Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2014
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij op 3 september
2014 verzocht om uw Kamer in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel Langdurige
zorg per omgaande nader te informeren over de gevolgen van de Hervorming Langdurige
Zorg (HLZ) voor de ziektekostenpremies, het eigen risico, de belastingtarieven en
voor het Fonds langdurige zorg (Flz).
De commissie verwijst in haar verzoek naar mijn brief van 17 december 2013 (Kamerstuk
30 597, nr. 390). In deze brief heb ik de financiering van de langdurige zorg voor en na de overhevelingen
in het kader van de HLZ kwalitatief beschreven, met als doel om de verschuivingen
in de financieringsstromen van de zorg te verduidelijken.
In de daarop volgende brief van 4 maart 2014 over de premiegevolgen van de overhevelingen
voor de Zvw en AWBZ (Kamerstuk 30 597, nr. 424) en in het schriftelijk overleg met uw Kamer naar aanleiding van deze brief (Kamerstuk
30 597, nr. 432) is vervolgens uitgebreid ingegaan op de omvang van de premiegevolgen, de gevolgen
voor de hoogte van het eigen risico, het effect op de belastingtarieven en de gevolgen
voor het Flz. Deze inzichten zijn sindsdien slechts beperkt gewijzigd.
De stijging van het maximale eigen risico door de overhevelingen valt lager uit dan
het bedrag van € 30 waar eerder nog van werd uitgegaan. Dit komt met name door de
nadere besluitvorming over de omvang en het tijdpad van de overheveling van de langdurige
intramurale GGZ naar de Zvw. De overheveling naar de Zvw valt daardoor lager uit.
In de nota naar aanleiding van het nader verslag Wlz (Kamerstukken II, 2013/14, 33 891, nr. 12) is hier reeds op ingegaan. Daarnaast ligt de stijging ook lager dan de raming vanwege
beperking van de kostenontwikkeling.
De verwachte premiegevolgen van de overhevelingen voor de Zvw zijn ongewijzigd. Het
verwachte effect op de inkomensafhankelijk bijdrage verandert niet. De verwachte stijging
van de nominale premie door de overhevelingen blijft in 2015 beperkt tot maximaal
€ 20 door de tijdelijke rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds (Zvf). Deze rijksbijdrage
wordt afgebouwd in vijf jaar en de premie stijgt daardoor elk jaar € 20. De verzekeraars
maken in november hun definitieve Zvw-premies bekend.
De verwachte premiegevolgen voor de Wlz en de gevolgen voor het Flz zijn eveneens
niet gewijzigd. In de brief van 4 maart (Kamerstuk 30 597, nr. 424) is de verwachting afgegeven dat het niveau van de Wlz-premie rond de 10% zou gaan
bedragen. Deze raming is nog steeds van toepassing. De huidige AWBZ-premie bedraagt
12,65%.
De gevolgen voor de lasten van burgers blijven beperkt zoals in de hiervoor genoemde
brieven reeds is gemeld. De premiegevolgen van de overhevelingen voor de Zvw worden
in eerste instantie gecompenseerd binnen de Zvw, door de verzachting van de premiestijging
via de tijdelijke aanvullende rijksbijdrage aan het Zvf. Door de afbouw van de tijdelijke
rijksbijdrage zullen de nominale Zvw-premie en Inkomensafhankelijke bijdrage naar
verloop van tijd alsnog stijgen. Deze premiestijging wordt voor burgers en bedrijven
structureel en lastenneutraal gecompenseerd waarmee tegemoet gekomen wordt aan de
toezegging uit het AO van 18 december dat de overheveling van persoonlijke verzorging
lastenneutraal zal plaatsvinden. De lagere inkomensgroepen worden op reguliere wijze
via de zorgtoeslag volledig gecompenseerd. De verlaging van de Wlz-premie wordt lastenneutraal
vormgegeven door een even grote verhoging van de belastingtarieven in de 1e en 2e schijf.
De definitieve premieraming voor de Zvw, de hoogte van het verplicht eigen risico,
de Wlz-premie, de belastingtarieven en het definitieve koopkrachtbeeld voor 2015 zullen
worden opgenomen in de ontwerpbegrotingen en het Belastingplan 2015, die met de Prinsjesdagstukken
aan uw Kamer worden aangeboden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn