33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 186 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2015

Economische groei en werkgelegenheid zijn onlosmakelijk verbonden met de handhaving van de prominente Nederlandse positie in de internationale handels- en investeringsstromen. Ruim 30% van ons inkomen wordt in het buitenland verdiend. Ons land is momenteel de vijfde exporteur van goederen ter wereld, de buitenlandse handel bedraagt 72% van het BNP en levert 2,2 miljoen voltijdbanen op. Wereldwijd behoort Nederland ook tot de grootste (directe) investeerders, handhaving van deze positie is essentieel om onze rol in de internationale waardeketens te behouden.

De relatieve mondiale economische posities veranderen sterk. Nederland heeft een uitstekende marktpositie op nabije en ontwikkelde markten en het leeuwendeel van onze handels- en investeringsrelaties is hierop geconcentreerd. Opkomende economieën hebben voor Nederland in de economische betrekkingen een groeiend, maar nog altijd relatief beperkt, aandeel. De gezamenlijke ambitie van overheid en bedrijfsleven is de sterke positie op bestaande markten te handhaven en deze op nieuwe markten te versterken.

Het realiseren van deze ambitie is afhankelijk van een veelheid aan factoren. Een in belang toenemend aspect hierbij is de toegang tot financiering voor export- en investeringsprojecten. Dit is vooral een uitdaging bij transacties van het MKB. De Nederlandse overheid heeft, op voorwaarde van additionaliteit, een rol om deze financiering te faciliteren.

Zoals aangekondigd in de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2016 (Kamerstuk 34 300 XVII, nrs. 2 en 3) wordt het financieringsinstrumentarium hervormd. Uit onderzoek blijkt dat het bestaande financieringsinstrumentarium gefragmenteerd is, is belegd bij diverse uitvoerders, onderling onvoldoende aansluit en kampt met onbekendheid bij potentiële klanten. Daarnaast is het gecombineerd inzetten van instrumenten niet goed mogelijk en staat de financieringsvraag van de ondernemer onvoldoende centraal.

In deze brief wordt geschetst welke hervormingen voorzien zijn rond het financieringsinstrumentarium, de dienstverlening aan de ondernemer en de bekendmaking van wat de overheid op dit vlak te bieden heeft.

Het Dutch Trade and Investment Fund:

Er komt een nieuwe faciliteit, het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De nieuwe opzet zal in belangrijke mate tegemoet komen aan genoemde knelpunten. Bij de vormgeving van, en dienstverlening door, het DTIF zijn de met het Dutch Good Growth Fund (DGGF) opgedane ervaringen betrokken.

De bundeling van bestaande en nieuwe mogelijkheden in het DTIF onderstreept een veranderde insteek en focus zoals die met het DGGF al werd ingezet. Niet langer zijn individuele instrumenten leidend; door bundeling wordt transparantie, flexibiliteit en maatwerk geboden, waardoor effectiever en efficiënter ingespeeld kan worden op de daadwerkelijke behoeftes van bedrijven en potentiële financiers. Het DTIF wordt aangeboden via één loket bij de RVO. Binnen de RVO zal één team verantwoordelijk worden voor de uitvoering van het DGGF en het DTIF, hetgeen kennisopbouw stimuleert en schaalvoordelen biedt. Atradius en FMO worden nauw betrokken teneinde te komen tot integrale oplossingen voor de financieringsvraagstukken van bedrijven.

Het DTIF gaat financiering verstrekken voor directe investeringen en export. Het fonds biedt bedrijven vergelijkbare vormen van ondersteuning als het DGGF. De bestaande instrumenten, te weten de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) worden afgeschaft. Via deze instrumenten werden kredieten verstrekt ter (co-) financiering van directe buitenlandse investeringen. Binnen het DTIF worden de mogelijkheden verruimd om zowel kleine (MKB) als grotere transacties te faciliteren. Directe exportfinanciering wordt eveneens mogelijk binnen het DTIF.

Het DTIF betreft non-ODA middelen en komt beschikbaar in landen die niet worden bediend door het DGGF. Dit afgezien van de EU-lidstaten en OESO-landen waar op financieringsvlak geen additionaliteitsrol bestaat voor de overheid, en die landen waarop dit op grond van politieke overwegingen, vigerend sanctiebeleid of internationale afspraken onmogelijk of onwenselijk is.

De bekendheid bij bedrijven over de mogelijkheden die de overheid biedt bij de financiering van internationaal ondernemen wordt vergroot door een gerichte marktbewerkingsstrategie. Dit gebeurt onder andere door het inschakelen van private banken die zo hun zakelijke klanten beter kunnen informeren over de financieringsoplossingen die de overheid biedt.

Budgetten en tijdspad:

Met het DTIF ontstaat een revolverend fonds dat aanvullend is aan de markt. De hervormingen worden budget-neutraal geïmplementeerd, inclusief de nieuwe exportfaciliteit. De beschikbare (begrotings)reserves voor FOM en FIB worden hiervoor benut. Op grond hiervan is de voorziene omvang van het DTIF euro 110 miljoen. Dit is inclusief de geleidelijk terugvloeiende en momenteel uitstaande portefeuille, waarvoor een begrotingsreserve van circa euro 40 miljoen wordt aangehouden.

Over de hervormingen wordt bij de voorjaarsbesluitvorming in maart 2016 definitief besloten. Doelstelling is dat de nieuwe faciliteit per 1 juli 2016 in werking treedt. Hierbij geldt dat de verbetertrajecten die gericht zijn op dienstverlening en bekendheid in de markt pas na enige tijd hun effect sorteren. Uw Kamer wordt tweede helft 2018 geïnformeerd over de opgedane ervaringen.

Ten slotte:

Met deze hervormingen wordt een belangrijke stap gezet bij het verbeteren van de dienstverlening aan de bedrijven. Dit neemt niet weg dat ook andere landen continu hun instrumentarium optimaliseren. Daarom moet voortdurend bezien worden of verdere aanpassingen van het publieke financieringsaanbod vereist zijn. Dit onder meer met het oog op een «gelijk speelveld» voor de Nederlandse ondernemers.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven