Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2013
Met deze brief reageer ik op de motie nr. 28 van het lid Schouw c.s. (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 28) en motie nr. 30 van het lid Segers c.s. (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 30).
Motie nr. 28 bestaat uit twee verzoeken. In het eerste deel van de motie wordt de
regering verzocht de CTIVD opdracht te geven in volgende rapportages een precies oordeel
te vellen over de rechtmatigheid van de informatiewinning van de AIVD en de MIVD,
en de nodige maatregelen te treffen om dat oordeel mogelijk te maken.
Allereerst merk ik op dat de CTIVD altijd een oordeel velt over de rechtmatigheid
van de informatiewinning door de AIVD en de MIVD. Slechts ten aanzien van de selectie
van sigint (art. 27 lid 3 sub a en b Wiv 2002) heeft de CTIVD aangegeven geen oordeel
te kunnen geven1.
De regering hecht er, evenals de Kamer, zeer aan dat de CTIVD ook tot een rechtmatigheidsoordeel
kan komen over de selectie van sigint. Op dit vlak zijn en worden maatregelen getroffen.
Deze zijn erop gericht de CTIVD in staat te stellen in toekomstige rapporten tot een
oordeel te komen.
Wellicht ten overvloede wil ik hierbij opmerken dat de CTIVD een onafhankelijke commissie
is en dat de regering haar geen opdrachten kan geven, maar ik zal het verzoek van
de Tweede Kamer doorgeleiden aan de CTIVD.
In het tweede deel van de motie nr. 28 wordt de regering verzocht middels een internationale
vergelijking in kaart te brengen hoe de parlementaire controle op de inlichtingendiensten
versterkt kan worden, zoals – maar niet beperkt tot – in bijvoorbeeld Duitsland. In
de motie nr. 30 wordt de regering verzocht met een brief te komen met haar visie op
de fundamentele vraagstukken rondom het werk van onze inlichtingendiensten en specifiek
op de verhouding tussen de overheidsverantwoordelijkheid voor veiligheid en het recht
van burgers op privacy.
De uitvoering van deze beide verzoeken van uw Kamer zal ik betrekken bij de kabinetsreactie
op het rapport van de Evaluatiecommissie Wiv 2002 (Commissie Dessens). Overigens wijs
ik erop dat bij eerdere gelegenheid aan de Tweede Kamer een overzicht van de democratische
controle op inlichtingen-en veiligheidsdiensten in een aantal West-Europese landen,
waaronder Duitsland (bij brief van 14 december 2005; Kamerstuk 29 876, nr. 8 met bijlage) is gezonden. Waar nodig zal dit worden geactualiseerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk