33 532 Nationalisatie SNS REAAL

Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2014

De raad van commissarissen van DNB (RvC van DNB) en ik hebben gezamenlijk een evaluatie laten uitvoeren over de nationalisatie van SNS REAAL door een onafhankelijke evaluatiecommissie bestaande uit de heer mr. R.J. Hoekstra en de heer prof. dr. J.M.G. Frijns (Kamerstuk 33 532, nr. 25).

De evaluatiecommissie nationalisatie SNS REAAL (ENS) heeft in onze opdracht de vraag geëvalueerd of het ministerie van Financiën en DNB zowel zelfstandig als gezamenlijk tijdig en toereikend hebben gereageerd op de benarde financiële positie van SNS REAAL (zie het instellingsbesluit, Stcrt. 2013, 9089). Nadien heb ik mede namens de RvC DNB het verzoek van de vaste commissie voor Financiën aan de ENS overgebracht dat in de evaluatie ook aandacht zou worden besteed aan integriteitskwesties en risicobeheer en het toezicht van DNB daarop.

Op 23 januari jl. heb ik het rapport van de ENS ontvangen en vervolgens aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 532, nr. 32). De ENS heeft in dit rapport een aantal conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Hieronder treft u de reactie van het kabinet op het rapport van de ENS aan. Ook de RvC van DNB heeft een reactie opgesteld. Deze treft u in de bijlage bij deze brief aan1.

Tot slot heeft het ministerie van Financiën een evaluatie van de Interventiewet uitgevoerd. Dit rapport heb ik ook op 23 januari j.l. aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 33 532, nr. 32). Dit rapport wordt betrokken bij onderstaande reactie op de relevante aanbevelingen van de ENS.

De evaluatie bestrijkt een lange tijdsperiode (van 2006 tot 1 februari 2013) waarover de ENS een uitgebreid rapport heeft opgeleverd dat ziet op het handelen van het ministerie van Financiën en van DNB. Het rapport bevat daarover een toegankelijk relaas en een gedegen analyse over wet- en regelgeving. Ik heb met belangstelling kennis genomen van de reconstructie van de ENS en ben de evaluatiecommissie zeer erkentelijk voor hun werkzaamheden.

Ik zal in deze brief ingaan op de volgende onderwerpen.

  • 1) Algemeen beeld

  • 2) Reactie op aanbevelingen

  • 3) Slot

1) Algemeen beeld

De ENS heeft een indeling in tijdvakken gehanteerd die ik zal volgen.

Eerste tijdvak

Het eerste tijdvak ziet op de periode van de beursgang van SNS REAAL in 2006 tot de aanvraag van de staatssteun in 2008. Kenmerk van deze periode was dat SNS REAAL een groeistrategie hanteerde en in relatief korte tijd verschillende overnames deed. De belangrijkste conclusie van de ENS in dit tijdvak heeft betrekking op de verlening van de verklaring van geen bezwaar voor de overname van Bouwfonds Property Finance. De ENS heeft geanalyseerd dat DNB bij de verstrekking van de verklaring van geen bezwaar indertijd teveel is afgegaan op informatie van SNS REAAL. De directeur Toezicht van DNB heeft gezegd dat DNB een dergelijke transactie nu niet meer zou goedkeuren. Dit oordeel deel ik.

Tweede tijdvak

Het tweede tijdvak ziet op de periode vanaf de verlening van de staatssteun in 2008 tot de (her)oprichting van het projectteam Mercurius/Roos eind 2011. De ENS plaatst kritische kanttekeningen bij de periode na de steunverlening door het ministerie van Financiën aan SNS in 2008. De ENS stelt dat er geen «schoon schip» is gemaakt door het ministerie van Financiën. De periode waar de ENS naar heeft gekeken, is ook onderzocht door de parlementaire enquêtecommissie financieel stelsel De Wit die conclusies heeft getrokken over de steunverlening aan SNS.

De observatie is terecht dat de vastgoedportefeuille niet van de balans van SNS REAAL is verwijderd voor de verstrekking van de staatsteun. In dat opzicht is er niet vooraf schoon schip gemaakt. Na de verstrekking van de staatsteun is wel gestuurd op afbouw van de vastgoedportefeuille. De vastgoedportefeuille is afgebouwd in die periode van een totale netto exposure van bijna € 14 miljard eind 2008 tot een kleine € 8 miljard eind 2012.2 Daarnaast zijn er andere voorwaarden opgelegd aan SNS REAAL. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in een levensvatbaarheidsplan dat op 22 juni 2009 bij de Europese Commissie is ingediend. Deze afspraken hadden onder meer betrekking op het tempo van terugbetaling van de kapitaalsteun en de kapitaalgeneratie die hiervoor nodig was. Op dat moment achtte het ministerie, DNB en de Europese Commissie deze aanpak voldoende voor het waarborgen van de levensvatbaarheid van SNS REAAL. Achteraf bezien moet worden vastgesteld dat dat niet het geval was, mede doordat de marktomstandigheden voor vastgoed sterk verslechterden.

Derde tijdvak

Het derde tijdvak ziet op de periode vanaf de (her)oprichting van het projectteam Mercurius/Roos eind 2011 tot de nationalisatie op 1 februari 2013. De ENS licht in haar evaluatierapport toe dat zij meent dat de keuze om te nationaliseren goed verdedigbaar is. De vraag of DNB en het ministerie van Financiën tijdig hebben gereageerd op signalen over de financiële positie van SNS REAAL kon zij echter niet met een volmondig ja beantwoorden. De ENS plaatst dit in het licht van de uitkomst dat nationalisatie heeft plaatsgevonden.

De nationalisatie van SNS REAAL was een laatste redmiddel dat pas kon worden ingezet nadat overige alternatieven niet haalbaar bleken. Met het criterium «ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financieel stelsel» ligt de drempel voor ingrijpen door de minister hoog. Dit acht ik passend bij een vergaande bevoegdheid als onteigening. Eerder ingrijpen op basis van dit criterium was juridisch niet mogelijk maar naar mijn opvatting ook niet gewenst en uit een oogpunt van financiële stabiliteit ook niet nodig. Door naast aandelen ook achtergestelde schulden te onteigenen, heb ik de lasten kunnen verdelen en de financiële gevolgen voor de Staat beperkt.

Voor de toekomst acht ik het essentieel dat naast onteigening een nieuw bail-in instrument is ontwikkeld. Dit instrument maakt het mogelijk dat buiten de situatie van faillissement aan vermogensverschaffers van een falende bank, zoals obligatiehouders, ook verliezen kunnen worden opgelegd door middel van conversie of afschrijving. Dit versterkt het interventie-instrumentarium. Daarnaast is het toezicht aangescherpt. Perverse prikkels worden aan banden gelegd met het provisieverbod en het bonusplafond en prudentiële eisen zijn aanzienlijk verzwaard. Momenteel worden verder met het oog op de start van de bankenunie de bankbalansen doorgelicht. Met de start van de bankenunie krijgt de Europese Centrale Bank een grote rol in het toezicht. Risico’s in de financiële sector worden dus aanmerkelijk beperkt en in de toekomst zal in voorkomende crisissituaties effectiever en efficiënter worden ingegrepen.

2) Reactie op aanbevelingen

De ENS heeft op basis van haar feitenrelaas en de conclusies die zij daaraan heeft verbonden tien aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen heeft de ENS gegroepeerd in twee delen. Het eerste deel betreft aanbevelingen voor het handelen bij financiële instellingen die in zwaar weer verkeren waarbij de kans op staatssteun aanwezig is. Deze aanbevelingen hebben betrekking op het ministerie van Financiën maar ook op DNB. Het tweede gedeelte betreft aanbevelingen voor wet- en regelgeving, waarbij in het bijzonder de Interventiewet relevant is.

I. Aanbevelingen voor het handelen bij financiële instellingen die in zwaar weer verkeren waarbij de kans op staatssteun aanwezig is. Aanbevelingen voor het functioneren van De Nederlandsche Bank en het ministerie van Financiën.

a) Stel na staatssteun duidelijker eisen en stel een overheidstrustee aan als het gaat om substantiële staatssteun, zodat op die manier scherper kan worden toegezien op naleving van aan staatssteun te stellen eisen. Dit in plaats van overheidscommissarissen die een onmogelijke positie hebben en ineffectief zijn gebleken om het publieke belang te waarborgen, hoe goed betrokkenen zich hiervoor desalniettemin hebben ingezet (aanbeveling voor de minister van Financiën).

Het stellen van duidelijke eisen en voorwaarden bij het verlenen van staatssteun is een belangrijke aanbeveling die ik ondersteun. DNB en het ministerie van Financiën zullen in eventuele toekomstige situaties waarbij staatssteun aan de orde is hun informatiepositie versterken en een toekomstgericht plan opstellen met concrete, meetbare doelen en een tijdlijn.

Ik onderschrijf de kritische kanttekeningen die de ENS plaatst bij de figuur van overheidscommissaris bij SNS REAAL.3 Immers deze commissaris dient, net als de andere commissarissen, conform het in het vennootschaprecht bepaalde te handelen in het belang van de vennootschap. Bovendien is een op aanbeveling van de overheid benoemde commissaris onderdeel van een college, waarin besluitvorming veelal plaatsvindt op basis van consensus. De op aanbeveling van de overheid benoemde commissaris heeft dus slechts in beperkte mate mogelijkheden en bevoegdheden om toe te zien op zo snel mogelijke terugbetaling van de staatssteun. Overigens heb ik de contacten met de betrokken commissarissen als nuttig en constructief beoordeeld. De commissarissen hebben zich naar vermogen ingezet voor een herstel van SNS REAAL en een maatschappelijk verantwoorde opstelling van het conglomeraat.

Sinds de steunverlening in 2008 aan banken eist de Europese Commissie in de meer complexe herstructureringsgevallen een monitoring trustee.4 Deze trustee houdt toezicht op de uitvoering van de herstructureringsmaatregelen door de betreffende instelling en rapporteert hierover aan de Europese Commissie en aan de Lidstaat in kwestie. In het geval van SNS REAAL zal vanwege de nationalisatie en het bijbehorende herstructureringstraject daarom ook op korte termijn een monitoring trustee worden aangewezen.

Voorts is op verzoek van de Tweede Kamer Netherlands Financial Investments (NLFI) in het leven geroepen om de aandelen in staatsgesteunde financiële instellingen te beheren. NLFI vult het aandeelhouderschap in de betreffende financiële instellingen waaronder SNS REAAL op zakelijke, niet-politieke wijze in. Ik zal onderzoeken of in eventuele toekomstige gevallen van staatssteun NLFI ook de opdracht kan krijgen om erop toe te zien dat bepaalde afspraken die de Staat met de betreffende instelling heeft gemaakt naar aanleiding van de kapitaalsteun, worden nageleefd. Op deze manier wil ik invulling geven aan de aanbeveling.

b) Stem vroegtijdig af met de Europese Commissie. Wacht niet te lang met het zoeken van contact op hogere niveaus (aanbeveling voor de minister van Financiën).

Ik onderschrijf het belang dat er tijdig met de Europese Commissie contact wordt opgenomen. In het kader van de steunverlening aan SNS REAAL is er overigens veelvuldig en structureel contact geweest met de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft meermaals haar tevredenheid over de tijdigheid van de contacten uitgesproken. Ik ben van mening dat de aard en de frequentie van de contacten niet een negatief effect hebben gehad op de uitkomst van de reddingsactie voor SNS REAAL.

c) Herijk de governance van De Nederlandsche Bank. Herstel de verantwoordelijkheidsstructuur in de directie waarbij de president eindverantwoordelijk is en extern aanspreekpunt is voor het macro- en het microprudentiële toezicht. De president draagt zorg voor de coördinatie van de invulling van de verschillende rollen van De Nederlandsche Bank als adviseur van de minister en als toezichthouder (aanbeveling voor de minister van Financiën en De Nederlandsche Bank).

De governance van DNB is in 2012 gewijzigd en versterkt. Aan deze wijziging lagen duidelijke overwegingen ten grondslag ten aanzien van onder meer de versterking van de interne checks and balances, zorgvuldige besluitvorming en een duidelijke taakverdeling (zie onder meer Kamerstuk 32 782, nr. 3). Ik ben van mening dat de nieuwe governancestructuur niet belemmerend heeft gewerkt in de casus SNS REAAL.

Dit laat onverlet dat het ministerie van Financiën op dit moment opnieuw naar de governance van DNB kijkt. Aanleiding daartoe vormt de Europese bankenunie. Deze leidt tot aanpassingen in de verantwoordelijkheidsverdeling rond de uitvoering van het bankentoezicht. De verwachting is dat 4 november 2014 de Europese Centrale Bank het prudentiële toezicht in Nederland op de grootbanken zal overnemen van DNB in het kader van het Single Supervisory Mechanism (SSM). DNB blijft primair verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op alle andere financiële ondernemingen, waaronder kleinbanken. Teneinde de samenhang van het toezicht binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme te bewaken kan de ECB wel instructies geven aan DNB over het toezicht op de kleinbanken, of na overleg met DNB het toezicht op een kleinbank overnemen. Tevens worden er in Europees verband afspraken gemaakt over het Single Resolution Mechanism (SRM). Op 18 december 2013 is een raadsakkoord bereikt ten aanzien van de Verordening inzake SRM. Het SRM bepaalt het kader voor een Europees resolutiemechanisme waar de Nederlandse resolutieautoriteit onderdeel van uit zal maken.

Bij de uitrol van het SSM en het SRM in Nederland speelt de vraag op welke wijze de governance van DNB aanpassing behoeft. In de analyses die over de governance van DNB zullen worden gemaakt in het kader van het SSM en het SRM zullen ook de overwegingen die bij de inrichting van de governance van DNB zijn gemaakt betrokken worden en zal deze aanbeveling van de ENS meegenomen worden. De analyse zal naar verwachting in de loop van 2014 nader vorm krijgen en met de Tweede Kamer worden besproken.

d) Versterk de afstemming tussen macroprudentieel en microprudentieel toezicht (aanbeveling voor De Nederlandsche Bank).

De in 2012 gewijzigde governance van DNB biedt verschillende waarborgen voor afstemming tussen macroprudentieel en microprudentieel toezicht. Wanneer de financiële stabiliteit in het geding kan komen dienen toezichttaken ter besluitvorming aan de gehele directie van DNB te worden voorgelegd. Dit is in die periode ook gebeurd in het geval van SNS REAAL. Ik zie geen aanleiding om de recent gewijzigde governance van DNB om deze reden te wijzigen. Zoals eerder aangegeven zal ik de governance van DNB wel bekijken in het licht van de invoering van de bankenunie. Ik zal daarbij erop toezien dat ook in deze nieuwe constellatie er voldoende waarborgen zijn voor interactie tussen macroeconomische analyses, financiële stabiliteit en microprudentieel toezicht

e) Geef met het oog op het goede functioneren van de interne governance van De Nederlandsche Bank de raad van commissarissen toegang tot lopende individuele toezichtdossiers, voor zover het gaat om zaken waarbij de stabiliteit van het financiële systeem in het geding is (aanbeveling voor De Nederlandsche Bank en de ministers van Financiën).

De rol van de RvC van DNB is op 16 februari 2012 met de Wet versterking governance van DNB en de AFM versterkt. In die wet is onder meer de taak van de RvC van DNB uitgebreid door te bepalen dat het toezicht van de raad van commissarissen ook het toezicht op beleidsmatige aspecten omvat. Bij dat toezicht heeft de RvC met het oog op zijn controlerende functie de bevoegdheid om kennis te nemen van vertrouwelijke toezichtinformatie. De ENS pleit ervoor om de RvC deze mogelijkheid ook te geven ten aanzien van lopende individuele toezichtdossiers voor zover het gaat om zaken waarbij de stabiliteit van het financiële systeem in het geding is. Het ministerie van Financiën ondersteunt deze aanbeveling en zal in overleg met DNB treden om te bestuderen op welke wijze deze aanbeveling kan worden verwezenlijkt.

II. Aanbevelingen voor de wet- en regelgeving in het bijzonder de Interventiewet.

a) Pas het nationale interventieinstrumentarium aan aan de Bank Resolution and Recovery Directive van 26 juni 2013. Waar het gaat om het opstellen van herstelplannen; om bevoegdheden van toezichthouder of resolutie-autoriteit om in te grijpen en herstructurering op te leggen met inbegrip van bail-in van aandeelhouders en andere kapitaalverschaffers; en om handhaving van de mogelijkheid van onteigening met bijhorende oplopende bail-in van de kapitaalverschaffers als ultimum remedium. Maar handhaaf als ultimum remedium de mogelijkheid van onteigening (aanbeveling voor de minister van Financiën).

Ik onderschrijf deze aanbeveling. Recentelijk is een akkoord bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement over de richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, de BRRD. De BRRD bevat regels voor een gecoördineerde afwikkeling van banken in problemen, waarbij niet noodzakelijkerwijs de hele bank in stand blijft, maar de focus ligt op het verzekeren van de continuïteit van de essentiële delen van een bank. Een van de bouwstenen van de BRRD is de regels omtrent het opstellen van herstel- en afwikkelingsplannen. Het uitgangspunt van de BRRD is dat de kosten van een oplossing eerst en vooral door de vermogensverschaffers van een instelling moeten worden gedragen. Op Europees niveau is daartoe een zogeheten bail-in instrument ontwikkeld. Dit instrument maakt het mogelijk dat buiten de situatie van faillissement aan vermogensverschaffers van een bank, zoals obligatiehouders, ook verliezen kunnen worden opgelegd door middel van conversie of afschrijving. Door de implementatie van de BRRD zal in de Nederlandse wet-en regelgeving het bail-in instrument worden opgenomen. Dat vind ik wenselijk. Het behouden van een onteigeningsbevoegdheid is mogelijk op grond van de BRRD. De ENS beveelt dit ook aan. Ik zal hier uitvoering aan geven, uiteraard met inachtneming van de uitgangspunten van de BRRD. Ik onderschrijf dat de verstrekkende maatregel van onteigening een uiterste mogelijkheid, een ultimum remedium, behoort te zijn. Ik zal deze aanbeveling van de ENS betrekken bij de implementatie van de BRRD in de Nederlandse wet- en regelgeving, die op 1 januari 2015 gereed moet zijn.

b) Realiseer een expliciete wettelijke grondslag voor onteigening van passiva en een opzet voor een bruginstelling om activa of passiva over te hevelen (aanbeveling voor de minister van Financiën).

Op 1 februari 2013 heb ik (naast de aandelen in het kapitaal van SNS REAAL) alle achtergestelde schulden van SNS REAAL en SNS Bank onteigend. Niet alle onteigende achtergestelde schulden waren effecten, voor een deel ging het namelijk ook om onderhandse leningen. De wijze van onteigening van deze leningen verschilde van de wijze waarop de overige achtergestelde schulden zijn onteigend. Omdat de onderhandse leningen geen effecten zijn, zijn niet de onderhandse leningen zelf maar de daarmee corresponderende (passieve) vermogensbestanddelen van SNS REAAL en SNS Bank onteigend ten name van een separate stichting. In lijn met de aanbeveling van de ENS zal ik de Interventiewet zodanig aanpassen dat in de toekomst onderhandse leningen ook rechtstreeks kunnen worden onteigend. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de evaluatie Interventiewet die ik onlangs naar uw Kamer heb gestuurd.

Een overbruggingsinstelling is een instelling die is opgericht door of vanwege de Staat of DNB waaraan aandelen, activa en/of passiva kunnen worden overgedragen. Dit kan wenselijk zijn indien op korte termijn geen private overnemer kan worden gevonden voor de aandelen, activa en/of passiva van een probleeminstelling, maar verwacht wordt dat deze op langere termijn wel kan worden gevonden. Ik ben het met de ENS eens dat een expliciete wettelijke grondslag voor de opzet van een bruginstelling (overbruggingsinstelling) wenselijk is. De Wft bevat reeds een wettelijke grondslag om een overbruggingsinstelling op te richten waaraan aandelen, activa en/of passiva kunnen worden overgedragen. Een aanpassing van de Interventiewet op dit punt is niet noodzakelijk. De BRRD bevat ook regels met betrekking tot een overbruggingsinstelling. Uit de evaluatie van de Interventiewet blijkt dat bij de implementatie van de BRRD aandacht moet worden besteed aan een mogelijkheid voor de toezichthouder om een overbruggingsinstelling tijdelijk te ontheffen van bepaalde eisen uit de Wft. Ik zal hier aandacht aan besteden bij het wetsvoorstel ter implementatie van de BRRD.

c) Creëer een expliciete wettelijke grondslag voor het opstellen van «living wills» door alle financiële instellingen. Creëer handvatten om verwevenheden die ontvlechting kunnen bemoeilijken (operationeel, financieel, 403-verklaringen) te kunnen beheersen (aanbeveling voor de minister van Financiën).

Ik onderschrijf deze aanbeveling. Ik vind het, net als de ENS, belangrijk dat verwevenheden die ontvlechting kunnen bemoeilijken worden beheerst. Zoals ik ook in mijn brief over de nationalisatie van SNS heb aangegeven, hecht ik eraan dat er herstel- en afwikkelingsplannen worden opgesteld. Er is niet voor gekozen om de aangekondigde Europese regelgeving op het gebied van herstel- en afwikkelingsplannen af te wachten, maar om zo voortvarend mogelijk met dit onderwerp aan de slag te gaan.

Op dit moment worden op dit gebied serieuze stappen gezet. DNB en het ministerie van Financiën inventariseren in het kader van het opstellen van herstel- en afwikkelingsplannen voor de systeembanken welke operationele en financiële verwevenheden bij afwikkeling problematisch zouden kunnen blijken. In dat kader wordt onder meer gekeken in hoeverre het noodzakelijk is om maatregelen te treffen om mogelijke ongewenste neveneffecten van 403-verklaringen en soortgelijke garanties te beperken. Op basis van de BRRD zal de afwikkelingsautoriteit een expliciet instrumentarium krijgen om van een beoordeelde instelling te vereisen dat zij beter afwikkelbaar wordt. Dit vind ik wenselijk. De Tweede Kamer is onlangs via een separate brief nader geïnformeerd over de voortgang van het project afwikkelingsplannen.

Een living will, ook een herstel- en afwikkelingsplan genoemd, beschrijft welke maatregelen kunnen worden getroffen als een instelling in onomkeerbare problemen komt. De BRRD bevat de verplichting om herstel- en afwikkelingsplannen op te stellen. Door de implementatie van de BRRD zal in de Nederlandse wet- en regelgeving een verplichting tot het opstellen van herstel- en afwikkelingsplannen worden opgenomen.

d) Geef de Nederlandsche Bank de mogelijkheid om onder voorwaarden het overdrachtsinstrument ook in te zetten jegens de moedermaatschappij («holding») van een bank of verzekeraar.

Ik onderschrijf deze aanbeveling van de ENS. Deze aanbeveling sluit aan bij de aanbeveling op dit punt uit de door mij uitgevoerde evaluatie van de Interventiewet. Daarbij is het wel van belang om op te merken dat het in het geval van SNS geen verschil zou hebben gemaakt als DNB ook op het niveau van de moedermaatschappij (holding) had kunnen ingrijpen, onder andere omdat vanwege de diverse problemen van de SNS groep er de facto geen private partij geïnteresseerd was in een overname van de aandelen of van de activa en passiva van SNS. De inzet van het overdrachtsinstrumentarium had dan ook het door DNB geconstateerde kapitaalgat niet opgevuld.

e) Handhaaf voor nationalisatie het criterium «ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financieel stelsel». Het is niet nodig dit criterium op te rekken tot «tekenen van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financiële stelsel», zoals De Nederlandsche Bank heeft voorgesteld in haar wetgevingsbrief van 27 juni 2013 (aanbeveling voor de minister van Financiën).

Ik onderschrijf deze aanbeveling van de ENS. Deze aanbeveling sluit aan bij de aanbeveling op dit punt uit de door mij uitgevoerde evaluatie van de Interventiewet. De bevoegdheid van de minister om te onteigenen behoort slechts als laatste redmiddel (ultimum remedium) te worden ingezet. Met het handhaven van het criterium «ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financieel stelsel» blijft de drempel voor ingrijpen door de minister hoog. Dit is passend bij een vergaande bevoegdheid als onteigening.

3) Slot

Het kabinet is de ENS erkentelijk voor het werk dat zij heeft verricht. Bij een verstrekkende ingreep als nationalisatie past een onafhankelijke evaluatie. De ENS heeft op initiatief van de RvC van DNB en mij deze evaluatie uitgevoerd. Dit heeft een gedegen rapport opgeleverd met kritische observaties, die ik ter harte neem. Het rapport van de ENS sluit af met tien aanbevelingen. De aanbevelingen voor de wet- en regelgeving (in het bijzonder de Interventiewet) zal ik voortvarend ter hand nemen. De aanbevelingen voor financiële instellingen die in zwaar weer verkeren, sluiten voor een groot deel aan bij nieuwe Europese wet- en regelgeving en zullen via nationale implementatietrajecten van onder meer de BRRD, SRM en SSM eveneens voortvarend ter hand worden genomen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Brief van De Nederlandsche Bank d.d. 24 januari 2013. Bijlage bij Kamerstuk 33 532, nr. 1.

X Noot
3

Op dit moment zijn er geen met de figuur van overheidscommissarissen van SNS vergelijkbare commissarissen bij financiële instellingen naar aanleiding van de in 2008 verleende staatssteun meer actief.

X Noot
4

Commission staff working paper – The effects of temporary State aid rules adopted in the context of the financial and economic crisis, 5 oktober 2011 (SEC (2011) 1126 final). De figuur van de monitoring trustee is gebruikelijk bij het toezicht door de Europese Commissie op fusies en overnames.

Naar boven