33 628 Forensische zorg

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 mei 2023

Vorig jaar heb ik u, mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid, op 28 februari schriftelijk geïnformeerd over het dringend en acuut tekort aan forensisch artsen in verschillende regio’s.1 Als gevolg van dit tekort stond en staat de uitvoering van de gemeentelijke lijkschouw door forensisch artsen onder druk. Sindsdien is het tekort diverse malen in onze correspondentie met uw Kamer aan de orde geweest.2 In genoemde brief werd uw Kamer voorts geïnformeerd over de noodzaak van een tijdelijke maatregel teneinde te waarborgen dat de gemeentelijke lijkschouw in deze tijd van krapte tijdig uitgevoerd kan blijven worden. Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid, over de evaluatie van deze noodmaatregel en het vervolg daarvan.

Wettelijk kader gemeentelijk lijkschouwer

Op grond van artikel 3 van de Wet op de lijkbezorging (Wlb) wordt na overlijden bij iedere overledene een lijkschouw uitgevoerd door de behandelend arts of door een gemeentelijke lijkschouwer om vast te stellen of sprake is van een natuurlijke dood. Als de behandelend arts ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak, geeft hij een verklaring van overlijden af (A-verklaring) (artikel 7, eerste lid, Wlb). Indien hij niet tot deze overtuiging komt (artikel 7, vierde lid, Wlb), alsmede indien sprake is van euthanasie of hulp bij zelfdoding (artikel 7, vierde lid, Wlb) schakelt hij de gemeentelijk lijkschouwer in. Gemeentelijk lijkschouwers worden benoemd door het college van burgemeester en wethouders (artikel 4 Wlb) en zijn vaak in dienst van de GGD. Een gemeentelijke lijkschouwer moet een forensisch arts zijn en zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register (artikel 5 Wlb).

Tijdelijke noodmaatregel

Vorig jaar is op initiatief van de GGD GHOR Nederland en het Forensisch Medisch Genootschap (hierna: FMG), in samenspraak met de departementen VWS, JenV en BZK en na afstemming met vertegenwoordigers van OM en IGJ gestart met toepassing van een noodmaatregel. Deze is voor de periode van één jaar, tot 1 maart 2023, ingesteld en zal gelden totdat het nieuwe register operationeel is. In de regio’s waar de continue beschikbaarheid van gemeentelijke lijkschouwers niet meer op verantwoorde wijze kan worden ingevuld, kunnen tijdelijk basisartsen, huisartsen, GGD-artsen en andere medisch-specialisten die de introductiemodule forensische geneeskunde volgen, worden ingezet voor de lijkschouw die wordt uitgevoerd onder real-time supervisie van een forensisch arts. Het gaat om een specifieke categorie overlijdens, namelijk bij euthanasie en bij verwacht overlijden na een val in een zorginstelling. Voor de meer complexe lijkschouwen (bijvoorbeeld zelfdodingen, ongevallen en/of misdrijven) geldt deze noodmaatregel nadrukkelijk niet.

Bij het uitvoeren van de noodmaatregel kan gebruik worden gemaakt van beeldtechniek zoals «smart glass»-technologie of beeldbellen (beide met de benodigde zorgvuldigheids- en veiligheidswaarborgen) zodat de supervisor op afstand real-time kan meekijken tijdens de schouw. In geval van de geringste twijfel neemt de superviserend arts de lijkschouw in alle gevallen alsnog fysiek over. Hiermee wordt strikt genomen afgeweken van de eerder in deze brief aangehaalde artikelen uit de Wlb waarin is bepaald dat (alleen) een gemeentelijke lijkschouwer de schouw uitvoert en van het Besluit modellen artikel 9, tweede lid, Wet op de lijkbezorging waarin is bepaald dat de arts die de overlijdensverklaring ondertekent, verklaart het lichaam persoonlijk te hebben geschouwd.

Evaluatie noodmaatregel

Het FMG en de GGD GHOR Nederland hebben de noodmaatregel geëvalueerd. Hiertoe zijn GGD Zeeland, GGD Hollands Midden, GGD Haaglanden en GGD Zuid-Limburg, de uitvoerend artsen en supervisors alsmede de voor de noodmaatregel ingestelde toetsingscommissie bevraagd. Uit hun praktijk blijkt een aantal belemmeringen en bezwaren tegen de huidige werkwijze, ondanks de zorgvuldige afweging en afstemming over de ontwikkeling van de noodmaatregel. Het real-time op afstand meekijken bij de uitvoering van de schouw verlicht de werkbelasting voor de forensisch artsen onvoldoende. Daarnaast hebben sommige GGD’en bezwaren tegen de inzet van een supervisor van buiten de eigen regio vanwege het ontbreken van de noodzakelijke vertrouwensband tussen de niet-forensisch arts en de superviserend forensisch arts en vanwege het ontbreken van continuïteit in het ontwikkeltraject van de niet-forensisch arts. Ook het gebruik van de «smart glass» in aanwezigheid van de familie van de overledene, wordt door de niet-forensisch artsen in de geraadpleegde GGD-regio’s als bezwaarlijk en ongemakkelijk ervaren en als inbreuk op een delicate en gevoelige situatie. Het FMG, de GGD GHOR Nederland, vertegenwoordigers van de desbetreffende GGD-regio’s, het OM, de IGJ en de drie departementen hebben gelet op het voorgaande in gezamenlijkheid de conclusie getrokken dat de noodmaatregel in de huidige vorm niet voor langere tijd geschikt is.

Instellen vooropleidingsregister

Na overleg tussen eerdergenoemde partijen is afgesproken dat er toegewerkt zal worden naar een nieuwe maatregel – een vooropleidingsregister forensische geneeskunde – om het capaciteitsprobleem het hoofd te kunnen bieden en waarmee tegemoet gekomen wordt aan de bovengenoemde bezwaren ten aanzien van de noodmaatregel. In dit door de beroepsgroep bijgehouden register kunnen basisartsen zich voor een beperkte duur (12–19 maanden) gaan registreren. Het doel van registratie is tweeledig. In deze periode kan de basisarts kennismaken met het vak en besluiten al dan niet te solliciteren voor de opleiding tot forensisch arts. Daarnaast maakt registratie in het vooropleidingsregister het mogelijk dat de basisarts gedurende genoemde termijn zelfstandig kan optreden als gemeentelijke lijkschouwer voor laagcomplexe lijkschouwen, onder supervisie achteraf door een geregistreerd forensisch arts. De forensisch arts hoeft dus niet meer real-time mee te kijken. Het betreft dezelfde typen schouwen als welke onder de noodmaatregel vielen: vooraf gemeld niet-natuurlijk overlijden als gevolg van valincidenten in zorginstellingen en als gevolg van euthanasie.

Voordat een basisarts de laagcomplexe schouwen onder supervisie achteraf zelfstandig kan verrichten, moet eerst een aantal basiscompetenties in het opleidingsportfolio zijn afgetekend door een erkende opleider. Pas na aftekening kan de in het vooropleidingsregister geregistreerde basisarts benoemd worden als gemeentelijke lijkschouwer voor het verrichten van laagcomplexe lijkschouw. Daarnaast wordt per casus door een forensisch arts beoordeeld of de basisarts kan worden ingezet wanneer er een melding binnenkomt van een euthanasie of verwacht overlijden als gevolg van een val in een verpleeghuis. Wanneer de basisarts vragen heeft of twijfelt tijdens een laagcomplexe schouw dan overlegt deze met de dienstdoend forensisch arts, welke kan besluiten de casus over te nemen van de basisarts. Bij inzet van de basisarts vindt altijd supervisie achteraf plaats door een forensisch arts en toetsing van de procedures door de toetsingscommissie van het vooropleidingsregister.

Het nieuwe vooropleidingsregister, met het bijbehorende door de beroepsgroep opgestelde afsprakenkader, wordt deze maand nog geoperationaliseerd. Het FMG zal het vooropleidingsregister gaan houden. Totdat het vooropleidingsregister operationeel is, wordt de tijdelijke noodmaatregel gecontinueerd. Vanaf het moment dat het vooropleidingsregister is ingesteld, wordt dit nieuwe register nauwkeurig gemonitord. Het vooropleidingsregister zal in ieder geval tot 1 mei 2025 worden ingesteld. Naast het monitoren, zal er na 18 maanden een evaluatie worden gestart om de effectiviteit te beoordelen. Mocht uit evaluatie of tussentijds blijken dat het gewenste effect niet wordt bereikt of dat er alternatieven zijn die een beter antwoord geven op de vraag hoe het tekort aan forensisch artsen terug te dringen, dan informeren we u hier uiteraard over.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Brief van 28 februari 2022, Kamerstuk 33 628, nr. 89.

X Noot
2

Zie de beantwoording van de Kamervragen van de leden Van den Hil en Michon-Derkzen (beiden VVD) over het artikel «Problemen bij kinderzedenzaken: schrijnend tekort aan forensisch artsen» van 10 juni 2022 (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3082) en de beantwoording op de vragen van het lid Mutluer (PvdA) over het tekort aan forensisch artsen (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3157), de Begrotingsbehandeling JenV van 22 november 2022 en de beantwoording op de Kamervragen van de leden Van der Werf (D66), Michon-Derkzen (VVD) en Mutluer (PvdA) over het schrijnende tekort aan forensisch artsen van 25 januari jl. (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1359).

Naar boven