels over communicatiemiddelen, bedoeld in paragraaf 6.2 van de Mijnbouwregeling voor mijnbouwinstallaties en

  • het verbod, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van het Mijnbouwbesluit.

Met deze aanwijzing is de kustwacht Nederland tevens bevoegd met toepassing van artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht kennis te nemen van informatie, die tot het werkterrein van Kustwacht Nederland wordt gerekend en door de uitvoerder van een mijnbouwwerk aan het Staatstoezicht voor de mijnen bij of krachtens de Mijnbouwwet is gemeld.

2. Vaste verandermoment

Deze regeling treedt niet op een vast verandermoment in werking, maar op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De reden hiervan is dat deze regeling een onduidelijkheid wegneemt bij het uitoefenen van het toezicht op de veiligheid op zee. De organisaties tot wie zich deze aanwijzing richt, namelijk het Staatstoezicht op de mijnen en de Kustwacht Nederland, hebben deze reparatie gevraagd om de bestaande werkwijze te borgen en het publieke belang van de veiligheid op zee te verzekeren (aanwijzing 174, vierde lid, onderdelen a en c en de toelichting, eerste alinea).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Naar boven