33 576 Natuurbeleid

Nr. 61 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2016

Mensen zijn betrokken bij natuur. Ik beschouw dat als een goede zaak, voor de natuur, de mensen en de economie. Zie de groeninitiatieven in dorpen en steden. Om het leven in en rond de bebouwde kom aangenamer en duurzamer te maken steken bewoners tijd en geld in het vergroenen van hun buurt. Ze doen dit bijvoorbeeld door tegels te verruilen voor beplanting, door buurtmoestuinen op te zetten, door actief te zijn in het natuurbeheer, en zelfs door gezamenlijk grond te kopen en daar natuurgebied van te maken. Zie ook de beweging die gaande is in het bedrijfsleven, waar een groeiend besef is van de eigen rol die zij heeft in een duurzamer gebruik van de leefomgeving en natuurlijke hulpbronnen.

De maatschappelijke betrokkenheid bij natuur in de breedte is een belangrijke «onderlegger» voor de rijksnatuurvisie Natuurlijk verder waarin het kabinet zijn kijk heeft gegeven op de toekomst van het natuurbeleid (Kamerstuk 33 576, nr. 14). Een kernpunt is dat het kabinet samen met andere overheden blijft investeren in maatregelen die natuur beschermen tegen ongewenste maatschappelijke invloeden, maar het daar niet bij willen laten. Het is het kabinet er veel aan gelegen ook een duurzamer benutting van natuur door de samenleving te bevorderen.

Natuur midden in de samenleving

Een deel van de kabinetsinzet vindt plaats in het kader van de maatschappelijke uitvoeringsagenda natuurvisies die provincies en Rijk gezamenlijk ter hand hebben genomen, ook op basis van de provinciale natuurvisies. In deze uitvoeringsagenda staat de betrokken samenleving centraal. Met deze brief informeer ik u, conform de toezegging in de rijksnatuurvisie en in de brief van 2 februari 2015 (Kamerstuk 33 576, nr. 41), over de voortgang van de uitvoeringsagenda en van de overige acties om natuur midden in de samenleving te krijgen. Net als bij andere beleidsdomeinen waar de overheid meer wil openstaan voor burgers en bedrijven die zich inzetten voor de publieke zaak – denk aan wonen, energie, milieu, zorg – geldt ook voor natuur dat deze omslag tijd en geduld vergt, en we daarbij proefondervindelijk komen tot een effectieve overheidsrol1.

Maatschappelijke uitvoeringsagenda

Rijk en provincies werken gezamenlijk aan realisatie van de maatschappelijke uitvoeringsagenda. Deze agenda richt zich op initiatieven uit de samenleving voor vernieuwende vormen van natuurcombinaties – combinaties tussen maatschappelijke en economische activiteiten en natuur. Denk aan combinaties van natuur met waterbeheer en klimaatadaptatie, landbouw en voedselvoorziening, bouwen, drinkwatervoorziening, mobiliteit, energie, recreatie en cultuur. Een concreet voorbeeld is «Infranatuur», het initiatief van een groep private en publieke partijen om rond infrastructuren (weg, spoor, water, energie) meer natuur te realiseren. Het gaat bij uitstek om initiatieven die gedragen worden door vertegenwoordigers van de te combineren belangen. In de betrokkenheid van Rijk en provincies ligt de nadruk op ondersteunen, stimuleren, samenwerken, en leren van ervaringen, waarbij het initiatief de verantwoordelijkheid blijft van de initiatiefnemers. De maatschappelijke uitvoeringsagenda richt zich geheel op deze rol. De uitvoeringsagenda is succesvol als hij merkbaar bijdraagt aan de verdere verbreding, versnelling en verdieping van natuurcombinaties, en zo aan duurzame benutting en beleving van natuur en biodiversiteit via welbegrepen eigenbelang van burgers en bedrijven.

In februari 2015 heeft mijn ambtsvoorganger samen met gedeputeerden de agenda met tien initiatieven gepresenteerd tijdens de natuurtop van de provincies. De initiatieven op de agenda zijn divers, maar hebben drie kenmerken gemeenschappelijk: (1) ze komen voort uit een samenwerkingsverband van uiteenlopende partners, (2) ze bevatten een nieuwe, krachtige natuurcombinatie en (3) ze zijn navolgbaar en een aansprekend voorbeeld voor anderen in het land. Een plek op de agenda betekent voor initiatiefnemers: meer zichtbaarheid, een steun in de rug en de mogelijkheid voor anderen om van het initiatief te leren. De steun in de rug kan bijvoorbeeld zijn: kennis ontwikkelen, drempels wegnemen of netwerken vormen of openen. De ondersteuning is vooral gericht op initiatieven die in een fase van (door-)ontwikkeling verkeren en is tijdelijk van aard. Het initiatief blijft bij en ván de initiatiefnemer. Bijlage 1 bevat een nadere beschrijving van de tien initiatieven2.

De initiatieven van deze eerste agenda laten zien dat er zowel binnen als buiten de kaders van het gebiedsgerichte natuurbeleid – het Natuurnetwerk Nederland – geïnvesteerd wordt in versterking van de natuur; geïnvesteerd met tijd, geld en kennis. Elke dag opnieuw blijkt dat deze initiatieven het topje van een ijsberg vormen. De tien zijn daarmee een bemoedigende indicator voor het belang dat mensen en bedrijven stellen in een sterke natuur, en voor de verantwoordelijkheid die zij daar zelf voor nemen. Ze zijn ook bemoedigend vanuit het perspectief van natuurbeleid omdat ze laten zien dat het brede publieke belang van natuur niet alleen door overheden en niet alleen via specifieke natuurinterventies gediend hoeft te worden. Het biedt ook informatie over de rol die overheden kunnen spelen om maatschappelijke initiatieven te stimuleren.

Op basis van de ervaringen van het eerste jaar, gevoegd bij de groeiende kennis over dit onderwerp uit andere domeinen, kunnen provincies en Rijk een aantal lessen trekken3.

Een van de lessen is dat overheden vroeg of laat invloed hebben op het succes en de doorwerking van maatschappelijke initiatieven. Het gaat om vernieuwingen in de omgang met de publieke belangen rond natuur, waar overheden onvermijdelijk een rol in hebben. Dit is een signaal dat alle initiatiefnemers van de eerste agenda meegeven, en een van hun motieven om zich aan deze agenda te verbinden.

Een tweede les is dat het helpt als overheden kunnen voorkomen dat zij initiatieven onnodig in de weg lopen. Goede initiatieven, die zichtbaar bijdragen aan maatschappelijke doelen, worden soms onbedoeld tegengewerkt door de overheid. Overheden kunnen vaak veel bijdragen door experimenteer- en ontwikkelruimte te bieden, door samenwerking tussen nieuwe, soms ongebruikelijke partners te stimuleren, en uiteraard door belemmeringen weg te nemen.

Een derde les is dat de scheidslijn tussen een initiatief steunen en een initiatief overnemen dun kan zijn, vooral wanneer de betrokken overheid – met goede bedoelingen – verbreding of «opschaling» van een initiatief nastreeft. Dit alles vergt een alerte en zelfkritische houding van overheden en een goed begrip van wat initiatiefnemers drijft en wat zij teweeg kunnen brengen. Bij de inzet door provincies en Rijk is daarom veel aandacht voor reflecteren en leren, ook binnen de eigen organisaties. De provincie kan als middenbestuur bij uitstek naast een kaderstellende, een stimulerende en faciliterende rol vervullen in gebiedsprocessen. In de regio liggen kansen om in samenwerking met initiatiefnemers, bewoners en andere partijen natuurdoelen, maatschappelijke en economische doelen middels een gebiedsgerichte aanpak met elkaar te koppelen. Bij de provincies ervaar ik enthousiasme om deze rol verder uit te bouwen en te leren van ervaringen in de eigen provincie, maar ook van ervaringen in andere provincies.

De komende tijd zal de uitvoeringsagenda, in reactie op nieuwe maatschappelijke initiatieven, regelmatig worden aangepast. Dit zal gebeuren onder een nieuwe werknaam: Tweede natuur. Deze werknaam drukt uit dat het uiteindelijke doel van de uitvoeringsagenda is om de betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor de natuur een vanzelfsprekend onderdeel te laten zijn van ons maatschappelijk en economisch handelen. De bescherming en versterking van natuur is dan een breed gedragen, onbetwist belang.

Overige acties

Naast de inzet in het kader van de maatschappelijke uitvoeringsagenda worden door mij, in samenwerking met andere partijen, ook vele andere acties ontplooid om natuur midden in de samenleving te brengen. Voor het merendeel van de acties geldt dat zij in 2015 tot (tussen-)resultaten hebben geleid. Bijlage 2 geeft deze resultaten weer4.

Tot slot

Met deze voortgangsrapportage heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van activiteiten om natuur meer midden in de samenleving te brengen. Ik zal uw Kamer minimaal een keer per jaar informeren over de volle breedte van ontwikkelingen in het Nederlandse natuurbeleid. De voortgang op het terrein van deze brief – natuur midden in de samenleving – zal hier onderdeel van uitmaken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Van der Steen, M., M. Hajer, J. Scherpenisse, O.J. van Gerven & S. Kruitwagen (2014). Leren door doen: overheidsparticipatie in een energieke samenleving.Den Haag: NSOB.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Van der Steen, M., J. Scherpenisse, I. de Jong, F.G. Boonstra en R. Arnouts (2016). De volgende stap – Sturen met maatschappelijke energie in het natuurdomein. Den Haag/ Wageningen: NSOB/Alterra

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven