33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nr. 180 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 februari 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 26 mei 2020 inzake het KPMG-pakket kostentoerekening en doelmatigheid NVWA (Kamerstuk 33 835, nr. 160).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 31 augustus 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Jansma

1

Bent u alsnog bereid om een financiële prikkel in te laten bouwen om de efficiency van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te verbeteren? Zo ja, welke?

Antwoord

Uit het KPMG-onderzoek blijkt dat de kosten van de NVWA in lijn liggen met vergelijkbare organisaties in Nederland. KPMG benadrukt dat een goede dialoog tussen NVWA en bedrijfsleven kan zorgen voor kostenbesparingen in de keten. Het gesprek over (financiële) prikkels op de juiste plaats in de hele keten voer ik aan de strategische NVWA-tafel departementen en bedrijfsleven. Aan deze tafel vindt structureel overleg plaats tussen de NVWA, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het bedrijfsleven.

2

Bent u van mening dat de opbouw van de tarieven voldoende transparant is?

Antwoord

KPMG heeft de opbouw van de tarieven helder in kaart gebracht. KPMG signaleert daarbij wel een aantal beperkingen in de opzet van het huidige model, zoals het gevraagde inzicht in mogelijke kostenverschillen tussen sectoren. Ik ben van mening dat de opbouw nu voldoende transparant is, maar dat er altijd andere keuzes in de inrichting mogelijk zijn waardoor de transparantie verder verbetert. Er loopt daarnaast een aantal beroepszaken bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over de onderbouwing van facturen van de NVWA. Uiteraard zal ik, bij een definitieve uitspraak van het CBb, de eventuele consequenties hiervan bezien.

3

Hoe komen de kwartier- en starttarieven tot stand?

Antwoord

In het retributiestelsel worden de totale kosten per categorie (soort bedrijf) berekend door het benodigde aantal uren te vermenigvuldigen met de kostprijs per uur. Vervolgens worden deze totale kosten verminderd met de verwachte opbrengsten uit toeslagen. De resterende kosten worden verdeeld over het starttarief en kwartiertarief. Voor uitgebreide en gedetailleerde beschrijvingen, zie paragraaf 4.3.1 en 4.3.2 van het rapport Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA (bijlage bij Kamerstuk 33 835, nr. 160) en bijlage 3 van het document «NVWA-tarieven onderbouwing 2020» op de website van de NVWA.1

4

Hoe kan een afnemer van een dienst vaststellen dat hij niet meer dan de werkelijke kosten betaalt?

Antwoord

De kosten die een individuele afnemer betaalt, zijn de resultante van keuzes in het gehele tariefstelsel. Dit is in 2014 in overleg met het bedrijfsleven ingericht op hoofdlijnen. Daarbij is nooit het uitgangspunt gehanteerd dat een afnemer de werkelijke kosten direct moet kunnen herleiden. Het gaat om gemiddelden, dat is inherent aan deze keuze.

5

Kunt u aangeven waarom een roodvleesslachterij in 2018 € 164 aan starttarief betaalde en een exporteur van levend vee € 108?

Antwoord

In het starttarief zijn kosten opgenomen voor reistijd en voorbereidingstijd. De reistijd en voorbereidingstijd bij de export van levende dieren is gemiddeld korter dan voor een keuring in een slachthuis.

6

Kunt u aangeven bij welke sectoren de (o.a. voor 2021 voorgenomen) verhoging via de tarieven terechtkomt?

Antwoord

De voorgenomen verhoging betreft een generieke verhoging (minder generieke demping) en komt daardoor bij alle sectoren terecht. Daarnaast ontwikkelen de tarieven zich ook door andere factoren. Het gaat dan onder andere om de algemene prijsontwikkeling. Ook is deze zomer in de informele consultatie van de tarieven 2021 toegelicht, dat er volumeontwikkelingen plaatsvinden als gevolg van het feitenonderzoek dat ik door 2Solve heb laten uitvoeren naar de toezichtsketen en tekortkomingen hierin2 en als gevolg van de Animal Health Regulation (AHR).

7

Op welke wijze garandeert u dat er een correcte doorbelasting plaatsvindt tussen overheid en bedrijfsleven en tussen de verschillende sectoren onderling bij het doorbelasten van kosten?

Antwoord

Zoals het KPMG-rapport laat zien, is van een correcte doorbelasting tussen overheid en bedrijfsleven conform het kabinetsbeleid «Maat Houden 2014» nog geen sprake. Momenteel worden nog niet alle kosten doorberekend en betaalt de overheid voor ongeveer € 25,5 mln. aan kosten voor het totale bedrijfsleven. Voor wat betreft de doorbelasting tussen de verschillende sectoren van het bedrijfsleven onderling, geldt dat hier sprake is van de uitgangspunten van het bestaande tariefstelsel. In samenspraak met de sector is in 2014 voor vrij grofmazige uitgangspunten gekozen, waardoor transparantie op het niveau van de afnemer van een dienst lastiger is te geven. De signalen vanuit een deel van het bedrijfsleven dat de huidige tariefstructuur te grofmazig is, gebruik ik om in de komende tijd in overleg met het bedrijfsleven te bezien in hoeverre het tariefstelsel uit 2014 aanpassing behoeft. Dit overleg vindt onder andere plaats aan de strategische NVWA-tafel departementen en bedrijfsleven.

8

Welke mogelijkheden ziet u om meer inzicht te verschaffen in de productiviteit van medewerkers, leegloop, reistijd en facturabiliteit?

Vraag 9

Onderschrijft u het advies van KPMG om de urenverantwoording van medewerkers te verbeteren? Zo ja, op welke wijze zult u hier invulling aan geven?

Antwoord op vraag 8 en 9

Het inzicht in reistijd, productiviteit en facturabiliteit van medewerkers kan worden vergroot als de urenverantwoording van de NVWA-medewerkers wordt uitgebreid. De wijze waarop dat zal plaatsvinden is onderwerp van gesprek met het bedrijfsleven. Aan de strategische NVWA-tafel departementen en bedrijfsleven is onder andere de ontwikkeling van de productiviteit als onderwerp benoemd.

10

Onderschrijft u de stelling dat een verscheidenheid aan bedrijven hetzelfde starttarief doorbelast krijgt, ondanks dat er onderlinge verschillen zijn, zoals in voorbereidings- en reistijd, facturabiliteit en functiemix van het ingezette personeel?

Antwoord

Ja. Zie ook mijn antwoord op vraag 4. Dit is het gevolg van de keuze die in 2014 in samenspraak met de sectoren is gemaakt voor het huidige tariefstelsel. Daarbij is gekozen voor een indeling in vijf categorieën, gebaseerd op vergelijkbare productiviteit. Binnen de categorie Erkende Bedrijven worden de verschillen in facturabiliteit gecompenseerd door verschillen in functiemix. Zie het rapport van PWC over de validering van het NVWA-retributiestelsel, bijlage bij Kamerstuk 33 835, nr. 2, d.d. 19 december 2013, pagina 12.

11

Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat via de starttarieven alleen de werkelijke kosten worden doorbelast?

Antwoord

Zoals ik in het antwoord op vraag 7 heb aangegeven, is er momenteel geen sprake van doorbelasting van werkelijke kosten. De overheid betaalt deels de kosten voor het bedrijfsleven. Ook zijn er in het tariefstelsel bepaalde uitgangspunten van kracht, die voor een grofmazige toerekening van de kosten zorgen. KPMG signaleert dat de werkelijke kosten in de huidige situatie niet volledig worden doorbelast en dat daarnaast de starttarieven weinig relatie met de huidige werkelijke reis- en voorbereidingstijd kennen. Dit is inherent aan de gekozen tariefstructuur. Om in de starttarieven de werkelijke kosten door te kunnen belasten, zet ik samenvattend een tweetal stappen: 1) minder bijdragen vanuit de overheid in de kosten van het bedrijfsleven en 2) mogelijke aanpassingen in het tariefstelsel. In overleg met het bedrijfsleven wordt de komende tijd bezien in hoeverre het tariefstelsel aanpassing behoeft.

12

Bent u bereid om de nacalculatie en voorcalculatie jaarlijks (en bij een tariefsaanpassing) met het bedrijfsleven te delen om daarmee opvolging te geven aan de aanbeveling van KPMG om de communicatie met het bedrijfsleven te verbeteren?

Antwoord

Ik ben bereid om het bedrijfsleven transparant te blijven informeren. De voorcalculatie van de tarieven wordt al met het bedrijfsleven gedeeld. Om invulling te geven aan de aanbeveling van KPMG om de communicatie en transparantie over de tarieven te verbeteren, ben ik aan de strategische NVWA-tafel met het bedrijfsleven onder andere in gesprek over hoe we de nacalculatie van de tarieven zo transparant mogelijk kunnen delen.

13

Hoe zorgt u ervoor dat de werkelijke, lagere, kosten van de ingehuurde dierenartsen tot uiting komen in lagere tarieven, mede vanwege het in de toekomst doorbelasten van de btw rondom inhuur?

Antwoord:

Bij de berekening van de tarieven in de categorieën waar ingehuurde dierenartsen worden ingezet, is uitgegaan van de werkelijke kosten van de ingehuurde dierenartsen, exclusief de kosten van btw. Aan de bedrijven in de betreffende categorieën worden dus feitelijk de gemiddelde kosten van ambtelijke dierenartsen en ingehuurde dierenartsen in rekening gebracht. Als er voor gekozen zou worden om de kosten van btw door te berekenen aan het bedrijfsleven, dan stijgen de tarieven in de betreffende categorieën.

14

Welke voorstellen tot financiële prikkels zijn er gedaan om de kosten bij de NVWA zo laag mogelijk te houden?

Antwoord

Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 1. Daarnaast stelt KPMG voor dat door een continue benchmark deze prikkel tot uiting kan komen.

15

Wat is de voortgang van uw toezegging om de bandsnelheid in de slachthuizen omlaag te brengen?

Antwoord

Zoals ik aangaf in mijn brief van 11 februari 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 138) is de druk op het slachtproces, ingegeven door economische overwegingen, naar mijn overtuiging te groot geworden om belangen van dierenwelzijn en voedselveiligheid, maar ook van toereikend toezicht, op een adequate manier te borgen. Over mijn voornemens ten aanzien van de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1118) om slachthuizen op te dragen de slachtsnelheid per direct te verlagen, heb ik uw Kamer in de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1120) geïnformeerd. Het kabinet bekijkt op basis van welke wettelijke grondslag invulling gegeven kan worden aan deze motie. Zonder wettelijke bevoegdheid kan ik immers een dergelijke maatregel niet treffen. Ik informeer uw Kamer in september hierover.

16

Op welke manier wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Lodders en Geurts (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 24) die verzoekt om met voorstellen te komen waarbij de NVWA een (financiële) prikkel krijgt om de kosten laag te houden en zo efficiënt mogelijk te werken?

Antwoord

KPMG is binnen dit onderzoek gevraagd expliciet in te gaan op de motie Lodders en Geurts. KPMG heeft als reactie hierop aangegeven vooral verbetermogelijkheden te zien in het blijven voeren van het gesprek over de hele keten en het gezamenlijk identificeren van prikkels. Dit is als belangrijk gespreksonderwerp geadresseerd aan de strategische NVWA-tafel voor departementen en bedrijfsleven (zie ook het antwoord op vraag 1). Onderwerpen van gesprek zijn hier onder andere de retributies en de introductie van gezamenlijke (financiële) prikkels in de hele keten om efficiënter te kunnen werken. Daarnaast zit de financiële prikkel standaard «ingebouwd» in het agentschapsmodel. Vanuit de sturing op het agentschap heeft de eigenaar van het agentschap de rol de continuïteit van het agentschap te bewaken en er daarnaast voor te zorgen dat de opdrachtgevers van het agentschap zo laag mogelijke kosten krijgen doorbelast.

17

Welke externe partij gaat het door u aangekondigde vervolgonderzoek conform de motie van de leden Lodders en Geurts (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 24) uitvoeren?

Antwoord

KPMG heeft het vervolgonderzoek reeds uitgevoerd. Het betreft het KPMG-onderzoek «Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA» dat ik op 26 mei 2020 aan uw Kamer heb toegestuurd

(Kamerstuk 33 835, nr. 160). Dit onderzoek is uitgevoerd als vervolg op de onderzoeken van de Auditdienst Rijk die uw Kamer op 15 april 2019 heeft ontvangen (Kamerstuk 33 835, nr. 118).

18

Gaat u tevens onderzoeken in hoeverre de NVWA voldoende is toegerust op haar uitgebreide takenpakket, zowel qua personele bezetting als in financiële zin, zoals door u toegezegd tijdens het VAO NVWA van 5 december 2019?

Antwoord

Ik zal uw Kamer binnenkort informeren over de uitkomsten van het onafhankelijke onderzoek naar de taken en middelen van de NVWA dat in mijn opdracht is uitgevoerd.

19

Wanneer verwacht u met een plan van uitwerking te komen?

Antwoord

Het uitgewerkte plan voor het oppakken van de aanbevelingen is reeds onderwerp van gesprek aan de strategische NVWA-tafel departementen en bedrijfsleven.

20

Waarom geven de Auditdienst Rijk (ADR)-onderzoeken en het KPMG-onderzoek geen aanleiding om verder te onderzoeken of meer uitbesteding van taken leidt tot hogere doelmatigheid?

Antwoord

De ADR-onderzoeken constateren dat de NVWA op het gebied van bedrijfsvoering veel taken reeds heeft uitbesteed. Conform rijksbreed beleid gaat dit bijvoorbeeld om diensten die zijn uitbesteed aan het Rijksbeveiligingsbedrijf, het cateringbedrijf en de Rijksschoonmaakorganisatie. Er zijn daardoor weinig taken over die mogelijk uitbesteed kunnen worden. De conclusie van het KPMG-onderzoek is dat de NVWA zich qua doelmatigheid binnen de bandbreedte van vergelijkbare organisaties beweegt. Ik zie daarom geen aanleiding om het uitbesteden van taken verder te laten onderzoeken.

21

Wanneer verwacht u de resultaten van de brede analyse van het keuringslandschap met de Kamer te kunnen delen?

Antwoord

Zoals ik in mijn brief van 11 februari 2020 heb aangegeven

(Kamerstuk 33 835, nr. 138), zal ik uw Kamer na de zomer van 2020 informeren over de uitkomst van deze analyse.

22

Waarop is het bedrag van zes miljoen euro aan overheidsbijdrage dat u per 2021 in mindering wilt brengen teneinde de kostendekkendheid te verhogen, gebaseerd?

Antwoord

De overheid heeft in 2018 voor € 25,5 mln. bijgedragen bij een retributieomzet van rond de € 81 mln. Om de retributies kostendekkend te krijgen, heb ik voor 2021 een eerste stap van € 6 mln. minder bijdrage door de overheid aangekondigd. Het bedrag van deze eerste stap is grotendeels gebaseerd op de jarenlange bijdrage van de overheid aan het bedrijfsleven van de bedrijfsvoeringskosten voor standaard kantoorautomatisering. De retributieomzet van 2018 ontwikkelt zich logischerwijs naar 2020 ook op basis van andere ontwikkelingen, zie daarvoor mijn antwoord op vraag 6.

23

Welke categorieën worden bedoeld wanneer er wordt gesproken over categorieën die niet vanuit de overheid voor het bedrijfsleven gefinancierd kunnen worden?

Antwoord

Het gaat hier hoofdzakelijk om bedrijfsvoeringskosten zoals de kosten van de standaard kantoorautomatisering. De overheid kan binnen «Maat houden 2014» het aandeel van het bedrijfsleven in de bedrijfsvoeringskosten van de NVWA niet blijven financieren.

24

Hoe staat de lastenverzwaring van zes miljoen euro voor het bedrijfsleven in relatie tot het advies van KPMG om de keuze voor de kostenverdeling in een breder perspectief te plaatsen, waarbij ook de impact op de sturing/beïnvloeding van kosten, de mate van transparantie en de impact van de keuze op organisaties buiten de NVWA worden meegewogen?

Antwoord

De stap van € 6 mln. naar een verdere kostendekkendheid van de tarieven betreft een deel van de bijdrage door de overheid van het totale bedrag van ongeveer € 25,5 mln. Dit is een eerste stap die ik in 2021 zet. De aanbeveling van KPMG om de kostenverdeling in een breder perspectief te plaatsen en te bezien in hoeverre een ander tariefstelsel mogelijk is, zal ik parallel uit (laten) werken. Binnen dit traject zal zeker ook aandacht zijn voor de impact op de sturing/beïnvloeding van de kosten, de mate van transparantie en de impact van de keuze op organisaties buiten de NVWA. Onder andere de ontwikkelingen in en uitkomsten van dit traject zal ik betrekken in de afwegingen om nieuwe stappen in verdere kostendekkendheid van de tarieven te zetten.

25

Waarom kiest u ervoor meer kosten door te rekenen aan het bedrijfsleven, aangezien uit het totaalbeeld duidelijk wordt dat enerzijds vanuit wetgeving en richtlijnen het mogelijk is aanvullende kosten in de tarieven voor het bedrijfsleven op te nemen en anderzijds dat er een andere keuze in de toepassing van de wetgeving mogelijk is, waarbij een deel van de kosten niet in rekening gebracht wordt bij het bedrijfsleven?

Antwoord

De beleidsruimte die Europese regelgeving biedt, is ingevuld door toepassing te geven aan het kabinetsbeleid «Maat Houden 2014». Dit uitgangspunt, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 19 december 2013

(Kamerstuk 33 835, nr. 2), is de kostendekkendheid van de tarieven, opdat er voldoende middelen aanwezig zijn voor goed toezicht. «Maat Houden 2014» gaat daarbij uit van het profijtbeginsel, waarbij degene die profijt van het toezicht heeft, betaalt.

26

Wat heeft de uitgevoerde benchmark opgeleverd voor de zeven andere organisaties aan aanbevelingen in efficiency?

Antwoord

KPMG heeft het onderzoek geanonimiseerd besproken met de zeven andere organisaties, waarbij hun kengetallen werden vergeleken binnen de benchmark. De andere organisaties hebben tijdens de plenaire bespreking aangegeven dat het onderzoek voor hen zinvol is geweest. De opzet van de benchmark was zodanig dat er geen concrete aanbevelingen voor de andere organisaties zijn opgesteld. Wel hebben deze organisaties hun eigen verbeterpunten uit de terugkoppeling van de benchmark kunnen vaststellen.

27

Waarom heeft de NVWA er in het verleden voor gekozen in de arbeidsvoorwaarden van ambulante medewerkers de woonplaats ook als standplaats te hanteren en bent u voornemens dit advies op te pakken met het Ministerie van Binnenlandse Zaken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De arbeidsvoorwaarde dat voor de ambulante medewerkers de woonplaats de standplaats is, is een van de afspraken die met de medezeggenschap en de vakbonden zijn gemaakt om de fusie van de Algemene Inspectiedienst, de Plantenziektekundige Dienst en de Voedsel en Warenautoriteit tot de NVWA per 1 januari 2012 te kunnen realiseren. Het advies om de aanpassing van deze arbeidsvoorwaarde op te pakken in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heb ik overgenomen.

28

Op welke manier gaan het bedrijfsleven en de departementen invulling geven aan de aanbevelingen uit het onderzoek?

29

Hoe ziet de nieuwe overlegstructuur eruit die KMPG aanbeveelt?

Antwoord op vraag 28 en 29

De nieuwe overlegstructuur is de strategische NVWA-tafel departementen en bedrijfsleven (zie ook de toelichting hierop bij vraag 1). Tijdens de eerste strategische NVWA-tafel departementen en bedrijfsleven begin maart 2020 is gewisseld dat het doel van de tafel is om open met elkaar het gesprek te blijven voortzetten. Daarbij zijn prikkels voor bedrijfsleven en NVWA een prominent gespreksonderwerp. Het verder vormgeven wat beter en anders kan staat op de voorgrond. Ook worden aan deze tafel keuzes gemaakt voor wat betreft de prioriteiten vanuit de aanbevelingen van het KPMG-onderzoek.

30

Wanneer wordt de arbeidsvoorwaarde reis-is-werktijd afgeschaft en wordt dan de vrijkomende tijd ingezet voor keurings- of toezichtsactiviteiten?

Antwoord

De mogelijkheid en het tijdstip om de arbeidsvoorwaarde reis-is-werktijd af te schaffen is afhankelijk van de uitkomst van het overleg dat ik gestart ben met het Ministerie van BZK om uniformering van de arbeidsvoorwaarden voor ambulante medewerkers te agenderen in het Sectoroverleg Rijk. Zie ook het antwoord op vraag 27.

31

Kunt u duidelijk uitleggen wat onder aanvaardbare bandbreedtes wordt verstaan wanneer aangegeven wordt dat «de kosten van de NVWA zich binnen aanvaardbare bandbreedtes» bevinden en kunt u daarbij ook aangeven op welk punt binnen deze bandbreedtes de kosten van de NVWA zich op dit moment bevinden?

Antwoord

De «aanvaardbare bandbreedtes» is een term die KPMG heeft geïntroduceerd in het onderzoeksrapport en die daarin ook wordt toegelicht (zie pagina 7 van rapport Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA, bijlage bij Kamerstuk 33 835, nr. 160). Bedoeld wordt dat het kostenniveau van de NVWA gemiddeld is ten opzichte van de zeven organisaties in de benchmark. Daarmee liggen ook de kosten die opgenomen zijn in de retributietarieven binnen de bandbreedtes. Hieruit komt het beeld naar voren dat de NVWA zich ongeveer in het midden bevindt. Er zijn organisaties die efficiënter zijn dan de NVWA, maar er zijn ook zeker organisaties minder efficiënt in de benchmark. KPMG concludeert dan ook dat de doelmatigheid van de NVWA zich binnen aanvaardbare bandbreedtes van vergelijkbare organisaties bevindt. Er is dus geen aanleiding om te stellen dat de NVWA ondoelmatig zou zijn.

32

Hoe gaat u voorkomen dat het bedrijfsleven opdraait voor het falen en de kosten van automatisering?

Antwoord

De retributies worden vastgesteld op basis van de kostprijs van de NVWA. Tot op heden zijn de kosten van de investering in ICT uitgesloten geweest van deze kostprijs. In 2018 waren de ontwikkelkosten voor de nieuwe ICT-ontwikkeling (Inspect) onderdeel van de ongeveer € 25,5 mln. die volledig buiten de retributies waren gehouden. Met de herbezinning op de ICT-ontwikkeling gaan we een nieuwe fase in. Ik ben van mening dat het logisch is dat het bedrijfsleven evenredig bijdraagt in de ICT-kosten van deze nieuwe fase. Het bedrijfsleven heeft baat bij het ICT-instrumentarium van de NVWA.

33

Heeft u onderzocht of de huisvesting van de NVWA goedkoper kan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn daar de resultaten van?

Antwoord

KPMG geeft in de benchmark aan dat de huisvestingskosten van de NVWA in lijn zijn met het gemiddelde van de referentiegroep. Dit geeft dan ook geen aanleiding specifiek onderzoek te gaan uitvoeren naar de vraag of de huisvesting van de NVWA goedkoper kan.

34

Hoe gaat u een efficiëntieverbetering realiseren in het terugdringen van ziekteverzuim binnen de NVWA?

Antwoord

Het terugdringen van verzuim is gericht op meer ondersteuning van het management in de verzuimaanpak. Dit betekent extra ondersteuning voor de leidinggevenden door de inzet van een re-integratie-adviseur, door het vergroten van de aandacht voor het voeren van frequente verzuimgesprekken middels training en externe begeleiding en door het inrichten en voeren van sociaal medisch overleggen op elk managementniveau. Daarnaast investeert de NVWA in de samenwerking met UBRijk Bedrijfszorg3. Daarmee wordt de begeleiding door bedrijfsartsen en het bedrijfsmaatschappelijk werk voor medewerkers en de gerichte advisering aan het management verbeterd.

35

Kunt u uitgebreid uitleggen hoe de structuur van overleg met het bedrijfsleven over tarieven nu in elkaar steekt?

Antwoord

Zoals bij vraag 1 toegelicht, wordt aan de strategische NVWA-tafel departementen en bedrijfsleven gesproken over de tarieven(structuur). Voor het bedrijfsleven zijn bij de strategische tafel een viertal organisaties betrokken: de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland, het GroentenFruit Huis en de Visfederatie. Vanuit het bedrijfsleven is daarnaast aangegeven dat ze graag meer overleg over de hoogte van de tarieven hebben vanuit een bredere samenstelling. Daartoe heb ik aanpassingen in het proces van het vaststellen van de tarieven structureel doorgevoerd om te voldoen aan de KPMG-aanbeveling om de dialoog te versterken en om te zorgen voor een betere informatievoorziening richting het bedrijfsleven». Daartoe heb ik momenteel voor de komende jaren het volgende proces ingericht:

Jaarlijks vindt er in de zomer een informele consultatie plaats, waarin ontwikkelingen op hoofdlijnen rondom de tarieven worden besproken. In het najaar vindt een formele consultatie van de NVWA-tarieven plaats. Daarbij krijgt het bedrijfsleven de gelegenheid een zienswijze te geven op de voorgestelde tarieven. Vervolgens wordt op de uitkomsten van de consulatie ook gereflecteerd aan de strategische NVWA-tafel. Ten slotte nemen de Minister voor Medische Zorg en Sport en ik een besluit over de vaststelling van de tarieven.

36

Bent u ervan doordrongen dat het kostprijsmodel van de NVWA negatief is voor ons bedrijfsleven?

Antwoord

Zie mijn antwoord op vraag 25. Het kostprijsmodel heeft tot als doel het doorberekenen van de werkelijke kosten. Daarbij wordt momenteel ten gunste van het bedrijfsleven nog ongeveer € 25,5 mln. buiten de retributies gehouden. Het uitgangspunt bij het bepalen van de tarieven is het kabinetsbeleid «Maat Houden 2014», dat uitgaat van het doorberekenen van de werkelijke kosten conform het profijtbeginsel. Bij de NVWA-tarieven worden niet de werkelijke kosten doorbelast, maar wordt een aanzienlijk deel gedempt door de overheid.

37

Wanneer worden de woorden omgezet in daden, gezien dit het zoveelste rapport is waarin benadrukt wordt dat het kostprijsmodel moet worden geëvalueerd?

Antwoord

Het KPMG-rapport is het eerste rapport waarin concrete aanwijzingen worden gegeven over mogelijke verbeteringen in het model zelf. Ik heb deze aanbeveling van KPMG direct opgepakt, in samenspraak met het bedrijfsleven. Ik heb daarover aangegeven dat ik op basis van de uit te werken opties en met input van alle stakeholders keuzes maak voor mogelijke aanpassingen in het kostprijsmodel.

38

Neemt u alle aanbevelingen uit de rapportage van KPMG over en wanneer kan de Kamer de uitwerking hiervan verwachten?

Antwoord

Ja, ik neem alle aanbevelingen uit het rapport van KPMG over. De uitwerking van de aanbevelingen is reeds onderwerp van gesprek geweest aan de strategische NVWA-tafel van departementen en bedrijfsleven. Daaruit is gekomen dat gestart wordt met het komen tot een gedragen programma van eisen voor het kostprijsmodel en tariefstelsel van de NVWA. De verwachting is dat de Kamer in 2021 over het eindproduct geïnformeerd kan worden.

39

Hoe gaat u het ziekteverzuim terugdringen?

Antwoord

Zie het antwoord bij vraag 34. Het terugdringen van verzuim is gericht op meer ondersteuning van het management in de verzuimaanpak. Dit betekent extra ondersteuning voor de leidinggevenden door de inzet van een re-integratie-adviseur, door het vergroten van de aandacht voor het voeren van frequente verzuimgesprekken middels training en externe begeleiding en door het inrichten en voeren van sociaal medisch overleggen op elk managementniveau. Daarnaast investeert de NVWA in de samenwerking met UBRijk Bedrijfszorg. Daarmee wordt de begeleiding door bedrijfsartsen en het bedrijfsmaatschappelijk werk voor medewerkers en de gerichte advisering aan het management verbeterd.

40

Op welke wijze zult u invulling geven aan de aanbevelingen van KPMG om de dialoog tussen de NVWA en het bedrijfsleven te verbeteren, o.a. door het aanbrengen van structuur en het beter inzetten van communicatiemethoden en middelen?

Antwoord

Een goede dialoog tussen de NVWA en het bedrijfsleven draagt bij aan transparantie, wederzijdse kennis en begrip. Het starten van de strategische NVWA-tafel departementen en bedrijfsleven is een eerste invulling van de aanbevelingen van KPMG om de dialoog te verbeteren. Het is van belang dat signalen vanuit het bedrijfsleven op de juiste plek bij de NVWA op tafel komen en dat de opvolging in een reguliere overlegstructuur wordt geborgd. Dit kan bijvoorbeeld in de sectoroverleggen, die vanuit de NVWA samen met het betreffende departement structureel gevoerd moeten worden. De aanbeveling om vanuit de NVWA waar nodig in gesprek te gaan met individuele bedrijven buiten de overlegstructuur om, acht ik waardevol. Hierbij zal de NVWA er voor waken dat alle bedrijven gelijk behandeld worden en evenveel informatie krijgen ten opzichte van concurrenten. Uit de benchmark komt naar voren dat de NVWA ten opzichte van de partijen in de referentiegroep relatief weinig middelen inzet voor de communicatiefunctie. Vanuit de NVWA wordt gewerkt aan een versterking van de communicatiefunctie. Op die manier borg ik dat de organisaties van elkaar leren en de NVWA communicatie doelbewuster kan inzetten om het draagvlak van en vertrouwen in de NVWA te vergroten.

41

Hoeveel fte wordt momenteel in totaal ingezet voor het toezicht op slachthuizen voor alle vleessectoren en welke bruto loonkosten zijn daarmee jaarlijks gemoeid?

Antwoord

Er worden ongeveer 350 fte (direct, semidirect en overhead) ingezet voor keuringen in de roodvleessector en pluimveevleessector. Dit betreft ongeveer € 26 mln. aan bruto loonkosten (incl. werkgeverslasten) voor ambtelijk personeel en ongeveer € 6 mln. voor inhuur van practitioners. Zie tabel 10 en 12 van het rapport Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA (bijlage bij Kamerstuk 33 835, nr. 160).

42

Bent u voornemens om de potentiele kosten die op wettelijke basis in rekening gebracht kunnen worden bij het bedrijfsleven spoedig op te trekken naar de toegestane € 25,7 miljoen?

Antwoord

Als uitgangspunt ben ik conform het kabinetsbeleid om kostendekkende tarieven in rekening te brengen binnen «Maat Houden 2014» voornemens alle werkelijke kosten via een ingroeimodel bij het bedrijfsleven in rekening te gaan brengen. Ik realiseer mij echter dat dit totale bedrag een forse ophoging voor het bedrijfsleven betekent. De invulling betreft uitdrukkelijk een ingroeimodel, waarbij het pad nog niet vastligt.

43

Is u bekend in hoeverre de inspanningen van de NVWA om het relatief hoge ziekteverzuim terug te dringen, reeds tot resultaten hebben geleid?

Antwoord

Het kort- en middellange verzuim is in 2019 licht gedaald ten opzichte van 2018. Deze tendens is binnen bijna alle onderdelen zichtbaar. Dat is samen met een stijging van medewerkers die in zijn geheel niet verzuimen een gunstige ontwikkeling. De ingezette interventies zoals weergegeven in antwoord 34 zullen een effect op de middellange en lange termijn moeten krijgen.

44

Bent u bereid om de tariefvergelijking met buitenlandse organisaties alsnog uit te laten voeren voor een of meerdere deelsectoren, zodat er een beter beeld kan ontstaan over de efficiency van de NVWA?

45

Welke stappen neemt u om alsnog betrouwbaar vast te stellen of de tarieven van de NVWA lager of hoger liggen in vergelijking met de tarieven in het buitenland en of er sprake is van een ongelijk speelveld?

Antwoord vraag 44 en 45

Met het vergelijken van tarieven van deelsectoren is geen beeld te geven over de efficiëntie van de NVWA. De keuze voor de hoogte van de tarieven kent binnen Europa verschillende opties en elke lidstaat is vrij daarin zijn eigen keuze te maken. Het gaat daarbij onder andere om de keuze tussen het doorberekenen van werkelijke kosten en standaardtarieven. Als een andere lidstaat voor de standaardtarieven heeft gekozen, dan zegt dat niets over de efficiëntie, aangezien standaardtarieven geen relatie met de werkelijke kosten kennen.

Zoals in de aanbiedingsbrief van de stuurgroep4 beschreven, is in het kader van dit onderzoek intensief gepoogd om het beeld aan te vullen met een internationale benchmark. Dit bleek niet mogelijk, omdat te weinig informatie voorhanden was om dit adequaat te doen. Weliswaar is de nodige informatie over tarieven per sector beschikbaar, maar die zegt door een onvergelijkbare werkwijze weinig of niets over de kosten op organisatieniveau. Gebleken is dat de informatie die voor een goede kostenvergelijking nodig is zeer complex is en uiterst moeilijk bij elkaar te brengen valt. Ik ben dan ook niet voornemens op dit gebied nieuwe stappen te zetten.

46

Kunt u een overzicht geven van het resultaat van de informatieverzameling met betrekking tot de tariefvergelijking met organisaties in het buitenland?

47

Kunt u een overzicht geven van de reeds verzamelde tarieven voor een groot deel van de sectoren in Nederland en België?

Antwoord op de vraag 46 en 47

Het verstrekken van de gevraagde overzichten is niet mogelijk. Voor Denemarken en de Duitse deelstaten Hamburg, Hessen en Noordrijn-Westfalen is nauwelijks tariefinformatie aangeleverd. Het bedrijfsleven heeft de verzamelde tarieven uit België van een deel van de sectoren aan KPMG als onafhankelijk onderzoeksbureau verstrekt met als doel de buitenland-benchmark daarmee vorm te geven. Dit was niet volledig gezien alle verschillende activiteiten die de NVWA uitvoert en daarnaast ontbraken grotendeels de toelichtingen en brondocumentatie van deze tarieven. KPMG heeft geoordeeld dat wat is aangeleverd verre van volledig en daarmee niet bruikbaar is. Een overzicht van deze verzamelde tarieven staat daardoor niet tot mijn beschikking en heb ik gezien het oordeel van KPMG over het ontbreken van bruikbaarheid daarvan ook niet bij KPMG opgevraagd.

48

Waarom heeft de stuurgroep de opdracht aanbesteed aan KPMG?

Antwoord

De opdracht is uitgezet binnen de Rijksbrede raamovereenkomst voor Financiële Adviesdiensten. Daarin namen vijf partijen deel, die zijn uitgenodigd een offerte in te dienen. Drie partijen hebben van die mogelijkheid gebruikgemaakt. KPMG heeft binnen deze aanbesteding het beste aanbod, gebaseerd op objectieve criteria, gedaan. De opdracht is daarmee aan KPMG gegund.

49

Wat zijn de gevolgen voor de administratieve lasten van de medewerkers wanneer de NVWA overgaat tot een volledigere en minder grofmazige registratie van de werkzaamheden?

Antwoord

Het overgaan tot een volledigere en minder grofmazige registratie van werkzaamheden is geen doel op zich. Eventuele consequenties zoals een hogere administratieve last voor medewerkers zullen worden afgewogen tegen de voordelen die een verdere verfijning biedt.


X Noot
2

Kamerstuk 28 286, nr. 1065 d.d. 12 september 2019.

X Noot
3

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering (shared service organisatie voor bedrijfvoeringszaken op gebied van bedrijfszorg, juridisch advies, arbeidsmarkt e.d.)

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstuk 33 835, nr. 160 d.d. 26 mei 2020.

Naar boven