33 493 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet (wijzigingen samenhangend met het energierapport 2011)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1

Vastgesteld 18 november 2013

De memorie van antwoord geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering deze uiterlijk 29 november 2013 te beantwoorden. Vertrouwende op een volledige en tijdige reactie achten de leden van de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Naar de mening van de leden van de VVD-fractie is hun vraag over de directe lijn onjuist geïnterpreteerd en daarom willen deze leden hierover nogmaals een vraag stellen.

De leden van de fracties van de PvdA en van GroenLinks danken de regering voor de beantwoording van de vragen in het voorlopig verslag. Zij hebben de memorie van antwoord met belangstelling gelezen, maar hebben nog enkele vragen die zij graag door de regering van een antwoord laten voorzien.

De vragen hebben betrekking op de directe lijn, op kleinverbruikers die voor eigen gebruik (achter de meter) duurzame energie (willen) opwekken, op collectieven van kleinverbruikers die samen duurzame energie willen opwekken, op de «redelijk vergoeding» en op de fundamentele wijziging van de Elektriciteitswet 1998.

Directe lijn

In de definitie van directe lijn in art 2 lid 15 Europese richtlijn 2009/72/EG wordt over een geïsoleerde afnemer gesproken. Dit kan naar de mening van de leden van de VVD-fractie zowel een huishoudelijke (zie artikel 2 sub 10 van de richtlijn) als een niet-huishoudelijke afnemer (zie artikel 2 sub 11 van de richtlijn) zijn. Nu er in artikel I lid 3 onder ar sub 2 Elektriciteitswet 1998 is geregeld dat verbruikers die via een directe lijn met een producent verbonden zijn, niet in hoofdzaak huishoudelijke verbruikers mogen zijn, is dit een beperkende voorwaarde die niet volgt uit de definitie van de directe lijn zoals opgenomen artikel 2 lid 15 van de richtlijn. Naar de mening van de leden van de VVD-fractie wordt op dit punt de richtlijn niet correct in nationaal recht omgezet. Deze leden vernemen graag een reactie hierop van de regering.

In antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie over de definitie van het begrip «directe lijn» antwoordt de regering in de memorie van antwoord dat de toepassing van een directe lijn tussen producent en verbruiker beperkt is tot «niet hoofdzakelijk huishoudelijke verbruikers» uit oogpunt van bescherming van de huishoudelijke verbruikers.2 Een producent mag zich met één of meerdere bedrijfsmatige verbruikers verbinden en zo elektriciteit of gas direct leveren aan die verbruiker(s), waarbij wel de ruimte bestaat dat een beperkt deel van de verbruikers huishoudelijke verbruiker is. De leden van de PvdA-fractie en van de GroenLinks-fractie zien geen argumenten waarom aan consumenten de mogelijkheid tot een directe lijn met een producent van elektriciteit of gas wordt ontzegd, onder het mom van bescherming van die consument. Zeker in het licht van ontwikkelingen van decentrale lokale energie opwekking betekent dit een beperking van de mogelijkheden voor de consument. In feite wordt onder het mom van consumentenbescherming, consumenten de toegang tot het net ontzegd. Deze leden vragen de regering te motiveren waarom zij deze beperking voor consumenten ondersteunt. Is de regering bereid haar standpunt te herzien?

Duurzame energieopwekking door kleinverbruikers voor eigen gebruik

De regering schrijft in de memorie van antwoord, in antwoord op de vraag van de leden van fracties van de PvdA en GroenLinks over de uitvoering van de motie Jansen c.s., dat met het laten vervallen van de 5000 kWh grens voor duurzame elektriciteit onbeperkt salderen mogelijk wordt.3 Toch is dit niet het geval, menen deze leden. Salderen is en blijft alleen mogelijk met betrekking tot transacties tussen dezelfde leverancier en afnemer, ofwel «achter de meter». De regering geeft aan dat zij in plaats daarvan een verlaagd tarief in de energiebelasting voor lokale duurzame energie wil opnemen. De leden van de PvdA-fractie en van de GroenLinks-fractie menen dat salderen veel gunstiger is dan deze verlaging van de energiebelasting. Wil de regering hier nog eens nader op ingaan?

Deze leden vragen of de kleinverbruikers die zelfstandig duurzame energie opwekken (zoals zonnepanelen op het dak van de eigen woning) in de toekomst de productie kunnen blijven salderen met het elektriciteitsgebruik. En of zij ook onder het fiscale regiem gaan vallen dat is genoemd in het energieakkoord 2013. Mag uit de memorie van antwoord afgeleid worden4 dat over de energie die door een dergelijke kleinverbruiker duurzaam wordt opgewekt en zelf gebruikt, geen BTW verschuldigd is?

Overigens menen deze leden dat er een vrijstelling mogelijk is voor ondernemers die minder dan 1.800 euro aan BTW-afdracht verschuldigd zijn, de zogenaamde kleineondernemersregeling. Hoeveel elektriciteit zou een dergelijke producent moeten produceren om boven de grens van de kleineondernemersregeling te komen? Verwacht de regering dat er in deze groep (energieproducenten die achter de meter willen salderen) huishoudens zijn daadwerkelijk BTW moeten afdragen?

Duurzame energieopwekking door collectieven van kleinverbruikers

Een aantal van de vragen van deze leden in het voorlopig verslag zagen op groepen kleinverbruikers die samen duurzame energie willen produceren. Als voorbeeld is genoemd zonnepanelen op het dak van een appartementencomplex.

In de memorie van antwoord is aangegeven dat er appartementencomplexen zijn die een aansluiting hebben voor het gebouw dat kleiner is dan 3x80 Ampère en dus een kleinverbruikersaansluiting hebben.5 Klopt het dat in de memorie van antwoord daarmee alleen de aansluiting voor het gebouw (inclusief de lift) bedoeld wordt? Als dat het geval is, kunnen de leden van de PvdA-fractie en van de GroenLinks-fractie zich moeilijk voorstellen hoe het wetsvoorstel VvE's in staat stelt te salderen (zoals beoogd in motie-Jansen c.s.6).

Appartementencomplexen met een hogere aansluitwaarde dan 3x80 Ampère vallen niet onder de categorie kleinverbruikers, en kunnen geen gebruik maken van de salderingsregeling. Zij kunnen gebruik gaan maken van het verlaagde energiebelastingtarief voor lokale duurzame energie schrijft de regering. Is de regering het met deze leden eens dat salderen gunstiger is voor deze appartementencomplexen? Waarom regelt de regering niet de mogelijkheid tot salderen voor deze appartementencomplexen boven de 3x80 Ampère? Kan de regering aangeven om hoeveel appartementencomplexen het gaat?

Graag vernemen deze leden van de regering of deze wetswijziging effect heeft voor de groep van verschillende kleinverbruikersaansluitingen bij zo'n appartementencomplex (zowel het gebouw als de afzonderlijke huishoudens in de VvE) en welk effect dit dan heeft.

Zijn dergelijke collectieve samenwerkingsverbanden aangewezen op toekomstige wetswijzingen om gezamenlijk energie op te wekken en te verrekenen doordat zij altijd «voor de meter» moeten werken? Wil de regering een dergelijke energieproductie door collectieven stimuleren? Zo ja, hoe denkt zij dat te gaan bereiken? Deze leden begrijpen dat onder andere de federatie voor decentrale duurzame energie de postcoderoos een beperking noemt voor collectieven die lokaal samen duurzame energie willen produceren. Kan de regering aangeven waarom gekozen lijkt te worden voor een geografische beperking voor het samenstellen van dergelijke collectieven?

Redelijke vergoeding

Op de vraag in het voorlopig verslag over de redelijke vergoeding aan producenten is door de regering geantwoord dat de ACM de «beleidsregel redelijke terugleververgoedingen vergunninghouders elektriciteit» hanteert bij haar toezicht.7 De leden van de fracties van de PvdA en van GroenLinks vragen of het klopt dat in die beleidsregel naast de dempingsfactor van 0,7 ook aangegeven is dat de vergoeding exclusief BTW wordt verstrekt? Als dat zo is, acht de regering het dan redelijk dat de producenten wel BTW moeten afdragen terwijl zij die niet vergoed krijgen over de door hun geleverde elektriciteit?

In de memorie van antwoord is te lezen «Het positieve effect van dit wetsvoorstel is de facto het verschil tussen de redelijke vergoeding die de energiebedrijven onder de huidige Elektriciteitswet 1998 reeds moeten aanbieden en de prijs die men nu verplicht moet betalen.»8 Het is deze leden onduidelijk hoe dit antwoord zich verhoudt tot het antwoord op pagina 4–5 van de memorie van antwoord zoals hierboven weergegeven. Enerzijds wordt in de memorie van antwoord aangegeven dat bestaande regels gelden voor de «redelijke vergoeding» en anderzijds is aangegeven dat deze wetswijziging gelegen is in de te verstrekken «redelijke vergoeding». Kan de regering dit nader toelichten? Welke verandering verwacht de regering na aanvaarding van de wetswijziging met betrekking tot de vergoeding; wordt die bijvoorbeeld 50% per kWh meer dan in 2013?

Aangegeven wordt dat dit «vooral gaat om situaties waarin de geproduceerde elektriciteit apart wordt gemeten»; kan de regering aan deze leden aangeven hoeveel er maximaal als vergoeding gevraagd mag worden voor deze aparte meter per kWh? En moet de vergoeding voor die extra meter betaald worden door het collectief (zoals bijvoorbeeld een VvE)?

Fundamentele wijziging Elektriciteitswet 1998

De regering wil voorlopig via een AMvB experimenten mogelijk maken die erop gericht zijn af te wijken van de wet, wanneer die wet (onbedoelde) barrières opwerpt voor de ontwikkeling van lokale duurzame energieproductie. De regering schrijft dat de uitkomsten van deze experimenten niet gebruikt kunnen worden bij de lopende algehele herziening van de Gaswet en de Electriciteitswet 1998. De leden van de fracties van de PvdA en van GroenLinks maken hieruit op dat de regering niet een algehele fundamentele wijziging van de Gaswet en de Electriciteitswet 1998 beoogt, met het oog op de veranderingen in energieproductie richting lokale energieproductie. Begrijpen zij de regering goed?

Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens, dat Nederland daarmee achter de ontwikkelingen aan blijft lopen, en barrières voor de lokale energieproductie onnodig lang blijven bestaan? Is de regering bereid alsnog tot een snellere algehele herziening, zoals door deze leden gevraagd, te komen?

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Kneppers-Heijnert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vice-voorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP), Koning (PvdA)

X Noot
2

33 493, C, p. 2.

X Noot
3

33 493, C, p. 3.

X Noot
4

33 493, C, p. 5.

X Noot
5

33 493, C, p. 3–4.

X Noot
6

29 023, nr 93.

X Noot
7

33 493, C, p. 4–5.

X Noot
8

33 493, C, p. 4.

Naar boven