33 625 Hulp, handel en investeringen

26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 246 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 augustus 2017

Eerlijk werk1 is een voorwaarde voor duurzame economische ontwikkeling. Het is niet alleen noodzakelijk voor mensen om zichzelf en hun gezin te onderhouden en voor een land om de economie draaiende te houden, werk waarin we ons kunnen ontplooien, geeft ook waardigheid aan ons bestaan. Het kabinet is hiervan doordrongen en levert een substantiële bijdrage aan het realiseren van meer eerlijke banen in de wereld. Eerlijk werk is ook van belang om te voorkomen dat ongewenste concurrentie op arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden plaatsvindt. Door in te zetten op eerlijk werk wereldwijd, wil het kabinet ook bijdragen aan een gelijk speelveld voor bedrijven.

Op 7 maart 2016 nam uw Kamer een motie (Kamerstuk 34 311, nr. 5) aan waarin de regering werd verzocht «haar inspanningen te vergroten om de fundamentele rechten en principes op het werk in andere landen te realiseren».

Het kabinet spant zich in voor het realiseren van de Sustainable Development Goals (SDGs). Voor het beleid voor eerlijk werk is, naast het algemene doel van armoedebestrijding (doel 1), doel 8 van de SDGs (Decent work and Economic Growth) bij uitstek relevant. Dit doel is gerelateerd aan de Decent Work Agenda van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), die vier pijlers bevat:

  • 1) bevordering van werkgelegenheid (employment creation),

  • 2) verbetering van sociale zekerheid (social protection),

  • 3) verbetering van arbeidsrechten (right to work), en ten slotte

  • 4) bevordering van sociale dialoog (social dialogue).

Inspanningen voor eerlijk werk

Het behalen van deze doelen is afhankelijk van vele factoren en vergt een integrale aanpak. Door interventies op verschillende niveaus (multilateraal/

internationaal, regionaal, nationaal en bij productielocaties) en aan beide kanten van waardeketens (zowel aan de consumptie- als productiezijde) kan Nederland resultaten boeken die duurzaam zijn. Zo draagt Nederland bij aan eerlijk werk via haar lidmaatschap van internationale organisaties, in het bijzonder de ILO, via de Europese Unie2 en via bilaterale inspanningen. Nederland is een grote donor van de ILO, hetgeen de mogelijkheid geeft relatief veel invloed uit te oefenen. Als voorzitter van de EU heeft Nederland zich ingespannen voor Raadsconclusies over duurzame mondiale waardeketens.3 En Nederland heeft Duitsland als voorzitter van de G20 ondersteund bij bevordering van arbeidsrechten in waardeketens in G20 verband.

In deze brief worden de belangrijkste inspanningen en resultaten voor de vier bovengenoemde pijlers uiteengezet.

1. Werkgelegenheid

Banen zijn noodzakelijk om armoede terug te dringen en bieden perspectief voor de bevolking in ontwikkelingslanden. Dat perspectief is hard nodig, mede om economische migratie terug te dringen. Het kabinet bevordert daarom productieve werkgelegenheid, met adequate werkomstandigheden en een leefbaar loon.

Ondernemingen zijn onmisbaar voor structurele vergroting van het aanbod van banen aan een groeiende bevolking. Nederland helpt daarom het midden- en kleinbedrijf in ontwikkelingslanden om te starten en te groeien, indirect door het ondernemingsklimaat te verbeteren en direct door toegang tot financiering, kennis en markten te bieden. Ook het Nederlandse bedrijfsleven wordt gestimuleerd om met innovatieve oplossingen te komen voor uitdagingen in ontwikkelingslanden. Met de programma’s voor private sector ontwikkeling zijn in 2016 ongeveer 216.000 banen in lage- en middeninkomenslanden ondersteund, waarvan ruim 1/3 voor vrouwen.

Het kabinet streeft uiteraard naar eerlijke werkgelegenheid. Dit betekent dat van Nederlandse bedrijven wordt verwacht dat ze bijdragen aan duurzame productie en eerlijk werk volgens de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor verantwoord ondernemen. Deze richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) helpen te voorkomen dat bedrijfsactiviteiten een negatief effect hebben op mens en milieu, zoals het in stand houden van oneerlijke werkgelegenheid en uitbuiting.

Binnen de programma’s voor private sector ontwikkeling is extra aandacht voor werkgelegenheid voor vrouwen en jongeren. Een aantal programma’s richten zich specifiek op deze meer kwetsbare doelgroep. Een voorbeeld is het Local Employment in Africa for Development (LEAD) programma, dat tot doel heeft om in 3 jaar tijd (2016–2018) ruim 17.000 jongeren aan een baan of ondernemerschap te helpen.

Het kabinet steunt ook via de ILO initiatieven om werkgelegenheidte stimuleren. De ILO financiert dergelijk werk uit vrijwillige partnerschapsbijdragen, in aanvulling op de reguliere lidmaatschapsbijdrage. Nederland is de grootste donor van dit aanvullende budget van de ILO.

2. Sociale zekerheid

Waar we in Nederland arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, zorgverzekeringen en een pensioenstelsel hebben, is sociale zekerheid in veel landen nog geen vanzelfsprekendheid. Volgens de ILO is maar 27 procent van de wereldbevolking sociaal verzekerd; meer dan de helft kent geen enkele vorm van sociale zekerheid. De ILO steunt overheden en sociale partners bij het opzetten, uitbreiden en versterken van het sociale zekerheidsstelsel.

Het kabinet ondersteunt private initiatieven voor sociale zekerheid in ontwikkelingslanden, waaronder het prijswinnende Health Insurance Fund in een aantal Afrikaanse landen.4 Het kabinet steunt de Stichting Duurzame Micropensioenen in Ontwikkelingslanden waar met behulp van de Nederlandse pensioen- en verzekeringssector pensioenfondsen worden geïnitieerd voor mensen in de informele sector in ontwikkelingslanden.5

3. Arbeidsrechten

Het kabinet heeft de inspanningen voor betere naleving van arbeidsrechten de afgelopen jaren geïntensiveerd. Belangrijke thema’s zijn bestrijding van kinderarbeid en discriminatie van vrouwen, veilige arbeidsomstandigheden, leefbaar loon en vakbondsvrijheid.

De ILO is dé mondiale organisatie die normen vaststelt op het gebied van arbeid en die toezicht houdt op de naleving. De fundamentele verdragen vormen de kern van dit normstellende kader. Het kabinet steunt de ILO in haar streven om wereldwijd arbeidsrechten na te leven. Zo levert Nederland een financiële bijdrage aan het Better Work Program van de ILO voor de textielsector in onder meer Cambodja, Bangladesh, Vietnam en Indonesië. Dit programma hielp tussen 2009 en 2015 de arbeidsomstandigheden in 1200 textielfabrieken te verbeteren en bereikte daarmee meer dan 3 miljoen arbeiders. Nederland steunt ook de versterking van arbeidsinspecties in landen als Bangladesh, Pakistan en Vietnam. In Ethiopië stimuleert het kabinet een duurzame textielsector, door steun aan het ILO Better Work programma, Solidaridad en het partnerschap met Fair Wear Foundation. Dit is een land waar de arbeidsrechten van textielwerknemers vanaf de opkomst van de industrie centraal moeten staan.

De overheid gaat de dialoog aan met Nederlandse bedrijven, maatschappelijke organisaties en vakbonden om arbeidsrechten te verbeteren. In IMVO-convenanten maakt de overheid afspraken over eerlijk werk met Nederlandse bedrijven. Zo onderzoeken alle bedrijven onder het IMVO-convenant Duurzame Kleding en Textiel hun keten op arbeidsrisico’s, stellen ze een actieplan op en rapporteren ze hierover. De op 4 juli 2017 gepubliceerde lijst van toeleveranciers maakt het mogelijk om leden van het convenant te informeren over klachten over arbeidsomstandigheden in hun fabrieken. Er wordt ook collectief actie ondernomen, ten aanzien van kinderarbeid en leefbaar loon. Ook de afgesloten IMVO-convenanten voor de banken, duurzaam bosbeheer, goud en plantaardige eiwitten bevatten afspraken over bevordering van arbeidsrechten. Bij de aanpak van de problemen werken bedrijven samen met vakbonden en ngo’s.

De Kamer ontvangt de (jaarlijkse) voortgangsrapportages van de diverse

IMVO-convenanten.6

Zoals gemeld in eerdere Kamerbrieven7 spant het kabinet zich zeer in voor leefbare lonen. Er is geïnvesteerd in onderzoek naar benchmarks voor leefbaar loon. Daarnaast heeft Nederland samen met Duitsland in 2013 de European Conference on Living Wages georganiseerd en in 2016 de Asian Living Wage Conference in Islamabad. De komende tijd zal het kabinet bijdragen aan de uitvoering van afspraken over leefbaar loon in de IMVO-convenanten. Daarbij zal zowel aandacht zijn voor de verantwoordelijkheden van de producenten als van de inkopende bedrijven. De Nederlandse ambassade in Bangladesh zal in oktober een ronde tafel bijeenkomst over leefbaar loon in de textielsector aldaar organiseren. In het kader van het IMVO convenant in de textielsector spant het kabinet zich in voor internationale samenwerking met zoveel mogelijk inkopende bedrijven, opdat de boodschap van leefbaar loon met voldoende kracht en effectief kan worden uitgedragen in de productielanden, zowel op landelijk als op fabrieksniveau.

Een door Buitenlandse Zaken georganiseerde ronde tafel leefbaar loon in de agrifood sector zal naar verwachting binnenkort een praktische uitwerking in productielanden krijgen.

Het kabinet blijft ook de dialoog aangaan met internationale belanghebbenden, bijvoorbeeld via economische diplomatie. Nederlandse ambassades spelen hierin een actieve rol. Nederland spreekt andere landen aan op vakbondsvrijheid of kinderarbeid.

4. Sociale dialoog

Investeren in versterking van vakbonden is essentieel voor werknemers om voor hun eigen rechten op te komen. Nederland heeft een lange traditie van sociale dialoog en zet ook mondiaal in op het bevorderen van die dialoog in andere landen. Dit is een kernpunt van de Nederlandse inzet in de ILO. Als tripartiete organisatie is de ILO in het bijzonder geschikt om landen te ondersteunen bij het ontwikkelen of uitbouwen van een sociale dialoog. Vakbondsvrijheid is een van de fundamentele arbeidsnormen en daarmee een centraal punt in de normstelling in ILO-verband.

Ook op bilateraal vlak pleegt Nederland de nodige inspanningen. In het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) dragen Mondiaal FNV en CNV internationaal bij aan capaciteitsopbouw van lokale vakbonden in Afrika, Zuidoost-Azië en enkele landen in Latijns-Amerika. De activiteiten leiden tot vakbonden die op eigen kracht verder kunnen en die zelfstandig de lobby voor betere arbeidswetten en Cao’s kunnen voeren. In het nieuwe VMP (2017 – 2020) zijn activiteiten onder andere gericht op de uitvoering van afspraken in de IMVO-convenanten. Zo ontstaat meer samenhang in het beleid voor duurzame handelsketens. Ook richt het VMP zich op versterking van de positie van jongeren op de lokale arbeidsmarkt.

Voor een goede dialoog zijn niet alleen vakbonden maar ook werkgeversorganisaties nodig. Met het Dutch Employers» Cooperation Programme (DECP) beoogt het kabinet de effectiviteit van werkgeversorganisaties te bevorderen en te vergroten. DECP doet dat door kennisoverdracht en advisering in samenwerking met internationale organisaties als de ILO en Nederlandse organisaties zoals VNO-NCW. Het DECP-programma richt zich ook steeds meer op afstemming en samenwerking met de Nederlandse vakbonden, zodat sociale partners in dezelfde landen worden versterkt. Zo wordt het Nederlandse poldermodel geïntroduceerd in Peru in samenwerking met Mondiaal FNV. Werkgevers- en werknemersorganisaties in Peru hebben zich laten inspireren door de Nederlandse Sociaal economische Raad en de Stichting van de Arbeid.

Rapporteren over resultaten

Het kabinet rapporteert jaarlijks over eerlijk werk bij de resultatenrapportage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in het bijzonder bij de resultaten van Private Sector Ontwikkeling 8. Zo kan de Kamer zich een beeld blijven vormen van de inspanningen voor eerlijk werk.

Mede namens de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Ook wel «fatsoenlijk werk» genoemd, beide zijn vertalingen van het begrip decent work.

X Noot
2

Nederland werkt ook aan eerlijk werk voor werknemers binnen de EU, maar deze brief heeft een focus op inspanningen voor werknemers buiten de EU.

X Noot
3

De Raadsconclusies over verantwoordelijke mondiale waardeketens zijn aangenomen op 12 mei 2016.

X Noot
4

Het Health Insurance Fund voert programma’s uit in Nigeria, Kenia, Tanzania en Ghana

X Noot
5

Zie hiertoe de Kamerbrief Vernieuwing ODA en partnerlandenlijst van 19 september 2016 (Kamerstuk 33 625, nr. 226)

X Noot
6

Kamerstuk 26 485, nr. 233, 7 november 2016.

X Noot
7

Brief van 16 juni 2016 (Kamerstuk 32 735, nr. 153) en Brief van 16 februari 2017 (Kamerstuk 26 485, nr. 241)

X Noot
8

Resultaten zijn terug te vinden via www.dutchdevelopmentresults.nl, onder Private Sector Development

Naar boven