33 576 Natuurbeleid

33 348 Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

E1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 mei 2017

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 31 maart 20173, in reactie op de brief van 20 februari 2017 over de driejaarlijkse evaluatie van het Natuurpact uit 2013 door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Naar aanleiding van deze brief zijn op 21 april 2017 nog nadere vragen gesteld aan de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft op 24 mei 2017 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Minister van Economische Zaken

Den Haag, 21 april 2017

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken (EZ) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 31 maart 20174, in reactie op de brief van 20 februari 2017 over de driejaarlijkse evaluatie van het Natuurpact uit 2013 door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Naar aanleiding van uw brief hebben de leden van de commissie toezegging T02193 als voldaan aangemerkt en hebben enkele leden nog nadere vragen.

De leden van de PvdA-fractie danken u voor de beantwoording van de vragen naar aanleiding van de evaluatie Natuurpact door het PBL5. Zij hebben nog enkele vragen inzake het doelbereik Natura 2000 en de verantwoordelijkheid van het Rijk voor internationale verdragsverplichtingen.

De leden van de GroenLinks-fractie danken u voor de beantwoording van de gestelde vragen. Zij hebben nog een aantal nadere vragen.

PvdA

De leden van de PvdA-fractie constateren dat u in uw brief schrijft dat u in overleg treedt met de provincies over het tekortschietend doelbereik in de realisatie van Natura 2000 en de Vogel- en Habitatrichtlijn. Onder verwijzing naar de analyse van het PBL zegt u: «De provincies nemen hiervoor het initiatief»6. Tevens schrijft u7: «(...) dat de internationaal afgesproken doelen in het kader van de VHR-richtlijnen verplichtingen zijn die Nederland dient na te komen». Ligt het niet voor de hand, zo vragen deze leden, dat u zelf het initiatief neemt, gelet op uw systeemverantwoordelijkheid? Zo ja bent u voornemens hier zelf regie op te voeren qua voortgang en oplossing van de gebleken knelpunten?

Deze leden merken eveneens op dat u aangeeft8 dat er internationaal geen einddatum is vastgelegd voor de verplichtingen inzake de Vogel en Habitatrichtlijn. De goede milieu- en watercondities die voorwaardelijk zijn aan het scheppen van de juiste leefomstandigheden voor de bedoelde biodiversiteit zijn, onder andere, wel gebonden aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water, die Nederland tot 2027 ruimte biedt om hieraan te voldoen. Dit is ook het referentiekader waaraan het PBL vasthoudt. Bent u het eens met deze constatering, vragen de leden van de PvdA-fractie? Zo niet, wat is uw opvatting ten aanzien van de bereikte doelrealisatie (qua omvang en qua milieu- en watercondities) van het Natuurnetwerk Nederland in 2028?

GroenLinks

Op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie waarom u op geen enkele wijze inhoudelijk ingaat op de evaluatie en de kritische kanttekeningen van het PBL antwoordt u9 dat u eerst met de provincies tot een gezamenlijk plan wil komen voor de uitvoering van de aanbevelingen van het PBL. Het initiatief voor een gesprek hierover ligt bij de provincies, zo stelt u. Dit antwoord verbaast deze leden opnieuw. Het Rijk draagt immers de verantwoordelijkheid om de internationale verplichtingen van de Vogel- en Habitat richtlijn na te komen. Deze leden constateren dat met het huidige beleid deze plannen niet worden gerealiseerd. Immers, huidige plannen en beleid leiden tot een doelbereik van maximaal 65% in 2027, zodoende ontbreekt nog 35%. Deze leden zijn blij dat u bevestigt dat Nederland de internationale verplichtingen in het kader van de VHR-richtlijnen dient na te komen, maar vervolgens missen zij actie van u op dit punt. Om het volledige doel waar Nederland aan moet voldoen te realiseren, zijn extra beleid en financiële middelen nodig. Het PBL geeft aan dat de 35% die nog mist vooral buiten het Natuurnetwerk zal moeten worden gerealiseerd. Eveneens zal daarvoor de landbouw moeten verduurzamen, en het GLB moeten vergroenen. Bent u het met deze leden eens dat verduurzaming van de landbouw in eerste instantie rijksbeleid betreft? Welke extra maatregelen voorziet u nog op dit punt? Bent u het met deze leden eens dat er extra financiële middelen nodig zijn om investeringen buiten het Natuurnetwerk en in verduurzaming van de landbouw mogelijk te maken? Welke voorstellen doet u hiertoe?

In uw brief schrijft u10 dat «we op de goede weg zijn». Deze leden kunnen dit niet rijmen met de kritische evaluatie van het PBL, waarin diverse zorgen worden geuit en belemmeringen benoemd voor het realiseren van het Natuurnetwerk, en het via het Natuurpact beoogde doelbereik van 65% in 2027. Belemmeringen zoals het niet meewerken van grondeigenaren en tekortkomingen in «agrarische zelfrealisatie» omdat het moeilijk is de fysieke ingrepen ecologisch goed uit te voeren. Ziet u een rol voor uzelf weggelegd om bij te dragen aan het oplossen van deze problemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol wilt u op u nemen?

Deze leden merken op dat u de conclusie over het tekort in het versterken van de maatschappelijke betrokkenheid onderschrijft, maar geen maatregelen toezegt11. U verwijst naar het gesprek dat er gaat komen met de provincies en het plan van aanpak. Bent u het eens met deze leden dat versterking van deze maatschappelijke betrokkenheid om extra investering vraagt? Bent u bereid hiervoor financiële middelen te zoeken?

In uw brief van 31 maart 2017 verwijst u, voor een vraag naar maatregelen om de forse afname van weidevogels in Nederland tegen te gaan, naar een brief die u op 17 maart naar de Tweede Kamer stuurde12, als antwoord op de motie-Grashoff-Leenders.13 U erkent in deze brief aan de Tweede Kamer de urgentie en schrijft dat er snel extra maatregelen nodig zijn. Deze leden vragen wanneer u met extra maatregelen en geld voor het redden van de weidevogels komt.

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 19 mei 2017.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, A.M.V. Gerkens

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2017

Hierbij ontvangt u mijn antwoorden op de nadere vragen van uw vaste commissie voor Economische Zaken van 21 april 2017, naar aanleiding van mijn antwoordbrief van 31 maart 2017 aan uw Kamer over de evaluatie van het Natuurpact door het Planbureau van de Leefomgeving.

PvdA

De leden van de PvdA-fractie constateren dat u in uw brief schrijft dat u in overleg treedt met de provincies over het tekortschietend doelbereik in de realisatie van Natura 2000 en de Vogel- en Habitatrichtlijn. Onder verwijzing naar de analyse van het PBL zegt u: «De provincies nemen hiervoor het initiatief». Tevens schrijft u: «(...) dat de internationaal afgesproken doelen in het kader van de VHR-richtlijnen verplichtingen zijn die Nederland dient na te komen». Ligt het niet voor de hand, zo vragen deze leden, dat u zelf het initiatief neemt, gelet op uw systeemverantwoordelijkheid? Zo ja bent u voornemens hier zelf regie op te voeren qua voortgang en oplossing van de gebleken knelpunten?

Vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid voor het natuurbeleid heb ik met de provincies de afspraak gemaakt om gezamenlijk een uitwerking te maken van de aanbevelingen van het PBL. Aangezien het gaat over de uitvoering van het Natuurpact – waarin decentralisatieafspraken tussen Rijk en provincies zijn vastgelegd – ligt het voor de hand dat provincies het voortouw nemen voor het proces om te komen tot een gezamenlijk plan van aanpak. De taakverdeling tussen Rijk en provincies maakt onderdeel uit van het overleg dat ik thans met de provincies voer over de uitwerking van de aanbevelingen.

Deze leden merken eveneens op dat u aangeeft dat er internationaal geen einddatum is vastgelegd voor de verplichtingen inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn. De goede milieu- en water-condities die voorwaardelijk zijn aan het scheppen van de juiste leefomstandigheden voor de bedoelde biodiversiteit zijn, onder andere, wel gebonden aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water, die Nederland tot 2027 ruimte biedt om hieraan te voldoen. Dit is ook het referentiekader waaraan het PBL vasthoudt. Bent u het eens met deze constatering, vragen de leden van de PvdA-fractie? Zo niet, wat is uw opvatting ten aanzien van de bereikte doelrealisatie (qua omvang en qua milieu- en watercondities) van het Natuurnetwerk Nederland in 2028?

Het PBL is bij de ex ante evaluatie uitgegaan van het jaar 2027 omdat dit de tijdhorizon is voor de realisatie van de ambities van het Natuurpact. In deze periode willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Bij het sluiten van het Natuurpact is de periode tot en met 2027 ook gekozen omdat deze aansluit op de einddatum van de Kaderrichtlijn Water. Dit vergroot de mogelijkheden om maximale synergie te bereiken tussen natuur- en watermaatregelen.

GroenLinks

Op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie waarom u op geen enkele wijze inhoudelijk ingaat op de evaluatie en de kritische kanttekeningen van het PBL antwoordt u dat u eerst met de provincies tot een gezamenlijk plan wil komen voor de uitvoering van de aanbevelingen van het PBL. Het initiatief voor een gesprek hierover ligt bij de provincies, zo stelt u. Dit antwoord verbaast deze leden opnieuw. Het Rijk draagt immers de verantwoordelijkheid om de internationale verplichtingen van de Vogel- en Habitat richtlijn na te komen. Deze leden constateren dat met het huidige beleid deze plannen niet worden gerealiseerd. Immers, huidige plannen en beleid leiden tot een doelbereik van maximaal 65% in 2027, zodoende ontbreekt nog 35%. Deze leden zijn blij dat u bevestigt dat Nederland de internationale verplichtingen in het kader van de VHR-richtlijnen dient na te komen, maar vervolgens missen zij actie van u op dit punt. Om het volledige doel waar Nederland aan moet voldoen te realiseren, zijn extra beleid en financiële middelen nodig. Het PBL geeft aan dat de 35% die nog mist vooral buiten het Natuurnetwerk zal moeten worden gerealiseerd. Eveneens zal daarvoor de landbouw moeten verduurzamen, en het GLB moeten vergroenen. Bent u het met deze leden eens dat verduurzaming van de landbouw in eerste instantie rijksbeleid betreft? Welke extra maatregelen voorziet u nog op dit punt? Bent u het met deze leden eens dat er extra financiële middelen nodig zijn om investeringen buiten het Natuurnetwerk en in verduurzaming van de landbouw mogelijk te maken? Welke voorstellen doet u hiertoe?

Voor de verduurzaming van de landbouw is het rijksbeleid een belangrijke factor. Echter ook andere partijen hebben hier invloed op. Bijvoorbeeld de provincies hebben mogelijkheden om verduurzaming van de landbouw te stimuleren. Ik acht het daarom wenselijk hierin bij de uitwerking van de aanbevelingen van het PBL samen op te trekken.

In mijn brief van 31 maart jl. aan uw Kamer heb ik reeds aangegeven dat ik voor de zomer in een brief aan de Tweede Kamer zal aangeven welke scenario’s ik zie voor de verdere ontwikkeling van natuurinclusieve landbouw en welke consequenties dit heeft.

In uw brief schrijft u dat «we op de goede weg zijn». Deze leden kunnen dit niet rijmen met de kritische evaluatie van het PBL, waarin diverse zorgen worden geuit en belemmeringen benoemd voor het realiseren van het Natuurnetwerk, en het via het Natuurpact beoogde doelbereik van 65% in 2027. Belemmeringen zoals het niet meewerken van grondeigenaren en tekortkomingen in «agrarische zelfrealisatie» omdat het moeilijk is de fysieke ingrepen ecologisch goed uit te voeren. Ziet u een rol voor uzelf weggelegd om bij te dragen aan het oplossen van deze problemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol wilt u op u nemen?

Zoals ik in mijn brief van 31 maart jl. aan uw Kamer heb aangegeven, ben ik inderdaad van mening dat we op de goede weg zijn, omdat als gevolg van het huidige en voorgenomen natuur-, water- en stikstofbronbeleid de verwachting is dat de biodiversiteit gaat toenemen en daarmee sprake is van een trendbreuk. Dit laat onverlet dat er nog veel inspanningen uitgevoerd zullen moeten worden en belemmeringen weggenomen om de te verwachten 65% doelbereik (en meer) voor landnatuur te kunnen halen. Zoals ik in het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie heb aangegeven, ben ik daarover in gesprek met de provincies.

Deze leden merken op dat u de conclusie over het tekort in het versterken van de maatschappelijke betrokkenheid onderschrijft, maar geen maatregelen toezegt. U verwijst naar het gesprek dat er gaat komen met de provincies en het plan van aanpak. Bent u het eens met deze leden dat versterking van deze maatschappelijke betrokkenheid om extra investering vraagt? Bent u bereid hiervoor financiële middelen te zoeken?

Zoals ik in mijn brief van 31 maart jl. reeds aangaf, is de vermaatschappelijking van het natuurbeleid onder meer tot uiting gekomen via green deals en andere maatschappelijke initiatieven. Het PBL heeft geconstateerd dat de ambities op het vlak van maatschappelijke betrokkenheid niet zijn uitgewerkt in concrete doelen en beleidsstrategieën. Met de provincies ben ik in gesprek over de verdere vormgeving hiervan. Op de uitkomsten van dat gesprek kan ik niet vooruitlopen.

In uw brief van 31 maart 2017 verwijst u, voor een vraag naar maatregelen om de forse afname van weidevogels in Nederland tegen te gaan, naar een brief die u op 17 maart naar de Tweede Kamer stuurde, als antwoord op de motie-Grashoff-Leenders. U erkent in deze brief aan de Tweede Kamer de urgentie en schrijft dat er snel extra maatregelen nodig zijn. Deze leden vragen wanneer u met extra maatregelen en geld voor het redden van de weidevogels komt.

De uitvoering van de motie van Grashoff/Leenders over een nationaal plan van aanpak voor weidevogels is onlangs door de Tweede Kamer controversieel verklaard (34 707, nr. 1). Op 2 november 2016 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik binnen de mogelijkheden van de begroting inzet op verbetering van het weidevogelbeheer (33 576, nr. 92). Aanvullend hierop heb ik u op 17 maart 2017, ter uitvoering van de motie Grashoff-Leenders (33 450 XIII, nr. 98), een aantal scenario’s gezonden. In elk scenario heb ik concrete doelen voor weidevogels geformuleerd en aangegeven welke extra maatregelen en financiering noodzakelijk zijn om deze doelen te realiseren. Het is aan het nieuwe kabinet om te besluiten over extra inzet ten behoeve van de weidevogels.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Letter E heeft alleen betrekking op 33 576.

X Noot
2

Samenstelling:

Nagel (50PLUS) Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU),Schaap (VVD), Flierman (CDA), Barth (PvdA), Ester (CU), Postema (PvdA), Vos (GL), Kok (PVV) (vice-voorzitter), P. van Dijk (PVV), Gerkens (SP) (voorzitter), Van Beek (PVV), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Overbeek (SP).

X Noot
3

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 33 576 / 33 348, D.

X Noot
4

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 33 576 / 33 348, D.

X Noot
5

«Lerende evaluatie van het Natuurpact. Naar nieuwe verbindingen tussen natuur, beleid en samenleving», Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), 2017, PBL-publicatienummer: 1769.

X Noot
6

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 33 576 / 33 348, D, pagina 8.

X Noot
7

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 33 576 / 33 348, D, pagina 15.

X Noot
8

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 33 576 / 33 348, D, pagina 15.

X Noot
9

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 33 576 / 33 348, D, pagina 14.

X Noot
10

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 33 576 / 33 348, D, pagina 8.

X Noot
11

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 33 576 / 33 348, D, pagina 14.

X Noot
12

Kamerstukken II, 2016–2017, 33 576, nr. 97.

X Noot
13

Kamerstukken II, 2016–2017, 34 550 XIII, nr. 98.

Naar boven