33 542 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie

O VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 april 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid1 hebben in hun vergadering van 14 juni 2022 gesproken over de reactie2 van de Minister van Justitie en Veiligheid op de halfjaarlijkse stand van zaken ten aanzien van de toezeggingen die door de Minister of de ambtsvoorganger van de Minister aan de Eerste Kamer zijn gedaan. Met betrekking tot de toezegging Het bij de evaluatie betrekken van de rol van de korpschef bij het vaststellen van het cameraplan (T02482) wenste de commissie de Minister de volgende verduidelijking te geven op welk vlak de informatie nog niet toereikend is om de toezegging als voldaan aan te merken.

Naar aanleiding hiervan is op 28 juni 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

De Minister heeft op 15 juli 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk is.

De Minister heeft op 3 april 2023 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie van Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie van Veiligheid

Den Haag, 28 juni 2022

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben in hun vergadering van 14 juni 2022 gesproken over uw reactie3 op de halfjaarlijkse stand van zaken ten aanzien van de toezeggingen die door u of uw ambtsvoorganger aan de Eerste Kamer zijn gedaan. Met betrekking tot de toezegging Het bij de evaluatie betrekken van de rol van de korpschef bij het vaststellen van het cameraplan (T02482) wenst de commissie u de volgende verduidelijking te geven op welk vlak de informatie nog niet toereikend is om de toezegging als voldaan aan te merken.

De commissie acht de toezegging als niet voldaan. De commissie zou graag een analyse ontvangen over de rol van het OM bij het vaststellen van het cameraplan en hoe deze rol eventueel uitgebreid kan worden in het licht van de rol van de korpschef.

De commissie verwacht daarnaast een analyse of er voldoende check-and-balances zijn aangebracht, hoe dat proces van check-and-balances is het verleden is vormgegeven, hoe het momenteel wordt vormgegeven en hoe het in de toekomst idealiter door het u wordt vormgegeven, waarbij wederom de rol van het OM en de korpschef wordt betrokken. De commissie verzoekt u tot slot een appreciatie van de mate van onafhankelijkheid inzake de toetsing bij te sluiten.

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2022

Op 14 november 2017 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd de rol van de korpschef te betrekken bij de evaluatie van het vaststellen van het cameraplan in 2020. In het halfjaarlijkse toezeggingenrappel van maart 2022 ben ik ingegaan op de wijze waarop navolging is gegeven aan deze toezegging. In uw brief van 28 juni 2022 geeft uw Kamer aan deze toezegging als niet voldaan te beschouwen en wordt mij verzocht binnen vier weken met een nadere reactie te komen. Hiertoe ben ik vanzelfsprekend bereid.

Aan de verzochte analyse van de checks-and-balances wordt op dit moment gewerkt. De politie wil hiervoor gebruik maken van de externe audit die KPMG heeft uitgevoerd naar de ANPR-gegevens over 2021. Dit onderzoek wordt op korte termijn verwacht. Derhalve kan ik niet aan de door uw Kamer verzochte termijn van vier weken voldoen. Na afronding van de externe audit zal ik uw Kamer zo snel als mogelijk informeren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2023

Op 1 januari 2019 is de wet «Vastleggen en bewaren kentekengegevens door de politie»4 in werking getreden. Deze wet bevat een evaluatie- en horizonbepaling. De bevoegdheid was in beginsel voor drie jaar van kracht, tenzij bij koninklijk besluit anders zou worden besloten. Op 21 december 2021 heeft de regering besloten dat de wet na 31 december 2021 van kracht blijft.5

U heeft mij op 28 juni 2022 vragen gesteld over de wijze waarop de politie en het Openbaar Ministerie uitvoering geven een de bepalingen in deze wet. Deze vragen gaan over de totstandkoming van het cameraplan, de uitkomst van de privacyaudit over 2021 en de realisatie van de verbeterpunten uit het evaluatierapport van het WODC6. Ik behandel deze onderwerpen in deze volgorde. Tot slot informeer ik u over de door stichting Privacy First gestarte bodemprocedure bij de rechtbank Den Haag.

De beantwoording van uw vragen heeft geruime tijd geduurd. Een deel van uw vragen kon pas worden beantwoord na afronding van de privacy-audit over 2021. Ik heb u daar op 15 juni 2022 een uitstelbericht over gestuurd.7 De politie heeft mij het auditrapport in december 2022 toegestuurd. Daarnaast is een aantal verbeterpunten in het eerste kwartaal van 2023 afgerond. Ik heb gewacht met de verzending van deze brief zodat ik u kan bevestigen dat die verbeterpunten zijn afgerond.

1. Het cameraplan

Zowel de politie als de Koninklijke Marechaussee (KMar) beschikken over ANPR-camera’s8 die mogen worden gebruikt voor de uitoefening van de bevoegdheid op grond van de bovengenoemde wet. Alleen ANPR-camera’s die staan vermeld in het cameraplan mogen worden gebruikt. De politie en de KMar stellen ieder hun eigen cameraplan op. Het cameraplan van de KMar wordt samengevoegd met die van de politie gepubliceerd. In deze brief beperk ik me tot het cameraplan van de politie.

Mijn ambtsvoorganger heeft tijdens de plenaire vergadering van uw Kamer op 14 november 20179 toegezegd de rol van de korpschef te betrekken bij de evaluatie van het vaststellen van het cameraplan. In het halfjaarlijkse toezeggingenrappel van maart 2022 ben ik ingegaan op de wijze waarop navolging is gegeven aan deze toezegging. In uw brief van 28 juni 202210 geeft de vaste commissie Justitie en Veiligheid van uw Kamer aan deze toezegging als niet voldaan te beschouwen en verzoekt u mij met een nadere reactie te komen en stelt daarbij een aantal specifieke vragen. Na uitwerking van deze vragen blijkt dat er verschillende procesverbeteringen nodig waren.

Deze procesverbeteringen betreffen onder andere de mate van detail van de motivering waarom het nodig is ergens een camera te plaatsen, de frequentie dat het cameraplan wordt gepubliceerd en de indringendheid van de toetsing door het Openbaar Ministerie. In bijlage 1 ga ik in detail in op de gestelde vragen.

2. De privacyaudit en de verbeterpunten uit het WODC-rapport

In 2021 heeft het WODC de wet geëvalueerd.11 In mijn brief van 1 februari 2022 heb ik uw Kamer toegezegd in 2023 een brief te sturen over de realisatie van alle verbeterpunten die worden genoemd in het evaluatierapport van het WODC. In diezelfde brief heb ik toegezegd de bevindingen van de privacyaudit over het kalenderjaar 2021 bij die brief te voegen. Op 2 december 2022 heeft de politie mij de uitkomst van de privacyaudit toegestuurd.

Het evaluatieonderzoek dat is uitgevoerd door het WODC en de privacyaudit die is uitgevoerd door KPMG betroffen beide het jaar 2021. Het WODC en KPMG komen voor een groot deel tot dezelfde bevindingen. Uit het WODC-onderzoek komt naar voren dat de bevoegdheid grotendeels conform het wettelijk kader wordt ingezet. Op twee punten is dat niet het geval of is dat onduidelijk. KPMG concludeert dat zij niet in staat is om een redelijke mate van zekerheid te verschaffen dat de beheersingsdoelstellingen zijn behaald. KPMG geeft daarom een afkeurend oordeel.

Sinds de onderzoeksperiode is er ruim een jaar verstreken. Het verbetertraject dat de politie is gestart naar aanleiding van de uitkomsten van beide onderzoeken is vergevorderd, waardoor ik u in deze brief een positief beeld kan schetsen.

In bijlage 2 bij deze brief geef ik een overzicht van de tekortkomingen in de uitvoering die door het WODC en KMPG zijn geconstateerd. Per thema geef ik de stand van zaken. Uit dat overzicht blijkt, onder andere, dat de politie heeft gewacht met het doorvoeren van een aantal verbeterpunten tot het zeker was dat de wet na 31 december 2021 van kracht zou blijven. Een voorbeeld van een verbeterpunt dat inmiddels is gerealiseerd is het gebruik van een algoritme dat op de ANPR-foto’s de voorruiten van de voertuigen automatisch blindeert, zodat inzittenden niet meer zichtbaar zijn op de foto’s die aan het Openbaar Ministerie worden verstrekt. Het blinderen was voorheen een handmatige handeling. Een voorbeeld van een verbeterpunt dat in het eerste kwartaal van 2023 is gerealiseerd is het onderbrengen van een aantal taken bij de interceptiesdesks van de politie-eenheden.

Hoewel het aantal verbeterpunten, uit met name het auditrapport van KPMG, initieel tot zorgen leidde, is de stand van zaken en het vooruitzicht nu positief. Met ingang van het tweede kwartaal van dit jaar is de uitvoering van de bevoegdheid conform de wettelijke bepalingen.

De privacyaudit over 2022 zal wederom door een externe auditor worden uitgevoerd. Het inkoopproces is nog niet afgerond, waardoor het nog niet bekend is welke auditor de opdracht krijgt. De positieve resultaten van de verbetertrajecten zullen waarschijnlijk nog niet volledig zichtbaar zijn in het auditrapport over 2022, omdat verschillende verbetertrajecten pas in 2022 of begin 2023 zijn afgerond.

3. Procedure stichting Privacy First

Op 10 november 2021 vond bij de rechtbank Den Haag een kort geding plaats van Stichting Privacy First tegen de Staat der Nederland. Stichting Privacy First bepleitte dat artikel 126jj Sv een massale privacyschending mogelijk maakt en eiste daarom dat de genoemde wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving buiten werking worden gesteld. Op 1 december 2021 heeft de voorzieningenrechter de vordering van Privacy First wegens gebrek aan spoedeisend belang afgewezen. Stichting Privacy First heeft vervolgens besloten om deze zaak voort te zetten als bodemprocedure. Op 25 januari 2023 heeft stichting Privacy First daartoe de Staat gedagvaard. Zolang deze zaak onder de rechter is, kan ik verder niet ingaan op de inhoud van deze procedure.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Bijlage 1: Vragen van de commissie Justitie en Veiligheid over het cameraplan

De commissie vraagt specifiek om (1) een analyse van de rol van het openbaar ministerie (OM) bij het vaststellen van het cameraplan en (1a) hoe deze rol eventueel kan worden uitgebreid in het licht van de rol van de korpschef. Daarnaast vraagt u om een analyse of er (2) voldoende checks-and-balances zijn aangebracht, (3) hoe dat proces van checks-and-balances in het verleden is vormgegeven, hoe het (4) momenteel wordt vormgegeven en (5) hoe het in de toekomst idealiter volgens mij wordt vormgegeven, waarbij wederom de rol van het OM en de korpschef wordt betrokken. Tot slot verzoekt u mij (6) een appreciatie van de mate van onafhankelijkheid inzake de toetsing bij te sluiten.

De rol van het OM bij het vaststellen van het cameraplan (deelvraag 1)

De officier van justitie, specifiek de informatieofficier van justitie12, heeft een sterke rol bij de totstandkoming van het cameraplan. Deze rol wordt bepaald door het gezag van de officier van justitie over de politie. Hierin voorziet artikel 12 Politiewet 2012 (Pw). Deze rol is nader ingevuld in artikel 126jj Sv en het bijbehorende uitvoeringsbesluit. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel 126jj Sv en in de nota van toelichting bij het uitvoeringsontwerp besluit wordt de betrokkenheid van het OM nader ingevuld.

Zo vermeldt de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel13 het volgende:

  • «Tot slot zal periodiek door het openbaar ministerie en de politie een cameraplan worden opgesteld.»

  • «Daartoe zal het bevoegde gezag moeten toetsen of de plaatsing en inzet van de camera voldoet aan de criteria opgenomen in de ministeriële regeling en meer in het algemeen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en aan beleid ten aanzien van de handhaving en opsporing zoals landelijk of lokaal is vastgesteld.» Met «het bevoegd gezag» wordt in dit geval het OM bedoeld.

In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit14 staat het volgende:

  • «Jaarlijks zal door de politie en de Koninklijke marechaussee, in overleg met het openbaar ministerie, een cameraplan worden opgesteld.»

Zorgvuldigheidshalve merk ik op dat bij de politie de korpschef de verwerkingsverantwoordelijke is.

Vaststelling cameraplan in de praktijk (deelvragen 1, 2, 3 en 4)

Het voorstel tot het plaatsen van een nieuwe camera komt veelal van de politie. In een enkel geval van het OM. Er wordt een formulier opgemaakt met de motivatie tot plaatsing. Dit formulier wordt ondertekend door de chef van de afdeling Infrastructuur van de regionale eenheid en door de informatieofficier van justitie van het OM.

De informatieofficier van justitie toetst of de plaatsing en de inzet van de camera voldoet aan de criteria opgenomen in artikel 3 van het uitvoeringsbesluit11 en meer in het algemeen aan de beginselen van proportionaliteit. Het genoemde artikel 3 stelt dat camera’s slechts worden geplaatst en ingezet op locaties:

  • die vanwege de specifieke aard daarvan een bepaald risico in zich hebben;

  • die worden gekenmerkt door intensieve verkeersstromen of een specifieke functie; of

  • waarvan bekend is dat bepaalde strafbare feiten op dergelijke locaties worden gepleegd.

Met ingang van het cameraplan 2022 wordt - conform de vereisten in artikel 2, derde lid, van het uitvoeringsbesluit - aangegeven van welke categorie sprake is. De politie heeft daarbij de tweede categorie gesplitst in ‘intensieve verkeersstromen’ en ‘een specifieke functie’. Hierdoor ontstaan er vier categorieën. Naast deze motivatie is met ingang van 2022 per cameralocatie de exacte positie aangegeven aan de hand van GPS-coördinaten. Tot 2022 werd de locatie aangegeven aan de hand van de straatnaam of het wegnummer met hectometeraanduiding. Het WODC had hier in 2021 aandacht voor gevraagd (zie bijlage 2).

Artikel 3, derde lid, van het uitvoeringsbesluit schrijft voor dat bij de beslissing tot plaatsing en inzet van één of meerdere camera’s het verdere netwerk van camera’s wordt betrokken. De (proportionaliteits)toets om te bepalen of de dichtheid van het netwerk in verhouding staat tot het doel van de inzet van de camera(‘s) wordt voorbereid door het nationaal coördinerend ANPR-team van de Landelijke eenheid van politie.

Voorafgaand aan de jaarlijkse vaststelling van het landelijke cameraplan worden de regionale cameraplannen ondertekend door de informatieofficieren van justitie van de eenheden. Het landelijk cameraplan is de optelsom van de tien regionale cameraplannen.

Het cameraplan met een overzicht van de camera’s waarvan gebruik wordt gemaakt of (voor zover bekend) zal worden gemaakt in het daaropvolgende jaar wordt uiteindelijk vastgesteld door de verwerkingsverantwoordelijke, de korpschef.

Het vastgestelde cameraplan wordt – conform het artikel 2, vijfde lid van het besluit - één keer per jaar gepubliceerd in de Staatscourant. De actuele versie, waarin wijzigingen ten opzichte van de in de Staatscourant15 gepubliceerde versie zijn verwerkt, wordt één keer per kwartaal gepubliceerd op www.politie.nl.16

Naast genoemde checks-and-balances heeft KPMG in 2020 en 2021 een privacy audit uitgevoerd. De privacy audit over het jaar 2022 zal wederom worden uitgevoerd door een externe auditor.

Zijn verdere procesverbeteringen noodzakelijk?

Na de inwerkingtreding van de bevoegdheid van artikel 126jj Sv heeft de politie deze bevoegdheid stapsgewijs geïmplementeerd in de politieorganisatie. Op basis van praktijkervaringen en de uitkomst van interne- en externe audits17 zijn sinds de inwerkingtreding doorlopend procesverbeteringen doorgevoerd.

Om te kunnen beoordelen of de interne beheersingsmaatregelen in voldoende mate zijn geïmplementeerd schets ik eerst in meer abstracte bewoordingen wat het belang is van een goed cameraplan.

De bevoegdheid van artikel 126jj, eerste lid, Sv tot het vastleggen en bewaren van kentekengegevens maakt een inbreuk op het privéleven van de betrokkene. De mate waarin die bevoegdheid een inbreuk maakt, hangt met name af van het aantal camera’s en de locatie van de camera’s. Het aantal camera’s bepaalt, in samenhang met de intensiteit van het verkeer op de desbetreffende locaties, de frequentie van de inbreuk. En de locatie van de camera’s bepaalt de ingrijpendheid van de inbreuk. De dichtheid van het netwerk van camera’s is immers redengevend voor de omvang van het beeld van het privéleven dat kan worden gevormd aan de hand van de vastgelegde en bewaarde kentekengegevens.

De wetgever heeft de bevoegdheid om te beslissen over de plaatsing van camera’s gedelegeerd aan de korpschef. Dat past bij zijn rol als verwerkingsverantwoordelijke voor de politie. Het cameraplan betreft evenwel ook de sleutel voor de mate waarin de bevoegdheid een inbreuk maakt op het privéleven van de betrokkenen. Om het belang van de bescherming van het privéleven in evenwicht te houden met het belang van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dwingt het uitvoeringsbesluit de verwerkingsverantwoordelijke de plaatsing van een camera te motiveren aan de hand van de daarvoor geldende criteria. Het motiveringsvereiste waarborgt dat aan de criteria is voldaan, immers indien de plaatsing niet dragend kan worden gemotiveerd ontbreekt het de verwerkingsverantwoordelijke aan de ruimte om een camera te plaatsen. In het cameraplan is aldus het belang gelegen van een evenredige afweging tussen het belang van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en het belang van de bescherming van het privéleven van de betrokkenen. Wil het stelsel van artikel 126jj Sv beide belangen in evenwicht houden, dan dient de verwerkingsverantwoordelijke conform het besluit de plaatsing van de camera’s dragend te motiveren. Deze motivatie moet worden getoetst door het OM. Onder het kopje «Ten aanzien van de checks-and-balances», ga ik nader in op deze toetsende rol.

Uit de beperkingssystematiek van het EVRM volgt dat een inbreuk op het privéleven voor de betrokkene kenbaar moet zijn. Andere vereisten die volgen uit het EVRM betreffen (met name) dat een inbreuk is voorzien bij de wet, een legitiem doel dient, en noodzakelijk en proportioneel is. Op grond van dit kenbaarheidsvereiste moet het voor alle betrokkenen duidelijk zijn wat de exacte locaties zijn van de camera’s.18

Op grond van de bovenstaande redenatie zijn enkele procesverbeteringen inmiddels doorgevoerd en nog nodig. Ik ga hier in de volgende paragraaf nader op in.

Gerealiseerde en nog te realiseren procesverbeteringen (deelvragen 1a en 5)

Ten aanzien van het motiveringsvereiste:

Met ingang van het cameraplan 2022 wordt het besluit tot plaatsing van een camera gemotiveerd door aan te geven van welke in het uitvoeringsbesluit genoemde categorie sprake is. Het WODC had hier in 2021 aandacht voor gevraagd (zie bijlage 2). Naast het aankruisen van de van toepassing zijnde categorie is het daarnaast noodzakelijk om het besluit tot plaatsing gedetailleerd te motiveren. Vanaf 2023 zal deze gedetailleerdere motivatie voor iedere cameralocatie worden gedocumenteerd. In veel gevallen is dat al gebeurd. Het is niet wenselijk om de gedetailleerde motivatie te publiceren. Dat zou het opsporingsbelang te veel schaden. De in het in het uitvoeringsbesluit genoemde categorieën worden wel gepubliceerd. De gedetailleerdere motivatie kan vertrouwelijk worden ingezien door de auditors tijdens de jaarlijkse audit.

Ten aanzien van het kenbaarheidsvereiste:

Met ingang van het cameraplan 2022 is een verbetering doorgevoerd in de aanduiding van de cameralocaties.19 Burgers kunnen aan de hand van GPS-coördinaten de exacte cameralocaties raadplegen. Doordat het gezamenlijke cameraplan van de politie en de KMar slechts één keer per jaar wordt gepubliceerd in de Staatscourant kan het tot één jaar duren voordat een nieuwe camera in gebruik mag worden genomen. Om toch camera’s direct in gebruik te kunnen nemen, publiceert de politie het actuele cameraplan ook op www.politie.nl. Er zijn daardoor nu camera’s in gebruik die wel op www.politie.nl worden vermeld, maar niet zijn opgenomen in het in de Staatscourant gepubliceerde cameraplan. De korpschef heeft mij laten weten dat met ingang van 2023 het cameraplan vier keer per jaar zal worden gepubliceerd in de Staatscourant. Een camera wordt pas in gebruik genomen na publicatie van het cameraplan in de Staatscourant. Om te voorkomen dat nieuw geplaatste camera’s niet direct in gebruik kunnen worden genomen, zullen ook de voor het daaropvolgende kwartaal geplande camera’s worden vermeld in het gepubliceerde cameraplan.

Om direct te kunnen reageren op snel wisselende en nieuwe criminele «hotspots» biedt artikel 126jj Sv de mogelijkheid om zogenaamde «mobiele camera’s» in te zetten. Mobiele camera’s zijn camera’s die gedurende het jaar eenvoudig en snel kunnen worden geplaatst en verplaatst. Voor mobiele camera’s kan niet van tevoren worden vastgelegd op welke locaties zij worden geplaatst. Zij moeten immers mee verplaatst kunnen worden als criminele «hotspots» zich verplaatsen.

Ten aanzien van de checks-and-balances:

Hierboven, onder deelvraag 1, schreef ik dat de officier van justitie een sterke rol heeft bij de totstandkoming van het cameraplan. Deze rol komt vooral tot uiting in de taak van het OM te toetsen of de plaatsing en inzet van camera’s voldoet aan de wettelijke criteria en meer in het algemeen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De korpschef en de portefeuillehouder van het College van procureurs-generaal hebben mij laten weten dat met ingang van 2023 de volgende procesverbeteringen zullen worden doorgevoerd:

  • De informatieofficier van justitie van het regionale parket beoordeelt bij ieder voorstel tot plaatsing van een camera of de motivatie, die op grond van artikel 2, derde lid van het besluit is vereist, voldoet aan de bepalingen genoemd in artikel 3, tweede lid van het besluit.

  • Na een eerste beoordeling door het nationaal coördinerend ANPR-team van de Landelijke eenheid van de politie, toetst de informatieofficier van het regionale parket op grond van artikel 3, derde lid van het besluit of de dichtheid van het netwerk in de regio in verhouding staat tot het doel van de inzet van de camera(«s).

  • Voorafgaand aan de vaststelling van het cameraplan zal de informatieofficier van het Landelijk Parket jaarlijks het cameraplan integraal toetsen of de plaatsing en inzet van camera’s voldoet aan de wettelijke criteria en meer in het algemeen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Ten aanzien van de rol van het OM, wil ik benadrukken dat de informatieofficier van justitie toetst bij de vaststelling van het cameraplan op de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit. Daarmee heeft de informatieofficier van justitie een nadrukkelijke rol bij de vaststelling van het cameraplan, maar deze stelt het cameraplan niet vast. De korpschef stelt – als (verwerkings)verantwoordelijke conform artikel 1 sub e van het Besluit- het cameraplan uiteindelijk vast.

Appreciatie van de mate van onafhankelijkheid inzake de toetsing (deelvraag 6)

U verzoekt mij tot slot een appreciatie van de mate van onafhankelijkheid inzake de toetsing bij te sluiten.

De politie heeft voor de jaren 2020 en 2021 KPMG ingeschakeld als externe auditor. KPMG een geaccrediteerd onafhankelijk auditor. De privacy-audit over het jaar 2022 zal ook worden uitgevoerd door een externe geaccrediteerd onafhankelijk auditor. De audit over het jaar 2023 zal worden uitgevoerd door de afdeling concernaudit van de politie.

De toetsing door het OM vindt zijn grondslag in artikel 12 (juncto artikel 3) van de Politiewet 2012, waar in het eerste lid staat: «Indien de politie optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de justitie, staat zij, tenzij in enige wet anders is bepaald, onder gezag van de officier van justitie.»

Ik heb er vertrouwen in dat zowel de externe auditors, de afdeling concernaudit van de politie als het OM de toetsingstaken kunnen uitvoeren zonder ongewenste beïnvloeding.

Bijlage 2 - Verbeterpunten praktijk

Thema

Vereiste

WODC – wetsevaluatie

KPMG Privacyaudit 2021

Stand van zaken

Status

Cameraplan

Voor iedere 126jj-locatie moet aan de hand van criteria uit artikel 3 lid 2 AMvB schriftelijk worden gemotiveerd waarom een ANPR-locatie wordt aangewezen als 126jj-locatie.

De afzonderlijke documenten waarin de motivatie voor de plaatsing van de camera’s per locatie is opgenomen, zijn echter niet openbaar beschikbaar.

-

Met ingang van het cameraplan 2022 is aangegeven van welke categorie (genoemd in artikel 3 lid 2 AMvB) sprake is.

Afgerond

 

Het moet voor burgers altijd voldoende duidelijk zijn waar de ANPR-camera’s staan.

De ANPR-locaties worden niet op een gestandaardiseerde manier aangeduid.

 

Met ingang van 2022 is per cameralocatie de exacte positie aangegeven aan de hand van GPS-coördinaten.

Afgerond

Controle omvangrijke bevragingen

Gegevens uit Argus1 kunnen alleen worden verstrekt als deze zijn goedgekeurd door een geautoriseerde opsporingsambtenaar.

Uit het onderzoek is gebleken dat sommige geautoriseerde opsporingsambtenaren zonder controle alle kentekens goedkeuren.

 

In de praktijk wordt een individuele foto altijd visueel gecontroleerd voordat deze wordt verstrekt aan het OM.

Alleen bij grote bevragingen (bijvoorbeeld wanneer alle passages van een specifieke camera worden opgevraagd en er niet naar een specifiek kenteken wordt gezocht) blijft de visuele controle soms achterwege. De politie is voornemens om op termijn een tweede algoritme de gelezen kentekens nogmaals te laten controleren. Indien de twee algoritmes – los van elkaar – niet hetzelfde kenteken lezen, wordt de foto alsnog visueel gecontroleerd. Dit tweede algoritme zal ook in staat zijn om landcodes en/of duplicaatcodes te lezen.

Deze technische verbetering zal pas na 2023 worden geïmplementeerd.

Persoonsgegevens in Argus worden verwerkt conform de vereisten uit artikel 126jj Sv

Argus kan alleen bij schriftelijk bevel daartoe van de officier van justitie worden geraadpleegd. Bij dringende noodzaak kan het bevel mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt in dat geval het bevel binnen drie dagen op schrift.

In ongeveer 46% van alle mondelinge bevelen is het schriftelijk bevel te laat ingevoerd. Het is niet duidelijk in welke gevallen het bevel te laat op schrift is gesteld of dat het bevel te laat in Argus is geregistreerd.

In een aantal gevallen ontbrak het (schriftelijk) bevel of ontbraken de bewijslast met betrekking tot het volgen van de procedure, waardoor vaststelling van de norm niet mogelijk was.

Door de tijdelijke wetgeving is de bevraging van Argus divers geïmplementeerd in de politie-eenheden. Nu de wet per 1 januari 2022 een permanent karakter heeft gekregen wordt het proces van aanvraag, bevragen en bewaken ondergebracht bij de Interceptiedesks2, waardoor het proces landelijk uniform wordt uitgevoerd. De inrichting van de interceptiedesks en de bijbehorende technische maatregelen worden in kwartaal 1 van 2023 afgerond.

Afgerond

Onherkenbaar maken van foto's van inzittenden en andere personen

Indien op de foto personen (inclusief de inzittenden van de auto) herkenbaar voorkomen, worden deze door de geautoriseerde opsporingsambtenaar van de foto verwijderd dan wel onherkenbaar gemaakt.

Het is voorgekomen dat ongeblurde overzichtsfoto’s zijn gevorderd door de officier van justitie. In drie bevestigde gevallen is uiteindelijk de opdracht gekomen om de ongeblurde foto’s te verstrekken.

Tevens is vastgesteld dat in enkele gevallen foto’s niet onherkenbaar gemaakt zijn voor het verstrekken ervan.

Met ingang van 13 oktober 2022 worden de voorruiten automatisch geblindeerd (van een groen vlak voorzien). Er wordt daarna conform wetgeving nog steeds een controle door een opsporingsambtenaar gedaan. De blindering is door deze opsporingsambtenaar nog uit te breiden. Het vlak kan niet worden verwijderd.

Afgerond

Logische toegangsbeveiliging

Alleen geautoriseerde opsporingsambtenaren hebben toegang tot Argus. Alle toegangsrechten worden periodiek beoordeel op actualiteit.

Er vindt geen periodieke controle plaats op de actualiteit van de toegangsrechten.

Er vindt geen periodieke controle plaats op de logging.

In een aantal gevallen is vastgesteld dat er geen periodieke beoordeling is ingericht door de verantwoordelijke om de actualiteit te controleren van alle toegekende rechten in Argus.

Uiterlijk in kwartaal 1 van 2023 zullen alle bevragingen van Argus worden uitgevoerd door medewerkers van de Interceptiedesks.

Het documenteren van autorisaties en de periodieke controle daarvan zal ook daar worden belegd.

Afgerond

 

Opsporingsambtenaren die betrokken zijn bij het onderzoek in het kader waarvan de bevraging van Argus wordt gedaan mogen de bevraging niet uitvoeren.

-

In een aantal gevallen heeft een opsporingsambtenaar die reeds betrokken was bij het onderzoek en toegang had tot Argus, zelf de bevraging uitgevoerd.

Medewerkers van de Interceptiedesks zijn niet zelf betrokken bij de onderzoeken, waardoor er een organisatorische functiescheiding wordt gerealiseerd.

Afgerond

Logging en monitoring

De toegang of toegangspogingen tot persoonsgegevens door medewerkers en derden worden geregistreerd en onderzocht om (pogingen tot) inbreuk op beveiliging van persoonsgegevens te detecteren en te voorkomen.

 

De auditor heeft vastgesteld dat de logbestanden muteerbaar zijn door een beperkte groep databasebeheerders.

De auditor heeft vastgesteld dat er geen actieve monitoring plaatsvindt op de logbestanden.

Er wordt aangesloten op de nieuwe standaard LAAS (Logging as a Service) van de dienst ICT. De loggings zijn dan niet meer muteerbaar.

Afgerond in 2023

Opslag 126jj-gegevens

Er moeten beveiligingsmaatregelen genomen om het risico dat 126jj-gegevens lekken door onzorgvuldigheid of vanwege een hack.

De resultaten van een zoekopdracht blijven in sommige gevallen achter op de eigen computer van de bevrager of in de map «verzonden items». Bewaartermijnen kunnen daardoor worden overschreden en het risico op lekken of hacken is groter.

 

Technisch bleek dit lastiger, oplossing is gevonden en gaat live in april 2023

Afgerond in april 2023

X Noot
1

Argus is het systeem waarin de ANPR-gegevens zijn opgeslagen.

X Noot
2

De Interceptiedesk is onderdeel van de opsporing die alle rechercheteams en basisteams ondersteunt bij de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB). De Interceptiedesk is het vakkenniscentrum in het verwerken, informeren, bewaken en begeleiden van de uitwerking van BOB-wetgeving. De interceptiedesk vormt daarmee de verbinding tussen opsporing en het OM. Informatie die is opgevraagd door het opsporingsteam wordt door de Interceptiedesken op een eenduidige, wettelijke juridische verantwoorde, snelle en effectieve wijze uitgevoerd. Daarnaast geven de Interceptiedesken gevraagd en ongevraagd advies aan de opsporing om het hoogste haalbare rendement te kunnen halen uit de gewenste data. De Interceptiedesken zorgen ervoor dat de zogeheten BOB-dossier op orde zijn.


X Noot
1

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Baay-Timmerman (50PLUS), Van den Berg (VVD), Arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (Fractie-Frentrop) en Krijnen (GL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VI, J.

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VI, J.

X Noot
4

Artikel 126jj wetboek van Strafvordering

X Noot
5

Klein koninklijk besluit, Staatsblad 2021, 646

X Noot
6

WODC: het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum is het kennisinstituut voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

X Noot
7

Kamerstukken I, vergaderjaar 2021–2022, 33 542, N

X Noot
8

ANPR staat voor Automatic Number Plate Recognition (automatische kentekenplaatherkenning)

X Noot
9

Kamerstukken I, vergaderjaar 2017–2018, 7e vergadering

X Noot
10

kenmerk 170694.07.1U

X Noot
12

In de praktijk is het altijd de informatieofficier van justitie die een rol heeft bij het cameraplan en niet de zaaksofficier van justitie.

X Noot
17

Drie WODC-rapporten: Evaluatie ANPR-wetgeving 126jj Wetboek van Strafvordering, Het gebruik van bewaarde kentekengegevens in de opsporing en Tweede monitorronde evaluatie ANPR-wetgeving 126jj Wetboek van Strafvordering

X Noot
18

Dit vereiste is uitgewerkt in artikel 2, tweede lid van uitvoeringsbesluit.

X Noot
19

De aanleiding voor deze verbeterslag was een aanbeveling in het evaluatierapport van het WODC: https://open.overheid.nl/repository/ronl-f401fb5d-ff1e-4264-a59f-d07c210e8bf6/1/pdf/tk-bijlage-1-evaluatierapport-anpr-wetgeving-126jj.pdf

Naar boven