33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)

Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2016

Naar aanleiding van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel windenergie op zee (Handelingen II 2014/15, nr. 67, item 10) heeft de Tweede Kamer op 26 maart 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 68, item 22) de motie Van Veldhoven-Mulder aangenomen, waarmee de regering is verzocht om voor de bouw van windmolens op zee binnen de 12-mijlszone nader te onderzoeken in welke gebieden de risico’s dat de maatschappelijke nadelen de kostenvoordelen te niet zullen doen het grootst zijn en wat de effecten op de werkgelegenheid en economie van de kustgemeenten zullen zijn (Kamerstuk 34 058, nr. 30). Voor de uitvoering van deze motie heb ik onderzoeksbureau Decisio, dat in 2014 ook de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) voor het bouwen van windmolens binnen de 12-mijlszone heeft onderzocht (Kamerstuk 33 561, nr. 11), opdracht gegeven om deze MKBA verder uit te werken en te verfijnen ter beantwoording van de vragen uit de motie. Hierbij stuur ik de Eerste en Tweede Kamer het eindrapport «Regionale effecten windmolenparken op zee»1. Daarmee geef ik invulling aan de motie, aan mijn toezegging aan de Eerste Kamer bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel windenergie op zee van 16 juni 2015 en aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken in de Tweede Kamer om het onderzoeksrapport uiterlijk 12 februari naar de Kamer te sturen (commissieverzoek ingezonden 9 februari jl.

Uitkomsten onderzoek Decisio

Voortbouwend op de MKBA van maart 2014 heeft Decisio een uitgebreidere analyse gedaan van de welvaarts- en werkgelegenheidseffecten van de realisatie van windparken binnen de strook van 10 tot 12 mijl uit de kust op het toerisme in de kuststreek. Daarbij merkt Decisio op dat de inschattingen van deze effecten met tal van onzekerheden zijn omgeven. Zo is vooral de invloed van windmolens op het gedrag van toeristen en recreanten niet nauwkeurig te voorspellen. Onderzoek naar feitelijk gemeten gedrag laat geen significante effecten op het toerisme en recreatie zien, maar is schaars. Daarom bevat het rapport op een aantal onderdelen bandbreedtes van cijfers in plaats van puntschattingen.

In het rapport is een aantal alternatieven met elkaar vergeleken:

  • 1. Voorkeursalternatief 1 uit de routekaart windenergie op zee: plaatsing van 2.100 MW windenergie op zee vanaf 10 mijl uit de kust in Noord- en Zuid-Holland (Kamerstuk 33 561, nr. 11);

  • 2. Alternatief 2: plaatsing vanaf 12 mijl uit de kust door het plaatsen van 700 MW in reeds aangewezen gebied voor de Zuid-Hollandse kust (vanaf de 12-mijlslijn), 700 MW in het gebied Zuid-Holland-West (buiten de 12-mijlszone) en 700 MW in het windenergiegebied IJmuiden-Ver;

  • 3. Alternatief 3: plaatsing alleen op grote afstand door het plaatsen van de volledige 2.100 MW in het windenergiegebied IJmuiden-Ver.

Zoals hierboven aangegeven zijn de gedrags- en belevingseffecten van windmolens op zee onzeker. Het weinige empirisch onderzoek dat is gedaan naar effecten op toerisme laat geen significante negatieve effecten zien. Dat wordt bevestigd door bijvoorbeeld de praktijk in de gemeente Egmond, waar geen sprake is van een negatief effect op het toerisme van het windpark dat op 6 zeemijl uit de kust voor de gemeente staat. Vanwege de onzekerheden heeft Decisio bandbreedtes aangehouden. Decisio schat het werkgelegenheidsverlies ten gevolge van gedragseffecten (toeristen en recreanten die niet meer naar de kust komen vanwege de windmolens) op 0 – 1.250 fte’s. Daar staat tegenover dat de bouw en exploitatie van de windparken kansen biedt voor de werkgelegenheid in Nederland, ook in de kuststreek. Het gaat daarbij om 475 fte’s permanente en ca. 1.600 fte’s tijdelijke arbeidsplaatsen. Voor de lange termijn worden per saldo geen werkgelegenheidseffecten voorzien als gevolg van aanpassingsprocessen op de arbeidsmarkt. Decisio concludeert dat de mogelijke negatieve effecten van de bouw van windparken op zee voor de Noord- en Zuid-Hollandse kust op het toerisme en de recreatie en de daaruit volgende negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in deze sector naar alle waarschijnlijkheid beperkt en tijdelijk zullen zijn.

Decisio heeft vervolgens de kosten en baten van de drie alternatieven gekwantificeerd en met elkaar vergeleken. Alternatief 2 (700 MW in reeds aangewezen gebied voor de Zuid-Hollandse kust vanaf de 12-mijlslijn, 700 MW in het gebied Zuid-Holland-West buiten de 12-mijlszone en 700 MW in IJmuiden-Ver) levert volgens Decisio een nadeel in de business case op van 693 miljoen euro ten opzichte van alternatief 1 (voorkeursalternatief uit de routekaart wind op zee). Daar staat een voordeel van 69 – 206 miljoen euro tegenover als gevolg van minder negatieve belevingseffecten. Alternatief 3 (2.100 MW in IJmuiden-Ver) levert volgens Decisio een nadeel in de business case op van bijna 1,3 miljard euro ten opzichte van alternatief 1. Daar staat een voordeel van 95 – 285 miljoen euro tegenover als gevolg van minder negatieve belevingseffecten. Zoals gebruikelijk bij maatschappelijke kosten-batenanalyses zijn deze effecten uitgedrukt in contante waardes over de exploitatieperiode. Het budgettaire nadeel voor de overheid als gevolg van hogere subsidies bedraagt 1,5 miljard euro in alternatief 2 en 3 miljard euro in alternatief 3.

Uit het rapport wordt duidelijk dat ook indien men van pessimistische veronderstellingen zou uitgaan ten aanzien van de belevingseffecten van de windparken er sprake is van een robuust maatschappelijk voordeel bij de realisatie van windenergie binnen de strook van 10 tot 12 mijl uit de kust ten opzichte van verder uit de kust gelegen gebieden. De kostenbesparing is immers een veelvoud van het mogelijke maatschappelijke nadeel in de sfeer van zichtbeleving. De uitkomsten van het onderzoek bevestigen dan ook de conclusie uit de eerdere MKBA.

Overleg met de regio

Een concept van het rapport is op 29 oktober 2015 besproken met de bestuurders van de kustgemeenten en de provincies Noord- en Zuid-Holland. Naar aanleiding van de inbreng van de kustoverheden is extra onderzoek gedaan naar het economische belang van toerisme voor de regio op basis van mobiele telefoondata. Dat heeft niet tot afwijkende inzichten geleid. In het eindrapport is tevens waar mogelijk rekening gehouden met opmerkingen of vragen van bestuurders naar aanleiding van het conceptrapport.

Op 4 februari jl. heb ik overleg gevoerd met bestuurders van de 14 betrokken kustgemeenten en de provincies Noord- en Zuid-Holland over de definitieve onderzoeksresultaten van Decisio. Ik heb daarbij aangegeven dat het rapport mij heeft gesterkt in mijn overtuiging dat het benutten van de 10–12 mijlszone voor de bouw van windparken op zee verantwoord is. De uitkomsten van het rapport zal ik betrekken bij de besluitvorming van het kabinet over de ontwerp-Rijksstructuurvisie Aanvulling Hollandse Kust, die dit voorjaar plaatsvindt. De ontwerpstructuurvisie zal vervolgens aan beide Kamers worden gezonden en worden gepubliceerd zodat burgers zienswijzen kunnen indienen. Rekening houdend met de zienswijzen stelt het kabinet rond de zomer van 2016 de definitieve Rijksstructuurvisie Aanvulling Hollandse Kust vast.

Een aantal regiobestuurders was enthousiast over het voornemen van het kabinet en riep op om meer windmolens op zee te plaatsen. Een aantal bestuurders van de gemeenten met veel inkomsten uit toerisme vond dat Decisio nieuw belevingsonderzoek had moeten doen. Ook gaven zij aan onduidelijk te vinden wat precies de meerkosten zijn van plaatsing van windmolens in IJmuiden-Ver. Over dit laatste punt is afgesproken dat de informatie-uitwisseling tussen Rijk en regio over de kosten zal worden verbeterd. Hierover vindt op 16 februari a.s. een ambtelijke bijeenkomst tussen mijn medewerkers en medewerkers van de kustoverheden plaats. Wat betreft het belevingsonderzoek merk ik op dat het rapport van Decisio met een wetenschappelijk verantwoorde aanpak en onder begeleiding van ter zake deskundigen tot stand is gekomen. Ik ben mij er echter van bewust dat bepaalde uitkomsten uit het rapport sommige gemeenten verontrusten. Ik zal daarom een extra belevingsonderzoek laten uitvoeren teneinde de onderzoeksresultaten van Decisio op dit punt te verifiëren.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven