33 946 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer in verband met een verkorting van de duur van de voortgezette uitkering en in verband met enkele wijzigingen van technische aard (Wet verkorting duur voortgezette uitkering Appa)

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2014

Hierbij vraag ik uw aandacht voor het wetsvoorstel Verkorting duur voortgezette uitkering Appa dat onlangs ter behandeling aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 33 946). Ik verzoek uw Kamer om een spoedige behandeling van dit wetsvoorstel. In dit wetsvoorstel is namelijk de verplichte aftopping van het pensioengevend salaris op € 100.000 opgenomen die op grond van het wetsvoorstel Verlaging maximumopbouw- en premiepercentages en maximering pensioengevend inkomen ook voor politieke ambtsdragers met ingang van 1 januari 2015 van kracht zou moeten worden. Om fiscaal bovenmatige pensioenopbouw na 1 januari 2015 voor Appa-pensioengerechtigden met een pensioengevend salaris boven de € 100.000 te voorkomen, verzoek ik uw Kamer om een spoedige behandeling van dit wetsvoorstel.

Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik om mijn toezegging gestand te doen die ik heb gedaan tijdens de behandeling van de Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa (Kamerstuk 33 565) op 19 juni 2013 (Handelingen II, 2012/13 nr. 97, item 7, blz. 93). De heer Omtzigt heeft bij die gelegenheid verzocht om bij de eerstvolgende wijziging van de Appa aandacht te besteden aan de uitruil van een deel van het ouderdomspensioen om bij overlijden vóór de pensioengerechtigde leeftijd recht op nabestaandenpensioen mogelijk te maken.

Wat betreft het punt van de heer Omtzigt over het hiaat in het nabestaandenpensioen voor de pensioengerechtigde leeftijd merk ik het volgende op. In veel pensioenregelingen is het nabestaandenpensioen vervangen door een zogenoemd risicogedekt nabestaandenpensioen. Dat houdt in dat er geen nabestaandenpensioen meer wordt opgebouwd. De risicodekking heeft tot gevolg dat de dekking volledig vervalt op het moment dat het deelnemersschap aan de pensioenregeling wordt beëindigd. Anders gezegd, in veel pensioenregelingen bestaat er alleen een dekking voor het overlijdensrisico van actieve deelnemers en niet voor gewezen deelnemers aan de pensioenregeling. Ook de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) kent vanaf 2003 in navolging van de ABP-regeling een dergelijk nabestaandenpensioen op risicobasis.

Voor de Appa is iemand een deelnemer als hij of zij een politiek ambt waarmee Appa-aanspraken worden opgebouwd, vervult of recht heeft op een Appa-uitkering. Het nabestaandenpensioen voor de gevallen waarin de deelnemer vóór de pensioengerechtigde leeftijd overlijdt, is voor de pensioengeldige tijd die is gelegen ná 31 juli 2003, risicogedekt. Dat wil zeggen dat uitsluitend een deelnemer aan de Appa-pensioenregeling een dekking heeft voor het nabestaandenpensioen. Is hij of zij geen deelnemer meer in de periode waarin hij of zij nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, dan bestaat er uit hoofde van de Appa geen recht op nabestaandenpensioen. Vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is er weer wel een dekking voor het nabestaandenpensioen.

Tijdens de behandeling van de Dijkstalwetsvoorstellen in de Tweede Kamer in het najaar van 2009 is de regering met de motie De Pater-Van der Meer c.s. (Kamerstuk 30 424, nr. 22) gevraagd te voorzien in een regeling voor het nabestaandenpensioen op opbouwbasis, met terugwerkende kracht vanaf 2002. Mijn ambtsvoorganger heeft in antwoord op deze aangenomen motie bij brief van 15 oktober 2009 aan de Tweede Kamer toegezegd (Kamerstuk 30 424, nr. 24) een oplossing te zullen zoeken voor de naar voren gebrachte problematiek inzake het Appa-nabestaandenpensioen. De oplossing is gevonden door in de Appa in navolging van de ABP-regeling een uitruilmogelijkheid op te nemen.

In artikel 61 van de Pensioenwet is vastgelegd dat de deelnemer, naast de uitruilmogelijkheid bij ingang van het ouderdomspensioen, ook bij beëindiging van de deelneming het recht heeft om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen. Op die wijze blijft de dekking voor het partnerpensioen ook na beëindiging van het deelnemerschap mogelijk. Het ABP-reglement kent deze uitruilmogelijkheid ook. Aangezien de Pensioenwet echter niet van toepassing is op de pensioenaanspraken op grond van de Appa, is deze uitruilmogelijkheid voor Ministers en Staatssecretarissen met ingang van 19 november 2011 in de Appa opgenomen in artikel 13b. Dit artikel is inmiddels gewijzigd in artikel 13g. In dit artikel is bepaald dat een deel van de aanspraken op het eigen ouderdomspensioen, als het deelnemersschap wordt beëindigd bij het einde van het uitkeringsrecht als politiek ambtsdrager, kan worden omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen bij overlijden voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Artikel 13g is in artikel 58 van de Appa van overeenkomstige toepassing verklaard op leden van de Tweede Kamer en in artikel 138 voor politieke ambtsdragers bij de decentrale overheden.

Hoewel artikel 26 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet deze uitruilmogelijkheid alleen voor toekomstige aanspraken verplicht stelt, hebben sociale partners in de sector Overheid en Onderwijs er voor gekozen om de uitruil ook mogelijk te maken voor aanspraken op ouderdomspensioen opgebouwd vanaf 1 augustus 2003. Ook voor dat tijdstip van invoering van het risicogedekt partnerpensioen volgt de Appa het ABP-pensioenreglement. Hiermee wordt tevens bewerkstelligd dat via deze uitruil een volledig nabestaandenpensioen kan worden gedekt.

In de Appa zijn ook de voorwaarden die zijn verbonden aan deze uitruil, nader uitgewerkt. Voorbeelden daarvan zijn de te hanteren leeftijdsafhankelijke ruilvoet tussen het eigen pensioen en het nabestaandenpensioen en de termijn waarbinnen de politieke ambtsdrager door het bestuursorgaan moet worden geïnformeerd over de uitruilmogelijkheid (binnen vier maanden voor het einde van de uitkeringsduur). De gewezen politieke ambtsdrager moet vervolgens zijn keuze voor uitruil binnen zes weken kenbaar maken.

In het ABP-reglement is de mogelijkheid voor de uitruil zelf opgenomen sinds 1 januari 2008. In de Appa is bepaald dat gewezen Ministers, Staatssecretarissen, leden van de Tweede Kamer en politieke ambtsdragers bij de decentrale overheden bij wie de Appa-uitkering in de periode van 1 januari 2008 tot 19 november 2011 (de inwerkingtredingsdatum van de wet) al was geëindigd, alsnog om de uitruil van eigen pensioen in nabestaandenpensioen konden verzoeken.

Overigens kan, afhankelijk van de inhoud van de nieuwe pensioenregeling, ook door middel van waardeoverdracht van pensioenaanspraken het hiaat in het nabestaandenpensioen worden voorkomen. Door waardeoverdracht naar een nieuwe pensioenregeling met een toereikende dekking voor nabestaandenpensioen, kan de risicodekking van het nabestaandenpensioen in de Appa worden hersteld. Dat kan ook tussen en binnen de afdelingen van de Appa. Bijvoorbeeld een wethouder die gedeputeerde wordt, kan zijn Appa-pensioenaanspraken van de gemeente laten overdragen aan de provincie. Zijn pensioenaanspraken op basis van het wethouderschap worden dan geïncorporeerd in de pensioenaanspraken die betrokkene opbouwt als gedeputeerde. Als opnieuw actieve deelnemer in de Appa-pensioenregeling maar nu als gedeputeerde, is er dan wederom recht op nabestaandenpensioen.

Naar mijn mening is gelet op bovenstaande het nabestaandenhiaat afdoende in de Appa afgedekt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven