33 605 IXB Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën 2012

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2013

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Financiën over het Jaarverslag 2012 van het Ministerie van Financiën (Kamerstuk 33 605 IXB, nr.1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de commissie, Berck

Vraag 1

Voor hoeveel is (naar schatting) in totaal gefraudeerd met de zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag in 2012?

Hoeveel hiervan kan naar schatting nog worden teruggehaald?

Hoe gaat deze terugvordering in zijn werk en welke kosten zijn hiermee gemoeid?

Is het voor de regering een overweging om de vordering(en) door te verkopen aan een derde partij?

Antwoord

In de brief van 10 mei 2013 (Kamerstukken II 2012–2013, 17 050, nr. 435) is aangegeven dat van het totale openstaande bedrag van € 1,2 miljard ongeveer 8% (ruim € 95 miljoen) is gerelateerd aan fraude. Deze € 95 miljoen heeft betrekking op de jaren 2005 tot begin 2013. Het bedrag dat betrekking heeft op 2012 is € 11,7 miljoen.

Het is niet mogelijk op dit moment een uitspraak te doen over de vraag welk bedrag kan worden teruggevorderd. De Belastingdienst doet al het mogelijke zo veel mogelijk binnen te halen.

De invordering richt zich in de eerste plaats op de belanghebbenden zelf, degenen voor wie de tegemoetkoming is aangevraagd. In het geval de belanghebbende slachtoffer van de fraude blijkt te zijn – bijvoorbeeld: zijn gegevens zijn door derden misbruikt voor criminele doeleinden – wordt het invorderingstraject tegen de belanghebbende stopgezet.

De kosten van de invordering worden niet apart bijgehouden per vordering. Een schatting van de kosten gemoeid met de terugvordering van de onderhavige toeslagen is € 1 tot 2 miljoen. Vorderingen op belanghebbenden zijn niet overdraagbaar («te verkopen») aan derden. Het gaat namelijk om bestuursrechtelijke vorderingen die niet kunnen worden overgedragen aan het private domein.

Vraag 2

Waarom is het Nederlands aandeel uit de boedel van de Bank Nederlandse Antillen (BNA) nog niet ontvangen?

Waar is de verwachting op gebaseerd dat dit in 2013 volgt?

Welke middelen staan de minister ter beschikking om deze uitbetaling af te dwingen?

Antwoord

De rekenregels voor het verdelen van de boedel van de voormalige BNA, waaronder de toe te passen verdeelsleutel, zijn in 2010 vastgelegd. De grondslag voor de verdeling wordt gevormd door het vermogen van de BNA per 9 oktober 2010, dat wil zeggen onmiddellijk voorafgaand aan de staatkundige hervorming. De boedelbalans is pas in maart 2013 officieel vastgesteld en door de accountant van de bank voorzien van een controleverklaring. Dat het Nederlandse aandeel in de BNA nog steeds niet is ontvangen, is dan ook tot op zekere hoogte te verklaren uit het feit dat eerst de omvang van dat aandeel moest worden vastgesteld.

Goedkeuring van de boedelbalans door de betrokken landen – Curaçao, Sint Maarten en Nederland – is de laatste formaliteit voor de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) als opvolger van de BNA kan overgaan tot uitbetaling van het aan Nederland toekomende deel. Anders dan Nederland en Curaçao heeft Sint Maarten die goedkeuring nog altijd niet verleend, ondanks herhaaldelijk aandringen op ambtelijk en politiek niveau.

Er is evenwel geen enkele reden waarom uitbetaling van het Nederlandse aandeel nog langer zou moeten worden uitgesteld. Daarbij verdient aantekening dat uitbetaling ten laste komt van het vermogen van de CBCS en dus niet de begroting van Sint Maarten raakt. Ik ga er dan ook van uit dat Sint Maarten op zo kort mogelijke termijn instemt met de boedelbalans. Totdat betaling heeft plaatsgevonden, wordt iedere ondersteuning van Nederland aan Sint Maarten die niet het Nederlandse belang aangaat, opgeschort.

Vraag 3

Per ultimo 2012 is de openstaande garantieverplichting teruggelopen tot 17,2 mld. euro. Waar is in de raming mee rekening gehouden?

Antwoord

Op 1 januari 2011 is de mogelijkheid geïntroduceerd voor banken met gegarandeerde leningen om gegarandeerde leningen terug te kopen uit de kapitaalmarkt. De mogelijkheid om gegarandeerde leningen terug te kopen uit de kapitaalmarkt vindt plaats onder toepassing van een aantal voorwaarden. Een van deze voorwaarden is dat de desbetreffende bank een «closing out fee» van 15% over de jaarlijkse garantiepremie van de resterende looptijd van de lening betaalt. Na een terugkoop veranderen de ramingen voor de te ontvangen premies en voor de omvang van de uitstaande garantieverplichtingen van de Staat in de komende jaren. Ook in 2012 is door banken gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gegarandeerde leningen terug te kopen. In de ramingen is het effect van de terugkopen uit 2012 verwerkt.

Vraag 4

Na de ontvangst vanuit de Landsbanki-boedel bedraagt de vordering op IJsland nog 770 mln. euro. Wanneer verwacht de minister deze vordering te innen?

Antwoord

Wanneer het resterende bedrag geïnd kan worden is niet met zekerheid te zeggen. Dit hangt af van meerdere factoren. IJsland en de curatoren hebben de verwachting uitgesproken dat de boedel van Landsbanki voldoende middelen zal bevatten om de gehele hoofdsom aan Nederland te voldoen. De verdere afwikkeling van de boedel en het moment van tussentijdse uitkeringen is voorbehouden aan de curatoren. Zij zullen de verschillende middelen van de boedel pas te gelde maken wanneer er een koper is gevonden die bereid is een acceptabele prijs te betalen. Het moment waarop dit het geval zal zijn is welhaast per definitie onzeker. De verwachting is echter dat de afwikkeling van de boedel en daarmee de volledige terugbetaling van de hoofdsom nog enkele jaren in beslag zal nemen en dat gehele terugbetaling in ieder geval niet voor eind 2017 zal plaatsvinden. Een complicerende factor is het bestaan van kapitaalrestricties in IJsland die een belemmering vormen voor betalingen aan buitenlandse crediteuren. Ten slotte is De Nederlandsche Bank in gesprek met het IJslandse depositogarantiestelsel (DGS) over vergoeding van onder andere rente en kosten. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van 7 maart 2013. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 31 371, nr. 374)

Vraag 5

Bij de beleidsprioriteit fraudebestrijding staat dat de beleidsdoelstelling is gehaald, namelijk dat belastingplichtigen er op moeten kunnen vertrouwen dat de overheid al het mogelijke doet iedereen aan zijn fiscale verplichtingen te laten voldoen. Kan de minister in de toekomst een indicator voor fraudebestrijding opnemen?

Antwoord

In de begroting IXB is als indicator opgenomen het percentage dat leidt tot een veroordeling of een transactie. Fraudebestrijding wordt verder weerspiegeld in de resultaten van de verschillende acties op dit terrein. De FIOD werkt aan de rechtshandhaving door bijdragen te leveren aan het tegengaan van fiscale, financiële en economische fraude. Een andere indicatie voor fraudebestrijding vormen de belastingopbrengsten als direct gevolg van de verschillende fraudeacties van de Belastingdienst (waaronder de aanpak van systeemfraude, intracommunautaire btw-fraude, witwassen en toeslagenfraude). Zie hiervoor het antwoord op vraag 8.

Vraag 6

Ten aanzien van de Illiquid Assets Back-up Facility (IABF), ook wel ALT-A portefeuille van ING genoemd, de portefeuille staat niet meer «onder water». Wat zijn de plannen van de minister van Financiën met IABF?

Wanneer kan de minister voorstellen voor het afstoten van IABF voorleggen aan de Tweede Kamer?

Onder welke voorwaarden is de minister bereid om IABF af te stoten?

Waarom wil de minister IABF niet afstoten op dit moment?

Is de minister bereid om het afstoten van IABF mee te nemen bij het plan voor de exit van ABN/AMRO dat voor de zomer van dit jaar wordt voorgelegd aan de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Er vinden constructieve gesprekken plaats met ING over de IABF. De besprekingen lopen nog. Zodra er concrete plannen zijn om de IABF af te wikkelen zal ik de Tweede Kamer daarover uiteraard informeren.

Vraag 7

Wat wordt bedoeld met de zinnen «Waar mogelijk zal de realisering van de doelstellingen uit de Fiscale Agenda prioriteit blijven houden» en «De Fiscale Agenda blijft waar mogelijk leidraad voor toekomstig beleid»?

Waar, wanneer en waarom is het niet mogelijk om de doelstellingen uit de Fiscale Agenda te realiseren?

Antwoord

De Fiscale agenda kent als dragende gedachte het streven naar een eenvoudiger, meer solide en fraudebestendiger belastingstelsel, een streven dat nog steeds door het kabinet wordt onderschreven. In dat licht bevat deze agenda een aantal voornemens waarvan een groot deel al is gerealiseerd. Zonder uitputtend te willen zijn kan hierbij worden gedacht aan de omzetting van de zelfstandigenaftrek in een vaste basisaftrek, de herziening van de fiscale regelingen kinderen, het stroomlijnen van de boetebepalingen en de wijziging van de heffings- en invorderingsrente. Een deel van de voornemens is in gang gezet en/of zit in de afrondende fase, bijvoorbeeld de vereenvoudiging van het formeel verkeer van de belastingplichtige met de Belastingdienst. Er is ook een aantal voornemens dat slechts ten dele kon worden gerealiseerd. Als voorbeeld hiervoor kan worden gewezen op de in het Belastingplan 2012 voorziene afschaffing van zeven kleine belastingen. Dit zou een forse bijdrage kunnen leveren aan de vereenvoudiging van het belastingstelsel. In een later stadium is besloten om op korte termijn vier belastingen af te schaffen en de afschaffing van de drie andere belastingen uit te stellen om op die manier een bijdrage te leveren aan het streven het begrotingstekort terug te dringen. Dat neemt niet weg dat de wens blijft bestaan om ook die kleine en daardoor vaak minder efficiënte belastingen af te schaffen, en dat weer op te pakken zodra de economische omstandigheden dat mogelijk maken.

Vraag 8

Tot welke resultaten heeft de inrichting van de antifraudebox geleid?

Antwoord

De antifraudebox coördineert de uitvoering van de maatregelen gericht op het terugdringen van identiteits- en systeemfraude binnen de verschillende belastingmiddelen en toeslagen. Hieronder volgt een samenvatting van de voortgang van de in de Fiscale agenda (Kamerstukken II, 2101/11, 32 740, nr. 1) aangekondigde maatregelen, zoals eerder gerapporteerd aan de Tweede Kamer in de 10e Halfjaarsrapportage mei 2012 en de 11e Halfjaarsrapportage Belastingdienst december 2012. Voor de meer cijfermatige resultaten wordt verwezen naar de toelichting op het beleidsartikel Belastingen van het Jaarverslag van het ministerie van Financiën (IXB) 2012, blz. 42.

Maatregelen systeemfraude

  • Stopzetten van verstrekken van blanco formulieren

    De Belastingdienst is gestopt met het verstrekken van blanco formulieren.

  • Intensivering controle op bankrekeningnummers

    Verzoeken tot wijziging van bankrekeningnummers waarop de Belastingdienst uitbetaalt, worden sinds 2011 pas verwerkt nadat de burger dit schriftelijk heeft bevestigd. Bankrekeningnummers waarop voor meer dan gebruikelijke aantallen burgerservicenummers betalingen van belastingen en toeslagen worden overgemaakt, worden gesignaleerd en gecontroleerd.

  • Controle op BSN

    Na adresonderzoek op geselecteerde risicoposten zijn betalingen aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats gestopt. De digitale aangiften en verzoeken die via DigiD binnenkomen worden sinds medio 2011 gecheckt op het burgerservicenummer (BSN).

  • Terugdringen gebruik van machtigingscode

    De zogenaamde machtigingscode wordt met ingang van het Belastingjaar 2012 niet meer voorbedrukt op de uitnodigingen tot het doen van de aangifte Inkomstenbelasting (aan burgers die het afgelopen jaar gebruik hebben gemaakt van «Hulp bij Aangifte» door de Belastingdienst of vak- en ouderenbonden is nog wel een machtigingscode gezonden in een afzonderlijke brief).

Maatregelen inkomensheffing

  • Aanscherpen controlegrenzen

    De controlegrenzen zijn aangescherpt, waardoor meer aangiften die leiden tot een uitbetaling in onderzoek worden betrokken.

Maatregelen toeslagen

  • Meer toezicht in de actualiteit

    Met de komst van het nieuwe Toeslagensysteem is de mogelijkheid ontstaan om bij toeslagaanvragen voor een voorschot meer toezicht in de actualiteit uit te voeren en waar nodig gecorrigeerd. Dit leidt tot minder terugvorderingen.

  • Thematisch toezicht

    Naast het massaal geautomatiseerde toezicht zijn voor het toeslagjaar 2012 ruim 100.000 aanvragen aan andere vormen van toezicht onderworpen. Extra aandacht was er voor het zorgverzekerd zijn van arbeidsmigranten, de juistheid van het schatten van inkomens en de juistheid van de grondslagen voor kinderopvangtoeslag.

  • Controle gastouderbureaus

    De fraude met de kinderopvangtoeslag is aangepakt door bezoeken aan gastouderbureaus. Deze aanpak resulteerde in het stopzetten van frauduleuze toeslagen waarmee in 2011 en 2012 voor € 101 mln. aan fraude is voorkomen.

  • Detectie van frauduleuze toeslagaanvragen

    Met behulp van intelligence worden onjuiste en frauduleuze toeslagaanvragen gedetecteerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van fraudesignalen van andere intelligenceteams bij de Belastingdienst, bijvoorbeeld bij de Inkomensheffing. In de afgelopen periode zijn ruim 1.700 fraudeposten behandeld met een financieel belang van ruim € 16 mln.

  • Opleggen van boetes

    Met ingang van 1 januari 2012 worden voor opzettelijk onjuiste toeslaggerelateerde feiten verzuimboetes opgelegd. Zowel de vergrijpboetes als de verzuimboetes zijn per 1 juli 2012 verhoogd.

  • Oprichting van fraudeteams

    Medio 2012 zijn twee fraudeteams geformeerd. Deze teams bestaan ieder uit ongeveer 25 medewerkers. Sinds begin 2012 is er een fraudemeldpunt. Bij ieder fraudesignaal vindt een feitenonderzoek plaats, resulterend in een beslissing over de afdoeningswijze (geen verdere actie, boete of strafrecht). In totaal zijn er rond de 5.900 fraudesignalen behandeld in 2012. Hiermee was € 55 mln. gemoeid aan terugvorderingen en toeslagbedragen waarvan de uitbetaling is voorkomen.

Maatregelen omzetbelasting

  • Schoning btw-nummers

    Btw-nummers die langer dan een jaar nihilaangiften inleveren worden na beoordeling afgevoerd. Alle belastingplichtigen met nihilaangiften hebben een brief gekregen, waarop binnen enkele weken gereageerd kon worden.

  • Monitoring risicovolle btw-nummers

    Naast het reguliere toezicht op negatieve aangiften omzetbelasting worden ruim 26.000 risicovolle btw-nummers permanent gemonitord met behulp van de selectiemodule omzetbelasting.

  • Instelling intelligenceteam

    Een landelijk werkend intelligenceteam omzetbelasting voert sinds maart 2012 risicoanalyses uit, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van informatie van andere intelligenceteams.

Vraag 9

De beleidsdoorlichting Staatsdeelnemingen is samengevoegd met het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO). Welke aanvullingen vinden er plaats op het normale IBO?

Hoe wordt de doelmatigheid meegenomen in het samengevoegde onderzoek?

Is dit al gebeurd?

Antwoord

Er is in 2012 inderdaad een IBO Staatsdeelnemingen uitgevoerd. Het IBO Staatsdeelnemingen is in maart 2013 naar de Kamer gestuurd. Het uitgevoerde onderzoek richt zich op de aansturing van staatsdeelnemingen door de overheid. Er is in het onderzoek specifiek aandacht besteed aan het bereiken van een doelmatige afweging, op het moment dat de financiële belangen van de staat rondom staatsdeelnemingen in het geding kunnen komen als gevolg van specifieke beleidsinitiatieven. Het IBO Staatsdeelnemingen beschrijft verschillende manieren om daarmee om te gaan. Een kabinetsreactie op het IBO Staatsdeelnemingen wordt verwacht kort na de zomer. De kabinetsreactie zal de vorm hebben van een nieuwe Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, waarin het kabinet zijn visie op het staatsaandeelhouderschap uiteen zal zetten.

Vraag 10

De beleidsdoorlichting beheer materiële activa is aangehouden. Wanneer wordt deze nu wel uitgevoerd?

Is de Tweede Kamer tijdig geïnformeerd over het «aanhouden» van deze beleidsdoorlichting? Zo ja, wanneer?

Antwoord

Het betreft hier de beleidsdoorlichting bij Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Deze doorlichting is gestart in 2012 en bevindt zich nu in de eindfase en zal naar verwachting voor het zomerreces worden afgerond. De vertraging komt voort uit de overweging om de beleidsdoorlichting af te stemmen op het parallel lopende onderzoek van DRZ (start eind 2012, afronding begin 2013), als uitvloeisel van de evaluatie van de Regeling Batenlastendiensten.

De Kamer wordt op twee momenten in het jaar geïnformeerd over de voortgang van beleidsdoorlichtingen: in de Ontwerpbegroting en in het Jaarverslag.

Vraag 11

Hoe verhoudt de geïntensiveerde inzet op fraudebestrijding zich tot de daling van de indicator «ervaren kans op ontdekking»?

Antwoord

Tussen beide zaken bestaat geen rechtstreeks verband. Jaarlijks meet de Belastingdienst door middel van de Fiscale monitor wat de door belastingplichtigen en toeslaggerechtigden ervaren kans is, dat de Belastingdienst ontdekt dat iemand in een aangifte of een aanvraag voor toeslag onjuiste informatie opgeeft. Het gaat hier om de subjectieve beleving van de geënquêteerden. Deze beleving kan uiteraard mede worden beïnvloed door nieuwsberichten over het voorkomen van fraude respectievelijk over successen in bestrijding van fraude. De gerapporteerde «ervaren pakkans» betreft een representatieve steekproef onder alle belastingplichtigen. De intensivering van de fraudebestrijding richt zich op een relatief klein deel van de belastingplichtigen. Het effect hiervan zal op een later moment moeten blijken.

Vraag 12

De raming van de heffings- en invorderingsrente is tweemaal neerwaarts bijgesteld op basis van de realisatie over 2011 en de structurele lage rentestand. Eind 2012 blijkt ten opzichte van de aangepaste raming alsnog een tegenvaller te zijn ontstaan van 49,7 mln. euro. Op welke wijze zijn de verdeelsleutels aangepast?

Hoe wordt de raming structureel aangepast?

Indien de rente stijgt, leidt dit dan weer tot meevallers? Hoe wordt hier beleidsmatig rekening mee gehouden?

Antwoord

Volgens de in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) vastgelegde methodiek worden de renteontvangsten en -uitgaven van de loonheffing en de inkomensheffing verdeeld in een aandeel Rijk en een aandeel voor de Sociale Fondsen. De gebruikte verdeelsleutels worden in eerste instantie geraamd (op basis van gegevens van het CPB) en later definitief berekend (op basis van de heffingsgegevens van de Belastingdienst).

Het verschil tussen de voorlopige en de definitieve sleutel wordt achteraf verrekend.

De verrekening, die eind 2012 plaatsvond, leidde tot een lager aandeel voor het Rijk en daardoor tot een tegenvaller bij de renteontvangsten en een meevaller bij de rente-uitgaven.

Bij Voorjaarsnota 2013 (1e suppletoire begroting) is de raming van de renteontvangsten en -uitgaven structureel aangepast, dit n.a.v. de realisatie over 2012 en de lage rentestand.

Omdat een hogere rente tot zowel hogere ontvangsten als hogere uitgaven leidt, zijn per saldo de gevolgen beperkt. Onder het nieuwe belastingrenteregime kan een stijgende rente leiden tot (per saldo) meeropbrengsten. Indien zich dit voordoet, wordt de raming daarvoor aangepast.

Vraag 13

Waarom is het percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim gedaald?

Antwoord

Het percentage bereikte belastingplichtigen dat niet tijdig aangifte heeft gedaan is gedaald voor de IH en de LH. De belangrijkste reden daarvoor is dat het aantal belastingplichtigen dat niet tijdig aangifte heeft gedaan ook in absolute zin is gedaald. Het kost relatief meer moeite om deze resterende groep te bereiken.

Vraag 14

Welke mogelijkheden zijn er om de rechtmatigheid van kinderopvangtoeslag ten behoeve van gastouderopvang te vergroten?

Antwoord

De rechtmatigheid van kinderopvangtoeslag ten behoeve van gastouderopvang is het meest gediend met het toekennen van de toeslag op basis van objectieve gegevens, waardoor er geen discussie is over de vraag of er een recht is en zo ja, hoe hoog dat recht dan is.

Vraag 15

Hoeveel van de 90 door de FIOD bij het OM aangeleverde processen-verbaal zijn door het OM afgehandeld?

Antwoord

Van de in 2012 door de FIOD aangeleverde Processen Verbaal (PV's) zijn er 35 afgehandeld in 2012, 26 in 2013 en in 10 gevallen is de dagvaarding uitgereikt. De overige zaken zijn nog in behandeling. Daarbij wordt opgemerkt dat de aan het einde van een kalenderjaar aangeleverde PV's door het OM pas in het kalenderjaar daaropvolgend kunnen worden afgehandeld.

Vraag 16

Zijn door de FIOD bij het OM ook fraudezaken met andere toeslagen dan de kinderopvangtoeslag ingeleverd?

Antwoord

In 2012 zijn alleen fraudezaken met kinderopvangtoeslagen in de FIOD systemen geboekt. Het is niet uitgesloten dat fraude met andere toeslagen is opgedoken bij de behandeling van andersoortige fraudeonderzoeken, zoals bij faillissementsfraude of VT-fraude. Tot voor kort kon deze informatie niet uit de systemen worden gehaald. Inmiddels is de vastlegging in de systemen zodanig aangepast dat dit voortaan wel inzichtelijk kan worden gemaakt.

Vraag 17

Bij de indicatoren voor de staatsdeelnemingen worden nummer 4 (% van deelnemingen met dividend pay-out ratio van tenminste 40%) en nummer 5 (% van deelnemingen met een minimum return on equity (RoE) van 8%) lang niet gehaald. Hoe gaat de minister zorgen dat dit in de toekomst wel gehaald wordt?

Zijn het realistische indicatoren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De doelstelling van 8% is een generiek streven, dat geldt voor de gehele portefeuille. In de huidige markt is het lastig (maar niet onhaalbaar) voor deelnemingen om 8% rendement op eigen vermogen te behalen. Bij (gedeeltelijk) gereguleerde staatsdeelnemingen en financiële instellingen komt dit bijvoorbeeld doordat de huidige rentestand laag is. Ook hebben staatsdeelnemingen last van macro-economische omstandigheden, zoals afgenomen binnenlandse consumptie en export.

De portefeuillebrede doelstelling van een payoutratio van minimaal 40% houdt geen rekening met de huidige (soms wettelijk bepaalde) investeringsagenda’s van een aantal deelnemingen (bijvoorbeeld Tennet), waardoor het in die gevallen nodig is een groter deel van de winst te reserveren. Soms is er een andere noodzaak om de vermogenspositie te versterken en aldus een lagere payout vast te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de financiële instellingen die aan Basel III-kapitaaleisen moeten gaan voldoen.

Momenteel wordt onderzocht in hoeverre het mogelijk is om meer bedrijfsspecifieke normen ten aanzien van rendement en pay-out op te stellen, die rekening houden met de omstandigheden waarin de betreffende deelneming zich bevindt.

Vraag 18

Waren bij het vaststellen van de streefwaarde voor het rendement op het eigen vermogen van de staatsdeelnemingen de grote investeringsagenda en de ongunstige marktomstandigheden van de bedoelde deelnemingen niet al bekend?

Waarom zijn deze factoren niet al vooraf in de streefwaarde verwerkt?

In welke mate zijn de investeringsagenda en de marktomstandigheden de oorzaak van het niet halen van de streefwaarde?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 17.

Vraag 19

De minister van Financiën heeft in 2012 als aandeelhouder bij Tennet een aantal grote investeringsprojecten beoordeeld en goedgekeurd. De minister heeft ook ingestemd met een voorstel van Tennet voor de mede-financiering door Mitsubishi voor de aansluiting van Duitse windparken op het landelijk hoogspanningsnetwerk. Om welke investeringsprojecten ging het? Om wat voor bedragen ging het?

Antwoord

In 2012 is één investering goedgekeurd voor een totaalbedrag van EUR 1,8 miljard. Het gaat hier om het aansluiten van windparken op zee op het landelijk netwerk in Duitsland.

Mitsubishi heeft in totaal EUR 600 miljoen geïnvesteerd in vier offshore-projecten van Tennet in Duitsland. Deze investeringen hebben een gereguleerd rendement dat wordt bepaald door de Duitse toezichthouder, de Bundesnetz Agentur (Kamerstukken II 2012/13, 28 165, nr.158).

Vraag 20

Loopt de Staat valutarisico op de kasstromen (in dollars) uit de Illiquid Assets Back-Up Facility (IABF)?

Zo ja, hoe wordt dit risico afgedekt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Onder de IABF worden kasstromen (in dollars) ontvangen. Daartegenover staat een verplichting van de Staat aan ING. Deze verplichting luidt ook in dollars. Tot op heden is elke dollar die uit de portefeuille of als fee is binnengekomen ook weer terug betaald aan ING om de verplichting (versneld) te voldoen. Valutarisico wordt gelopen over het saldo van de kasstromen. Door voorlopig te sturen op een saldo van de kasstromen gelijk aan 0 hoeven er geen dollars te worden omgewisseld naar euro.

Vraag 21

Waaruit bestaat kwantitatief de negatieve bijstelling van 133 miljoen bij de renteontvangsten op de lening aan Griekenland?

Antwoord

De lagere renteontvangsten zijn conform al eerder aan de Tweede Kamer gemelde aanpassingen (o.a. in de Kamerbrief over het «Nieuwe leningenprogramma Griekenland» met kenmerk: BFB2012–7398M, het verslag over de Eurozone Top op 11 maart 2011 Vergaderjaar 2011–2012 Kamerstuk 21 501-20 nr. 525 en in het verslag van de Eurogroep van 20 februari 2012 Vergaderjaar 2011–2012 Kamerstuk 21 501-07 nr. 885). Aan de daling van de geraamde renteontvangsten liggen diverse oorzaken ten grondslag:

  • Begin 2012 is een nieuw leningenprogramma voor Griekenland overeengekomen. Toen is besloten om het resterende deel van het bilaterale leningenprogramma over te hevelen naar het EFSF. Omdat lidstaten geen nieuwe bilaterale leningen meer verstrekken in 2012 en 2013, zullen er dus ook geen rente en service fee meer worden betaald, waarmee in de raming wel rekening was gehouden. Dit heeft gevolgen voor de geraamde rente-inkomsten vanaf 2012. Voor 2012 vallen de renteontvangsten hierdoor ongeveer 38 miljoen lager uit dan aanvankelijk geraamd.

  • In juli 2011 hebben de regeringsleiders van de Eurozone besloten tot een tweede steunpakket voor Griekenland. Onderdeel daarvan is de retroactieve verlaging van de renteopslag op de bilaterale leningen onder de Greek Loan Facility (GLF) van 300 (of 200 in de eerste 3 jaar) naar 150 basispunten. De verwerking van deze beslissing is in 2012 verrekend met de rente die Griekenland betaalt aan de lidstaten. In de begroting voor 2012 was voor de jaren 2012 en verder nog gerekend met een renteopslag van 200 basispunten in de eerste 3 jaar en 300 basispunten voor latere jaren. De retroactieve correctie in 2012 voor de renteontvangsten van 2011 en de lagere renteopslag in 2012 resulteren in een verschil van ongeveer 46 miljoen euro in 2012 tussen geraamde en gerealiseerde rente-inkomsten.

  • De rente die gehanteerd wordt voor de GLF is de korte rente (3 maand EURIBOR). De euribor rentes van 2012 zijn lager dan geraamd ten tijde van de publicatie van de begroting 2012 (september 2011). Door de lagere EURIBOR rente zijn de renteontvangsten op de GLF ongeveer 46 miljoen euro lager dan geraamd in de begroting van 2012.

  • Ook zijn in 2011 voor een lager bedrag leningen verstrekt aan Griekenland dan geraamd in de Miljoenennota van 2012. Nederland heeft in totaal 3,2 miljard euro aan leningen verstrekt aan Griekenland t/m eind 2011, terwijl in de Miljoenennota voor 2012 nog 3,4 miljard euro werd geraamd voor 2010 en 2011 samen. Doordat er minder leningen zijn verstrekt heeft dit gevolgen voor de renteontvangsten, die dan lager uitvallen. Dit effect is ongeveer 3 miljoen euro.

Vraag 22

Kan de zogeheten Seno-Gom portefeuille (onderdeel EKV) die wordt afbeheerd en de samenhangende vrijval uit de reserve nader worden toegelicht?

Hoe verhoudt deze zich tot voorgaande jaren?

Antwoord

De SENO-GOM portefeuille betreft een portefeuille aan verzekeringen afgesloten onder de SENO en GOM regelingen van het ministerie van EL&I. Beide regelingen dekten betalingsrisico’s op opkomende markten die destijds niet in verzekering konden worden genomen binnen de EKV-faciliteit van het ministerie van Financiën. De SENO en GOM regelingen zijn beëindigd in verband met het aangepaste dekkingsbeleid van de reguliere EKV-faciliteit. De laatste verzekering loopt eind 2022 af, maar het merendeel van de verzekeringen in de portefeuille zal eerder verlopen. De SENO-GOM portefeuille inclusief de bijbehorende met verzekeringspremie gevulde reserve zijn per 1 januari 2009 overgegaan naar het ministerie van Financiën. In voorgaande jaren was de reserve kleiner dan het nog uitstaande betalingsrisico van de SENO-GOM portefeuille. Vanwege de aflopende portefeuille was in 2012 de reserve groter dan het nog uitstaande betalingsrisico en is op basis van het risicoprofiel van de portefeuille een afbouw van de reserve vastgesteld. Omdat de reserve nog niet eerder was afgebouwd, is de vrijval van de reserve in 2012 niet alleen het gevolg van het natuurlijk verloop van de portefeuille van 2012 maar ook van de voorliggende periode.

Vraag 23

De inkomsten uit pacht, erfpacht /opstalrechten zijn hoger uitgevallen door o.a. een pachtprijsverhoging en de realisatie van een aantal windturbineparken op Staatseigendom (+ € 8,1 mln.). Kan een overzicht worden gegeven waar die 8,1 miljoen zijn gerealiseerd? Zijn bij het RVOB ook de inkomsten uit pacht/erfpacht/vervreemdingen van Staatsbosbeheer verantwoord c.q. opgenomen? Zo nee, waar worden die dan verantwoord?

Antwoord

De meeropbrengsten zijn grotendeels in de Flevopolders gerealiseerd alwaar zich de meeste pachtgronden in Staatseigendom bevinden.

Het RVOB verzorgt geen ingebruikgevingen voor Staatsbosbeheer.

Staatsbosbeheer is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) en legt verantwoording af aan het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Vraag 24

Welk deel van de lagere verkoopopbrengsten bij het RVOB wordt later alsnog gerealiseerd?

Antwoord

Het begrotingskader van de agrarische verkopen was niet (meer) realistisch en hield onvoldoende rekening met de agrarische verkoopstop.

Inzake de niet agrarische verkopen kan worden gesteld dat de lagere opbrengst ad € 7,5 mln. in 2013 wordt gerealiseerd.

Vraag 25

Waarom was er geen budget geraamd voor externen bij de begroting van 2012?

Welk deel van de 5,9 miljoen hogere uitgaven aan eigen personeel valt toe te rekenen aan de vorming van de Auditdienst Rijk?

Antwoord

Er was geen apart budget geraamd voor externen bij de ontwerpbegroting van 2012 omdat in het verleden externen onderdeel uitmaakten van het totale budget materiële uitgaven. «Verantwoord Begroten» heeft ertoe geleid dat externen apart zichtbaar moesten worden in de ramingen. Het jaar 2012 was het eerste jaar waarbij dit het geval was. Omdat de inhuur van externen nogal fluctueert, is er voor gekozen om de raming uit te stellen tot de suppletoire begroting. In de suppletoire begrotingen 2012 is wel apart geraamd.

De 5,9 miljoen hogere uitgaven aan eigen personeel zijn een saldo van mee- en tegenvallers ten opzichte van de ontwerpbegroting 2012. Per saldo vallen de hogere uitgaven aan eigen personeel volledig toe te rekenen aan de vorming van de Auditdienst Rijk.

Vraag 26

Met betrekking tot de verwerving van de Nederlandse onderdelen van Fortis en ABN AMRO door de Staat, is door een aantal (voormalige) aandeelhouders gerechtelijke procedures opgestart. Wat is de planning van deze procedures?

Wanneer is er duidelijkheid? Wat is de omvang van de claims?

Dezelfde vragen voor de claims SNS Reaal.

Antwoord

Er lopen op dit moment nog gerechtelijke juridische procedures naar aanleiding van de aankoop van de Nederlandse onderdelen van Fortis en ABN AMRO door de Staat. In Nederland is sprake van door de (voormalige) aandeelhouders aangespannen hoger beroep tegen een eerdere, voor de Staat positieve, uitspraak van de rechtbank. Deze procedure zal naar verwachting eind dit jaar of begin volgend jaar tot een uitspraak in hoger beroep leiden. In theorie is na een uitspraak in hoger beroep nog beroep mogelijk bij de Hoge Raad (cassatie). In België is voorts sprake van een juridische procedure die inmiddels is beëindigd met een positieve uitspraak voor de Staat. Desalniettemin is in België ook in theorie nog cassatieberoep mogelijk. Er wordt in beide procedures geen concreet becijferde schadevergoeding gevorderd; een inschatting daarvan is dan ook zeer lastig te maken.

Op 1 februari 2013 heeft de staat, met het oog op de financiële stabiliteit, noodgedwongen SNS REAAL moeten nationaliseren. Op grond van de Interventiewet zijn hierbij de aandelen uitgegeven door SNS REAAL, de achtergestelde schulden uitgegeven door SNS REAAL en SNS Bank, en potentiële toekomstige vorderingen van onteigenden op SNS REAAL of SNS Bank onteigend. De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft 25 februari 2013 bepaald dat de staat de aandelen en de schulden mocht onteigenen, maar de potentiële toekomstige vorderingen niet. Door deze uitspraak is de onteigening van de aandelen en schulden onherroepelijk geworden. Op 4 maart is alle onteigenden een aanbod tot schadeloosstelling van € 0,- gedaan omdat SNS REAAL zonder ingrijpen van de staat failliet zou zijn gegaan en de onteigenden in dat geval ook niets zouden hebben gekregen. Op dezelfde dag is de Ondernemingskamer verzocht de schadeloosstelling overeenkomstig het door de staat gedane aanbod vast te stellen. De Ondernemingskamer heeft met het oog op de vaststelling van de schadeloosstelling op 22 en 23 april 2013 een hoorzitting gehouden. Momenteel is nog niet bekend wanneer de Ondernemingskamer uitspraak zal doen.

Vraag 27

Belastingvorderingen: hoe ziet het invorderingsbeleid er uit?

Wanneer worden vorderingen afgeschreven? Om hoeveel % gaat het qua afschrijvingen? Kan er een ouderdomsoverzicht van de belastingvorderingen worden gegeven? Zo nee, waarom niet?

Waarom zijn de toeslagenvorderingen extra-comptabele vorderingen?

Waarom zijn de vorderingen toeslag kinderopvang nog zo hoog in het jaar voor het verslagjaar 2012?

Antwoord

Belastingschuldigen die niet in staat zijn anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag te betalen, kunnen op grond van de wet desgevraagd in aanmerking komen voor kwijtschelding. De voorwaarden waaronder dat gebeurt, zijn neergelegd in hoofdstuk II van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. In 2012 is voor een totaalbedrag ad € 122 mln. kwijtschelding verleend.

Daarnaast doet zich de situatie voor dat aanslagen in de praktijk niet inbaar blijken. Wanneer na onderzoek komt vast te staan dat ondanks het treffen van invorderingsmaatregelen redelijkerwijs geen betaling kan worden verwacht, worden aanslagen afgeschreven. Anders dan in het geval van kwijtschelding, blijft het mogelijk belastingschuldigen aan te spreken op de belastingschuld zolang die althans nog niet is verjaard. Belastingteruggaven worden met de schuld verrekend. In 2012 zijn belastingaanslagen tot een totaalbedrag van € 1,8 mld. afgeschreven, dit is minder dan 1% van het totale geïnde bedrag. Een groot deel hiervan heeft betrekking op faillissementszaken en situaties waarin verhaal niet mogelijk is omdat de belastingschuldige onvindbaar is (adres onbekend of vertrokken naar het buitenland).

Het ouderdomsoverzicht van de belastingvorderingen is opgenomen in de grafiek bovenaan pagina 102 van het Jaarverslag IXB.

In de Rijksbegrotingsvoorschriften worden als extracomptabele vorderingen aangemerkt de «vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting». In dit geval is sprake van terugvorderingen van te hoog uitgekeerde toeslagen.

De tabel op pagina 107 van het Jaarverslag IXB heeft niet betrekking op de ouderdom van de toeslagvorderingen, maar op de toeslagvoorschotten.

Naar boven