33 852 (R2023) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET

28 juni 2016

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap te wijzigen ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap, en het doen van enige andere wijzigingen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt «artikelen 2 en 3 van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap» telkens vervangen door: artikelen 61 en 62 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek.

B

Artikel 5b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie» telkens vervangen door: artikel 108 of artikel 109 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek.

2. In de aanhef van het tweede lid wordt «artikel 9 van de Wet conflictenrecht adoptie» wordt vervangen door: artikel 111 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt de laatste volzin geschrapt.

2. In het vierde lid wordt na «indien» ingevoegd: de vreemdeling de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en.

3. In het vijfde lid wordt de eerste «dertien weken» vervangen door: zesentwintig weken.

4. In het achtste lid komt in de een-na-laatste volzin «en jegens hem geen vermoedens bestaan als in het vierde lid bedoeld» te vervallen, en wordt na de een-na-laatste volzin een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Een kind dat ten tijde van het afleggen van de bereidverklaring de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, deelt slechts in de verkrijging indien jegens hem geen vermoedens bestaan als in het vierde lid bedoeld.

5. In het achtste lid wordt «artikel 11, achtste lid,» vervangen door: artikel 11, zevende lid,.

D

Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 6, tweede lid» gewijzigd door: artikel 6, derde lid.

2. In het zesde lid wordt «artikel 6, vierde lid» vervangen door: artikel 6, vijfde lid.

E

Onder het vervallen van de 1 voor de tekst van het eerste lid vervalt artikel 7, tweede lid.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «vijf jaren» vervangen door «zeven jaren».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt op drie jaren gesteld voor de verzoeker die sedert ten minste drie jaren de echtgenoot is van en samenwoont met een Nederlander.

3. Onder vernummering van het zesde tot het vijfde lid vervalt het vijfde lid.

G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel b door een punt vervalt het eerste lid, onderdeel c.

2. In het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd die luidt: Beslissingen tot afwijzing van een bezwaar ingediend tegen een besluit tot naturalisatie worden eveneens door Onze Minister genomen.

3. In artikel 9, derde lid, onderdeel d, wordt «de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao of Sint Maarten.

H

In artikel 10 vervalt de zinsnede «artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c,».

I

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, wordt het Nederlanderschap slechts verleend indien op hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is.

2. In het vierde lid wordt de derde volzin vervangen door: Aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, wordt het Nederlanderschap slechts verleend, indien hij daarmee uitdrukkelijk instemt en hij bereid is bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen. Aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, wordt het Nederlanderschap slechts verleend indien op hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is.

3. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het zesde en zevende lid vervalt het zesde lid.

Ia

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «tien jaar» vervangen door: vijftien jaren.

2. In het vierde lid wordt «tien jaren» vervangen door: vijftien jaren.

J

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 11, achtste lid» vervangen door: artikel 11, zevende lid.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «artikel 15, eerste lid, onder b, c of d» vervangen door: artikel 15, eerste lid, onder b, c, d of f.

3. In het tweede lid wordt «artikel 11, achtste lid,» vervangen door: artikel 11, zevende lid,.

K

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder d, wordt de zinsnede «het eerste lid van artikel 14, en artikel 15, eerste lid, onder d» vervangen door: het eerste en tweede lid van artikel 14, en artikel 15, eerste lid, onder d en f.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «Onze Ministers van Justitie» vervangen door: De Gouverneurs.

L

Artikel 26 komt te vervallen.

M

In artikel 28, derde lid, wordt «artikel 11, achtste lid,» vervangen door: artikel 11, zevende lid,.

N

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «tijdvakken van hoofdverblijf» wordt vervangen door: tijdvakken van toelating en hoofdverblijf.

2. De zinsnede «Aruba, » komt te vervallen.

ARTIKEL II

  • 1. De in artikel I genoemde wijzigingen zijn niet van toepassing op verklaringen tot verkrijging van het Nederlanderschap en verzoeken om verlening van het Nederlanderschap ingediend voor de inwerkingtreding van deze Rijkswet.

  • 2. De in artikel I, onderdeel F, genoemde wijzigingen zijn niet van toepassing op verzoeken om verlening van het Nederlanderschap die betrekking hebben op de vreemdeling die op het moment van de inwerkingtreding van deze Rijkswet ten minste drie jaar toelating en hoofdverblijf heeft in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en sedertdien aldaar onafgebroken toelating en hoofdverblijf heeft gehad.

ARTIKEL II0a

  • 1. Na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring binnen één jaar na inwerkingtreding van deze Rijkswet verkrijgt door een bevestiging als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, de meerderjarige vreemdeling het Nederlanderschap wanneer hij zijn Nederlanderschap vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Rijkswet op grond van artikel 15, eerste lid, onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap heeft verloren.

  • 2. De artikelen, 6, tweede tot en met negende lid, en 6A van de Rijkswet op het Nederlanderschap zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IIA

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 december 2015 ingediende voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Kamerstukken 34 356 (R2064)), tot wet is of wordt verheven, en die Rijkswet eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel J, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 15, eerste lid, onder b, c, d of f» vervangen door: artikel 15, eerste lid, onder b, c, d of e.

B

In onderdeel K, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 15, eerste lid, onder d en f» vervangen door: artikel 15, eerste lid, onder d en e.

ARTIKEL III

De artikelen van deze Rijkswet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Naar boven