33 529 Gaswinning Groningen-veld

Nr. 203 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2015

Naar aanleiding van de regeling van werkzaamheden van 22 april 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 79, item 6) heeft de vaste commissie voor Economische Zaken een aantal aanvullende vragen1 gesteld als reactie op mijn brief van 21 april 2015 over voorgenomen olie- en gaswinning bij Woerden (Kamerstuk 33 529, nr. 146). Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op deze vragen. Het beantwoorden van deze vragen heeft langer geduurd dan gebruikelijk. Daarvoor bied ik mijn verontschuldigingen aan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

1

Wat is bekend over de eventuele dynamiek in de geologische lagen in de regio Woerden/Oudewater bij gas- en oliewinning? Wat zijn de te verwachten effecten van gas- of oliewinning op thans niet-actieve breuklijnen in de ondergrond van dit dichtbevolkte gebied?

Antwoord

Zoals aangegeven in mijn brief van 21 april jl. moet Vermilion een geactualiseerd winningsplan indienen. In het winningsplan moet de te verwachten bodembeweging door de olie- en gaswinning worden beschreven. In het huidige winningsplan voor het Papekopveld bij Woerden is aangegeven dat de verwachte bodemdaling ongeveer 1,2 cm zal zijn met een bandbreedte tussen 0 en 2 cm en dat de kans op geïnduceerde bevingen gering is. Bij andere in de regio (Zuid-Holland en Noord-Brabant) gelegen velden hebben zich geen bevingen voorgedaan.

2

Hoe effectief en duurzaam is het voorkomen van eventuele bevingen door het opvullen van de ruimten waaruit gas/olie gewonnen wordt en welke risico’s zijn er in de toekomst mee gemoeid?

Antwoord

Gelet op de huidige inzichten met betrekking tot de geringe kans op bevingen ligt het vooralsnog niet voor de hand het reservoir op te vullen. Meer in het algemeen is het voorkomen van compactie door het reservoir op te vullen met bijvoorbeeld water, CO2 of stikstof in theorie mogelijk. Voor het Groningenveld zijn deze opties ook onderzocht en hieruit is gebleken dat het vullen van het reservoir met stikstof de meest realistische optie is. Voor het Groningenveld wordt dit nu verder onderzocht.

3

Vindt u het nog verantwoord om (toekomstige) schade aan gebouwen, psychosociale en gezondheidsschade, milieu en landschapsschade te legitimeren door nieuwe gasvelden en -veldjes te exploreren terwijl alternatieven denkbaar en haalbaar zijn?

Antwoord

Het exploreren en exploiteren van nieuwe gasvelden vind ik aanvaardbaar als de veiligheid van mens, natuur en milieu niet in het geding komt. Alle vergunningprocedures zijn er dan ook op gericht om dit op een zorgvuldige manier te toetsen.

4

Bent u zich bewust van de toenemende angst en onvrede over ingrepen in de ondergrond en bent u bereid onderzoek te doen naar de psycho-sociale kant van deze materie in de verdere behandeling van de structuurvisie ondergrond?

Antwoord

Ook ik zie een toenemende onrust in de maatschappij over het gebruik van de ondergrond. Daarom is het van groot belang dat we gebruik van de ondergrond alleen toestaan wanneer dit veilig is voor mens, natuur en milieu. Hierbij is het van belang dat we op een transparante manier met de omgeving communiceren over de risico’s van het gebruik van de ondergrond en de onzekerheden die daarbij horen. Ook is het hierbij van belang dat het onderzoek naar de effecten van het gebruik van de ondergrond beter en onafhankelijk gepositioneerd wordt. Ik ben nu bezig dit vorm te geven en ik zal uw Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2016 informeren.

5

Bent u bereid in de regio-Woerden/Oudewater juist extra te investeren in de bouw van duurzame, energiezuinige woningen en op andere maatregelen die er voor zorgen dat deze regio weinig beslag legt op traditionele gasvoorraden?

Antwoord

Het uitgangspunt in het Energieakkoord is dat burgers en bedrijven zelf hun verantwoordelijkheid nemen voor investeringen in energiebesparende maatregelen. De rol van de rijksoverheid is om dit waar nodig te faciliteren en te stimuleren en beperkende regelgeving aan te pakken. Met name op het gebied van de financiering van energiebesparende maatregelen wordt een impuls gegeven vanuit het Rijk met het revolverend fonds voor energiebesparing van woningen en een subsidie voor sociale verhuurders. Ook komen er extra middelen beschikbaar om gemeenten te ondersteunen bij hun rol om op lokaal niveau energiebesparing te stimuleren en om de eigenaren van woningen een (vereenvoudigd) energielabel te verstrekken. Het doel hiervan is het vergroten van de bewustwording van energiebesparing. In de recente Kamerbrieven « Voortgang energiebesparing gebouwde omgeving» (Kamerstuk 30 196, nr. 352) en de warmtevisie (Kamerstuk 30 196, nr. 305) wordt nader ingegaan op de afbouw van de dominantie van gas als warmtevoorzieningsbron en over ervaringen met gasloze wijken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

6

Waarom houdt u de aanvraag voor een nieuwe vergunning open, aangezien het Papekopveld onder een woonwijk met 10.000 inwoners en in het Groene Hart gelegen is?

Antwoord

Essentieel bij mijn besluit is of de olie en het gas kunnen worden gewonnen op een voor mens, natuur en milieu veilige manier. Alle vergunningprocedures zijn er op gericht om dit op een zorgvuldige manier te toetsen. Ik ben gehouden alle aanvragen voor vergunningen of winningsplannen te toetsen tegen de vigerende regelgeving, onder andere om willekeur te voorkomen.

7

Waarom houdt u de optie open voor een vergunning voor een mijnbouwlocatie, waarbij de meest dichtbij gesitueerde woningen zich op 100 meter afstand bevinden? Erkent u dat de aanleg van nieuwe infrastructuur en het vestigen van een boorinstallatie overlast en risico’s met zich meebrengt voor de omwonenden? Wat zijn de benodigde infrastructurele maatregelen? Op welke plaats komen de boorputten?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 6. Wat betreft de infrastructuur ligt er reeds een mijnbouwlocatie ten zuiden van de A12 van waaruit het Papekopveld in 1986 is ontdekt. De huidige operator bestudeert momenteel de meest gunstige optie om het veld in ontwikkeling te brengen. Zij heeft hierbij nauw contact met de omliggende gemeenten. Een realistisch scenario is dat de boringen vanaf de reeds bestaande locatie worden uitgevoerd. De milieueffecten op de omgeving zullen worden vastgelegd in een melding in kader van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (Barmm). De boorinstallaties zijn overigens alleen aanwezig tijdens het boren van de putten (circa 2 maanden per put). De benodigde infrastructurele maatregelen hangen af van de te kiezen boorlocatie. Hierover is de operator in overleg met de gemeente Woerden. Een van de opties is om gebruik te maken van de nieuwe ontsluitingsweg ten zuiden van Woerden, die momenteel wordt aangelegd.

8

Op welke gronden is het in 2009 goedgekeurde winningsplan in uw ogen niet meer actueel?

Antwoord

Het oorspronkelijke winningsplan is opgesteld door Nothern Petroleum en ging uit van een productiestart in 2009. De winning is door Northern Petroleum nooit gestart en ondertussen zijn de vergunningen overgegaan van Northern Petroleum naar Vermilion. Vermilion heeft aangegeven dat zij de winning mogelijk op een andere manier wil gaan aanpakken. Zowel de aangepaste tijdplanning als de mogelijk andere wijze van winning zijn aanleiding voor een wijziging van het vigerende winningsplan.

9

Uw brief over de voorgenomen olie- en gaswinning nabij Woerden van 21 april 2015 vermeldt dat het winningsplan niet meer actueel is en geactualiseerd zal moeten worden. Geldt datzelfde voor de onderliggende winningsvergunning uit 2006? Moet ook daarvoor een nieuwe aanvraag worden ingediend (aangezien u alleen een nieuw instemmingsbesluit neemt)?

Antwoord

Voor de winningsvergunning behoeft geen nieuwe aanvraag ingediend te worden. Een winningsvergunning is een marktordeningsvergunning, die Vermilion het alleenrecht geeft in het vergunde gebied te winnen. Om daadwerkelijk olie of gas te winnen is een goedgekeurd winningsplan noodzakelijk. Het winningsplan is het document waarin beschreven wordt hoe en wanneer de winning gaat plaatsvinden en wat de mogelijke effecten daarvan op de bodembeweging zijn.

10

Welke vergunningen/toestemmingen heeft Vermilion volgens u verder nog nodig om daadwerkelijk tot winning over te kunnen gaan (onder meer omdat na 2009 nog nieuwe regelgeving is gaan gelden, bijvoorbeeld de Wabo)?

Antwoord

Bij het Papekopveld gaat het vooralsnog om een bestaande locatie, waar echter nog geen winning plaatsvindt. Conform de procedure voor de omgevingsvergunning (Wabo) geldt hiervoor dat wanneer een succesvolle proefboring is gedaan (zoals bij Papekop het geval is) en men daadwerkelijk wil gaan winnen, de volgende omgevingsvergunningen moeten worden aangevraagd:

  • Oprichten en in werking hebben van een inrichting (milieu);

  • Handelen in strijd met ruimtelijke ordening (indien bestemmingsplan moet worden aangepast);

  • Bouwen (bijvoorbeeld bij het plaatsen van een productie-installatie; de boorkelder is al gebouwd bij de proefboring);

  • Eventueel het aanleggen van infrastructurele werken (uitweg, kappen van bomen etc.).

Welke vergunningen verder aangevraagd moeten is afhankelijk van de specificaties van het winningsproject. Bij een winning boven de 500.000 m3 per dag moet een milieueffectrapportage opgesteld worden.

Indien Vermilion extra boringen gaat uitvoeren ten behoeve van de productie dan zal zij bij mij resp. bij Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) de volgende stukken moeten indienen:

  • Boorplan (SodM);

  • Barmm-melding (EZ);

  • Meetplan (SodM).

11

Hoe verklaart u de opmerking op pagina 2 van de bovengenoemde brief dat er nog onzekerheden zijn ten aanzien van de winbare hoeveelheden olie en gas, terwijl op pagina 3 staat dat de totaal te winnen hoeveelheden olie en gas van dezelfde orde van grootte zullen zijn? Erkent u dat de opmerking dat de te verwachten bodemdaling waarschijnlijk niet wezenlijk zal verschillen voorbarig is?

Antwoord

Bij olie- en gaswinning zijn er altijd onzekerheden verbonden aan de hoeveelheden die zullen worden gewonnen. De oorzaken daarvan zijn zowel technisch als economisch van aard (denk hierbij aan de olie- en gasprijzen). Omdat Vermilion nog een gewijzigd winningsplan moet opstellen en indienen, is de winbare hoeveelheid nog onzeker. Op pagina 3 van mijn brief geef ik aan dat naar verwachting de totaal te winnen hoeveelheden in dezelfde orde van grootte liggen als Northern Petroleum had berekend. De onzekerheid is dus binnen die orde. De maximale bodemdaling zal daarmee in absolute zin niet veel afwijken van de genoemde 2 cm. Overigens zal een geactualiseerde bodemdalingsvoorspelling deel uitmaken van het nieuwe winningsplan.

12

Wat was het resultaat van de proefboring van de NAM in 1986? Wanneer komt er duidelijkheid over een eventuele proefboring, aangezien Vermilion dit niet uitsluit? Kan een proefboring al plaatsvinden voordat er een nieuw goedgekeurd winningsplan ligt?

Antwoord

In de exploratieput Papekop-1 is olie en gas aangetroffen. NAM heeft indertijd om verschillende redenen geconcludeerd dat de winning niet economisch was. Vermilion is nu in de fase van herevaluatie. Het is mij nog niet bekend of en zo ja wanneer Vermilion een nieuwe proefboring wil zetten. Voor een proefboring is geen nieuw goedgekeurd winningsplan nodig, zolang er geen feitelijke winning plaatsvindt.

13

Welk onderzoek is beschikbaar over de compactie van de ondergrond in het Groene Hart, aangezien het een heel ander type ondergrond is dan in de provincie Groningen? Wordt specifiek onderzoek gedaan naar de gevolgen van bodemdaling op de slappe veengrond, aangezien al bodemdaling plaatsvindt? Wordt het verband tussen deze verschillende oorzaken van bodemdaling onderzocht?

Antwoord

De compactie als gevolg van olie- en gasproductie vindt plaats in de laag waaruit geproduceerd wordt, op circa 1.700 meter diepte. Het gehele bovenliggende pakket zakt daardoor over de gehele productietijd geleidelijk tot maximaal 2 cm. In Nederland kennen we een groot aantal velden dat uit dezelfde laag produceert als het Papekopveld, waarmee een goede kennisbasis is opgebouwd over het gedrag van deze lagen. Ook is bij Papekop reeds een proefboring uitgevoerd, waaruit de eigenschappen van de laag waarin de olie en het gas zich bevindt ook ter plaatste bestudeerd zijn. Er worden op basis van kennis en ervaring met winning in veengebieden geen specifieke effecten verwacht van bodemdaling in gebieden met slappe veengrond. SodM zal de oliemaatschappij verzoeken het meetplan zodanig in te richten dat de bodemdaling door olie- en gaswinning op een adequate wijze gemonitord kan worden.

14

Wat zijn de gevolgen van extra bodemdaling voor de waterhuishouding, wat betreft veiligheidsrisico's en ook kosten voor waterschap en gemeente?

Antwoord

De verwachte bodemdaling is zodanig klein (1,2 cm met een bandbreedte van 0 tot 2 cm) dat deze niet van invloed is op de waterhuishouding. De procedures zoals omschreven in de Mijnbouwwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn erop gericht dat risico te minimaliseren en te mitigeren. Ik voorzie daarom geen extra kosten voor waterschap en gemeente. Mochten er toch kosten zijn dan komen die voor rekening van de mijnbouwmaatschappij.

15

Welk onderzoek is beschikbaar met betrekking tot drinkwatergebieden in dit gebied en het risico op bodemverontreiniging?

Antwoord

De beoogde locatie voor de olie- en gaswinning is niet gelegen in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Het dichtstbijzijnde grondwaterbeschermingsgebied ligt 2 km ten noorden van de beoogde olie- en gaswinningslocatie.

16

Wat houdt «de risicoanalyse» in, die aan Vermilion wordt opgelegd bij een geactualiseerd winningsplan?

Antwoord

De risicoanalyse houdt in dat Vermilion inzichtelijk maakt wat de kans op een geïnduceerde beving is en als zich een geïnduceerde beving voordoet wat dan de maximale kracht kan zijn en welk veiligheidsrisico daar dan mogelijk aan verbonden is.

17

Is onderzoek beschikbaar over het effect van de winningsplannen op de woningwaarde? Wordt nu al gekeken naar waardevermindering van woningen, zodat Vermilion dit meeneemt in economische haalbaarheid? Wordt waardevermindering van woningen meegenomen in het winningsplan en de eventuele compensatie voor deze waardevermindering en eventuele schade?

Antwoord

Uit de analyses blijkt dat de bodemdaling zeer klein is en de kans op bevingen gering. Waardevermindering van woningen is geen onderdeel van het winningsplan. Het is aan de initiatiefnemer om een inschatting te maken van de verwachte kosten en die te verrekenen in de business case. Indien er schade zou ontstaan ten gevolge van olie- of gaswinning dan dient die door de schadeveroorzaker te worden vergoed.

18

Op welke manier wordt het «burgerperspectief» meegenomen in de besluitvorming, zoals is geadviseerd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid? Krijgen de bewoners van onder meer de wijk Molenvliet inspraak op de besluitvorming?

Antwoord

Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het OVV-rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» zal ik ook bij wijzigingen van het winningsplan vanaf nu de uitgebreide voorbereidingsprocedure volgen, zodat de bewoners de mogelijkheid hebben hun zienswijzen in te dienen.

19

Kunt u preciezer aangeven op welke manier de provincie en gemeenten worden betrokken «in de advisering over het gewijzigde winningsplan»?

Antwoord

Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het OVV-rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» zal ik ook bij winningsplannen en wijzigingen daarvan advies vragen aan zowel provincie als gemeente. Dat betekent dat ik het winningsplan aan provincie en gemeente zal voorleggen, zodat zij vooraf kennis kunnen nemen van de wijze waarop de productie plaats zal vinden en welke bodembeweging te verwachten is. Op basis hiervan kunnen zij zich een mening vormen over de voorgenomen winning en mij daarover adviseren. Ik zal de adviezen van gemeente en provincie betrekken in mijn definitieve besluit en indien nodig op basis van deze adviezen extra voorwaarden opnemen in mijn definitieve besluit.

20

Geeft het nieuwe inzicht over de actualiteit van de vergunning voor het Papekopveld aanleiding om ook andere vergunningen in Nederland opnieuw te bezien op de actualiteit, waarbij niet alleen wordt gekeken naar bevingsgevoeligheid, maar ook gekeken wordt vanuit het burgerperspectief en winning in kwetsbare gebieden? Is bij de toenmalige vergunningverlening van deze kleine velden voldoende rekening gehouden met het burgerperspectief en de betrokkenheid van provincies en gemeenten?

Antwoord

Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het OVV-rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen»(Kamerstuk 33 529, nr. 143) zal ik in de toekomst ook bij vergunningverleningen kijken vanuit het burgerperspectief. Reeds verleende opsporings- en winningsvergunningen kan ik alleen intrekken op de gronden die de Mijnbouwwet mij geeft. Na de verlening van een winningsvergunning moet voordat de feitelijke winning van start kan gaan een winningsplan ter goedkeuring aan mij voorgelegd worden. Conform de kabinetsreactie op het OVV-rapport zal ik ook bij winningsplannen en wijzigingen daarvan advies vragen aan zowel provincie als gemeente. Dat betekent dat ik het winningsplan aan de provincie en gemeente zal voorleggen, zodat zij vooraf kennis kunnen nemen van de wijze waarop de productie plaats zal vinden en welke bodembeweging te verwachten is. Op basis hiervan kunnen zij zich een mening vormen over de voorgenomen winning en mij daar over adviseren. Ik zal de adviezen van gemeente en provincie betrekken in mijn definitieve besluit en indien nodig op basis van deze adviezen extra voorwaarden op nemen in mijn definitieve besluit. Daarnaast zullen de (gewijzigde) winningsplannen de uitgebreide voorbereidingsprocedure doorlopen, waarbij er de mogelijk is tot het indienen van zienswijzen.

21

Bent u bereid om de Kamer jaarlijks (aan het eind van het jaar) te informeren over de gasproductie van de kleine velden in heel Nederland?

Antwoord

De cumulatieve gasproductie van de kleine velden wordt jaarlijks gerapporteerd in het jaarverslag «Delfstoffen en Aardwarmte in Nederland», dat ook aan uw Kamer wordt toegestuurd. Alle maandproductiecijfers worden na twee maanden gepubliceerd op www.nlog.nl. Op deze website wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de productie per veld of per put.

22

Wat is de productie van kleine olie- en gasvelden in relatie tot het jaarlijkse gebruik in Nederland? En in relatie tot het jaarlijkse binnenlandse gebruik én exportverplichtingen?

Antwoord

Over 2014 zag de Nederlandse gasbalans er afgerond als volgt uit (getallen in miljard Nm3):

Productie

67 miljard Nm3

Import

27 miljard Nm3

   

Binnenlands verbruik

39 miljard Nm3

Export

55 miljard Nm3

Als gevolg van het feit dat Nederland een open gasmarkt kent waar gas vrij kan worden in- en uitgevoerd, lag de totale export in 2014 hoger dan hetgeen volgt uit de lange termijn exportverplichtingen (55 vs. 47 miljard Nm3). Overigens mag niet uit het oog worden verloren dat het gas uit kleine velden hoogcalorisch gas is terwijl een belangrijk deel van het binnenlands verbruik laagcalorisch gas betreft.

23

Voor welke kleine velden liggen momenteel nieuwe vergunningsaanvragen voor gaswinning of oliewinning voor?

Antwoord

Op het ogenblik ligt er op land alleen een nieuwe aanvraag voor een winningsvergunning voor de gaswinning nabij Terschelling. Deze vergunningsaanvraag heb ik voorlopig aangehouden (Kamerstuk 34 041, nr. 39).

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

24

Beschikt Vermilion Oil over voldoende financiële reserves om eventuele schade van de oliewinning te vergoeden?

Antwoord

Het uitgangspunt van de Mijnbouwwet is dat de houder van een winningsvergunning een zorgplicht heeft ten aanzien van een goede uitvoering van de activiteiten die hij met gebruikmaking van de vergunning verricht. Zo dient een vergunninghouder alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat door zijn mijnbouwactiviteiten schade door bodembeweging of schade aan het milieu wordt veroorzaakt of de veiligheid wordt geschaad. Ingevolge artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek is de exploitant van een mijnbouwwerk aansprakelijk voor de schade die ontstaat door uitstroming van delfstoffen of beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van dat werk. Het dient voldoende zeker te zijn dat een vergunninghouder voldoende financiële capaciteit heeft om te kunnen voldoen aan alle financiële verplichtingen ter zake van de eventueel voor hem uit de desbetreffende mijnbouwactiviteiten voortvloeiende aansprakelijkheden. Daartoe vindt ten tijde van de verlening van de opsporings- of winningsvergunning en bij een eventuele overdacht daarvan zowel door de Minister van Economische Zaken als zijnde de vergunningverlener als door EBN B.V. uit hoofde van haar deelneming in de vergunning een toets plaats op de financiële draagkracht van de aanvrager. Een gebrek aan financiële mogelijkheden is op grond van de Mijnbouwwet een grond om de aangevraagde vergunning of de gevraagde toestemming voor overdracht van een verleende vergunning te weigeren. Als de vergunning eenmaal verleend of overgedragen is, dan kan intrekking van de vergunning worden gerechtvaardigd door een wijziging in de financiële mogelijkheden van de vergunninghouder. Zo nodig kunnen risico-mitigerende maatregelen worden verlangd in de vorm van verzekeringen of door de vergunninghouder te verstrekken financiële zekerheden. Ten aanzien van Vermillion Oil is er thans geen reden om te twijfelen aan de financiële mogelijkheden om eventuele schade die door de olie- en gaswinning zou kunnen ontstaan, te vergoeden.

25

U benadrukt het belang van gaswinning in de energietransitie. Waarom wordt uit het Papekopveld dan olie in plaats van gas gewonnen?

Antwoord

Het Papekopveld bevat zowel olie als gas. Mijn opmerking ten aanzien van de rol in de energietransitie ging over het gas dat zich in het veld bevindt.

26

Kunt u beamen dat de oliewinning teruggebracht moet worden om de energietransitie te versnellen?

Antwoord

De energietransitie staat voorop in mijn beleid. Het winnen van olie uit het Papekopveld heeft geen relatie met het tempo van de energietransitie.

27

Hoe verhoudt de voorgenomen oliewinning zich tot de beperking die in acht moet worden genomen bij het winnen van fossiele voorraden om klimaatverandering te beperken tot een gemiddelde opwarming van twee graden?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 16 december 2014 aan uw Kamer (Kamerstuk 31 793, nr. 111).

28

Kan de Minister toezeggen dat hij pas verder gaat met de vergunningsprocedure van kleine velden als de Mijnbouwwet is aangepast op basis van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 25 april jl. (Kamerstuk 34 041, nr. 39). Hierin heb ik aangegeven op welke wijze ik invulling zal geven aan de aanbevelingen van de OVV en dat ik vooruitlopend op formalisatie daarvan in wetgeving, per direct volgens deze lijn zal handelen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven