33 529 Gaswinning Groningen-veld

Nr. 25 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2013

Met mijn brief van 22 augustus1 jl. heb ik uw Kamer tussentijds geïnformeerd over de resultaten van vier van de elf onderzoeken die ik laat verrichten om een zorgvuldig besluit te kunnen nemen over de gaswinning in het Groningen-veld. In deze brief zal ik toelichten welke verdere stappen zullen worden doorlopen zodat een kabinetsbesluit over de toekomstige gaswinning kan worden genomen.

Besluitvormingsprocedure

De elf onderzoeken worden in november afgerond. Ik zal dan ook het advies van de onafhankelijke Stuurgroep over de onderzoeken hebben ontvangen. Op basis van de onderzoeksresultaten doet de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) in een zogeheten winningsplan een voorstel hoe men de komende jaren gas wil winnen en hoe men om zal gaan met de invloed daarvan op de omgeving. Dit plan wordt op 1 december aan het Ministerie van Economische Zaken gestuurd. In het plan zal de NAM aangeven wat men zal doen om de kans op meer en zwaardere aardbevingen te verkleinen en om de gevolgen van aardbevingen te beperken, zoals het preventief versterken van huizen en gebouwen.

Het winningsplan van de NAM wordt vervolgens beoordeeld door Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en de Technische Commissie Bodembeweging (Tcbb). SodM heeft de veiligheid van de gaswinning als primaire invalshoek en de Tcbb kijkt vooral naar de gevolgen van de winning voor de beweging van de aardbodem en de schade die zou kunnen optreden. Uiterlijk medio december ontvang ik deze adviezen.

Op basis van de resultaten van de elf onderzoeken, het advies van de stuurgroep en de adviezen van SodM en de Tcbb, beoordeelt het kabinet vervolgens het door de NAM ingediende winningsplan, en zal een ontwerp-besluit nemen met betrekking tot de vraag of en hoe gaswinning in Groningen op een verantwoorde manier mogelijk blijft in de toekomst.

Het ontwerp-besluit zal vervolgens met alle achterliggende stukken bekend worden gemaakt en ter inzage worden gelegd. Belanghebbenden kunnen dan binnen zes weken mondeling of schriftelijk hun zienswijze naar voren brengen. Ook is er in deze periode ruimte voor een debat met uw Kamer over de onderzoeken en het ontwerp-besluit.

Op basis van het ontwerp-besluit wordt een besluit genomen, waarbij voor zover mogelijk rekening wordt gehouden met de zienswijzen. Tegen het besluit kan beroep ingesteld worden bij de rechtbank, waarna hoger beroep openstaat bij de Raad van State. In januari informeert het Ministerie over hoe deze procedure in zijn werk gaat.

Eerder is aangegeven dat het kabinet in december een besluit zou nemen. Ik ben mij er terdege van bewust dat de ernst van de problematiek om een spoedig besluit vraagt, om de bewoners in het gebied waarin aardbevingen voorkomen, zo snel mogelijk meer duidelijkheid te verschaffen over de toekomstige risico’s en de te nemen maatregelen. Naar aanleiding van overleg met betrokken partijen in de regio ben ik tot de conclusie gekomen dat het gewenst is iets meer tijd te nemen voor afweging van belangen en onderzoeksresultaten. Het kabinet neemt daarom in januari een ontwerp-besluit, dat ik direct in het gebied zal komen toelichten.

Om tot een zorgvuldig besluit te kunnen komen worden de onderzoeken samen met het winningsplan, de adviezen van de Stuurgroep, van SodM en van Tcbb en het ontwerpbesluit in januari te gepubliceerd via Rijksoverheid.nl. Dit laat onverlet dat als nadere resultaten worden ontvangen over de te nemen maatregelen met betrekking tot de vitale infrastructuur (onderzoek 2) en de preventieve maatregelen voor huizen (onderzoek 1), deze met de betrokkenen in het gebied zullen worden besproken. Deze resultaten zijn een vervolg op de in augustus gepubliceerde onderzoeken. Ook zal uw Kamer daarover, naar verwachting begin december, worden geïnformeerd.

Monitor waardeontwikkeling huizen

In mijn brief van 22 augustus jl. heb ik aangegeven dat als vervolg op het rapport van Ortec Finance over waardeontwikkeling van huizen, ieder kwartaal inzicht zal worden verschaft in de prijsontwikkeling in zowel het risicogebied als in de omringende referentiegebieden. Ook heb ik aangegeven dat op basis van dit rapport en de kwartaalmonitors overleg zal worden gevoerd met de lokale overheden en makelaars. Een eerste overleg heeft plaatsgevonden in september. Op basis van gesprekken met makelaars, vertegenwoordigers van de gemeenten en ook bewoners is de methode van onderzoek op een aantal punten aangepast en verfijnd. Zo zijn het risicogebied en de referentiegebieden op basis van demografische gegevens nu ingedeeld naar krimpgemeenten en niet-krimpgemeenten. En er is een afzonderlijke rapportage van de ontwikkelingen in de referentiegebieden tot stand gekomen. Tot slot is een analyse gemaakt van de invloed op de woningprijs van de afstand van een woning tot het epicentrum van de Huizinge-aardbeving. Deze nieuwe gegevens zullen op Rijksoverheid.nl worden gepubliceerd.

De belangrijkste conclusie van de meest recente kwartaalmonitor (van april 2013 tot en met juni 2013) is dat ook op basis van de gegevens van het tweede kwartaal van dit jaar de prijsveranderingen in het risicogebied niet significant afwijken van die van de referentiegebieden. De verfijning van het risicogebied in de vorm van krimp- versus geen krimpgebieden en de afstand tot het epicentrum geeft vooralsnog geen ander beeld. Ortec Finance zal nog dit jaar de monitor over de periode tot en met september afronden. De gesprekken met bewoners, makelaars en de vertegenwoordigers van de regio worden de komende tijd periodiek voortgezet.

Hoewel het onderzoek van Ortec Finance op dit moment aangeeft dat de prijsveranderingen in het risicogebied niet significant afwijken van die in de referentiegebieden, ben ik, zoals toegezegd in mijn brief 2 van 3 juli jl., in gesprek met de NAM over de contouren van een mogelijke schadevergoedingsregeling. Zo zal, nog voordat vervolgonderzoek eventueel zou aantonen dat er wel sprake is van significante afwijkingen, bekend zijn vanaf welk moment en onder welke voorwaarden een beroep kan worden gedaan op de schadevergoedingsregeling en hoe de procedure eruit ziet. Van belang is dat de mensen die in een dergelijke marktsituatie hun woning willen of moeten verkopen hierover snel duidelijkheid krijgen. Over de contouren zal ik u in ieder geval tegelijk met de uitkomsten van de overige onderzoeken in januari 2014 informeren.

Maandag 28 oktober ben ik in de regio om mij opnieuw op de hoogte te stellen van de stand van zaken en om met betrokken bestuurders, lokale makelaars en bewoners het bovenstaande te bespreken en nader toe te lichten. Ook zal ik spreken met de Gemeenteraad van Loppersum en ingaan op de zorgen die de Gemeenteraad mij in een open brief van 2 september jl. heeft overgebracht.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 33 529, nr. 23

X Noot
2

Kamerstuk 33 529, nr. 22

Naar boven