33 942 Rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen 2013 en bij de Nationale verklaring 2014

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2014

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen en Rijksdienst over het rapport van de Algemene Rekenkamer van 21 mei 2014 bij het jaarverslag Koninkrijksrelaties 2013 (Kamerstuk 33 942, nr. 1).

De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Recourt

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1

Komt de minister met een inhoudelijke invulling van zijn coördinerende rol zodat gecontroleerd kan worden of doelstellingen worden behaald en projecten in de goede orde en tijdig worden uitgevoerd? Waarom heeft de minister gekozen voor een procesmatige invulling van deze rol?

Antwoord:

De inhoudelijke invulling zal worden gerealiseerd door het – met de eilanden – opstellen van een meerjarenprogramma Caribisch Nederland. De eerste stap daartoe wordt gezet in de week van 16 juni a.s. met de bestuurscolleges van de openbare lichamen. De belangrijkste departementsoverschrijdende thema’s zijn: economische ontwikkeling, armoedebestrijding en kinderrechten. Het meerjarenprogramma zal uiteindelijk de kaders voor de komende jaren aangeven. Van alleen een procesmatige invulling is geen sprake. Over de uitkomsten van de CN-week, met daarin de eerste proeve van het meerjarenprogramma, zal ik uw Kamer informeren.

2

Wanneer komt er een verbeterplan voor de structurele problemen met onvolkomenheden in het financieel beheer? Op welke dossiers zitten de problemen? Kan er binnen BZK meer helderheid komen over de verdeling van taken en rollen in het toezicht op Koninkrijksrelaties?

Antwoord:

Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden in het financieel beheer van hoofdstuk 4 en de rechtmatigheid van uitgaven van andere departementen (Zorgverzekeringskantoor en OCW). Op de laatste verwijs ik naar het antwoord op vraag 3 en 5. Voor wat betreft het financieel beheer bij hoofdstuk 4 is n het voorjaar van 2013 is een verbeteringstraject in gang gezet. Dit bestond uit 3 delen. Ten eerste het inhalen van achterstanden bij de administratie, ten tweede het verduidelijken van de rollen en verantwoordelijkheden bij het financieel beheer en ten derde een planmatige aanpak van de afwikkeling van de samenwerkingsmiddelen. Ten aanzien van de rollen en verantwoordelijkheden in het toezicht bestaan nu geen onduidelijkheden meer, omdat een handboek financieel beheer is opgesteld waarin de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken organisaties in alle fasen van de planning- en control cyclus zijn beschreven. De beleids- en beheerstaken van Koninkrijksrelaties vallen rechtstreeks onder de secretaris-generaal. De directie Financieel Economische Zaken van het ministerie van BZK houdt toezicht. De capaciteit op het gebied van het intern financieel toezicht en beheer is binnen Koninkrijksrelaties met 2 FTE uitgebreid. De Auditdienst Rijk volgt de uitvoering van de verbetermaatregelen en rapporteert daarover. Koninkrijksrelaties heeft een grote verbeterslag gemaakt dat resulteerde in geen onvolkomenhedenvoor 2013.

3

Wie is er verantwoordelijk voor de onzekerheid over de rechtmatigheid van het Zorgkantoor Caribisch Nederland voor een bedrag van 58,6 miljoen euro? Hoe kan het dat een dergelijk groot bedrag niet verantwoord kan worden?

Antwoord:

Verantwoordelijk voor de uitgaven op dit dossier, en dus ook over de rechtmatigheid van de uitgegeven gelden, is de minister van VWS. De minister van VWS is daar door de vaste commissie van VWS inmiddels ook al over bevraagd (Kamerstuknummer: 33930-XVI-1).

De uitgaven 2011 van het Zorgverzekeringskantoor Caribisch Nederland (ZVK) zijn door het ZVK verantwoord door middel van een jaarrekening 2011 voorzien van een controleverklaring door een externe accountant. De controleverklaring was geen goedkeurende verklaring maar een verklaring met oordeelonthouding. De accountant van het ZVK heeft op basis van zijn controle bevindingen moeten vaststellen dat het interne beheer bij het ZVK in 2011 onvoldoende is om te kunnen vaststellen of de verantwoording een getrouw beeld geeft.

4

Hoe komt het dat het voorschottenbeheer nog steeds niet op orde is en om welke bedragen gaat het? Wat gaat de minister doen om dit te verbeteren?

Antwoord:

In het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt in dit geval gewezen op de rechtmatigheid van de besteding van de voorschotten van SONA. Zie verder mijn antwoord op vraag 11.

5

Wat bedoelt u met de extra aandacht die nodig is voor het kunnen vaststellen van de definitieve hoogte van de lumpsumfinanciering van scholen in Caribisch Nederland? Zijn er problemen? Is er al een indicatie van de hoogte van het bedrag?

Antwoord:

Zoals de staatssecretaris van OCW, de heer Dekker, in zijn bijdrage aan het schriftelijk overleg over de evaluatie van de Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 568, 134) heeft aangegeven, zal hij op basis van de jaarrekeningen over 2013 kunnen beoordelen of de scholen met de huidige lumpsumfinanciering voldoende zijn toegerust of dat er aanvullende maatregelen nodig zijn. De analyse van de jaarrekeningen vindt nu plaats. Op de uitkomst daarvan wil de regering thans niet vooruit lopen.

6

Kan de minister aangeven hoe hij de maatregelen gaat oppakken voor het opstellen van kaders voor de verdere ontwikkeling van het rijksbeleid en of hij de Kamer hiervan op de hoogte gaat houden?

Antwoord: Zie antwoord op vraag 1.

7

Kunt u uitleggen wat er precies bedoelt wordt met «komt de positie van het koninkrijk in beeld». Bedoelt men hier de waarborgfunctie mee of de eindaansprakelijkheid van Nederland?

Antwoord:

Uit de tekst in het rapport van de Algemene Rekenkamer leid ik af dat hier bedoeld wordt de waarborgfunctie van het Koninkrijk. De verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur is een verantwoordelijkheid van de landen. Het waarborgen daarvan is een aangelegenheid van het Koninkrijk.

8

Hoe is het mogelijk dat de CBCS de Rekenkamer van Curaçao al langere tijd geen inzage geeft in toezicht dossiers en andere relevante documenten? Welke financiële risico zitten hierin verscholen? Welke middelen heeft Curaçao of het Koninkrijk om dit af te dwingen?

Antwoord:

Het onderzoek waaraan de Nederlandse Rekenkamer refereert richtte zich voornamelijk op het systeem van toezicht op banken en financiële instellingen.

Er bestaat een verschil van inzicht tussen de Algemene Rekenkamer van Curaçao en de CBCS over de vraag of de CBCS alle door de Rekenkamer gevorderde informatie moet verstrekken of dat de geheimhoudingsplicht van de CBCS over enkele dossiers voorgaat. Het betreft een geschilpunt tussen instituties van het land Curaçao.

9

Vormt de onduidelijkheid over de verdeling van deelnemingen in naamloze vennootschappen en openstaande vorderingen en schulden van het voormalig land Nederlandse Antillen een risico voor de Nederlandse Begroting? Om welk bedrag gaat het? Kan de laatste voortgangsrapportage naar de Kamer gestuurd worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

De Vereffeningscommissie is 7 maanden later dan beoogd (29 april 2011) gestart met haar werkzaamheden. De Vereffeningscommissie is een onafhankelijke commissie, ingesteld door de Rijksministerraad. De commissie verwacht in de zomer van 2014 haar eindrapportage te kunnen uitbrengen aan de 3 rechtsopvolgers, Curaçao, Sint Maarten en Nederland. Dat is gegeven de complexiteit van de vraagstukken en de investeringen die zijn gedaan in termen van factfinding en reviews, mijn inziens een acceptabele doorlooptijd. Na aanbieding van de eindrapportage is ook overleg tussen de landen noodzakelijk over de definitieve vereffening. Dan zal duidelijk moeten worden of er sprake is van consequenties voor de Nederlandse rijksbegroting. Op basis van de huidige signalen acht ik die overigens beperkt en zal er vooral sprake zijn van vereffening tussen Curaçao en Sint Maarten. Ik acht het nu delen van rapportages en de concept boedelbalans niet functioneel voor het bestuurlijk proces wat nog dient plaats te vinden. Ook de parlementen van Curaçao en Sint Maarten beschikken er nog niet over. Zodra de eindrapportage beschikbaar is, zal ik deze aan uw Kamer doen toekomen.

10

Hoe kan het dat er nog steeds onvoldoende onzekerheid bestaat over de rechtmatigheid van de gemaakte kosten door SONA in de periode 2004–2010 ter grootte van 220 miljoen? Hoe gaat de minister dit verantwoorden? Waarom is dit anno 2013 nog steeds niet helder?

Antwoord:

Jaarlijks wordt in de bedrijfsvoeringparagraaf bij het jaarverslag van begrotingshoofdstuk IV verantwoord over de bestede middelen, inclusief de onzekerheid. De onzekerheid heeft betrekking op het kunnen vaststellen of de uitgaven rechtmatig zijn. Zo constateerde de Auditdienst Rijk in haar review op de accountantscontrole bij SONA over 2011 dat de accountant een te klein percentage van de totale besteding in heeft gecontroleerd om een positief accountantsoordeel te kunnen ondersteunen. Dat betekent dus dat er onvoldoende zekerheid is om te kunnen vaststellen of de uitgaven rechtmatig zijn.

Om de onzekerheid over de rechtmatigheid weg te nemen is het SONA bestuur verzocht om verbetermaatregelen door te voeren op het terrein van dossiervorming, inzichtelijk maken van projectresultaten en verbeteren van de accountantscontrole. Daarnaast is er een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten en een controleprotocol opgesteld. Dit heeft geleid tot een positieve review van de Auditdienst Rijk op de accountantscontrole bij SONA over 2012.

11

Hoe kan het dat er decharge is verleend terwijl SONA de rechtmatigheid van de besteding van de voorschotten niet kon aantonen? Wie is hier financieel verantwoordelijk voor? Welk sanctiebeleid zou de minister eventueel kunnen uitvoeren?

Antwoord:

Om het belang dat ik hecht aan de zekerheid over de rechtmatigheid te onderstrepen, is het SONA bestuur verzocht om verbetermaatregelen door te voeren op het terrein van dossiervorming, inzichtelijk maken van projectresultaten en verbeteren van de accountantscontrole. Een andere maatregel die ik heb genomen, is het afsluiten van een nieuwe beheersovereenkomst en het opstellen van een controleprotocol. Dit heeft geleid tot een positieve review van de Auditdienst Rijk op de accountantscontrole bij SONA over 2012.

Met de tussentijdse evaluaties van de samenwerkingsprogramma’s in 2011 is inzicht gekregen in de mate waarin de middelen doelmatig zijn besteed. In 2015 zal de eindevaluatie van de programma’s bij SONA plaatsvinden. Dan zal ook een totaaloverzicht van de bestede middelen over alle jaren beschikbaar zijn aan welke projecten per programma het geld is besteed. Bij de definitieve subsidievaststelling zullen de voorschotten die na 2010 zijn verstrekt, worden vastgesteld.

12

De samenwerkingsprogramma’s hebben in 440 miljoen gekost. Hoe kan het dat er over een bedrag van 327,2 miljoen nog altijd onzekerheid is? Hoe gaat de minister dit verantwoorden? Waarom kan de Algemene Rekenkamer geen gebruik maken van de accountantscontrole van de jaarrekening van SONA 2011 en wanneer gaat de minister regelen dat dit wel beschikbaar komt?

Antwoord:

Zie voor de onzekerheid over de rechtmatigheid de antwoorden op de vragen 10 en 11.

De Auditdienst Rijk kon op basis van de accountantscontrole van KPMG over SONA 2011 niet vaststellen of de accountant de controle voldoende en met voldoende diepgang heeft gedaan. Zo constateerde de Auditdienst Rijk dat een te klein percentage van de totale besteding in 2011 door de accountant is gecontroleerd. De accountantscontrole over SONA 2011 is dus wel degelijk beschikbaar.

Naar boven