33 529 Gaswinning

Nr. 424 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2018

Op 1 februari 2018 heb ik adviezen ontvangen van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en Gasunie Transport Services B.V. (GTS) over de gaswinning in Groningen. Het advies van SodM gaat over de veiligheid van de inwoners van Groningen. Het advies van GTS gaat over de vraag hoeveel aardgas er nodig is om afnemers die afhankelijk zijn van laagcalorisch gas van voldoende gas te voorzien. Beide adviezen heb ik bijgevoegd1. In deze brief schets ik uw Kamer hoe ik in de komende periode opvolging zal geven aan deze adviezen. Hiermee geef ik ook invulling aan het verzoek van uw Kamer, zoals dat is gedaan door het lid Beckerman in de regeling van werkzaamheden van 25 januari 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 44, Regeling van Werkzaamheden).

Route naar lagere gaswinning

De aardbeving bij Zeerijp was en is een ingrijpende gebeurtenis voor de mensen in het gebied. De aardbeving heeft het belang van een verlaging van de gaswinning nogmaals onderstreept. Een verlaging van het jaarlijkse winningsniveau zorgt er voor dat het tempo waarin het gasvoerende gesteente wordt samengedrukt afneemt. Als gevolg daarvan, zo geeft SodM aan, zal het jaarlijkse aantal aardbevingen (met een sterkte van meer dan 1,5 op de schaal van Richter) afnemen en daarmee ook de kans op zwaardere aardbevingen. Naar aanleiding van eerdere adviezen van SodM is de productie uit het Groningenveld de afgelopen jaren meer dan gehalveerd tot 21,6 miljard Nm3 (winningsniveau gasjaar 2017/2018). Dit heeft er inderdaad voor gezorgd dat het aantal aardbevingen in Groningen de afgelopen jaren gemiddeld is afgenomen.

Mijn invulling van het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is dat de gaswinning al deze kabinetsperiode zo veel mogelijk verder omlaag moet worden gebracht. De hoeveelheid die hierbij in het regeerakkoord wordt genoemd (1,5 miljard Nm3) beschouw ik als een schatting, die niet als beperkend is bedoeld. Ik heb dan ook kort na het aantreden van dit kabinet acties in gang gezet om alle mogelijkheden voor volumebeperkingen in kaart te brengen. Daarbij kijk ik in ieder geval naar de overstap van industriële grootverbruikers van laagcalorisch gas op duurzame alternatieven of hoogcalorisch gas. De brief die ik hierover aan 200 bedrijven heb gestuurd, is als bijlage bijgevoegd2. De gesprekken hierover zijn gaande. Ik ben daarnaast met mijn collega’s in België, Frankrijk en Duitsland in gesprek over de mogelijkheden om de buitenlandse vraag naar laagcalorisch gas versneld af te bouwen. Een andere mogelijkheid is de bouw van een aanvullende stikstofinstallatie, waarmee hoogcalorisch gas naar laagcalorisch gas kan worden geconverteerd. Ten slotte moeten concrete en ambitieuze maatregelen voor verduurzaming aan bod komen in de totstandkoming van een Klimaatakkoord, waarmee een volgende stap in de verlaging van de vraag naar Groningengas kan worden gezet.

Advies SodM

Na de aardbeving bij Zeerijp heeft NAM binnen 48 uur een evaluatie uitgevoerd en aan SodM aanbevelingen voorgelegd voor beheersmaatregelen. NAM heeft hiermee in lijn met het Meet- en regelprotocol voor de gaswinning in Groningen gehandeld (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 359). SodM heeft de brieven en rapporten van NAM geanalyseerd. Bovendien heeft SodM controleberekeningen uitgevoerd. De resultaten van de analyse en controleberekeningen zijn vervat in het bijgevoegde advies dat ik op 1 februari 2018 van SodM heb ontvangen3. Daarbij maakt SodM onderscheid tussen maatregelen die per direct zouden moeten worden genomen en maatregelen die zo snel mogelijk zouden moeten worden genomen, maar die een andere belangenafweging vergen.

De maatregelen waarvan SodM adviseert om ze per direct te nemen zijn:

  • het sluiten van de Loppersum clusters: Ten Post, Overschild, De Paauwen, ’t Zandt en Leermens; en

  • het beperken van fluctuaties in de productie uit het Bierum-cluster tot maximaal 20% (met uitzondering van operationele omstandigheden).

De maatregelen die zo snel mogelijk genomen zouden moeten worden, zijn:

  • het beperken van de totale productie uit het Groningen-gasveld tot maximaal 12 miljard Nm3/jaar; en

  • het beperken van de regionale fluctuaties in de productie van de overige clusters tot het huidige niveau van +/– 50%. Daarmee kan de beperking van fluctuaties van +/– 20% voor de productie uit het gehele Groningenveld worden losgelaten.

SodM geeft hierbij aan dat deze maatregelen gevolgen kunnen hebben voor de leveringszekerheid, maar dat het niet haar rol is om daarover te adviseren. Een belangenafweging door de Minister is nodig.

Advies GTS

GTS stelt allereerst dat in het geval dat een vlakke Groningenwinning als uitgangspunt wordt gekozen, haar advies met betrekking tot de voor leveringszekerheid benodigde hoeveelheid gas uit Groningen identiek zou zijn aan haar advies van 2017 (bijlage 1 bij Kamerstuk 33 529, nr. 352). Als productiefluctuaties op maandbasis op het Groningenveld als geheel moeten worden vermeden, dan is er in een qua temperatuur gemiddeld jaar 21 miljard Nm³ nodig om de leveringszekerheid te borgen.

Alleen indien het uitgangspunt van vlakke winning wordt losgelaten is het mogelijk om met name in jaren die warmer zijn dan gemiddeld een lager productieniveau te realiseren met behoud van leveringszekerheid. Dit kan door (nog) zwaarder te leunen op de inzet van de conversiemiddelen van GTS en de productie uit het Groningenveld meer afhankelijk te maken van de temperatuur. Het niveau waarop de productie uit Groningen dan uitkomt ligt tussen circa 14 miljard Nm³ (in het warmste jaar) en 27 miljard Nm³ (in het koudste jaar).

GTS heeft op mijn verzoek ook gekeken naar de gevolgen voor de leveringszekerheid van het sluiten van zes productieclusters, zoals NAM dat op 10 januari jl. heeft voorgesteld. De beschikbaarheid van voldoende productieclusters is namelijk van essentieel belang op zogenaamde piekmomenten, dat wil zeggen, op momenten met een hoge gasvraag vanwege extreem koud weer.

In haar advies komt GTS tot de conclusie dat vier productieclusters definitief kunnen worden gesloten zonder dat de leveringszekerheid op piekmomenten in gevaar komt. GTS geeft aan dat de twee overige clusters voor het lopende gasjaar (tot 1 oktober 2018) niet nodig zijn, maar voor volgende gasjaren misschien wel. Hierover kan GTS naar verwachting eind maart een definitieve conclusie trekken. Het sluiten van productieclusters heeft overigens geen invloed op de vraag naar Groningengas en het volume dat hiervoor moet worden geproduceerd.

Ik heb GTS daarnaast gevraagd om te kijken naar de mogelijkheden om al dit gasjaar minder gas te winnen zonder dat de leveringszekerheid in gevaar komt. Op dit moment geldt de voorlopige voorziening van de Raad van State die, uitgaande van een gemiddelde temperatuur, voor het lopende gasjaar een gaswinning van maximaal 21,6 miljard Nm³ toestaat. Dit is een maximum en biedt ook ruimte om minder te winnen. Uit het advies van GTS blijkt dat het mogelijk is om de resterende maanden van het gasjaar met minder gas uit te kunnen dan waar in de voorlopige voorziening van wordt uitgegaan, indien gestuurd wordt op een hogere inzet van stikstof. Uitvoering van deze maatregel vergt medewerking van NAM en GasTerra.

Voorgestelde maatregelen lange termijn

SodM beveelt aan om voor de langere termijn zo snel mogelijk naar een winningsniveau van 12 miljard Nm3 te gaan. Hierbij geeft SodM aan dat deze maatregel een nadere belangenafweging van mij vergt. Het is evident dat met een dergelijke daling van de productie naar huidige inzichten niet meer kan worden voldaan aan de gasvraag van huishoudens en bedrijven in binnen- en buitenland. De huidige behoefte is bijna dubbel zo hoog.

Het belang van de veiligheid van de Groningers staat voor mij niet ter discussie. Tegelijk is het ook duidelijk dat we niet zomaar iedereen van het gas kunnen afschakelen. Het zal niet alleen grote inspanning maar ook enige tijd kosten om het winningsniveau sterk te verlagen. Naar aanleiding van de adviezen van SodM en GTS over het jaarlijkse winningsniveau uit het Groningenveld wil ik dan ook grondig alle mogelijke maatregelen en de termijnen waarop deze maatregelen effect kunnen hebben bezien. Daarbij wil ik de resultaten meenemen van de inventarisatie van alle mogelijkheden om de vraag naar Groningengas op korte en lange termijn af te bouwen. Zoals eerder aan uw Kamer toegezegd komt deze totale inventarisatie aan het eind van dit kwartaal beschikbaar. Op basis van deze inventarisatie zal het kabinet aangeven hoe zij aankijkt tegen de toekomst van de gaswinning binnen deze kabinetsperiode en daarna. Dit zal ook de basis vormen voor het nieuw te nemen instemmingsbesluit, dat in eind mei/begin juni 2018 in procedure zal gaan. Bij de totstandkoming van het nieuwe besluit zal ik ook de regio betrekken.

Voorgestelde maatregelen op de korte termijn

SodM adviseert mij om twee maatregelen per direct te nemen. Ik kies ervoor deze maatregelen op de kortst mogelijke termijn uit te voeren.

De eerste maatregel is het sluiten van de Loppersumclusters (Ten Post, Overschild, De Paauwen, ’t Zandt en Leermens). Ik zal NAM verzoeken om hier zo snel als redelijkerwijs mogelijk is uitvoering aan te geven en het effect van deze maatregelen nauwgezet te monitoren. Ik realiseer mij dat indien deze clusters permanent gesloten worden de leveringszekerheid op lange termijn niet zonder meer gegarandeerd is. Op basis van een aanvullend advies van GTS kom ik in maart terug op de leveringszekerheidsrisico’s van deze maatregel op de lange termijn.

De tweede maatregel is het beperken van de fluctuaties in de productie uit het Bierum-cluster tot maximaal 20%, met uitzondering van operationele omstandigheden. Om deze maatregel te kunnen nemen zal ik aan de bij de gaswinning betrokken partijen en aan mijn adviseurs SodM en GTS advies vragen hoe ik hier op de kortst mogelijke termijn uitvoering aan kan geven.

Gezien hun verantwoordelijkheid voor de winning en verkoop van het Groningengas doe ik een dringend verzoek op NAM en GasTerra om, binnen de voorwaarden van de voorlopige voorziening, maximaal gebruik te maken van de ruimte tot een lagere winning. Afhankelijk van de temperatuurontwikkeling leidt dit naar verwachting tot een reductie van de gaswinning uit Groningen van 0,5–2 miljard Nm³ in het lopende gasjaar 2017/2018. Deze reductie geeft geen indicatie voor het noodzakelijke winningsniveau in het gasjaar 2018/2019 en verder. Een keuze over dat niveau zal worden gemaakt in het nieuwe instemmingsbesluit.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven