33 694 Internationale Veiligheidsstrategie

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2019

Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg «Nucleaire ontwapening» op 4 oktober 2018 (Kamerstuk 33 694, nr. 23) informeer ik middels deze brief uw Kamer over de Nederlandse inzet inzake nucleaire risicobeperking op basis van het Clingendael-papier hierover, daarbij tevens de mogelijkheid van een stappenplan overwegende. Deze brief licht allereerst toe waarom het kabinet zich inzet voor nucleaire risicobeperking in de context van het bestaande ontwapeningsbeleid en internationale ontwikkelingen. Vervolgens beschrijft de brief het lopende project om nieuwe maatregelen ter verlaging van nucleaire risico’s te ontwikkelen. Tot slot schetst de brief hoe Nederland in gesprek is met partners om het belang van nucleaire risicobeperking hoog op de internationale agenda te zetten.

Het belang van nieuwe maatregelen ter beperking van nucleaire risico’s

Het kabinet laat onderzoek uitvoeren naar maatregelen die bijdragen aan de beperking van de risico’s op de inzet van nucleaire wapens, en zet zich internationaal in voor draagvlak en implementatie van zulke maatregelen. Dergelijke maatregelen zijn van groot belang gezien de toenemende instabiliteit in de wereld en de oplopende spanningen tussen kernwapenstaten.

Nucleaire risicobeperking ondersteunt het bredere Nederlandse veiligheidsbeleid. In de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 33 694, nr. 12) staat bovendien dat het voorkomen van onveiligheid waar mogelijk een van de pijlers van de Nederlandse internationale veiligheidsstrategie is. Maatregelen ter vermindering van het risico op de inzet van kernwapens vergroten de Nederlandse en de internationale veiligheid.

Bovendien is nucleaire risicobeperking een wezenlijk onderdeel van een evenwichtig ontwapeningsbeleid. Conform het regeerakkoord zet Nederland zich, binnen het kader van de bondgenootschappelijke afspraken, actief in voor een kernwapenvrije wereld, gezien de grote risico’s van proliferatie van deze wapens. Dit op basis van de richtlijnen in de Kamerbrief over de Nederlandse inzet inzake nucleaire ontwapening d.d. 21 juni 2018 (Kamerstuk 33 694, nr. 20). Daarbij is van belang dat het proces van nucleaire ontwapening de internationale veiligheid en stabiliteit vergroot, en dat de kans op conflict en de inzet van een kernwapen tot een absoluut minimum beperkt blijft. Het kabinet benadrukt dat de inspanningen op het terrein van nucleaire risicobeperking een aanvulling zijn op de bestaande inspanningen voor stapsgewijze nucleaire ontwapening.

Het idee van nucleaire risicobeperking is niet nieuw. Reeds tijdens de Koude Oorlog hielden VS- en Sovjetexperts zich bezig met het ontwikkelen en opzetten van initiatieven die risico’s op nucleaire escalatie, bijvoorbeeld door miscommunicatie of ongelukken, moesten beperken. Sommige van deze mechanismen, zoals de rechtstreekse telefoonverbinding tussen het Witte Huis en het Kremlin, bestaan nog steeds.

Gezien de huidige veranderde internationale verhoudingen, vergrote spanningen, de alsmaar toenemende druk op internationale wapenbeheersingsinstrumenten, en de vele recente technologische ontwikkelingen, is het belangrijk dat de internationale gemeenschap beziet hoe dergelijke Koude-Oorlogsmechanismen kunnen worden aangepast aan een meer multipolaire werkelijkheid.

Nederlandse inzet op het gebied van nucleaire risicobeperking

Het kabinet heeft in 2018 het instituut Clingendael gevraagd opties op het gebied van nucleaire risicobeperking in kaart te brengen. Dit heeft geresulteerd in een algemeen overzicht van verschillende typen maatregelen, die breed zijn gedeeld. Zo heeft Nederland dit onderwerp internationaal op de agenda gezet, bijvoorbeeld tijdens de voorbereidende bijeenkomsten in 2018 en 2019 op de toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV) die volgend jaar zal plaatsvinden.

Omdat het Clingendael-onderzoek een eerste algemene inventarisatie van opties betrof, heeft het kabinet een vervolgproject in gang gezet. Dit onderzoek loopt nog door tot en met het voorjaar van 2020. Het wordt uitgevoerd door de Britse denktank British American Security Information Council (BASIC) in samenwerking met Kings College London en Instituut Clingendael. Naast dit door Nederland gefinancierde project wordt ook door het Onderzoeksinstituut van de VN voor Ontwapeningsvraagstukken (UNIDIR) onderzoek gedaan naar nucleaire risicobeperking.

In het kader van dit project zijn door BASIC diverse ronde-tafelbijeenkomsten georganiseerd, waaraan vertegenwoordigers van kernwapenstaten en niet-kernwapenstaten deelnemen. Op basis van deze gesprekken en verder onderzoek zullen sommige ideeën uit het Clingendael-rapport verder uitgewerkt worden. De inzet is dat dit resulteert in relevante beleidsopties.

Omdat het project nog in gang is, is het nu te vroeg om te speculeren over de precieze uitkomsten van dit onderzoek. Wel lijken bepaalde opties veelbelovender dan anderen. Het gaat dan bijvoorbeeld om grotere transparantie tussen kernwapenbezitters (zowel op het gebied van capaciteiten als dat van nucleaire doctrines), om verbeterde communicatiemethoden en andere vertrouwenwekkende maatregelen op nucleair en conventioneel vlak, om het anticiperen en vroegtijdig voorkomen van nucleaire escalatieroutes, en om het voorkomen van excessieve tijdsdruk voor nucleaire beslissingen.

Hoe nu verder?

Nederland gaat verder met het samen met partners goede voorstellen ontwikkelen en in overleg met kernwapenstaten bezien hoe deze in de praktijk gebracht kunnen worden. Hoewel een stappenplan niet kan vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek, heeft Nederland voor vervolgstappen de volgende routes geïdentificeerd:

  • 1. Nederland blijft de ronde tafels van het lopende onderzoeksproject steunen, waaraan zowel kernwapenstaten als niet-kernwapenstaten (zoals Nederland) deelnemen. Deze gesprekken hebben nu al geleid tot een toegenomen interesse van sommige kernwapenstaten in het onderwerp. Nederland is ook bilateraal met hen hierover in gesprek.

  • 2. Het onderwerp van nucleaire risicobeperking is – mede dankzij Nederland – op politiek niveau aangekaart tijdens een ministerieel overleg met 16 landen op 11 juni jl. in Stockholm. Dat resulteerde in een ministeriële verklaring die het belang van nucleaire risicobeperking benadrukt.

  • 3. Ook in NAVO-verband heeft het kabinet het belang van nucleaire risicobeperking opgebracht. Binnen de nucleaire alliantie hebben immers zowel de drie kernwapenstaten als de overige bondgenoten een rol te spelen om nucleaire risico’s te anticiperen en waar mogelijk te beperken. De betrokkenheid van de NAVO kan zich richten op diplomatieke maatregelen, maar ook binnen het eigen nucleaire beleid kan de NAVO een bijdrage leveren aan risicobeperking. Dit blijft de komende tijd een speerpunt van de Nederlandse inzet, waaraan de nucleaire taak die Nederland vervult binnen de NAVO ook bijdraagt.

  • 4. Nucleaire risicobeperking vormt het onderwerp van een van de werkgroepen van het nieuwe VS-ontwapeningsinitiatief Creating the Environment for Nuclear Disarmament (CEND) dat deze zomer van start is gegaan en waarin Nederland een rol als een van de vicevoorzitters van de drie werkgroepen vervult.

Zoals gezegd zal Nederland nucleaire risicobeperking ook op de kaart zetten tijdens de toetsingsconferentie van het NPV in 2020. Daar zullen ook de resultaten van het onderzoeksproject worden gepresenteerd. Uw Kamer zal op de hoogte worden gehouden van verdere ontwikkelingen op dit belangrijke dossier.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven