Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2020
Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over kernwapenbeleid op 29 januari jl.
(Kamerstuk 33 783, nr. 41), doe ik u hierbij het vervolg op de Clingendael-studie over nucleaire risicobeperking,
uitgevoerd door de Britse denktank British American Security Information Council (BASIC) in samenwerking met King’s College London, toekomen1.
De Nederlandse regering blijft zich conform het regeerakkoord actief inzetten, binnen
het kader van de bondgenootschappelijke verplichtingen, voor een kernwapenvrije wereld,
gezien de grote risico’s van proliferatie van deze wapens. Dat gebeurt op basis van
de richtlijnen in de Kamerbrief over de Nederlandse inzet inzake nucleaire ontwapening
d.d. 21 juni 2018 (Kamerstuk 33 694, nr. 20).2
Een onderdeel van dat ontwapeningsbeleid is de Nederlandse inzet voor het verlagen
van nucleaire risico’s en andere vertrouwenwekkende maatregelen. De Kamerbrief betreffende
de Nederlandse inzet inzake nucleaire risicobeperking (Kamerstuk 33 694, nr. 49 d.d. 3 oktober 2019) licht deze inzet nader toe.
In de brief wordt het grote belang van nucleaire risicobeperking benadrukt, gezien
de toenemende instabiliteit in de wereld en de oplopende spanningen tussen kernwapenstaten.
Sinds oktober 2019 zijn deze spanningen verder toegenomen, en de COVID-crisis heeft
grote onzekerheid met zich meegebracht. Tegelijkertijd zijn multilateralisme en wapenbeheersing
verder onder druk komen te staan.
Het kabinet maakt zich grote zorgen om deze ontwikkelingen en de mogelijke invloed
ervan op nucleaire risico’s. Mede gezien de grote humanitaire en andere gevolgen van
een nucleair conflict blijft het hoofddoel van deze regering een kernwapenvrije wereld.
Alleen zo kunnen immers alle nucleaire risico’s uitgebannen worden. Helaas zal dit
niet van de ene op de andere dag gebeuren. Het is daarom van belang dat het nucleaire
ontwapeningsproces de internationale veiligheid en stabiliteit vergroot, en dat de
kans op conflict en de inzet van een kernwapen tot een absoluut minimum beperkt blijft.
Zoals beschreven in de Kamerbrief inzake de Nederlandse inzet inzake nucleaire risicobeperking
heeft het kabinet in 2018 het instituut Clingendael gevraagd opties op het gebied
van nucleaire risicobeperking in kaart te brengen, en heeft het met BASIC en King’s
College Londen een vervolgproject opgezet om verder onderzoek te doen naar nucleaire
risico’s in Europa.
Tijdens dit project zijn ronde-tafelbijeenkomsten georganiseerd in New York, in Parijs,
en in Den Haag, met vertegenwoordigers van kernwapenstaten, niet-kernwapenstaten,
academici, experts, en NAVO-personeel. Op basis van deze discussies en literatuuronderzoek
heeft BASIC nucleaire risico’s in Europa verder in kaart gebracht en enkele aanbevelingen
gedaan ter vermindering van deze risico’s. Deze staan in het rapport dat als bijlage
aan deze brief is aangehecht.
Gezien het grote en aanhoudende belang van dit onderwerp zal nucleaire risicobeperking
voor Nederland een belangrijk onderdeel van het ontwapeningsbeleid blijven. Nederland
zal zich internationaal blijven inzetten ter bevordering van risicoverlagende maatregelen.
Er zal goed gekeken worden naar de haalbaarheid van de voorstellen in het bijgesloten
rapport, en Nederland zal de inhoud van het rapport internationaal onder de aandacht
brengen. Een belangrijk platform daarvoor is de uitgestelde toetsingsconferentie van
het Non-Proliferatieverdrag (NPV), waar Nederland zich hard zal maken om risicobeperking
in een actieplan opgenomen te krijgen. Bovendien zal Nederland, zoals ook in de vorige
Kamerbrief beschreven, blijven aandringen op nucleaire risicobeperkingen binnen de
NAVO en het Amerikaanse ontwapeningsinitiatief Creating the Environment for Nuclear Disarmament (CEND).
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok