33 670 Modernisering van de Comptabiliteitswet

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2022

Op 24 februari ontving ik van de commissie voor de Rijksuitgaven een brief over de betrokkenheid van de Kamer bij de evaluatie van de Comptabiliteitswet 2016 (CW). Daarnaast ontving ik een set feitelijke vragen over de evaluatie. Door middel van deze brief ga ik in op de brief en op de feitelijke vragen (Kamerstuk 33 670, nr. 15). Daarnaast koppel ik deze brief aan de toezegging tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen om in te gaan op het advies van de Raad van State om een Operatie Comptabel Bestel 2.0 te overwegen.

1. Reactie op uw brief over de evaluatie van de CW

Allereerst is het goed om aan te geven dat uw brief getuigt van een stevige betrokkenheid. Ik waardeer die aandacht voor de CW zeer, ook omdat u daarmee het belang van de CW onderschrijft. Ik wil benadrukken dat ik streef naar een CW die zo goed mogelijk werkt. Daarvoor is de evaluatie dan ook bedoeld: om te leren van het functioneren van de CW de afgelopen jaren.

In de brief gaat u in op de onafhankelijkheid van de evaluatie en verzoekt u concreet om de betrokkenheid van de overheidspartijen en de wetenschappers onafhankelijk van elkaar vorm te geven. Zoals ik ook in mijn voorstel voor de opzet van de evaluatie heb aangegeven vind ik het borgen van een onafhankelijke evaluatie van groot belang. Ik heb uw voorstel met de begeleidingscommissie besproken. De commissieleden hebben aangegeven dat bij uitstek de interactie aan tafel tussen vertegenwoordigers van overheidsuitvoering, toezichtspraktijk en wetenschap vruchtbaar is om tot de juiste uitwisseling van argumenten, onderbouwing en oordelen te komen. Een knip aanbrengen tussen de vrije gedachtewisseling van wetenschappers en beleidsambtenaren zou dit proces volgens hen juist belemmeren. Omdat ik aan de wens van uw Kamer tegemoet wil komen en een brug wil slaan tussen de expertise van de begeleidingscommissie en de wens van onafhankelijkheid vanuit uw Kamer, bied ik u aan een tweetal wetenschappers te vragen om achteraf elk een onafhankelijk oordeel over de kwaliteit van de evaluatie te geven.

Aan uw verzoek om de lijst met onderwerpen te ontvangen zal ik voldoen zodra overeenstemming is bereikt met de begeleidingscommissie en de onderwerpselectie definitief is. Ik kan u alvast meegeven dat de artikelen 2.27 en 3.1 onderdeel van de selectie zullen uitmaken zoals u hebt verzocht. De wetenschappers en de voorzitter uit de begeleidingscommissie zijn ook bereid om over de onderwerpen met u van gedachten te wisselen. In de brief vroeg u daarnaast om tussentijds resultaten van vragenlijst-, interview- en focusgroeponderzoek. Ik ben bereid mee te gaan met uw verzoeken zolang het onderzoek daar geen nadeel van ondervindt. Zo ben ik bereid de Kamer gedurende het proces te informeren over de voortgang van het onderzoek en over de onderwerpen die aan bod zullen komen in de vragenlijst. Tussentijds resultaten naar de Kamer versturen staat echter de voortgang en tijdigheid van het onderzoek in de weg. Ik wil benadrukken dat ik de onderzoekers zoveel mogelijk wil faciliteren om een onafhankelijk oordeel te vormen over alle onderdelen van de evaluatie. Om deze reden zal ik de wetenschappers van de commissie, inzage geven in de (geanonimiseerde) verslagen van de interviews en focusgroepen.

U geeft in de brief mee dat «het perspectief van de eindbegunstigden» van de CW ontbreekt en stelt voor om hiertoe een gedragsexpert in de begeleidingscommissie op te nemen. Allereerst juich ik toe dat u aandacht heeft voor de publieke waarde die de CW toevoegt aan ons bestel. Zoals ik in mijn vorige brief ook heb aangegeven (Kamerstuk 33 670, nr. 12), is de CW een organieke wet, die zich vooral richt op de staatsinrichting, en slechts af en toe privaatrechtelijke zaken raakt. Wel geeft de CW richtlijnen voor de kwaliteit van beleid, en kaders voor onderzoek daarnaar. In de rapportage en de vragenlijst zal aandacht zijn voor dit perspectief (CW artikelen 3.1 en 4.1).

2. Hoofdlijnenbrief en toezegging samenhang trajecten comptabel bestel

Ik zeg hierbij toe dat ik u na afronding van de evaluatie een hoofdlijnenbrief doe toekomen. De afronding van de evaluatie CW2016 zal, zoals het zich nu laat aanzien, wat later dan oorspronkelijk gepland, in 2023 plaatsvinden. De hoofdlijnenbrief staat dan gepland in de loop van 2023. Met deze hoofdlijnenbrief zal ik invulling geven aan mijn toezegging tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen aan de heer Snels om integraal de ontwikkelingen van de diverse onderdelen van het comptabele bestel inzichtelijk te maken en aan te geven welke eventuele aanvullende acties hieraan gekoppeld zouden kunnen worden. In deze brief komen minimaal aan de orde:

  • de uitkomsten van de evaluatie CW en eventuele juridische verankering daarvan;

  • de evaluatie van het verslaggevingsstelsel;

  • het betrekken van Brede Welvaart in het begrotingsproces;

  • de reactie op het advies van de Raad van State om de Miljoenennota in het voorjaar in te dienen;

  • de evaluatie van de eerste ervaringen Strategische Evaluatie Agenda (SEA);

  • de evaluatie «Beleidskeuzes uitgelegd».

Vooruitlopend op de hoofdlijnenbrief volgt hieronder beknopt de stand van zaken van bovengenoemde onderzoeken en evaluaties. Deze zullen de komende periode landen in diverse brieven aan uw Kamer.

Evaluatie van het verslaggevingsstelsel

In de kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Verslaggevingsstelsel rijksoverheid (AVRo) uit 2018 is aangekondigd dat tussentijds de mogelijkheden onderzocht worden om het verslaggevingsstelsel meer toekomstbestendig en pragmatisch in te richten. Binnen dit onderzoek staat de gebruikersbehoefte centraal. De evaluatie is in de tweede helft van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 uitgevoerd en eind mei wordt de evaluatie aan het parlement verzonden.

Het betrekken van Brede Welvaart in ons begrotingsproces

De aandacht voor brede welvaart groeit. In het advies bij de Miljoenennota 2022 (Kamerstuk 35 925). (herhaalt de Raad van State haar advies om brede welvaart centraler te stellen. De gewijzigde motie van het lid Hammelburg c.s. verzoekt het kabinet een voorstel te doen op welke manier bredewelvaartsindicatoren een centrale positie krijgen in de Miljoenennota, begrotingen en jaarverslagen (Kamerstuk 35 925, nr. 122). De Kamerbrief zal voor Verantwoordingsdag (18 mei) aan de Tweede Kamer worden verzonden.

Reactie advies Raad van State om de Miljoennota in het voorjaar in te dienen

In het advies over de Miljoenennota 2022 heeft de Raad van State geadviseerd de Miljoenennota voortaan in het voorjaar in te dienen en te komen tot één integraal besluitvormingsmoment voor de uitgaven en op hoofdlijnen over de inkomsten. Tijdens de afgelopen Algemene Financiële Beschouwingen is door het vorige kabinet toegezegd om middels een Kamerbrief varianten op het begrotingsproces in beeld te brengen, met bijbehorende voor- en nadelen. Deze brief wordt op zeer korte termijn met uw Kamer gedeeld.

Evaluatie eerste ervaringen Strategische Evaluatie Agenda (SEA)

De SEA is een nieuw instrument in het evaluatiestelsel dat moet bevorderen dat relevante en bruikbare inzichten in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid tijdig beschikbaar komen. Sinds 2021 biedt de SEA per departement een overzicht van de belangrijke beleidsthema’s, een korte toelichting per thema waar de behoefte aan inzicht ligt en een daarbij passende agendering van evaluatieonderzoek. Adviesbureau Berenschot heeft eind 2021 onderzoek gedaan naar de eerste (inter)departementale ervaringen met de SEA. Het hoofddoel van het onderzoek was het identificeren van «good practices» en leerpunten die betrokken partijen kunnen benutten om in de komende jaren het proces en de SEA zelf verder te verbeteren. Op 30 maart jl. zijn de bevindingen van dit onderzoek gedeeld met de Kamer (Kamerstuk 31 865, nr. 206).

Evaluatie «Beleidskeuzes uitgelegd»

Artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet («CW 3.1») borgt de onderbouwing van voorstellen die aan de Kamer worden gezonden. Hierbij is een toelichting op instrumenten, doelen, financiële gevolgen en de verwachte doeltreffendheid en doelmatigheid vereist is. In de praktijk is het voor vakdepartementen niet altijd gemakkelijk gebleken om een vindbare en transparante onderbouwing van voorstellen conform 3.1 en de voorgenomen evaluatie te realiseren. Om de transparantie te vergroten is 1 november 2021 de nieuwe werkwijze, «Beleidskeuzes uitgelegd», ingevoerd. Doel van de nieuwe werkwijze is om de transparantie en vindbaarheid van de onderbouwing te verbeteren, door deze een centralere positie in voorstellen te geven.

Door middel van een ex-durante onderzoek zal in 2023 deze nieuwe werkwijze geëvalueerd en gerapporteerd worden.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Naar boven