33 684 Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet)

H VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 30 januari 2014

De nadere memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering de vragen uiterlijk vrijdag 31 januari 2014 16:00 uur te beantwoorden. Vertrouwende op een volledige en tijdige reactie achten de leden van de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de nadere memorie van antwoord en danken de regering voor de uitvoerige beantwoording van de nadere vragen die deze leden hadden gesteld. Zij hebben thans nog enkele nadere vragen aan de regering. De leden van de fracties van de VVD, de SP, D66, GroenLinks en de ChristenUnie sluiten zich bij deze vragen aan.

De leden van de SP-fractie wijzen op de door hen in het nader voorlopig verslag gestelde vragen die raken aan de onderstaande vragen van de PvdA-fractie en die naar het oordeel van de leden van SP-fractie in de nadere memorie van antwoord niet uitvoerig en niet adequaat gemotiveerd zijn beantwoord.

PvdA

In de nadere memorie van antwoord heeft de regering helder de problematiek geschetst die zij met dit wetsvoorstel en de daarin voorgestelde volledige overheveling van de jeugd-ggz wil oplossen. Erkend wordt door de regering dat met die overheveling nieuwe schotten ontstaan, zoals die tussen jeugd-ggz en volwassenen-ggz, waar vervolgens weer oplossingen voor moeten worden gevonden. In antwoord op vragen van de GroenLinks-fractie stelt de regering dat het percentage overlap van cliënten die naast jeugd-ggz ook een andere vorm van jeugdhulp ontvangen, in totaal 30% is. Dit betekent dat, uitgaande van het door de regering genoemde percentage, er bij 70% van de cliënten in de jeugd-ggz niet sprake is van een dergelijke overlap. In de thans voorgestelde overheveling van de jeugd-ggz worden de gemeenten echter ook verantwoordelijk voor de zorg aan dergelijke jeugdigen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of het probleem dat de regering met de voorgestelde volledige overheveling van de jeugd-ggz wil oplossen ook op andere wijze zou kunnen worden aangepakt. Zo zouden deze leden graag – uitvoerig en adequaat gemotiveerd – willen horen wat het oordeel is van de regering over de alternatieve overhevelingsvariant uit het rapport «Gemeenten aan zet. Twee wegen naar ggz voor zorggezinnen'2, namelijk variant B. waarin de gemeenten zeggenschap krijgen over (meesturen via de zorgverzekeraars op) de inzet van ggz. Deze leden vragen de regering wat zij vindt van de conclusie van het rapport dat ook variant B. voldoende basis zou bieden om de geschetste problematiek op een goede en verantwoorde manier op te lossen («Twee wegen leiden naar Rome», aldus het rapport). Tot slot vragen deze leden of de regering binnen de systematiek van het wetsvoorstel mogelijke ruimte ziet om – de geest van – voornoemde variant B. binnen het wetsvoorstel wetstechnisch te positioneren.

SP

De leden van de SP-fractie vragen de regering alsnog uitvoerig in te gaan op onderstaande vragen uit het nader voorlopig verslag.3

«De leden van de SP-fractie blijven moeite houden met de overheveling van de jeugd-GGZ naar gemeenten. De onderbouwing van de noodzaak hiervan is ook niet erg sterk. Gewezen wordt op de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg en de reactie van het kabinet en de toenmalige Minister voor Jeugd en Gezin, de heer A. Rouvoet, daarop.4 Lezing van die stukken levert juist op dat de overheveling van deze medisch specialistische zorg niet gewenst is. Wel wordt gewezen op het gebrek aan integratie van deze zorg met jeugdhulp en het gebrek aan kennis bij de centra voor Jeugd en Gezin. Waar en waarom is toch gekozen voor de overheveling van de hele jeugd-GGZ met alle gevolgen en problemen van dien? Voor het gesignaleerde probleem zouden toch ook heel andere en betere oplossingen bedacht hebben kunnen worden? Te denken valt bijvoorbeeld aan het bevorderen van samenwerking in plaats van integratie.

Toegelicht wordt dat «juist bij psychische problematiek in combinatie met gedragsproblemen een integraal behandeltraject van groot belang is». Dit duidt op een groot onbegrip bij de bewindslieden over waar de jeugdpsychiatrie zich mee bezig houdt. Psychisch is wat anders dan psychiatrisch. Hoe groot is de groep waarvoor het integrale behandeltraject van belang is? En hoe is de verhouding tot alle overige ziektebeelden waar kinderpsychiatrie zich mee bezig houdt? (In de memorie van antwoord wordt een percentage van 3 à 4% genoemd als het om multi-probleemgezinnen gaat.)»

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Slagter-Roukema

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD) (vice-voorzitter), Linthorst (PvdA), Slagter-Roukema (SP) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Reuten (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Barth (PvdA), Martens (CDA), vac. (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Frijters-Klijnen (PVV), Van Dijk (PVV), De Grave (VVD), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Bruijn (VVD), Koning (PvdA)

X Noot
2

M.P. van Gastel, Gemeenten aan zet, Twee wegen naar ggz voor zorggezinnen, oktober 2012, bijlage bij Kamerstukken II 2012/13 31 839, nr. 245

X Noot
3

Kamerstukken I 2013/14, 33 684, E, blz. 7

X Noot
4

Kamerstukken II 2009/10, 32 202, nr. 4 en 5

Naar boven