33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2015

Bij brief van 4 maart jl. heeft u mij verzocht de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties te informeren over de voortgang in de werkgroepen en projecten uit de Koninkrijksconferentie 2014, de geannoteerde agenda van de Koninkrijksconferentie 2015 en de vorderingen van de onderhandelingen over een nieuwe geschillenregeling.

Hiermee doe ik tevens mijn toezeggingen gestand die ik eerder in mijn brief van 9 februari jl. deed om u dit voorjaar nader te informeren over de vorderingen van de beraadslagingen over een geschillenregeling en over de geannoteerde agenda van de Koninkrijksconferentie 2015.

Tijdens de Koninkrijksconferentie 2014 is besloten dat de volgende conferentie in Curaçao wordt gehouden. Zoals ik u eerder berichtte, zal de conferentie plaatsvinden op 16 juni as.

Net zoals vorig jaar vindt de voorbereiding van de Koninkrijksconferentie 2015 plaats door een ambtelijke regiegroep waarin de vier landen zijn vertegenwoordigd. De regiegroep is verantwoordelijk voor de inhoudelijke organisatie van de conferentie en vergadert tweewekelijks via video-conferencing. De laatste vergadering is voorzien begin juni en op de dag vóór de Koninkrijksconferentie zal de ambtelijke voorbereiding worden afgesloten.

De regiegroep bewaakt de voortgang in de onderscheiden werkgroepen, zal op korte termijn aan de hand van de voorstellen van de voorzitters van de werkgroepen de concept-agenda voor de conferentie opstellen, draagt zorg voor het draaiboek en de logistiek van de conferentie.

Onderstaand treft u -in willekeurige volgorde- per werkgroep een beschrijving aan van de voortgang sinds de Koninkrijksconferentie van vorig jaar en de doelstellingen die de betrokken werkgroep zich heeft gesteld ten aanzien van de Koninkrijksconferentie 2015.

Werkgroep Kleine landen, grote uitdagingen

De kleinschaligheid van het Caribische deel van het Koninkrijk brengt de nodige uitdagingen met zich. Deze werkgroep is ingesteld om aanbevelingen te doen om in samenwerking binnen het Koninkrijk de kwetsbaarheden die het gevolg zijn van de kleinschaligheid te adresseren. Om hierin enige focus aan te brengen, richt de aandacht van de werkgroep zich op de onderwerpen afvalverwerking en gevolgen van klimaatverandering. De werkgroep brengt voor wat deze onderwerpen betreft de gevolgen van kleinschaligheid in beeld, inventariseert wat er reeds op de diverse eilanden wordt gedaan en welke mogelijkheden er zijn om met elkaar op te trekken en van elkaar te leren. Waar mogelijk zal Nederland de landen in dit traject bijstaan met kennis en expertise.

Werkgroep economische samenwerking

Economische ontwikkeling is een prioriteit van alle landen en eilanden van het Koninkrijk. Tijdens de Koninkrijksconferentie in 2014 hebben de landen (Nederland mede namens de BES) het belang en de wederzijdse voordelen van economische samenwerking erkend. In het bijzonder is daarbij de potentie van de hub-functie van de eilanden benoemd. Daarbij is afgesproken elkaar te ondersteunen met kennis en expertise op het gebied van o.a. buitenlandse handel, mededinging en belastingverdragen, om zodoende de concurrentiepositie van de landen te vergroten. Ook is een werkgroep ingesteld die onder meer de voor en nadelen van de invoering van een vrijhandelszone in het Caribische deel van het koninkrijk zou bestuderen en aanbevelingen zou doen voor de bevordering van de handel en ondernemerschap.

De werkgroep heeft afgelopen jaar de diverse onderwerpen voortvarend ter hand genomen. Zo is het voornemen om tijdens de Koninkrijksconferentie een samenwerkingsovereenkomst tussen de landen vast te stellen op het terrein van mededinging. Curaçao en Aruba hebben hun mededingingswetgeving nagenoeg afgerond.

Vanuit Nederland zal de Autoriteit Consument en Markt waar mogelijk de landen ondersteunen bij het opzetten van deze organisatie en tevens ondersteunen met opleiding en training.

Een eerste analyse van de mogelijke invoering van een vrijhandelszone in het Caribische deel van het Koninkrijk laat zien dat dit een zeer gecompliceerde aangelegenheid is, m.n. door de diversiteit aan financiële stelsels bij de betrokken landen. Verder onderzoek is noodzakelijk om over de mogelijkheden hiertoe meer duidelijkheid te krijgen. Wel zijn vooruitlopend hierop Curaçao en Aruba voornemens om tijdens de Koninkrijksconferentie afspraken vast te leggen over vrij van invoerheffing importeren van lokaal geproduceerde goederen.

Ter verbetering van de concurrentiepositie en handelsbevordering van het Caribische deel van het Koninkrijk heeft het afgelopen jaar in mijn opdracht een onderzoek plaatsgevonden naar de ervaringen van Nederlandse en lokale bedrijven met en behoeften bij hun handel met Latijns Amerika, zowel vanuit Nederland als via de Caribische delen van het Koninkrijk. Het onderzoek schetst een globaal beeld van de bestaande organisaties, instrumenten en faciliteiten gericht op handelsbevordering, in het bijzonder voor de handel met Latijns Amerika.

Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat een centrale organisatie gewenst is, gericht op handel met en via het Caribische deel van het Koninkrijk. Een eerste stap waarin deze bevinding heeft geresulteerd, komt tot uitdrukking in de totstandkoming van de website «Doing business in the Kingdom», die tijdens de Koninkrijksconferentie zal worden gelanceerd. Daarop is informatie te vinden voor bedrijven, investeerders en organisaties over zakendoen met en via de landen van het Koninkrijk en de BES.

In mei zal op basis van de onderzoeksbevindingen met de bestuurders en het bedrijfsleven op de eilanden verkend worden welke andere stappen gezet kunnen worden teneinde de handel met Latijns Amerika via de eilanden te stimuleren. Ik heb via de werkgroep economische samenwerking aangeboden de resultaten van deze verkenning te presenteren tijdens de aanstaande Koninkrijksconferentie zodat wij bij die gelegenheid gezamenlijk kunnen bezien welke nadere afspraken wij op dit terrein kunnen maken

Taskforce kinderrechten

De vier landen hebben het afgelopen jaar goede stappen gezet om de acties, voortvloeiend uit de vijf speerpunten van het actieplan Kinderrechten ten uitvoer te brengen. Het gaat hier om de volgende speerpunten: het centraal stellen van het gezin, het bepalen en bespreekbaar maken van de rol van ouders in de opvoeding, het creëren van zinvolle vrijetijdsbesteding en sluitende dagarrangementen (safetynet) voor kinderen, randvoorwaarden voor het borgen van de kinderrechten en tot slot het voorkomen van geweld tegen kinderen.

De maandelijkse besprekingen van de Taskforce zorgen ervoor dat de landen van elkaar leren hoe bepaalde problemen aan te pakken en te profiteren van elkaars ervaringen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de positieve ervaringen op de bovenwinden met de rondetafelsessies van Unicef, die ook in andere landen een vervolg zullen krijgen. Deze bijeenkomsten dragen bij tot een breder maatschappelijk besef van de problematiek.

Tijdens de Koninkrijksconferentie 2015 zal door elk van de vier landen worden aangegeven welke stappen er zijn gezet en welke acties er voor het komende jaar op de rol staan. Hiertoe zal door elk land een addendum bij het Plan van aanpak worden gevoegd. Daarnaast zal nog een aantal gewenste gezamenlijke acties ter besluitvorming voorliggen. Dit betreft onder andere de organisatie van een Safety net conferentie (zinvolle vrijetijdsbesteding en sluitende dagarrangementen voor kinderen) en het instellen van een «Commissie van wijzen met als opdracht om, in dialoog met de samenleving, een visie te ontwikkelen over de rol van ouders in de opvoeding en deze visie breed in de samenlevingen van de landen bespreekbaar te maken.

Het addendum van Nederland beslaat het overzicht van activiteiten die door de eilanden in samenspraak met Nederland worden opgepakt en die voortvloeien uit de actieplannen kinderrechten van Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Parallel aan het proces van de Taskforce waaraan de landen deelnemen, hebben de eilanden in Caribisch Nederland met de stakeholders, de samenleving en met de rijksoverheid gesprekken gevoerd. Op enkele momenten is de Taskforce CN aangesloten bij de Taskforce van de landen. Zo zijn gezamenlijke speerpunten vastgesteld en is gekeken naar mogelijkheden om in de regio samen te werken aan kinderrechten. Zo wordt bijvoorbeeld de haalbaarheid van een kindertelefoon voor meerdere eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk onderzocht.

In de CN-week van 8 juni as. vindt besluitvorming plaats over het Meerjarenprogramma CN waarvan de aanpak kinderrechten onderdeel is. Voor het speerpunt huiselijk geweld hebben de departementen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie (aanvullende) middelen beschikbaar gesteld om te komen tot een duurzame aanpak van de problematiek van huiselijk geweld.

Geschillenregeling

Het overleg binnen de werkgroep, waarin alle landen op ambtelijk niveau zijn vertegenwoordigd, is inmiddels van start gegaan. Zoals ik u in mijn brief van 9 februari jl. heb bericht, heb ik een startnotitie opgesteld waarover overleg zou plaatsvinden. Dat overleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Bij dat overleg is aan de hand van de startnotitie geïnventariseerd wat de standpunten zijn over de inhoud van de geschillenregeling. Mede gelet op de lopende beraadslagingen kan ik op dit moment geen nadere mededelingen doen over de stand van zaken daarvan.

Werkgroep Cohesie

Aan de werkgroep Cohesie, onder voorzitterschap van Aruba, is gevraagd binnen drie maanden na de Koninkrijksconferentie 2014 aan de regeringen van de landen concrete aanbevelingen te doen over nieuwe initiatieven en intensivering van bestaande initiatieven ter bevordering van de verbondenheid met het Koninkrijk. Inmiddels is de werkgroep een keer of vijf bijeen geweest. Naar verwachting zal de werkgroep een tweetal producten opleveren ten behoeve van de conferentie in juni. Een protocol en een regeling die samenwerking tussen maatschappelijke organisaties in de vier landen van het Koninkrijk verder mogelijk maakt en faciliteert. Randvoorwaardelijk hierbij is wat mij betreft dat hiervoor geen nieuwe (ambtelijke) organisatie in het leven wordt geroepen of een extra bestuurslaag wordt gecreëerd. Het maatschappelijk middenveld is aan zet en mijn insteek is dat de overheid zich beperkt tot het faciliteren en leggen van verbindingen tussen de maatschappelijke organisaties. Geen onnodige bureaucratie en plannenmakerij. Voorts betekent de faciliterende rol van de overheid niet het aangaan van nieuwe subsidierelaties met het maatschappelijk middenveld. Bedoeling met voornoemd protocol en regeling is dat het maatschappelijk middenveld elkaar in de vier landen over en weer weten te vinden en elkaar helpen en bijstaan om projecten te draaien die verbondenheid in het Koninkrijk concreet en tastbaar maken. Idealiter weten de maatschappelijke organisaties de burgers in het desbetreffende land of landen bij deze beweging te betrekken.

Samenwerking in de gezondheidszorg

Tijdens de Koninkrijksconferentie 2015 zal, mede op verzoek van de Kamer, gesproken worden over samenwerking in de gezondheidszorg op de eilanden. Voorafgaand zal op 1 tot en met 4 juni ook een conferentie te Aruba plaatsvinden over samenwerking in de gezondheidszorg, in aanwezigheid van de Minister van VWS. De inzet van het kabinet is om structurele samenwerking tussen de landen op het terrein van gezondheidszorg te bevorderen. Vanuit Nederlands perspectief is dat van belang voor de burgers van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Om invulling te geven aan die samenwerking dienen er door de landen in het Caribische deel van het koninkrijk keuzen gemaakt te worden, ondermeer het insulaire karakter, de beperkte bevolkingsomvang en de beperkte financiële middelen dwingen daartoe. Dit komt uiteindelijk de kwaliteit van de gezondheidszorg ten goede. Tijdens de koninkrijksconferentie zal worden gesondeerd of er voldoende basis is tussen de landen om deze samenwerking tot stand te brengen.

Tot slot

Zoals ik heb toegezegd tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties op 31 maart jl. zal ik tijdens de Koninkrijksconferentie het voorstel van het lid Van Laar, houdende de instelling van een Rijkscommissie Integriteit, aan de bewindspersonen van de landen voorleggen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven