33 529 Gaswinning Groningen-veld

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2013

In antwoord op het verzoek van uw vaste commissie voor Economische Zaken van 5 november 2013 bericht ik u het volgende.

In mijn brief van 28 oktober jl.1 heb ik beschreven hoe ik het besluitvormingsproces met betrekking tot de gaswinning Groningen heb ingericht. Hierbij heb ik aangegeven dat zorgvuldigheid voorop staat.

Onderdeel van deze zorgvuldige besluitvorming is de gelijktijdige publicatie en toezending aan uw Kamer van het totaal van de onderzoeken, het winningsplan van de NAM, de adviezen van de Stuurgroep, van Staatstoezicht op de Mijnen, van de Technische commissie bodembeweging en het ontwerpbesluit in januari 2014.

Met mijn brief van 22 augustus jl. 2 heb ik de resultaten van een viertal onderzoeken bekendgemaakt. Deze hadden betrekking op het plan van aanpak preventieve versteviging van gebouwen met aardbevingsrisico (onderzoek 1), de quickscan naar effecten van geïnduceerde aardbevingen op vitale infrastructuur (onderzoek 2), de huizenprijsontwikkeling op de woningmarkt (onderzoek 10) en de evaluatie van het schade-afhandelingsproces (onderzoek 11). Zoals in mijn brief van 28 oktober jl. is aangegeven zal ik, als ik de resultaten ontvang van de vervolgonderzoeken naar de te nemen maatregelen met betrekking tot de vitale infrastructuur (onderzoek 2) en naar de preventieve maatregelen voor huizen (onderzoek 1), deze publiceren en uw Kamer daarover naar verwachting in december informeren.

Ten aanzien van de overige onderzoeken acht ik het van belang dat het totaalbeeld van de resultaten, samen met de brede weging daarvan in het ontwerpbesluit in één keer wordt gepresenteerd. Ik ben ervan overtuigd dat de bewoners van het gebied, die zich ongerust maken en zich onveilig voelen in hun directe woonomgeving, gebaat zijn bij een dergelijke aanpak. Het in de tijd gespreid verkrijgen van delen van de resultaten, zonder mijn duiding daarvan in het ontwerpbesluit, zou slechts de bestaande onzekerheid in het gebied vergroten.

Zoals in mijn brief van 28 oktober jl. is beschreven, biedt het vervolgproces bovendien voldoende tijd om de onderzoeken en het ontwerpbesluit toe te lichten en voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het ontwerpbesluit.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 33 529, nr. 25

X Noot
2

Kamerstuk 33 529, nr. 23

Naar boven