33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee

Nr. 67 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 juni 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 10 februari 2020 inzake het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 64).

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

Onderstaande antwoorden zijn gebaseerd op het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee dat op 10 februari 2020 naar uw Kamer is gezonden (Kamerstuk 33 450, nr. 64). Het definitieve Noordzeeakkoord kan op onderdelen hiervan afwijken.

1

Kunt u toelichten op welke wijze het advies van burger over de kottervisie betrokken is bij de totstandkoming van het Noordzeeakkoord?

Antwoord

De Minister van LNV heeft mevrouw Burger verzocht om haar te adviseren over een duurzame toekomst voor de kottervisserij gezien de vele uitdagingen die op de visserij afkomen. Dit advies is in december 2019 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 675, nr. 194). Het advies bevat o.a. sectorale voorstellen voor de aanpassing van de aard en omvang van de vloot, zoals bedoeld in het Noordzeeakkoord. De Minister van LNV geeft in haar appreciatie bij het advies van mevrouw Burger aan welke maatregelen zij voor de kottervisserij wil treffen en hoe de middelen uit het Noordzeeakkoord zullen worden besteed. De deelnemers aan het Noordzeeoverleg zijn betrokken geweest bij de voorbereiding van deze appreciatie zodat voor alle partijen en met name de vissers duidelijkheid bestaat over de inzet van de middelen uit het Noordzeeakkoord. De visserijorganisaties betrekken de invulling van de visserijmaatregelen bij hun besluit over het Noordzeeakkoord.

2

Op welke manier heeft dit advies over de kottervisie de inhoud van het Noordzeeakkoord beïnvloed, in het licht van een eerdere uitspraak dat u de inhoud van dit advies heeft betrokken bij de onderhandelingen over het Noordzeeakkoord?

Antwoord

Een van de leidende gedachten van zowel de kottervisie als het Onderhandelaarsakkoord is de noodzaak om aard en omvang van de kottervloot aan te passen aan de eisen die een gezonde Noordzee stelt, en vanwege visgronden die verloren gaan als gevolg van meer ruimte voor windenergie op zee en natuurbescherming. Daarom wordt een belangrijk deel van de gelden die het kabinet beschikbaar stelt voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord gebruikt voor een kleinere en duurzame kottervloot.

3

Kunt u toelichten op welke wijze de visserijsector bij de totstandkoming van het Noordzeeakkoord betrokken is? Vanaf wanneer is er contact geweest met de visserijsector over het Noordzeeakkoord? Op welke momenten is er met de sector of met individuele vissers gesproken om input te verzamelen?

Antwoord

Het Noordzeeoverleg is tot stand gekomen naar aanleiding van een verzoek van een groot aantal belangenorganisaties, waaronder de visserijorganisaties Visned en de Nederlandse Vissersbond. Zij behoren dan ook tot de initiatiefnemers voor dit overleg en hebben vanaf het begin intensief deelgenomen.

Het Onderhandelaarsakkoord is tussen 10 februari en 15 april voor consultatie voorgelegd in de besturen van de visserijorganisaties.

Naast het overleg in het Noordzeeoverleg zelf heeft de voorzitter van het Noordzeeoverleg op verzoek van Visned en de Nederlandse Vissersbond driemaal overleg gevoerd met de productorganisaties en verenigingen die zij vertegenwoordigen. Daarnaast hebben individuele gesprekken plaatsgevonden tussen de voorzitter van het Noordzeeoverleg en de Minister van LNV en de bestuurders van Visned en de Nederlandse Vissersbond.

In aanvulling op het Noordzeeoverleg is alle betrokkenen en maatschappelijke organisaties zo ook in de visserijsector tijdens een online consultatie in april 2019 en een verdiepende bijeenkomst op 8 mei 2019 de gelegenheid geboden om hun inbreng te leveren. Een aantal individuele vissers heeft die gelegenheid ook nadrukkelijk gebruikt.

4

Kunt u toelichten welke specifieke groepen binnen de visserij hun instemming hebben verleend aan het Noordzeeakkoord of voornemens zijn dat te doen?

Antwoord

De koepelorganisaties Visned en de Nederlandse Vissersbond nemen deel aan het Noordzeeoverleg. De Minister van IenW heeft op 16 april uw Kamer geïnformeerd over de positie van de deelnemers aan het Noordzeeoverleg (Kamerstuk 33 450, nr. 66). Visned ziet goede mogelijkheden om in te stemmen met het Onderhandelaarsakkoord op basis van nadere afspraken met de Minister van LNV over de visserijmaatregelen in het kader van de visie op de toekomst van de kottervisserij. De Nederlandse Vissersbond en de Producten Organisatie (PO) Urk hebben op dit moment nog niet ingestemd met het onderhandelaarsakkoord.

5

Welke bezwaren, in het kader van de wens voor een breed draagvlak, hebben vissers geuit met betrekking tot het Noordzeeakkoord en op welke manier is gepoogd om die bezwaren weg te nemen?

Antwoord

De visserijorganisaties hebben aangegeven moeite te hebben met de sluiting van het Friese Front voor de bodemberoerende visserij. Tevens zijn zij van oordeel dat de garnalenvisserij ook bepaalde rechten moet krijgen in het kader van het Noordzeeakkoord. Tenslotte hebben de visserijorganisaties aangegeven dat er te weinig middelen voor innovatie beschikbaar zijn gesteld. Op dit moment wordt in bilateraal overleg naar oplossingen gezocht.

6

Gaat er vanuit de overheid wet- en regelgeving uit het Akkoord voortkomen? Zo ja, welke en op welke termijn?

Antwoord

De afspraken in het Noordzeeakkoord vormen de basis voor het Programma Noordzee 2022 – 2027, een plan conform de huidige Waterwet en Wet ruimtelijke ordening, en de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast worden bij de uitwerking van afspraken in het Noordzeeakkoord mogelijk nieuwe voorschriften opgenomen in de nog op te stellen kavelbesluiten op grond van de Wet windenergie op zee. Verder zullen visserijmaatregelen ter bescherming van nieuwe natuurgebieden worden geïmplementeerd via visserijregelgeving. De implementatie bestrijkt de periode 2021–2025.

7

Is er een reden dat alle niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) ieder individueel partner in het Noordzeeakkoord zijn en ieder individueel deelnemer aan het overleg zijn, terwijl er voor de visserij maar één plek, ingevuld door twee vertegenwoordigers, aan tafel is?

Antwoord

Het overleg is gevoerd met partijen die daartoe het initiatief hebben genomen. De twee partijen uit de visserijsector maakten ieder deel uit van deze initiatiefnemers, evenals de NGO’s. In het Onderhandelaarsakkoord is afgesproken dat in het afzonderlijk uit te brengen OFL-advies over de governance o.a. de samenstelling van het Noordzeeoverleg opnieuw zal worden bekeken.

8

Wat gebeurt er met het budget voor sanering van de vissersvloot als de visserij na de achterbanconsultatie dit Akkoord niet zal gaan ondertekenen?

Antwoord

Als geen van de vissersvertegenwoordigers het Noordzeeakkoord ondertekent betekent dat er geen middelen voor sanering beschikbaar zullen komen.

9

Wat is de reden dat niet voor visserij toegankelijke gebieden niet gerekend worden als beschermde natuur, terwijl uit het Akkoord blijkt dat de windparken niet bevist worden omdat dat zou leiden tot natuurherstel en toename van vispopulaties?

Antwoord

Medegebruik van windenergiegebieden is het uitgangspunt, mits binnen de ecologische draagkracht van het systeem. De windenergiegebieden zijn niet geselecteerd vanwege de natuurkwaliteiten. De reden om de bodemberoerende visserij te weren heeft te maken met veiligheid van visserij, de installatie en kabels.

Bij de aanleg van windparken in de zuidelijke Noordzee zal in de toekomst per kavelbesluit worden afgewogen of er technische innovaties zijn die bodemberoerende visserij in de windparken, al dan niet in combinatie met vormen van passieve visserij en natuurherstel mogelijk maken.

Voor windparken met «medegebruik natuur» zal in principe geen ander medegebruik worden toegestaan, tenzij ander medegebruik aantoonbaar geen schadelijke effecten heeft op de natuur. Nader bekeken moeten worden welk gebruik wel en niet kan samengaan, waaronder vaste vistuigen, in relatie tot de beoogde natuurdoelen.

10

Hoeveel van het budget – gesproken wordt van 200 miljoen euro voor het uitvoeren van het Noordzeeakkoord – is sowieso nodig of beschikbaar, ook als er geen Noordzeeakkoord komt? Hoe groot is het gedeelte van dit budget dat bestaat uit middelen voor activiteiten die tot de uitvoering van bestaand beleid gerekend moeten worden, zoals onderzoek, kustwachttaken, taken van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en innovatiemiddelen uit Europese fondsen?

Antwoord

De middelen voor bestaand beleid zijn niet inbegrepen in het bedrag dat beschikbaar is voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord. De middelen voor innovaties in de visserij en voor onderzoek en monitoring zullen deels worden gefinancierd uit het nieuwe Europese Maritieme, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF). Het EMVAF komt er ook zonder Noordzeeakkoord, maar bij de invulling van de middelen wordt een belangrijk deel vrijgemaakt voor de doelen van het Noordzeeakkoord.

11

Hoeveel echt nieuw budget is beschikbaar gekomen als gevolg van dit Noordzeeakkoord? Is dat meer dan het bedrag van 74 miljoen euro, dat genoemd is voor sanering van de vissersvloot?

Antwoord

155 mln. van de 200 mln. euro die het kabinet beschikbaar stelt betreft aanvullend beschikbaar gestelde middelen. 45 mln. is afkomstig van het Europese Maritieme, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF). Zie vraag 10.

12

Wat gebeurt er met het budget voor sanering van de vissersvloot als, zoals uit een artikel in Visserijnieuws van 21 maart jl. blijkt, de visserij na de achterbanconsultatie naar verwachting dit Akkoord niet zal gaan ondertekenen?

Antwoord

Zie vraag 8

13

Is, tegen de achtergrond dat alle visserijmaatregelen moeten worden genomen met toepassing van de procedures van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, daarover al gesproken met de betreffende Noordzeelidstaten? Als dat het geval is, wat was hun reactie? Als dat niet het geval is, wat is de verwachting over die reacties?

Antwoord

Nee, concrete nieuwe visserijmaatregelen als bedoeld in het Noordzeeakkoord zijn nog niet besproken met de andere Noordzeelidstaten en het is niet bekend hoe deze landen zullen reageren.

14

Kent u de zorgen van de maritieme sector en de zeevaart over het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee, omdat zij niet betrokken zijn geweest bij het opstellen en sluiten van dit Akkoord? Waarom is ervoor gekozen om alleen met natuurorganisaties, visserij, energiesector en rijksoverheid afspraken te maken over de toekomst van de Noordzee? Waarom zijn de maritieme sector en de zeevaart niet aan tafel uitgenodigd?

Antwoord

Ja, die zorgen ken ik. Het Noordzeeoverleg is door de onafhankelijke voorzitter van het OFL opgezet met de partijen die daarom hadden verzocht. Ik heb daarbij aangegeven om de aandacht vooral te richten op het bereiken van gedragen keuzes en afspraken voor beleid die de opgaven voor visserij, natuur en windenergie concreet in balans brengen, rekening houdend met de belangen van andere gebruikers zoals zeevaart en zandwinning. Daarbij is de representatie van de brancheorganisatie van zeehavens van grote betekenis gebleken. Ik zie een groot belang in een voortgezet overleg met de belangenorganisaties ook na het sluiten van het Noordzeeakkoord. Ik hecht eraan dat daarbij alle belanghebbenden worden betrokken, zoals zeevaart, recreatie en andere overheden. In het nog uit te brengen OFL governance advies zal de uiteindelijke representatie in het Noordzeeoverleg vanuit de maritieme sector en de zeevaart opnieuw worden bezien.

15

Erkent u dat de maritieme gebruikers van de Noordzee in veel gevallen ook cruciale rollen vervullen bij het in stand houden van de (natuur-) kwaliteiten van de zee? Zijn die rollen en betekenissen voldoende meegewogen? Zo ja, op welke wijze is dat gedaan?

Antwoord

De maritieme sector houdt zich o.a. aan het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL-verdrag). Het MARPOL-verdrag is een verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO)om vervuiling van het mariene milieu door schepen te voorkomen. Dit verdrag is meegenomen in de internationaalrechtelijke context (bijlage 4) waarbinnen het Noordzeeakkoord gesloten kan worden.

16

Hoe zorgt u voor voldoende manoeuvreerruimte voor de scheepsvaart, zodat schepen goed op stormcondities kunnen reageren? Hoe wordt de scheepvaartveiligheid gegarandeerd in een steeds vollere Noordzee? Hoe wordt voorkomen dat schepen tegen windturbines aanvaren? Wat gebeurt er wanneer een schip wel tegen een windturbine aanvaart?

Antwoord

Het waarborgen van scheepvaartveiligheid is een van de belangrijkste voorwaarden in de zeescheepvaart.

Om het (internationale) scheepvaartverkeer zo goed en veilig mogelijk te accommoderen, is er voor de routegebonden vrachtvaart een samenhangend, door de International Maritime Organisation (IMO) erkend routeringsstelsel ingericht op het Nederlands deel van de Noordzee. Vanwege de druk op de ruimte wordt dit routeringsstelsel uitgebreid door vaarroutes die gebruikt worden maar nog niet internationaal zijn aangewezen, internationaal te formaliseren.

Om op een proactieve manier voldoende manoeuvreerruimte voor zeescheepvaart te creëren heeft mijn departement in 2013 in overleg met stakeholders het «afwegingskader voor veilige afstanden tussen scheepvaartroutes en windparken op zee» ontwikkeld. Deze wordt toegepast bij het aanwijzen van nieuwe windenergiegebieden, zodat een bufferzone ontstaat tussen de scheepvaartroutes en grootschalige offshore initiatieven zoals windparken.

Daarnaast worden inpassingsmaatregelen geïmplementeerd om de cumulatieve risico’s van windparken voor de scheepvaartveiligheid integraal te beperken. Voorbeelden zijn: nautische sensoren en markering ter identificatie van windturbines, extra noodsleephulp en Search and Rescue capaciteit en verkeersbegeleiding in de nabijheid van de windparken op de Noordzee.

17

Waarom is de Kustwacht, die voor wat betreft de uitvoering onder Rijkswaterstaat valt, niet betrokken geweest bij het Akkoord? En waarom lijkt het Ministerie van Defensie te ontbreken als directe overlegpartner? Welke consequenties heeft het Akkoord voor deze drie partijen?

Antwoord

De Rijksdelegatie in het Noordzeeoverleg sluit het onderhandelaarsakkoord met de andere partijen met mandaat van het voltallige kabinet, en vertegenwoordigt alle departementen in het Noordzeeoverleg. Rijkswaterstaat, Kustwacht en Defensie zijn onderdeel van de ambtelijke voorbereiding.

De extra taken voor het samenwerkingsverband Kustwacht die uit het Noordzeeakkoord vloeien, betreffen de handhaving door de NVWA als gevolg van aanvullende visserij beperkende maatregelen in beschermde natuurgebieden; hiervoor komt 14 mln. euro beschikbaar. Rijkswaterstaat is belast met het mogelijk maken van doorvaart bij dag en nacht door passages in windparken voor schepen tot 46 m; hiervoor komt 12 mln. euro beschikbaar. Defensie onderzoekt of er in internationaal verband een alternatieve locatie is voor het oefengebied EHD42 ten noorden van de Wadden dat aan dezelfde voorwaarden voldoet. Dan kan Defensie meewerken aan een verplaatsing, thans ziet Defensie geen alternatieve locatie.

18

Bent u bereid om de maritieme sector, de zeevaart en de Kustwacht alsnog te betrekken bij de onderhandelingen en tot die tijd geen definitief Akkoord te sluiten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie vraag 14 en 17

19

Hoeveel procent van de totale hoeveelheid aangelande vis in het Nederlands deel van de Noordzee is voor binnenlandse consumptie?

Antwoord

Zie vraag 20

20

Hoeveel procent van de totale hoeveelheid aangelande vis in het Nederlands deel van de Noordzee is voor de export?

Antwoord

Het is niet bekend welk deel van de binnenlandse aanvoer, gevangen in het Nederlands deel van de Noordzee, bestemd is voor Nederlandse consumptie. Ook is het niet bekend hoeveel van de aangelande vis uit het Nederlandse deel van de Noordzee wordt geëxporteerd. Voor tong en schol (90% van de vangst) is dit wel aan te geven. In onderstaande tabel staat hoeveel tong en schol in Nederland werd aangevoerd (aangeland in de Nederlandse havens), geïmporteerd en geëxporteerd in 2018. Deze cijfers zijn gebaseerd op de database van Wageningen Economic Research. De aanvoer en import van tong en schol betreft meestal hele, verse vissen. De export betreft voornamelijk bevroren vis (filet). Dat zorgt ervoor dat deze getallen niet direct met elkaar te vergelijken zijn.

Bestand

Aanvoer1

Export

Tong

8,6 miljoen kilo

7,8 miljoen kilo

Schol

24,5 miljoen kilo

20,1 miljoen kilo

X Noot
1

Door een Nederlands schip

Uit bovenstaande tabel blijkt dat een aanzienlijk deel van de vangsthoeveelheden van tong en schol geëxporteerd wordt, maar een groot deel ook in Nederland blijft.

21

Hoeveel Europese en Nederlandse subsidie gaat er in totaal naar de Nederlandse visserijsector?

Antwoord

Nationaal is voor de jaren 2019, 2020 en 2021 € 15 miljoen aan nationale innovatiemiddelen beschikbaar, verdeeld over € 5 miljoen per jaar. Vanuit het Europees fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), is voor een periode van zeven jaar, van 2014 tot en met 2020, € 41,6 miljoen beschikbaar voor projecten van de visserijsector. Dit budget bestaat voor 75% uit Europees geld en voor 25% uit nationale cofinanciering. Ook andere stakeholders kunnen gebruik maken van deze middelen indien deze bijdragen aan de doelen: het realiseren van een duurzame visserij.

22

Welke rol ziet u voor de provincie Noord-Holland bij de verdere uitwerking en realisatie van het Noordzeeakkoord?

Antwoord

De afspraken in het Noordzeeakkoord vormen de basis voor het Programma Noordzee 2022–2027, waar de ruimtelijke ordening en de integrale afweging van alle belangen van de Noordzee plaatsvindt. De kustprovincies zijn actief betrokken bij het Programma Noordzee.

In het kader van het Programma Noordzee vraagt de Europese richtlijn Maritieme Ruimtelijke Planning1 van het Rijk om de wisselwerking tussen land en zee bij de planvorming te betrekken. De relevante wisselwerkingen worden gezamenlijk met de vijf kustprovincies verkend, en kunnen breder gaan dan afspraken in het Noordzeeakkoord: deze kunnen bijvoorbeeld ook zandwinning of toerisme en recreatie betreffen. Vanwege de geldende maatregelen in het kader van de aanpak van het coronavirus wordt momenteel overwogen op welke wijze de verkenning van de relevante wisselwerkingen met de kustprovincies, waaronder Noord-Holland, in het kader van het Programma Noordzee verder gestalte kan krijgen.

Tot slot werkt het OFL aan een governance-advies dat betrekking heeft op de definitieve vormgeving van het Noordzeeoverleg. De voorzitter van het Noordzeeoverleg heeft een aantal keren met de betrokken gedeputeerden van de kustprovincies gesproken. Met hen is afgesproken dat de positie van de kustprovincies bij de definitieve vormgeving van het Noordzeeoverleg zal worden bezien.

23

Hoe wilt u havens in Nederland, die een belangrijke rol spelen in de energietransitie, betrekken bij het Noordzeeakkoord?

Antwoord

Het Havenbedrijf Rotterdam NV maakt namens de brancheorganisatie van zeehavens deel uit van het Noordzeeoverleg. In het OFL governance-advies zal voor de structurele vormgeving van het Noordzeeoverleg deze representatie van de zeehavens opnieuw worden onderzocht.

24

Hoeveel subsidie gaat er in totaal naar natuurherstelmaatregelen in de Noordzee, zoals bodembescherming en onderzoek naar de staat van de natuur in het kader van natuurherstel?

Antwoord

Voor het onderdeel Onderzoek, Monitoring en Natuurherstel is 55 mln. € beschikbaar voor het Noordzeeakkoord. Bijlage 2 van het Onderhandelaarsakkoord bevat de contouren van het monitoring- en onderzoeksprogramma van het Noordzeeakkoord. De opzet van deze post moet nog worden besproken in het Noordzeeoverleg. Het is nu nog niet bekend hoe deze financiële middelen worden ingezet.

25

Hoe wordt gemonitord of subsidies voor «verduurzaming van de visserij» daadwerkelijk leiden tot duurzame visserij in termen van klimaat- en natuurimpact? Kunt u deze rapporten naar de Kamer sturen?

Antwoord

Bij het opstellen van het Operationeel Programma (OP) voor het EFMZV is gekeken naar de verwachte bijdrage van visserijsubsidies uit het EFMZV aan de klimaat- en natuurdoelstellingen. Hierover is een indicatieve tabel opgenomen in het OP (bladzijde 115, tabel 9.2). De bijdrage aan de klimaat- en natuurdoelstellingen wordt jaarlijks in het jaarverslag opgenomen. Hierin staat wat de stand per einde jaar is op basis van door de begunstigde gedeclareerde subsidie. Het jaarverslag is te raadplegen op de website van RVO.nl.2 In de appreciatie bij het advies van mevrouw Burger zal de Minister van LNV nader ingaan op de wijze waarop zij in de toekomst sturing wil geven aan het tot stand komen van innovaties met het oog op verduurzaming.

26

Bent u voornemens om het regionaal belang van de kustprovincies mee te nemen in de verdere ontwikkelingen op de Noordzee, zoals het belang van de offshore en Koninklijke Marine voor de Kop van Noord-Holland? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De kustprovincies, waaronder Noord-Holland, worden momenteel in het kader van het Programma Noordzee 2022–2027 uitgenodigd om gezamenlijk met het Rijk te verkennen welke onderdelen van beleidsvorming voor de ruimte op zee relevante wisselwerkingen vormen met gerelateerde gebruiksfuncties op land binnen de provincies, en vice versa. Wisselwerkingen tussen land en zee kunnen belangrijke potenties bieden voor lokale kustgemeenschappen, decentrale overheden en andere belanghebbenden. Ik span mij ervoor in om regionale belangen en ontwikkelagenda’s te onderzoeken, en waar mogelijk bij besluitvormingsprocessen te betrekken.

Zie ook nr. 22

27

Aan hoeveel man biedt de Nederlandse visserij op de Noordzee werkgelegenheid? Hoe heeft dat zich de afgelopen decennia ontwikkeld?

Antwoord

In de afgelopen decennia (vanaf 1980 tot nu) is de werkgelegenheid in deze sector afgenomen. Het laatste decennium is het relatief stabiel: in 2012 waren ongeveer 2200 mensen werkzaam aan boord van een schip, in 2018 ongeveer 2300. In de handel- en visverwerkende industrie waren circa 7100 mensen werkzaam in 2017.

Er zijn uiteraard ook mensen werkzaam bij de toeleverende bedrijven, zoals scheepswerven en machinefabrieken. Het is echter moeilijk deze werkgelegenheid direct te koppelen aan de visserij, aangezien deze bedrijven niet exclusief voor visserij gerelateerde bedrijven werken. Zie ook het rapport van Wageningen Economic Research «De Nederlandse visverwerkende industrie en groothandel».

28

Op welke manier hebben efficiëntere vistechnieken en schaalvergroting geleid tot minder werkgelegenheid in de visserijsector?

Antwoord

In het afgelopen decennium hebben efficiëntere vistechnieken en schaalvergroting niet geleid tot minder werkgelegenheid in de visserijsector. Het aantal bemanningsleden per schip is niet gedaald en ook de schepen zijn qua omvang hetzelfde gebleven, zo blijkt uit «Visserij in Cijfers» van Wageningen Economic research.

29

Kunt u aangeven waarom, zoals artikelen 5.12 en 5.13 uit het Noordzeeakkoord beschrijven, een toekomstige restrictie voor helikopters boven de Noordzee geldt en waarom alleen deze modaliteit tot beperkende maatregelen wordt gedwongen? Wat is de onderbouwing hiervan?

Antwoord

De afspraken onder 5.12 en 5.13 beschrijven de inspanningsverplichting die de olie- en gassector op zich neemt ten einde de energiewinning op de Noordzee binnen breed geaccepteerde maatschappelijke kaders te laten bewegen. Het beperken van de helikopter bewegingen draagt bij aan de beperking van het beslag dat nu nog op de (ecologische en fysieke) ruimte wordt gelegd. Van «gedwongen beperkende maatregelen» is hier geen sprake; alle partijen in het Noordzeeoverleg hebben over de afspraken bij 5.12 en 5.13 overeenstemming bereikt. Aan andere afspraken tot beperkende maatregelen hadden partijen, gegeven het geheel van gemaakte afspraken geen behoefte.

30

Welk percentage van de Nederlandse visserijsector bestaat uit kleine bedrijven? Welk percentage bestaat uit middelgrote en grote bedrijven?

Antwoord

Alle bedrijven in de kottersector betreffen kleine bedrijven (<50 mensen). In de pelagische sector zijn drie grote bedrijven (>250 mensen) actief.

31

Bent u bereid te onderzoeken hoe een informatieknooppunt voor de Noordzee ingericht kan worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Uw vraag over het informatieknooppunt voor de Noordzee is breed en algemeen gesteld. Vanuit die context wijs ik u op het al bestaande Informatiehuis Marien (IHM). Dit is een samenwerkingsverband tussen de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en Defensie. Het IHM biedt een platform voor het vinden en delen van gegevens over de Noordzee. Met als doel alle data, informatie en onderzoeksgegevens over de Noordzee op één plek toegankelijk te maken voor belangstellenden, overheden en professionals. Het IHM ontsluit data, informatie en onderzoeksgegevens van de rijksoverheid, onderzoeksinstituten, NGO’s en van derden.

Daarnaast is er het Noordzeeloket.nl dat informatie over de Noordzee vanuit alle betrokken departementen geeft.

Tot slot is in het Noordzeeakkoord afgesproken dat de rijksoverheid tweejaarlijks «De Staat van de Noordzee» publiceert, waarin wordt gerapporteerd over de effecten van toezicht en resultaten van de monitoring, inclusief de beschikbare informatie over de commerciële visbestanden.

32

Welk percentage van de totale hoeveelheid toegestane vangst voor Nederland is in handen van middelgrote en grote bedrijven?

Antwoord

Nederland heeft vangstrechten voor tientallen visbestanden waarvan een beperkt aantal via contingenten beheerd worden. Het optellen van de contingent hoeveelheden van alle soorten geeft een onjuist beeld omdat pelagische contingenten veel groter zijn dan demersale en om die reden niet goed te vergelijken. Uitsplitsing naar visbestand is te herleiden naar bedrijf en daarom op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) niet mogelijk. Daarom geef ik in onderstaande tabel een overzicht van de contingenten en het aantal eigenaren. Dit geeft een beeld van de verdeling van de vangstrechten in Nederland.

Contingent

Quotum code

Aantal eigenaren 31-12-2019

Grote Zilversmelt

ARU/567

12

Kabeljauw

COD/2A3AX4

118

Haring

HER/1/2-

11

Haring

HER/4AB.

24

Haring

HER/4CXB7D

24

Haring

HER/5B6ANB

5

Haring

HER/6AS7BC

5

Haring

HER/7G-K.

5

Horsmakreel

JAX/2A-14

5

Horsmakreel

JAX/4BC7D

5

Makreel

MAC/2CX14-

5

Schol

PLE/2A3AX4

274

Tong

SOL/24-C.

274

Blauwe Wijting

WHB/1X14

5

Wijting

WHG/2AC4.

83

33

Op welke manier gaat u een structureel en op consensus gericht Noordzeeoverleg inrichten? Welke partijen zullen daarbij worden betrokken?

Antwoord

Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd wanneer het advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving over de governance van het Noordzeeoverleg beschikbaar is.

34

Hoeveel subsidie is de afgelopen vijf jaar naar middelgrote en grote bedrijven in de visserijsector gegaan? Hoeveel van deze subsidie ging naar bedrijven met een jaaromzet van meer dan 500 miljoen euro?

Antwoord

In totaal is de afgelopen vijf jaar € 1.043.715,40 subsidie verstrekt aan middelgrote en grote bedrijven in de visserijsector. Het gaat hier over subsidies afkomstig uit de nationale innovatiemiddelen uit het Regeerakkoord, het Europees Visserijfonds (EVF) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Het EFMZV en de nationale innovatiemiddelen zijn ingericht op het stimuleren van het MKB in de visserijsector, in het antwoord op vraag 21 is vermeld hoeveel subsidiegeld beschikbaar is voor de visserijsector. Bedragen die uitgekeerd zijn aan micro en kleine ondernemingen en aquacultuurbedrijven zijn niet meegenomen in bovenstaand bedrag. Er is geen subsidie uitgekeerd aan visserijbedrijven met een omzet van meer dan € 500 miljoen. Zie onderstaande tabel voor een definitie die gehanteerd is voor bedrijven in de visserijsector.

 

criteria

categorie

Aantal werknemers

EN

jaaromzet

EN/OF

jaarbalans

micro

< 10

 

<= 2 miljoen

 

<= 2 miljoen

klein

< 50

 

<= 10 miljoen

 

<= 10 miljoen

Middelgroot

< 250

 

<= 50 miljoen

 

<= 43 miljoen

Groot

   

   

Groot,

> 500 miljoen

   

> 500 miljoen

   

35

Hoeveel bedrijven zijn voor hun inkomsten afhankelijk van visserij binnen beschermde natuurgebieden?

Antwoord

In de periode 2010–2015 zijn meerdere onderzoeken gedaan naar de visserij in de natuurgebieden waarvoor momenteel visserij beperkende voorstellen voorliggen bij de Europese Commissie. Hieruit is op te maken dat er in er in deze periode gemiddeld 40 vaartuigen met bodemberoerende vistuigen activiteiten op de Doggerbank hadden. Hiervan was het merendeel voor minder dan 10% afhankelijk van dit gebied (https://edepot.wur.nl/416465). Voor de Klaverbank geldt dat in dezelfde periode gemiddeld 35 vaartuigen met bodemberoerende tuigen activiteiten hadden op de Klaverbank waarvan 3 vaartuigen tussen de 10% en 30% afhankelijk waren van de vangsten op de Klaverbank, de overige 32 waren voor minder dan 10% afhankelijk van dit gebied. Voor het Natura-2000 gebied het Friese Front waren 17–18 vaartuigen met staandwant actief in de periode 2010–2015 waarvan 1 vaartuig voor 10–20% afhankelijk was van de vangsten in het Friese Font. De overige vaartuigen waren voor <10% afhankelijk van dit gebied (https://research.wur.nl/en/publications/overview-of-the-international-fishing-activities-on-the-cleaver-b-2). Hoeveel schepen afhankelijk waren van de KRM-gebieden, de Centrale Oestergronden en het Friese Front, is over deze periode niet bekend, de totale bruto toegevoegde waarde van deze gebieden was in 2010–2015 gemiddeld € 334.000,- (https://core.ac.uk/display/84325709). Bovengenoemde aantallen geldt voor de Nederlandse visserij in deze gebieden. Naast Nederlandse vaartuigen zijn ook vaartuigen uit Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland en België actief.

36

Wat is de economische waarde, in termen van werkgelegenheid en omzet, van de visserij binnen beschermde natuurgebieden?

Antwoord

Zie vraag 35

37

Welke initiatieven worden door de overheid genomen om bedrijven in de visserij aan te moedigen een transitie te maken naar een duurzamere bedrijfsvoering (zoals zeewier of het recyclen van plastic)?

Antwoord

Er zijn allerlei instrumenten en initiatieven die de overheid inzet om visserijbedrijven te stimuleren om te verduurzamen. Allereerst zijn er verschillende innovatiesubsidies waar bedrijven gebruik van kunnen maken. Denk daarbij o.a. aan de Europese fondsen en nationale middelen via het Topsectorenbeleid.

Ook regelgeving is een belangrijk middel om innovaties mogelijk te maken. Zo zal de implementatie van de Single Use Plastics-richtlijn (SUP) in Nederland leiden tot verbeterde recyclingmogelijkheden voor de sector door het invoeren van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op plastichoudend vistuig. Dit betekent dat de producenten van vistuig verantwoordelijk worden gemaakt voor de inzameling en recycling van vistuig, alsmede voor bewustwordingsmaatregelen. Gerelateerd daaraan zet Nederland zich in op een goed werkbare standaard voor het circulaire ontwerp van vistuig en bij te dragen aan onderzoeken in dit kader. Zo is Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk trekker van de OSPAR Scoping Study Design & Recycling of Fishing Gear, waar samenwerking met het onderzoek van de Europese Commissie wordt betrokken.

Aanvullend aan regelgeving lopen er verschillende publiek-private samenwerkingen. Zo bestaat er een Green Deal Visserij voor een Schone Zee om gescheiden afvalmanagement aan boord van vissersschepen, goede faciliteiten in de havens en bewustwordingsmaatregelen te treffen.

Deze Green Deal is een van de maatregelen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie om het mariene milieu te verbeteren. Zo wordt in het kader van deze Green Deal naar een alternatief materiaal voor pluis gezocht, wat momenteel een bron van vervuiling is. Ook is er een educatietraject gaande om het besef van de afvalproblematiek te vergroten. Deze bestaat uit cursussen en workshops voor leerlingen op de visserijscholen en vissers.

M.b.t. maricultuur (waaronder zeewierteelt) lijken er mogelijkheden om dit toe te passen in windparken. Daarom werkt het Rijk aan een afwegingskader om duidelijk te maken aan welke eisen hierbij voldaan moet worden. Tenslotte worden ondernemers, NGOs, onderzoeks- en onderwijsinstellingen door de Community of Practise Noordzee (gefaciliteerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) bij elkaar gebracht om gezamenlijk de transitie te doorlopen. Initiatieven zijn o.a. duurzaam medegebruik met focus op maricultuur in combinatie met natuurontwikkeling, alternatieve visserijvormen binnen de windparken, en zero impact multi purpose kotter.

38

Hoeveel procent van de Noordzee is gedeeltelijk of volledig ontoegankelijk voor de Nederlandse visserij, uitgesplitst naar soort visserij, inclusief huidige en geplande windmolenparken, boorplatforms et cetera?

Antwoord

Rondom de 160 boorplatforms wordt 0,21% van het NCP volledig onberoerd gelaten, net als 0,61% in ankergebieden, en 0,28% in windparken voor de routekaart 2023. Indien er geen bodemberoerende visserij wordt toegestaan in windparken voor de routekaart 2030, zal in een aanvullende 2,43% van het NCP geen bodemberoering plaatsvinden.

Op basis van natuurwaarden geldt op dit moment alleen in de zone I gebieden in de Noordzeekustzone en de specifieke rustgebieden in de Voordelta een volledig visverbod (0,25% van de Nederlandse Noordzee). Met betrekking tot een beperking van alleen de bodemberoerende visserij geldt er op dit moment een beperking in de onderzoeksgebieden in de Vlakte van de Raan (0,04% van de Nederlandse Noordzee).

Op termijn (lopende de artikel 11 procedure van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, V0.1380/2013) zullen er beperkingen voor de bodemberoerende visserij gaan gelden in delen van de Doggersbank, de Klaverbank en de KRM-gebieden Friese Front en Centrale Oestergronden. Ook zal er op termijn, als uitwerking van het VIBEG II akkoord, een gebied op de Borkumse Stenen worden gesloten voor de bodemberoerende visserij. Bovenstaande is samengevat onder het eerste punt van 4.39 van het Noordzeeakkoord en voetnoot 32 en vormt tezamen 5,1% van de Nederlandse Noordzee.

In het kader van het hierboven genoemde art.11 procedure zal op termijn ook een periodieke beperking voor de staandwantvisserij in het Friese Front (N2000-gebied) gaan gelden (4,91%).

Verder gelden er op dit moment beperkingen aan het maximaal aantal toegestane pk’s voor vissersvaartuigen in de Noordzeekustzone (2,46%), Voordelta (1,42%), Vlakte van de Raan (0,3%) en de Scholbox (15,57%).

39

Waarom is de recreatieve visserij niet meegenomen in het Noordzeeakkoord?

Antwoord

De recreatieve visserij behoort niet tot de initiatief nemende sectoren en maatschappelijke organisaties voor het Noordzeeoverleg teneinde tot een Noordzeeakkoord te komen. De recreatieve visserij is betrokken, onder andere via de maatschappelijke consultatie Noordzee bestaande uit een online consultatie in april 2019 en een verdiepende bijeenkomst op 8 mei 2019. Met de recreatieve visserij vindt overleg plaats in het kader van het governance advies van het OFL over de wijze waarop het structureel Noordzeeoverleg vorm wordt gegeven.

40

Kunt u aangeven welke kennisleemten op dit moment bestaan wat betreft de impact van windmolenparken op de natuur in de Noordzee (boven en onder water)? Hoeveel geld gaat er naar onderzoek om deze kennisleemten te dichten?

Antwoord

Het Windenergie Op Zee Ecologisch Programma (Wozep) doet sinds 2016 onderzoek om de kennisleemtes rond de effecten van windenergie op zee met betrekking tot de Wet natuurbescherming te onderzoeken. Hiervoor is jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar (2016–2023). De belangrijkste kennisleemtes waar het Wozep-project zich op richt hebben betrekking op soorten met beschermde status vanuit Natuurwetgeving: wat is het aantal slachtoffers als gevolg van aanvaringen met turbines op zee van zeevogels en vleermuizen, het effect van habitatverlies op zeevogels die de parken vermijden en het effect van onderwatergeluid op bruinvissen? In beperkte mate wordt onderzoek gedaan naar effecten van elektromagnetische velden en onderwatergeluid op vissen en wordt onderzoek gedaan naar doorwerking op het ecosysteem bij vergaande uitrol van windenergie op zee. In het kader van Noordzeeakkoord is overeenstemming over een verlenging tot en met 2030 met nog eens 3 mln. per jaar.

41

Kunt u aangeven welke mogelijkheden er nu al zijn om de impact van windmolenparken op de bestaande natuur te verkleinen?

Antwoord

Bij de locatiekeuze van het aanwijzen van de windenergiegebieden (Beleidsnota Noordzee 2016–2021, Programma Noordzee 2022–2027), het opstellen van de routekaart windenergie op zee en de kavelbesluiten wordt conform wettelijke kaders rekening gehouden met de waarde en de impact op de natuur, waaronder habitatverlies voor vogels, aanvaringsslachtoffers en effecten van onderwatergeluid. Conform afspraak in het Klimaatakkoord vindt de uitrol van windenergie op zee plaats binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee. Bij elke nieuwe routekaart wordt het cumulatieve effect van de windparken getoetst.

Daarnaast worden de volgende maatregelen toegepast om de impact te verkleinen: naast de mitigerende voorschriften genoemd bij vraag 97 (stilstandvoorziening windmolens bij massale vogeltrek) en vraag 179 (norm voor het maximaal te veroorzaken onderwatergeluid om te voldoen aan de instandhoudingsnorm) is de stilstandvoorziening windmolens, voor de specifieke periode dat er vleermuizen op zee aanwezig zijn, geüpdatet om zodoende nog meer vleermuisslachtoffers te voorkomen (met daarbij het kleinste productieverlies). Daarnaast zijn er om vogelslachtoffers te verminderen grenzen gesteld aan de grootte van de molens.

42

Wat is de rol en positie van de Kamer met betrekking tot het Onderhandelaarsakkoord? Hoe zit het met het budgetrecht en andere formele bevoegdheden van de Kamer?

Antwoord

Wanneer het Noordzeeakkoord definitief is, zal dit aan uw Kamer worden aangeboden. De afspraken in het Noordzeeakkoord vormen de basis voor onder meer het Programma Noordzee 2022–2027. Het Programma Noordzee is onderdeel van het Nationaal Waterprogramma 2022–2027 en doorloopt een uitgebreid participatieproces conform de Waterwet en de nieuwe Omgevingswet. Uw Kamer zal over het ontwerp worden geïnformeerd en het definitief programma zal aan uw Kamer worden aangeboden.

Wanneer het Noordzeeakkoord definitief wordt, wil het kabinet een transitiebedrag van 200 miljoen euro beschikbaar stellen tot en met 2030. Zoals in de aanbiedingsbrief bij het Onderhandelaarsakkoord is aangegeven, wordt dit bedrag verwerkt in de Ontwerpbegroting 2021. Via het budgetrecht kan uw Kamer toestemming geven (of onthouden) voor het doen van deze beoogde overheidsuitgave.

43

Waarom is het Ministerie van Defensie namens het Rijk geen ondertekenaar van het Onderhandelaarsakkoord, naast de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW)?

Antwoord

Het Noordzeeakkoord betreft voornamelijk de dossiers van de drie genoemde Ministers. Over specifieke onderdelen die Defensie aangaan is met de Minister van Defensie gesproken. Zie ook het antwoord op vraag 17.

Het voltallige kabinet steunt het onderhandelaarsakkoord.

44

Hoe zijn de belangen van Defensie behartigd bij en gewaarborgd in het Onderhandelaarsakkoord?

Antwoord

De beperkingen die voortvloeien uit de mogelijkheden die Defensie heeft voor alternatieve oefengebieden, zullen worden gerespecteerd. Zie vraag 17

45

Waarom zat de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KNVR), als branchevereniging voor de scheepvaart, niet aan tafel?

Antwoord

Het Noordzeeoverleg is door de onafhankelijke voorzitter van het OFL opgezet met de partijen die daarom hadden verzocht. Ik heb daarbij verzocht om de aandacht vooral te richten op het bereiken van gedragen keuzes en afspraken voor beleid die de opgaven voor visserij, natuur en windenergie concreet in balans brengen, rekening houdend met de belangen van andere gebruikers zoals zeevaart en zandwinning. Daarbij is over het randvoorwaardelijk belang van een vlotte en veilige scheepvaart geen discussie. De definitieve samenstelling van het Noordzeeoverleg wordt in het governance advies van OFL nader bezien. Dat geldt ook voor de positie van de KNVR en andere brancheverenigingen.

46

Wat is de rol van de ngo’s bij het Onderhandelaarsakkoord, aangezien zij geen direct belanghebbenden zijn?

Antwoord

De NGO’s zijn mede initiatiefnemer voor het Noordzeeoverleg. Zij vertegenwoordigen belangen van natuur- en milieuwaarden. Het herstel van de natuur- en milieuwaarden wordt met name ook in het Klimaatakkoord en Nationale Omgevingsvisie als belangrijke maatschappelijke waarden gezien die in balans gebracht dienen te worden met de opgave voor duurzame energie en voldoende ruimte voor duurzame visserij.

47

Waarom zaten er zes directeuren van ngo’s aan tafel, voor de visserijorganisaties maar twee en voor de scheepvaart maar één? Wat betekent het feit dat de zes ngo’s het Onderhandelaarsakkoord hebben ondertekend? Waarop leggen zij zich vast met dit Onderhandelaarsakkoord?

Antwoord

De partijen die om dit overleg hebben gevraagd hebben hun eigen vertegenwoordiging aangewezen. Wel is er door OFL op aangedrongen dat deze vertegenwoordiging door eindverantwoordelijken van de organisaties zou worden vervuld.

De getalsmatige «oververtegenwoordiging» van NGO’s heeft nooit een rol gespeeld. Er is op consensus gericht overleg gevoerd en er is nooit gestemd. Wel zal in het governance advies van het OFL worden gekeken naar een ook in getalsmatig opzicht evenwichtige samenstelling. Zie ook vraag 7

48

Waarom is het Onderhandelaarsakkoord niet vastgelegd dat ondertekenende organisaties, zoals Greenpeace, zich niet meer zullen bezighouden met verstorende acties zoals het storten van betonblokken in zee?

Antwoord

Behalve de afspraken onder 8.8 en 8.9 zijn over gedragingen van onderhandelingspartijen geen voorstellen ingebracht.

49

Waarom zien de Urker vissers niks in het Onderhandelaarsakkoord?

Antwoord

De Urker vissers die lid zijn van de Producten Organisatie Urk (PO Urk) zijn aangesloten bij Visned en hebben aangegeven moeite te hebben met de extra gebiedssluitingen voor natuur (met name het Friese Front) zoals voorzien in het Onderhandelaarsakkoord. Zie ook vraag 5

50

Heeft er overleg plaatsgevonden met de kustgemeenten (Noordzeekust en Waddengemeenten)? Wat is daaruit gekomen? Waarom zaten zij niet aan tafel?

Antwoord

De voorzitter van het Noordzeeoverleg heeft niet separaat met kustgemeenten gesproken. Het Noordzeeoverleg is op verzoek van de Minister van IenW door de onafhankelijke voorzitter van het OFL opgezet met de partijen die daarom hadden verzocht, om primair afspraken te maken over de balans tussen de opgaven voor duurzame energie, natuurherstel en aard en omvang van een duurzame visserij. Aan kustgemeenten is – tijdens de maatschappelijke consulatie Noordzee in 2019 – de gelegenheid geboden om hun inbreng te leveren. Bij het Programma Noordzee 2020–2027 worden de kustgemeenten – samen met de kustprovincies – actief betrokken en bij de definitieve vormgeving van het Noordzeeoverleg wordt hun rol daarbij bezien. Zie ook vraag 22, 23 en 26

51

Welke zeehavens zijn aangesloten bij de brancheorganisatie voor zeehavens? Hoe zijn de kleinere (Wadden)zeehavens betrokken?

Antwoord

De Branche Organisatie Zeehavens (BOZ) is door de havens zelf opgericht en hierin nemen de volgende havens deel: Groningen Seaports, (de Nederlandse havens van) North Sea Port, Port of Rotterdam, Port of Moerdijk en Port of Amsterdam. De BOZ kent een regionale organisatie: deelnemers organiseren tussentijds contact, afstemming en betrokkenheid met regionale havenbeheerders.

52

Kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen om een aantal belanghebbenden die wel worden genoemd in het Akkoord, maar niet worden opgesomd op pagina 2, niet aan te laten schuiven bij het overleg? Kunt u tevens toelichten op welke manier het belang van deze partijen alsnog besproken is? Worden deze belanghebbenden in de toekomst nog wel direct betrokken in het overleg? Zo ja, kunt u toelichten op welke termijn dat zou zijn?

Antwoord

Het Noordzeeoverleg is door de onafhankelijke voorzitter van het OFL opgezet met de partijen die daarom hadden verzocht, om primair afspraken te maken over de balans tussen de opgaven voor duurzame energie, natuurherstel en aard en omvang van een duurzame visserij. Daarbij is rekening gehouden met diverse aspecten met betrekking tot o.a. de zeevaart(routes), de zandwinning en de veiligheid op zee. Alle betrokkenen en maatschappelijke organisaties is tijdens de maatschappelijke consultatie Noordzee, bestaande uit een online consultatie in april 2019 en een verdiepende bijeenkomst op 8 mei 2019, de gelegenheid geboden om hun inbreng te leveren. Voor sommige partijen die zich gedurende het proces meldden is gezorgd dat zij met enige regelmaat werden bij gesproken (bijvoorbeeld de kustprovincies).

Aan de wensen van organisaties om deel te nemen zal opnieuw aandacht worden gegeven in het governance advies van OFL. Het OFL verwacht in de komende maanden het governance advies op te stellen. Het Noordzeeoverleg beoogt het overleg daarover voor de zomer af te ronden, zodat na de zomer de definitieve vormgeving van het Noordzeeoverleg plaats kan vinden.

53

Hoe is het bedrag van 200 miljoen euro dat het Rijk aan additionele middelen beschikbaar stelt berekend? En waar is met name de 119 miljoen euro voor het verwezenlijken van de kottervisie en de herstructurering en verduurzaming van de kottervloot op gebaseerd?

Antwoord

Het bedrag van 200 mln. euro is berekend door op hoofdlijnen de kosten te berekenen die voor de uitvoering van het Onderhandelaarsakkoord nodig zijn. Voor de kosten die gemoeid zijn met aanvullende monitoring, onderzoek en natuurherstel is rekening gehouden met dat een deel van die kosten uit bestaande middelen kan worden gefinancierd en dat er mogelijkheden zijn voor co-financiering uit (inter)nationale programma’s.

De € 119 miljoen voor visserij is opgebouwd uit € 74 miljoen voor sanering en € 45 miljoen voor verduurzaming en innovaties. Naar verwachting kunnen voor € 74 miljoen 25 – 40 kotters gebruik maken van de saneringsregeling in een mix van grote en eurokotters. De bedragen zijn tot stand gekomen op basis van rekenvoorbeelden door Wageningen Economic Research. De € 45 miljoen voor innovaties in de kottervisserij komt voor het grootste gedeelte (€ 35 miljoen) uit het nieuwe Europese Maritieme, Visserij- en Aquacultuur Fonds (EMVAF). Dit bedrag is gebaseerd op ervaringen uit het verleden en een inschatting van de maximale hoeveelheid geld die voor dit doel uit het fonds kan worden vrijgemaakt ten opzichte van andere noodzakelijke uitgaven. De middelen uit het EMVAF worden aangevuld met nationale middelen. Daarmee zullen vooral maatregelen worden getroffen die niet uit het Europese fonds betaald kunnen worden. Overigens kan, indien bij de uitwerking blijkt dat dit wenselijk is, nog een verschuiving plaatsvinden van middelen voor sanering naar innovatie.

54

Kunt u een indicatie geven van de wijze waarop de 119 miljoen euro aan middelen voor het verduurzamen van de kottervloot wordt ingezet en zijn deze middelen tevens bestemd voor inkrimping van de vloot?

Antwoord

De € 119 miljoen is bedoeld voor sanering (inkrimping van de vloot) en innovaties in de kottervisserij. Zie vraag 53

55

Waarop is gebaseerd dat inkomsten van gaswinning op nieuwe velden zullen toenemen?

Antwoord

De beoogde verhoging van de investeringsaftrek heeft een stimulerend effect op investeringen in de opsporing en winning van aardgas uit de kleine velden. Daarmee wordt de verwachte verdere versnelling in de afname van het investeringsniveau en daardoor een te snelle daling van de gaswinning afgeremd en wordt een voortijdige ontmanteling van de cruciale infrastructuur voorkomen. Omdat deze investeringsaftrek alleen kan worden toegepast als er ook daadwerkelijk wordt geïnvesteerd in activiteiten ten behoeve van de opsporing of winning zal deze maatregel leiden tot meer te winnen volumes aardgas en derhalve tot meer inkomsten voor de Staat. Zonder deze investeringsaftrek en de verhoging daarvan zouden dergelijke investeringen niet plaatsvinden en zouden dus ook de extra gewonnen volumes en de daaruit voortvloeiende extra inkomsten uitblijven.

56

Kan in een overzicht weergegeven worden hoeveel geslaagde boringen er in de Noordzee zijn geweest het afgelopen decennium? Hoeveel inkomsten zijn daaruit gegenereerd? Hoeveel publiek geld is uitgegeven aan de investeringsaftrek?

Antwoord

Onderstaande grafiek geeft weer het aantal economische en niet-economische exploratieboringen in de Noordzee in de periode 2010 t/m 2019.

Hoeveel inkomsten er in het afgelopen decennium zijn gegenereerd uit geslaagde boringen op de Noordzee is moeilijk aan te geven. De afdrachten die mijnbouwondernemingen verschuldigd zijn bestaan immers uit verschillende componenten. De vennootschapsbelasting is verschuldigd op basis van de fiscale regelgeving; oppervlakterecht, cijns en winstaandeel uit hoofde van de Mijnbouwwet. De investeringsaftrek kan alleen worden toegepast op investeringen op de Noordzee, maar voor de berekening van het door een mijnbouwonderneming in totaal verschuldigde winstaandeel worden de resultaten uit opsporing en winning op zee en land geconsolideerd. Met zekerheid kan gesteld worden dat de investeringsaftrek een positief effect heeft gehad op investeringen in mijnbouwactiviteiten op de Noordzee en daarmee op de inkomsten voor de Staat.

Het is een onjuiste veronderstelling dat er publiek geld zou zijn uitgegeven aan de investeringsaftrek. De maatregel is immers zodanig vormgegeven dat deze alleen kan worden toegepast als er daadwerkelijk wordt geïnvesteerd in opsporing en winning van aardgas. In dat geval kan 25% van het investeringsbedrag als extra kosten worden opgevoerd bij de berekening van het resultaat waarover het door de desbetreffende mijnbouwonderneming verschuldigde winstaandeel wordt berekend. Er dus sprake van iets minder extra winstaandeel dan zonder de investeringsaftrek zou zijn ontvangen, maar zonder de investeringsaftrek zou er helemaal geen extra winstaandeel zijn ontvangen, omdat die investeringen dan helemaal niet zouden hebben plaatsgevonden.

57

Zijn de inkomsten tegengevallen de afgelopen jaren?

Antwoord

Dat in de afgelopen jaren de inkomsten zowel voor mijnbouwondernemingen als voor de Staat zijn tegengevallen, is inderdaad het geval. Door de, ook op de langere termijn verwachte, lage olie- en gasprijzen en de verslechterde concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van de omringende Noordzeelanden zijn investeringen in de opsporing en winning van koolwaterstoffen op het Nederlands deel van het continentaal plat in de afgelopen jaren naar een zeer laag niveau gezakt en worden er nauwelijks nieuwe voorkomens opgespoord en in productie genomen.

58

Hoe is, gezien deze wet is aangekondigd om de concurrentie met Groot-Brittannië aan te kunnen, na de brexit de stand van zaken? Wat zijn de gevolgen voor de gaswinning op de Noordzee? Is deze wet nu nog noodzakelijk? Zo ja, waarom?

Antwoord

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet ziet naast de investeringsaftrek op het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken. De brexit heeft geen gevolgen voor dit wetsvoorstel. Door het verslechterde investeringsklimaat voor gaswinning in Nederland is niet alleen de gaswinning uit de kleine velden in versneld tempo afgenomen, maar dreigt de aanwezige infrastructuur voortijdig te worden ontmanteld en verwijderd. Die kan dan ook niet meer worden ingezet voor transport en opslag van CO2 en duurzame gasvormige energiedragers, zoals groen gas en waterstof. In zijn brief van 30 maart 2020 aan uw Kamer gaat de Minister van Economische Zaken en Klimaat in op de rol van gas in het energiesysteem van nu en in de toekomst. Om de verwachte verdere versnelling in de afname van het investeringsniveau af te remmen en voortijdige ontmanteling van de infrastructuur te voorkomen, is er reden en urgentie om het Nederlandse mijnbouwklimaat een nieuwe impuls te geven. Dit is ook nodig voor een gelijk speelveld met het Verenigd Koninkrijk.

59

Waarom is gekozen voor het maken van afspraken voor de komende tien jaar en niet voor de periode daarna, al was het maar met grove pennenstreken?

Antwoord

De reden dat in het Akkoord gekozen is voor een tijdshorizon van 10 jaar is dat dit een periode is waarin belangrijke ontwikkelingen zijn te voorzien en gepland zijn (bijvoorbeeld uitrol routekaart windenergie op zee 2030). Voor de ontwikkeling van wind op zee is wel gekeken naar de planvorming (selectie van gebieden voor windenergie) voor de periode na 2030.

60

Wanneer zal het governance advies over de samenstelling van het overleg en over de (juridische) vorm waarin die samenwerking kan worden gegoten gereed zijn?

Antwoord

Het OFL verwacht in de komende maanden het governance-advies op te stellen. Afronding in het Noordzeeoverleg wordt in dat geval voor de zomer voorzien, zodat na de zomer de definitieve vormgeving van het Noordzeeoverleg onder onafhankelijk voorzitterschap plaats kan vinden. Zie vraag 52

61

Wat is uw visie op de betrokkenheid van partijen bij het besteden van de transitiemiddelen?

Antwoord

Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd in het kader van het advies over de governance van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving.

62

Kunt u nader uiteenzetten in hoeverre de huidige inzet op het versnellen van windparken in het Noorden verschilt van eerder voorgenomen kabinetsbeleid?

Antwoord

De nu geplande windparken zijn gekozen op hun relatieve nabijheid bij de kust en de aansluiting op de energie-infrastructuur om zo de gewenste kostenreductie te realiseren, rekening houdend met de andere belangen op de Noordzee. In de Beleidsnota Noordzee (2016–2021), als onderdeel van het Nationaal Waterplan, zijn nog een aantal windenergiegebieden aangewezen waar nog geen windpark is ingepland. De afweging is nu of deze gebieden verder ingevuld gaan worden of dat gebruik gemaakt gaat worden van nieuwe windenergiegebieden die nog aangewezen moeten worden in het Programma Noordzee 2022–2027 (opvolger van de Beleidsnota Noordzee 2016–2021). Daartoe wordt een MKBA en PlanMER opgesteld waarin de belangenafweging inzichtelijk wordt gemaakt, waaronder de afstand tot de kust (ivm netkosten), de impact op de visserij en de ecologie, en de scheepvaartveiligheid.

63

Wat zijn precies de extra mijlen die in het Akkoord zijn opgenomen om de Noordzee gezond te krijgen?

Antwoord

Partijen hebben zich veel moeite gegeven tot een gezamenlijke benadering van de Noordzee te komen. Alle belangen zijn gediend met een gezonde Noordzee. Met de komst van extra windparken op grond van het Klimaatakkoord is een groot aantal aanpassingen geboden. Het vraagt een kottervloot die naar aard en omvang past binnen de doelen van een gezonde Noordzee. Dat rechtvaardigt een warme sanering en verduurzaming van de vloot, waartoe een niet gering deel van de transitiegelden binnen de uitvoering van het akkoord kunnen worden aangewend. Daarbij zal innovatie een steeds belangrijker rol moeten vervullen.

Onder de groeiende druk op de Noordzee zal ook een relevant deel van de natuurwaarden beter beschermd moeten worden. En onze kennis van de effecten van extra windparken en nadere beschermingsmaatregelen op de gezondheid van de Noordzee vergt extra investeringen in monitoring en wetenschappelijk onderzoek. Binnen de door het rijk beschikbaar gestelde middelen worden deze extra mijlen ten bate van een gezonde Noordzee mogelijk. In deze samenhang is door onderhandelaars dan ook overeenstemming bereikt over het Onderhandelaarsakkoord. Door het structureel maken van het Noordzeeoverleg weten partijen zich blijvend betrokken bij de beleidsvorming voor de Noordzee.

64

Hoe dragen de afspraken in het Akkoord bij aan het bereiken van internationale doelstellingen waar Nederland aan gebonden is op grond van het Biodiversiteitsverdrag, het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR-verdrag voor behoud en herstel biodiversiteit en duurzaam gebruik), het Klimaatakkoord van Parijs en andere relevante verdragen?

Antwoord

Het Noordzeeakkoord beoogt een betere balans aan te brengen tussen alle in het geding zijnde belangen, binnen het kader van een gezonde Noordzee zoals die ook in het Biodiversiteitsverdrag (CBD), het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR), de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de Vogel- en Habitatrichtlijn worden genoemd. De uitrol van duurzame (wind)energie draagt bij aan het verminderen van CO2-uitstoot, een van de drivers van temperatuurstijgingen en verzuring; afspraken zijn gemaakt over het rekening houden met en versterking van natuur bij de bouw en exploitatie van windparken. Verdere verduurzaming van de visserij draagt bij aan minder bodemberoering en dus het versterken van benthische habitats, selectiviteit van bijvangst van vogels, zeezoogdieren en beschermde vissoorten. Het aanwijzen van beschermde gebieden draagt bij aan de versterking van biodiversiteit waaronder ook commerciële vissoorten.

65

Hoe dragen de afspraken in het Akkoord bij aan het bereiken van Europese doelstellingen, zoals die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (een goede milieutoestand) en de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (gunstige staat van instandhouding van de betrokken natuurwaarden)?

Antwoord

Zie vraag 64

66

Wat betekent de afspraak dat de ecologische draagkracht randvoorwaardelijk is voor het individuele en cumulatieve gebruik van de Noordzee door verschillende functies? Betekent dit dat er uitsluitend duurzame (natuur- en milieuvriendelijke) gebruiksfuncties worden toegestaan op de Noordzee?

Antwoord

De Mariene strategie deel 1 (Actualisatie van huidige milieutoestand, goede milieutoestand, milieudoelen en indicatoren 2018–2024, Kamerstuk 27 625, nr. 43) omschrijft de huidige milieutoestand, de (gewenste) goede milieutoestand en de milieudoelen die zijn gesteld om de goede milieutoestand te behalen of te behouden. Hiermee stelt de Mariene Strategie de kaders voor duurzaam gebruik binnen de randvoorwaarden van het ecosysteem, rekening houdend met internationale afspraken en Europese regelgeving. Effecten van gebruik mogen niet leiden tot verslechtering van de milieutoestand. Die dienen in ieder geval gemitigeerd te worden.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van een activiteit op zee wordt bij de vergunning verlening een vast afwegingskader gevolgd (afwegingskader voor activiteiten op de Noordzee – beleidsnota Noordzee 2016–2021). Hierbij wegen mee: de ruimtelijke aspecten, veiligheid en de gevolgen voor ecologie en milieu. Met het doorlopen van het afwegingskader wordt mede getoetst of de activiteit voldoet aan de doelstelling van de KRM (het bereiken dan wel handhaven van een goede milieutoestand) en specifieke eisen uit de Wet natuurbescherming volgens de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Daarbij zijn het voorzorgbeginsel en het hanteren van de ecosysteembenadering van belang.

67

Waarom wordt er gesproken over «voedseltransitie»?

Antwoord

De transitie naar een duurzame voedselvoorziening is een van de nationale belangen als benoemd in de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Daarbij gaat het op zee zowel om duurzame visserij als andere vormen van mariene voedselproductie. Hierbij kan worden gedacht aan de productie van zeewier, mosselen en oesters en de vangst van krabben en kreeften en innovatieve vormen van – niet bodem beroerende – visserij.

68

Welke problemen voorzien de ondertekenaars van dit Akkoord in tegengestelde belangen voor het aandeel windenergie op zee dat na 2030 tot stand moet komen?

Antwoord

Het is de verwachting dat ook na 2030 een uitbreiding van het areaal windparken nodig is om de klimaatdoelstellingen te bereiken. De omvang van die windparken en de locatie ervan zullen leiden tot nadere afwegingen tussen de verschillende gebruikersgroepen.

69

Wanneer verwacht u de kottervisie aan de Kamer te kunnen presenteren? Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten in deze kottervisie? Wat zijn bij het opstellen van de kottervisie de uitgangspunten van de regering?

Antwoord

In de appreciatie bij het advies van mevrouw Burger zal de Minister van LNV aangeven welke maatregelen zij gaat treffen voor de kottervisserij. Uitgaande van een definitief Noordzeeakkoord, zijn maatregelen voor de aanpassing van de aard en omvang van de vloot voor een duurzame toekomst het belangrijkste aandachtspunt. Vanwege de samenhang met het Noordzeeakkoord vindt de verzending van de kottervisie aan uw Kamer in afstemming met het Noordzeeakkoord plaats.

70

Wat is uw visie en inzet bij de toekomstige keuzes over waterstof (als transportmiddel voor op zee, opgewekte energie en als grondstof), eilandvorming en alternatieve manieren van mariene energiewinning? Hoe verhouden de procesafspraken uit het Akkoord hierover zich met ander (toekomstig) beleid en wetgeving, zoals bijvoorbeeld de Wet Wind op Zee?

Antwoord

Om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen op de Noordzee voor de periode 2030–2050 op het gebied van windenergie op zee, waterstof, CCS, olie en gas en alternatieve manieren van mariene energiewinning wordt door de Minister van EZK de Noordzee Energiesysteem Outlook opgesteld. Deze zal rond de zomer gereed zijn. Hierin zullen ook de mogelijkheden van eilanden besproken worden. De integrale afweging van de ruimtelijke ordening vindt plaats in het Programma Noordzee (2022–2027). Het Noordzeeakkoord omvat juist afspraken hoe de belangenafweging rondom de ruimtelijke ordening van energie, natuur en visserij zorgvuldig kan plaatsvinden. Wat betreft de Wet windenergie op zee: deze richt zich op regelgeving betreffende de tendersystematiek en de kavelbesluiten. Deze gaat niet in op het proces van ruimtelijke ordening.

71

Klopt het dat de biodiversiteit in de Noordzee nog altijd achteruitgaat?

Antwoord

Ja, de biodiversiteit staat nog steeds onder druk. Dit blijkt mede uit de Mariene Strategie deel 1 (Actualisatie van huidige milieutoestand, goede milieutoestand, milieudoelen en indicatoren 2018–2024, Kamerstuk 27 625, nr. 434, bijlage). Hieruit blijkt dat de Nederlandse zeebodem nog steeds substantieel is verstoord. Vooral de langlevende, gevoelige soorten komen duidelijk minder voor en ook de biodiversiteit van de zeebodem is nog onvoldoende. De situatie van de zeevogels is zorgelijk. Vooral het broedsucces is de laatste jaren laag. De oorzaken van de neergaande trend zijn nog niet achterhaald. Hier ligt een kennisopgave en een aanvullende beleidsopgave is niet uitgesloten. Bruinvissen en grijze zeehonden nemen geleidelijk in aantal toe maar toenemend onderwatergeluid kan schadelijke effecten hebben. Een kwart van de commerciële visbestanden voldoet aan het beoordelingscriterium «duurzame oogst» én aan het criterium «biomassa van paaibestanden». De stand van haaien en roggen is nog steeds zorgelijk, maar laat wel tekenen van herstel zien. De goede milieutoestand is nog niet bereikt.

72

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van het achteruitgaan van de biodiversiteit in de Noordzee?

Antwoord

Menselijk handelen (mijnbouw, visserij, transport, zandwinning, eutrofiëring, vervuiling van landbronnen en klimaatverandering) hebben de natuur van de Noordzee veranderd en beschadigd. Er is sprake van een optelsom van effecten van menselijk handelen op het natuurlijke systeem die we nog niet goed kunnen doorgronden. Toekomstige ontwikkelingen zoals de aanleg van nieuwe windparken en klimaatverandering kunnen de milieutoestand negatief beïnvloeden (Mariene Strategie (deel 1) Actualisatie van huidige milieutoestand, goede milieutoestand, milieudoelen en indicatoren 2018–2024, Kamerstuk 27 625, nr. 434, bijlage.

73

Klopt het dat de Goede Milieutoestand bij lange na nog niet bereikt is?

Antwoord

Op een aantal punten komt de goede milieutoestand dichterbij. Zoals aangegeven in de Mariene Strategie (deel 1) Actualisatie van huidige milieutoestand, goede milieutoestand, milieudoelen en indicatoren, 2018–2024, (Kamerstuk 27 625, nr. 434, bijlage), verbetert de milieutoestand in het Nederlandse deel van de Noordzee en komt de gewenste goede milieutoestand steeds dichterbij. Bestaand beleid resulteert in een aanzienlijke afname van de vervuiling van het mariene milieu, in groei van commerciële visbestanden, in toename van het aantal zeezoogdieren en in afname van het aantal nieuwe niet-inheemse soorten. Voor de descriptoren hydrografische eigenschappen, niet-inheemse soorten en vervuilende stoffen in vis en visproducten is de goede milieutoestand bereikt. Voor de descriptoren vervuilende stoffen, eutrofiëring en onderwatergeluid ligt de goede milieutoestand tussen 2020 en 2027 binnen handbereik wanneer het huidige beleid volledig worden uitgevoerd. Met het aanwijzen van Natura 2000- gebieden, het opstellen van beheerplannen en de voorgestelde bodembeschermingsmaatregelen vanuit de KRM, zijn belangrijke stappen gezet ter bescherming van het mariene ecosysteem (descriptoren biodiversiteit, commerciële vissoorten, voedselwebben en integriteit van de zeebodem). Ook is de toestand van descriptoren commerciële vissoorten en zwerfvuil verbeterd.

74

Klopt het dat de Goede Milieutoestand in 2020 bereikt had moeten zijn?

Waarom is dat nog niet gelukt? Wat is het nieuwe streefjaar?

Antwoord

In de Kaderrichtlijn Mariene Strategie van 2008 is afgesproken dat de goede milieutoestand in 2020 wordt bereikt en behouden. Echter is dit nog niet gelukt omdat verbetering op mariene ecologie trager verloopt dan de door de richtlijn beschikbaar gestelde tijdspad en maatregelen voor bescherming van habitats nog niet zijn geïmplementeerd. Daarnaast ontbreekt er veel kennis over wat de goede milieutoestand zou moeten zijn. Dit is in de meeste gevallen het gevolg van gebrek aan kennis of wetenschappelijke onderbouwing. Voor de aspecten van de goede milieutoestand die nog niet duidelijk zijn ingekaderd, is in de Mariene Strategie deel 1 een kennisopgave geformuleerd. Er is geen nieuw streefjaar.

75

Kunt u toelichten hoe u uw volgende twee uitspraken met elkaar verenigt «echter, het mariene ecosysteem staat onder druk: de biodiversiteit gaat achteruit en de bodem is verstoord», en «toenemend gebruik is alleen verantwoord bij herstel en behoud van het Noordzee-ecosysteem», in het licht van toenemende menselijke activiteiten op de Noordzee zoals de forse groei van het aantal windparken?

Antwoord

Zie vraag 66

76

Wat zijn de randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan, zoals bijvoorbeeld het behalen van specifieke natuurdoelen als de Goede Milieutoestand, voordat toenemend gebruik van de Noordzee plaats kan vinden? Op welke manier is hierbij het voorzorgsbeginsel van toepassing?

Antwoord

Het in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 beschreven afwegingskader is het mechanisme dat de rijksoverheid toepast om te beoordelen of activiteiten op zee zijn toegestaan. In het afwegingskader wordt beschreven hoe de afweging over nieuwe activiteiten tot stand komt binnen de Europese en internationale kaders.

Het afwegingskader is een beleidsregel en verplicht het bevoegd gezag om overeenkomstig dit kader te handelen bij de vergunningverlening. Het vormt tevens een belangrijke bijdrage aan het bereiken en behouden van de goede milieutoestand volgens de KRM.

Het voorzorgsbeginsel staat centraal in het afwegingskader. De bestaande wet- en regelgeving geeft invulling aan de ecosysteembenadering onder andere door middel van een toets op de effecten voor natuur en milieu en toepassing van het voorzorgsbeginsel. Dit beginsel heeft al jaren een plaats in internationaal en nationaal beleid (OSPAR, KRM en de Vogel- en Habitatrichtlijn).

77

Is het verantwoord om het gebruik van de Noordzee te laten toenemen, terwijl het niet zeker is dat de natuur met de aangekondigde maatregelen behouden zal blijven of zelfs zal herstellen?

Antwoord

Op basis van de kaders die de Europese regelgeving zoals de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, Kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning en de Vogel- en Habitatrichtlijn stellen streeft het kabinet naar een gezonde zee, en binnen die kaders naar een duurzaam gebruik. De Noordzee is een zeer druk gebruikte zee, en de vraag naar ruimte op de Noordzee zal de komende jaren naar verwachting verder toenemen. Vertrekpunt bij het gebruik van de Noordzee is het toelaten van gebruik dat samengaat met het beschermen en versterken van de natuurwaarden. Zie ook vragen 66 en 76

78

Wat wordt er verstaan onder «duurzame aanpassingen» aan de kottervloot waarvoor binnen het transitiefonds geld wordt vrijgesteld?

Welke concrete doelstellingen en tussentijdse mijlpalen worden gebruikt om de transitie naar een duurzame visserij te realiseren? Wat zijn bijvoorbeeld de doelstellingen voor de vermindering van de bijvangst of het voorkomen van zeebodembeschadiging?

Antwoord

In het Noordzeeakkoord en het advies van mevrouw Burger wordt ingezet op verduurzaming van de vloot. In de appreciatie bij het advies van mevrouw Burger zal hierop worden aangesloten. De feitelijke concretisering zal vooral plaatsvinden in het kader van het in voorbereiding zijnde Operationeel Plan voor het nieuwe Europese Maritieme Aquacultuur en Visserijfonds (EMVAF). Dit plan treedt naar verwachting in 2021 in werking mits in de EU overeenstemming is over het meerjarig financieel kader. Zie ook het antwoord op vraag 25, voor het huidige EFMZV zijn doelen vastgesteld die gemonitord worden.

79

Waarom is het nuttig om een permanent Noordzeeoverleg (NZO) op te richten, aangezien de ervaringen elders met dit soort overleggen niet altijd positief zijn? Wat is de status van zo’n overleg? Wat zijn de bevoegdheden van zo’n overleg (zie ook pagina 33 en 34)?

Antwoord

De complexiteit en de samenhang van de betrokken maatschappelijke belangen rechtvaardigen de instelling van een permanent Noordzeeoverleg. Overheid en stakeholders hebben met dit Onderhandelaarsakkoord laten zien dat zij op een serieuze manier met hun onderscheiden verantwoordelijkheden voor een gezonde Noordzee om willen gaan. Dit past ook in de participatieve werkwijze die wordt voorstaan door de aankomende Omgevingswet. Over de opzet en invulling van een permanent Noordzeeoverleg wordt uw Kamer nader geïnformeerd in het kader van het advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving over de governance van het Noordzeeoverleg.

80

Op welke momenten wordt de grootte van het transitiefonds voor de visserij geëvalueerd? Welke criteria zullen hierbij worden gehanteerd? Wat is het afwegingskader om al dan niet te besluiten tot een verandering van de omvang van het transitiefonds?

Antwoord

Het «Transitiefonds» is nadrukkelijk bedoeld voor de ondersteuning in onderlinge samenhang van de drie in het Onderhandelaarsakkoord beschreven transities. Een deel hiervan zal beschikbaar komen voor inkrimping en verduurzaming van de kottervloot. De evaluatie in 2023 is het beoordelen van de balans tussen de afgesproken doelen van het Noordzeeakkoord en de beschikbaar gestelde middelen en de mate van doelbereiking. De criteria hiervoor evenals een eventueel afwegingskader zullen in het Noordzeeoverleg nader worden afgesproken.

81

Op welke wijze wordt getoetst aan welke vissers of aan welke projecten bedragen uit het transitiefonds toegekend worden? Wat is hierbij het afwegingskader?

Antwoord

Voor vissers die aanspraak maken op innovatiemiddelen gelden de kaders van het EMVAF of de kaders die voor de nationale innovatiemiddelen uit het «Transitiefonds» worden opgesteld. Bij het EMVAF is sprake van beoordeling van projectvoorstellen door een onafhankelijke adviescommissie, de voorwaarden zijn vastgesteld in het Operationeel Programma (OP). Het OP wordt met stakeholders besproken. Vissers die zich aanmelden voor de saneringsregeling, welke gefinancierd wordt uit de transitiemiddelen van het Noordzeeakkoord volgen de gestelde kaders in de nog op te stellen saneringsregeling en moeten passen binnen de doelstellingen van het Noordzeeakkoord. De sanering moet ertoe leiden dat de ecologische druk op de door de visserij beschikbare gronden afneemt.

De regeling zal door de Europese Commissie getoetst worden op staatsteunaspecten en moet op alle punten aan Europese en nationale wet- en regelgeving voldoen.

82

Aan welke monitoringsprojecten met betrekking tot de effecten van windparken op zee zullen bedragen uit het transitiefonds worden toegekend? Wie zal verantwoordelijk zijn voor deze monitoring? Welke uitgangspunten worden hierbij gehanteerd?

Antwoord

Het is nog te vroeg om deze vraag te beantwoorden. Bijlage 2 van het onderhandelaars akkoord bevat de contouren van het monitoring- en onderzoeksprogramma van het Noordzeeakkoord. Nu moet op basis van de beschikbare middelen binnen deze contouren definitieve keuzes worden gemaakt. Daarover zal in het Noordzeeoverleg op consensus gericht overleg worden gevoerd. Een deel is gereserveerd voor het vervolg van WOZEP voor de jaren 2023–2030, namelijk 21 mln.

83

Wat is de verdeling tussen fondsen voor de monitoring van de effecten van windparken voor de vissers en fondsen voor de monitoring van de staat van de natuur op de Noordzee?

Antwoord

Zie vraag 82

84

Op welke maatregelen wordt gedoeld, als het gaat om optimalisatie van het natuurbeleid en de daarmee gepaard gaande verdergaande maatregelen dan in de huidige beleidspraktijk wordt voorzien voor verschillende soorten- en gebiedsbescherming? Waar en wanneer moeten deze maatregelen worden genomen? Gaat het bij deze maatregelen om wereldwijde standaarden en afspraken, Europese afspraken of door Nederland zelf ingezet beleid? Waar en wanneer zal hierover worden besloten? Welke partijen zijn bij deze besluitvorming betrokken? Wat is de relatie van deze maatregelen met Natura 2000-gebieden en andere (Europese) maatregelen zoals de Green Deal?

Antwoord

Maatregelen waarop kan worden gedoeld zijn aanvullende maatregelen zoals het aanwijzen en beschermen van natuurgebieden, de soortenbescherming en de verdere verduurzaming van het gebruik van de Noordzee. Hierbij kan ook worden gedacht bijvoorbeeld aan het natuurinclusief ontwerp van installaties of medegebruik van natuur in windparken, zie ook vraag 9. De juridische kaders hiervoor zijn zowel Europees als mondiaal.

85

Hoe zorgt u ervoor dat de maatschappelijke kosten vooraf duidelijk gedefinieerd zijn en dat de vraag wie wat moet betalen transparant aan de orde komt bij windparken op zee? Wat is uw visie op de vraag wie wat moet betalen?

Antwoord

Bij de uitvoering van het Noordzeeakkoord zal steeds per deelonderwerp bekeken moeten worden of de uitvoering leidt tot additionele (maatschappelijke) kosten. Per deelonderwerp zal ook bekeken moeten worden wat een logische verdeling is van deze kosten. Dit verschilt per onderwerp, hier is dus geen integrale visie op te formuleren.

86

Hoe is het principe op pagina 10: «Om de schaarse ruimte optimaal te gebruiken is multifunctioneel ruimtegebruik een leidend principe. Om uitvoering te geven aan dit principe staat een gebiedsgerichte aanpak centraal» te rijmen met het feit dat de natuur per definitie gebaat is bij een netwerk van aaneengesloten natuurgebieden met daarbinnen zo min mogelijk menselijke activiteiten?

Antwoord

Op basis van de kaders die de Europese regelgeving zoals de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, Kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning en de Vogel- en Habitatrichtlijn stellen streef ik naar een gezonde zee, en binnen die kaders naar een duurzaam gebruik. De Noordzee is een zeer druk gebruikte zee, en de druk op het gebruik van de ruimte op de Noordzee zal de komende jaren naar verwachting verder toenemen. Om duurzaam om te gaan met deze ruimte is medegebruik het uitgangspunt, mits binnen de ecologische draagkracht van het systeem. Daarbij denk ik met name aan medegebruik van windparken op zee: per gebied kan verkend worden of er mogelijkheden zijn voor passieve visserij, mari- en aquacultuur, andere vormen van duurzame energieopwekking en natuurontwikkeling. Daarnaast sluiten natuurgebieden menselijke activiteiten niet uit: gebruik dat de te beschermen natuurwaarden niet aantast, kan plaatsvinden.

87

Hoe wordt er binnen het Noordzeeakkoord rekening gehouden met de veranderingen die de brexit teweeg kan brengen en de impact die dit kan hebben op natuurbescherming en de visserij?

Antwoord

Er zullen zich de komende jaren op tal van gebieden veranderingen voor doen. Zo zal het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zeker consequenties hebben voor de Nederlandse vissers die in de wateren van het Verenigd Koninkrijk vissen. Voor elk van deze mogelijke veranderingen geldt dat partijen in het akkoord zulke veranderingen met elkaar zullen bespreken en gezamenlijk zullen bezien of die tot wijzigingen van gemaakte afspraken dan wel nieuwe afspraken moeten leiden. Zie met name de inleiding van het Onderhandelaarsakkoord, 8. Governance over «adaptieve planning».

Meer in het bijzonder geldt dat het Noordzeeakkoord betrekking heeft op het samen delen van de beperkte ruimte op het Nederlands deel van de Noordzee en in zoverre speelt brexit geen directe rol in dit akkoord. Voor de visserij speelt dit uiteraard wel een rol. De kottervisie is dan ook nadrukkelijk breder dan alleen de Nederlandse deel van de Noordzee en wil een toekomstperspectief aan de visserij geven over de diverse ontwikkelingen heen die nu voor de kotters spelen zoals inderdaad de brexit.

88

Hoe kijkt u, in het licht van de klimaatdoelstellingen, technologische dynamiek en de stikstofproblematiek, naar het meewegen van de norm van zero-emissie bij het verlenen van vergunningen van offshore operaties en visrechten?

Antwoord

Zero-emissies zijn vooralsnog niet aan de orde. In de kavelbesluiten worden wel eisen aan de uitstoot van stikstofoxiden van de werkschepen gesteld zodat de depositie in de gevoelige N2000 gebieden zodanig is dat er geen significante negatieve effecten zijn te verwachten.

89

Wat wordt bedoeld met de woorden «dient de vloot naar aard en omvang zodanig te veranderen dat deze past bij de nieuwe situatie op de Noordzee»?

Antwoord

Met deze woorden wordt bedoeld een zodanige verandering van de vloot dat deze ecologisch én economisch past bij de nieuwe situatie op de Noordzee. Een vloot die duurzaam opereert binnen de ecologische grenzen en daarvoor vastgestelde wet- en regelgeving. En een vloot die economisch duurzaam is bij minder beschikbare visgronden. Zodat er lange termijnperspectief is voor een economische gezonde visserij. Ondersteuning van innovaties richting meer selectieve en minder verstorende vormen van visserij is daarbij van groot belang.

90

Wat wordt bedoeld met «voorspelbare vergunningverlening» als het gaat om de gaswinning op de Noordzee?

Antwoord

Voorspelbare vergunningverlening betekent dat alle partijen zich committeren aan het proces van vergunningverlening, waarbij door de aanvrager zorgvuldig de stappen van de vergunningsaanvraag doorlopen worden en het bevoegd gezag zich zal houden aan de wettelijke termijnen bij de beoordeling hiervan en aan de criteria die daarbij worden gehanteerd.

Daarnaast hebben alle partijen zich in het Onderhandelaarsakkoord eraan gecommitteerd om eerst het constructieve overleg te zoeken als er spanning ontstaat.

91

Wat zijn de meetbare doelen (SMART) voor het Onderhandelaarsakkoord op basis waarvan over drie jaar wordt geëvalueerd?

Antwoord

Zie vraag 80

92

Kunt u toelichten wat bedoeld wordt met de opmerking dat de transformatie van de visserij op de Noordzee niet los gezien moet worden van andere zaken die de visserij treffen, zoals de aanlandplicht, brexit en het pulsverbod? Op welke manier zou een verandering in deze omstandigheden, ofwel ten positieve ofwel ten negatieve, een impact hebben op de inhoud van het Noordzeeakkoord?

Antwoord

De visserij heeft te maken met meerdere grote voor de visserij negatieve ontwikkelingen en onzekerheden die elkaar versterken en de noodzaak tot een aanpassing van de aard en omvang van de vloot vergroten. Wanneer één of meerdere ontwikkelingen zouden komen te vervallen, kan dit de positie van de visserij positief beïnvloeden. Primaire aanleiding voor de aanpassing van de aard en omvang van de vloot zoals opgenomen in het Noordzeeakkoord is de ecologische herstelopgave en het feit dat er minder ruimte komt om te vissen door windparken en natuurgebieden. De kottervisie heeft voor de visserijsector een breder doel dan het Noordzeeakkoord en zal een toekomstperspectief aan visserij geven over de diverse ontwikkelingen heen die nu voor de kotters spelen.

Zie ook vraag 87

93

Wat is het afwegingskader met betrekking tot het toestaan van pilots om alternatieve inkomstenbronnen voor vissers rondom windparken uit te voeren? Wordt hierbij soepel omgegaan met voorschriften voor natuurbescherming om situaties, zoals bij de pilots die mossel- en oestervissers in Zeeland die hiervan hinder ondervinden, te voorkomen?

Antwoord

De overheid wil medegebruik van en natuurontwikkeling in windparken stimuleren. Voor het toestaan van medegebruik in windparken van Routekaart 2023 en Routekaart 2030 wordt een afwegingskader medegebruik ontwikkeld. Dit afwegingskader is specifiek bedoeld om de vergunningaanvragen voor deze activiteiten in windparken op zee te kunnen beoordelen en de belangen goed af te wegen. Daarnaast zorgt het afwegingskader ervoor dat initiatiefnemers een overzicht hebben van welke aspecten belangrijk zijn bij het aanvragen van een vergunning. Het kader kan ook gebruikt worden bij het toestaan van pilots voor passieve visserij. Er dient rekening gehouden te worden met de geldende voorschriften volgend uit Europese en internationale kaders voor natuurbescherming. Dit afwegingskader zal onderdeel zijn van het Programma Noordzee 2022–2027 en wordt gezamenlijk opgepakt met de verkenning duurzame blauwe economie.

94

Wanneer zal het aanvullende, onafhankelijke onderzoek naar de voortgezette gaswinning op de Noordzee plaatsvinden? Wat is het doel en de inhoud van dit onderzoek en wanneer moet het onderzoek gereed zijn?

Antwoord

Het betreffende onderzoek is aan de orde als eerst is nagegaan of het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) in de eerstvolgende Klimaat- en Energieverkenning (KEV) mogelijkheden ziet het onderzoek als alternatief binnen de KEV op te nemen. De verkenning kan plaatsvinden na definitieve vaststelling van het Noordzeeakkoord.

Gezien de onafhankelijkheid van het PBL zal het daarin een eigenstandige afweging maken. Mocht het PBL daartoe geen mogelijkheid zien dan zullen in het Noordzeeoverleg nadere afspraken worden gemaakt. De terms of reference voor het onderzoek zijn opgenomen in bijlage 4 van het Noordzeeakkoord.

95

Wanneer zal er duidelijkheid zijn over de hoogte van deze bijdrage vanuit de energiesector aan het «Transitiefonds»? Hoe zal dit fonds worden ingezet voor de transitie naar een gezonde Noordzee met gebalanceerd en duurzaam gebruik?

Antwoord

In het Noordzeeoverleg is gesproken over een bijdrage vanuit de energiesector. Dit betreft zowel de windsector als de gassector. Voor beide sectoren is afgesproken op dit moment geen financiële bijdrage aan het «Transitiefonds» te vragen, omdat voor beide sectoren de businesscase voor nieuwe investeringen net aan positief is. Afgesproken is om de tussentijdse evaluatie in 2023 af te wachten om nadere afspraken over een eventuele financiële bijdrage te kunnen maken. Ook dan zal het investeringsklimaat in ogenschouw worden genomen. De criteria evenals een eventueel afwegingskader voor de aanwending van het «Transitiefonds» zullen in het Noordzeeoverleg nader worden afgesproken.

96

Is er al bekend op welke momenten de evaluatie en «adaptieve planning» van het Noordzeeakkoord gepland staan? Welke onderdelen van het Akkoord of de uitvoering daarvan zijn onderworpen aan de conclusies van dergelijke evaluaties?

Antwoord

De bedoeling van de gemaakte afspraken is dat deze niet aan tijd of onderwerp zijn gebonden. Als partijen menen dat externe omstandigheden, of bijvoorbeeld wijziging van het nationale, Europese of internationale beleid, tot nadere afwegingen aanleiding geven dan hebben zij zich verplicht binnen het NZO daarvoor gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. In 2023 zal een tussentijdse evaluatie plaatsvinden.

97

In hoeverre wordt bij de uitbreiding van windenergie gebruik gemaakt van vogelvriendelijke windturbines?

Antwoord

Er van uitgaande dat met vogelvriendelijke windturbines, turbines zonder wieken wordt bedoeld, dan worden deze op de korte termijn niet toegepast. De energieproductie van deze turbines is momenteel onvoldoende om Nederland van de benodigde energie te voorzien. Er wordt bij de plaatsing van windparken rekening gehouden met de impact op vogels door de locatiekeuze en daarnaast wordt er gewerkt aan een voorspellingsmodel waarmee vogeltrek op rotorhoogte kan worden voorspeld. Op basis van dit model kunnen windturbines stilgezet worden op nachten van massale vogeltrek.

98

Op welke wijze is vastgesteld welke visgebieden voor de vissers economisch het meest relevant zijn? Kunt u een overzicht geven van de opdeling van het Nederlandse deel van de Noordzee inclusief een beoordeling van de economische relevantie van ieder van die gebieden voor de Nederlandse visserijsector?

Antwoord

Op basis van beschikbare gegevens uit het Vessel Monitoring System (VMS; coördinaten) en gegevens uit het logboek van vissers kan worden bepaald welke visreizen een vissersschip maakt en welke vangst de visser tijdens deze reis op welke locatie heeft behaald/gerealiseerd. Deze gegevens worden afgezet tegen de marktwaarde van de gevangen vis. Zo kan worden vastgesteld welke visgebieden economisch het meest relevant zijn (op deze wijze is de waarde van de windenergiegebieden uit de routekaarten windenergie op zee 2023 en 2030 geanalyseerd (zie vraag 35)). Deze gegevens worden geclusterd waardoor er een globale indicatie komt per type tuig per doelsoort. Het Nederlandse deel van de Noordzee wordt niet opgedeeld, omdat de Nederlandse visserij over de gehele Noordzee plaatsvindt. De analyse betreft daarom de Noordzee inclusief delen van het kanaal en het Skagerrak. Er zijn vele soorten kaarten te maken, waarop te zien is welke gebieden meer en minder bevist worden voor welke soorten visserij. Een voorbeeld is opgenomen in het advies van mevrouw Burger voor een duurzame kottervisserij3.

99

Welke andere mitigerende maatregelen, naast bijdragen uit het transitiefonds, worden overwogen om vissers te compenseren voor de sluiting van economisch relevante visserijgebieden?

Antwoord

De maatregelen aangekondigd in het Noordzeeakkoord en de appreciatie op het advies van mw. Burger zijn de maatregelen die zijn bedoeld om het verlies aan economisch relevante visserijgebieden op te vangen. Het gaat daarbij om middelen voor innovatie om een verduurzaming van de visserijvloot mogelijk te maken en middelen voor een sanering voor vissers die niet door kunnen of willen vissen. In totaal is hier € 119 miljoen voor beschikbaar. Er worden naast deze maatregelen geen andere maatregelen overwogen.

100

Wat is het tijdpad dat inzichtelijk maakt hoe de afgesproken natuurdoelen uit het Akkoord binnen de gestelde termijnen worden gehaald? Kunt u een overzicht sturen van de planning en alle tussentijdse mijlpalen?

Antwoord

In het Onderhandelaarsakkoord zijn met betrekking tot de tussentijdse evaluatie in 2023 globale afspraken gemaakt. Zie vraag 59.

101

Hoe verhoudt het, door het Akkoord geïntroduceerde nieuwe instrument «gebiedspaspoort», dat moet worden opgesteld door het Rijk voor de aanwijzing van gebieden op zee voor een bepaald doel, zich tot de regels omtrent aanwijzing van gebieden voor specifieke doelen op grond van de bestaande wetgeving en beleid?

Antwoord

Het «gebiedspaspoort» uit het Noordzeeakkoord wordt niet een opzichzelfstaand instrument. De instrumenten die de nieuwe Omgevingswet biedt volstaan, ook voor hetgeen waarvoor de term gebiedspaspoort in het onderhandelaarsakkoord is geïntroduceerd. Het gebiedspaspoort is een term waarmee gedoeld wordt op een hulpmiddel om een brede groep stakeholders op zee vroegtijdig te betrekken bij de voorbereiding van een aanwijzing van een specifiek gebied.

102

Kunt u bevestigen dat er geen windparken komen in de beschermde natuurgebieden?

Antwoord

In het onderhandelaarsakkoord van het Noordzeeakkoord is afgesproken dat er in beginsel geen windparken gebouwd worden in gebieden die zijn of worden aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Bij de aanwijzing van zoekgebieden voor windenergie op zee geldt dat ecologie vroegtijdig en zwaarwegend wordt meegenomen, en dat zowel Natura 2000 als ook KRM-gebieden worden ontzien om eventuele ongewenste effecten uit te sluiten. Indien er geen geschikte zoekgebieden voor windparken buiten N2000 en KRM gebieden gevonden kunnen worden zou in bijzondere omstandigheden afgeweken kunnen worden van het ontzien van deze gebieden mits ongewenste effecten op deze gebieden uit te sluiten zijn.

De Wet Natuurbescherming biedt de mogelijkheid om af te wijken van bescherming van soorten of gebieden om redenen van dwingend nationaal belang en wanneer er geen alternatieven zijn. Verloren gegane natuurwaarden dienen dan te worden gecompenseerd.

In het uiterste geval kan om redenen van ruimtedruk ook gekozen worden om windparken en Habitatrichtlijn- of KRM-gebieden te combineren als de natuurwaarden in het gebied niet negatief beïnvloeden of/en deze gebieden juist kansen bieden voor verdere natuurontwikkeling. Dit zal zoveel mogelijk worden gemeden. Besluitvorming hierover zal plaatsvinden op basis van «op consensus gericht overleg», wat betekent dat de inzet is het gezamenlijk eens te worden. Mocht het echter, ondanks serieuze pogingen, op onderdelen niet lukken dan besluit het Rijk. In het governance-advies van het OFL over het Noordzeeoverleg zal nader worden ingegaan op bepalingen en voorwaarden rondom het op consensusgerichte overleg. In het Programma Noordzee (2022–2027) wordt momenteel onderzocht welke nieuwe windenergiegebieden er aangewezen gaan worden. Op dit moment worden deze gebieden buiten beschermde natuurgebieden gezocht.

Voorts heeft de Minister van EZK in de Kamerbrief van 27 maart 2018 (Kamerstuk 33 561, nr. 42) over de routekaart windenergie op zee 2030 aangegeven geen windturbines te plaatsen in het zuidelijk deel van IJmuiden Ver in verband met de vogelwaarden op de Bruine Bank.

103

Kunt u aangeven wat het betekent dat de ecologie vroegtijdig en zwaarwegend wordt meegenomen bij de aanwijzing van nieuwe windenergiegebieden en de invulling van de aanleg van windparken in de reeds aangewezen windenergiegebieden?

Antwoord

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat uitbreiding van windenergie op zee alleen kan plaatsvinden binnen de ecologische draagkracht van het systeem.

In het onderhandelaarsakkoord staat dat bij de aanwijzing van nieuwe windenergiegebieden er een integraal afwegingskader wordt gehanteerd: in beginsel worden geen windparken gebouwd in gebieden die zijn of worden aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Voor nieuwe windgebieden na 2030 wordt ook rekening gehouden met die locaties die ook vanuit ecologisch oogpunt het minst ongunstig zijn vanwege bijvoorbeeld lagere dichtheden van zeevogels of vogeltrekroutes in dat gebied. Voor de reeds aangewezen gebieden wordt ten behoeve van het nemen van kavelbesluiten het totaal van de ecologische effecten van alle tot en met 2030 voorziene windparken op zee omschreven in het Kader Ecologie en Cumulatie (KEC). Dit kader vormt een basis voor de ecologische beoordeling in de milieueffectrapportage voor nieuwe windenergiegebieden. In de kavelbesluiten voor de verschillende windparken wordt aanvullend gekeken of er locatiespecifieke effecten te verwachten zijn. Het gaat daarbij om effecten waardoor populaties van te beschermen soorten structureel achteruit zouden gaan en de natuurlijke veerkracht van de soort aangetast zou worden. In de kavelbesluiten wordt dan beschreven welke mitigerende maatregelen genomen dienen te worden om eventuele significant negatieve effecten te voorkomen. Wanneer er redenen zijn om van bovengenoemde werkwijze af te wijken, dient vooraf in het NZO op consensus gericht overleg plaats te vinden.

104

Kunt u aangeven welke Natura 2000-gebieden erbij (kunnen) komen en voor welke natuurwaarden deze gebieden beschermd worden?

Antwoord

Uit het Noordzeeakkoord blijkt dat de Bruine Bank (zie ook vraag 105) zal worden aangewezen op basis van de Vogelrichtlijn. De Borkumse Stenen worden met het oog op bodembescherming aangewezen in het kader van het VIBEG II akkoord (Visserij in Beschermde Gebieden; Noordzeekustvisserijakkoord 2017) op basis van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Ook het Friese Front zal onder een nader te bepalen beschermingsregime worden gebracht. Onderzoek zal moeten uitwijzen of dit Natura 2000 is of bijv. onder de KRM.

105

Wanneer wordt de aanwijzing van de Bruine Bank als Natura 2000-gebied in gang gezet?

Antwoord

De aanwijzing van de Bruine Bank wordt gestart na het vaststellen van het Noordzeeakkoord.

106

Kunt u aangeven hoe deze en andere beschermde gebieden bijdragen aan het netwerk?

Antwoord

Alle gebieden die onder de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn worden aangewezen maken deel uit van het Europese netwerk van beschermde gebieden. Dit is het Natura 2000-netwerk. Het kabinet meldt de mariene natura 2000- en KRM-gebieden ook aan voor het OSPAR netwerk van mariene beschermde gebieden. Zo wordt met buurlanden samen gewerkt aan het verder ontwikkelen van een ecologisch coherent netwerk van mariene beschermde gebieden.

107

Kunt u aangeven wat de aanwijzing van deze Natura 2000-gebieden betekent voor huidige en toekomstige gebruiksfuncties in en rond deze gebieden?

Antwoord

Nee. In zijn algemeenheid geldt dat de meeste gebieden worden aangewezen voor hun bodem- of vogelwaarden. Op basis van een analyse daarvan zullen maatregelen worden uitgevaardigd. In veel gevallen zal het in elk geval gaan om beperkingen aan de bodemberoerende visserij. Dat zal moeten blijken uit de Nadere effectanalyse die onderdeel is van het beheerplanproces dat aansluitend aan de aanwijzing van een Natura 2000-gebied zal worden doorlopen. In het algemeen geldt dat huidige gebruiksfuncties volgens geldende afspraken zoveel mogelijk vergunningsvrij zullen worden geregeld en dat voor nieuw gebruik na aanwijzing de ter plekke geldende (internationale) afspraken van toepassing zijn of dat er normale vergunningsprocedures zullen moeten worden doorlopen.

108

Kunt u aangeven hoe de aanwijzing en bescherming van de aangewezen en nog aan te wijzen Natura 2000-gebieden zich verhoudt tot de afspraak dat 12,5% van het Nederlandse deel van de Noordzee binnen ecologische waardevolle gebieden volledig wordt gevrijwaard van bodemberoering door visserij?

Antwoord

Het aandeel van het oppervlakte van aangewezen en nog aan te wijzen Natura 2000 en KRM-gebieden waar bodemberoerende visserij niet is toegestaan is ca. 5,1% van het totaal van 12,5% van de Nederlandse Noordzee waar bodemberoerende visserij niet meer zal worden toegestaan. De afspraak om 12,5% van het Nederlandse deel van de Noordzee binnen ecologische waardevolle gebieden volledig te vrijwaren van bodemberoering door visserij zal worden gerealiseerd door noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen te nemen in de gebieden zoals vermeld onder 4.39 van het Onderhandelaarsakkoord, zodat bodemberoering door visserij in deze gebieden wordt voorkomen. Deze maatregelen, zoals vermeldt onder 4.45, dienen altijd te voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn mariene strategie en zullen volgens artikel 11 van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (Vo. 1380/2013) worden vastgelegd in een gedelegeerde handeling door de Europese Commissie.

109

Hoe wordt omgegaan met andere vormen van visserij, bijvoorbeeld staandwantvisserij, die schadelijk kunnen zijn voor natuurwaarden?

Antwoord

Visserij die significante negatieve gevolgen heeft op de te beschermen ecologisch waarden van een te beschermen gebied worden verboden.

Andere vormen die geen significant effect hebben zijn in principe toegestaan. Het potentieel van schadelijke impact is onderdeel van onderzoek vanuit het Noordzeeakkoord, zoals bijvoorbeeld naar de impact van staandwant op natuurwaarden (zie ook het antwoord op vraag 109, 151). In het geval er sprake is van no take of no fishing dan is geen enkele visserij toegestaan.

De impact van staandwantvisserij zal onderdeel zijn van onderzoek vanuit het Noordzeeakkoord, zoals bijvoorbeeld naar de bijvangst van vogels en zeezoogdieren. Daarnaast is in het Onderhandelaarsakkoord opgenomen dat in Natura 2000 en KRM gebieden geen nieuwe staandwantvisserij zal worden toegestaan. Zie vraag 156 en 173

110

Hoe wordt verzekerd dat de afspraken in het Akkoord ook gelden voor buitenlandse vissers die actief zijn in het Nederlandse deel van de Noordzee?

Antwoord

Dit gebeurt via een artikel 11 procedure onder het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (Vo.1380/2013). Zie vraag 6, 147, 156 en 162

111

Welke gebieden worden voor gebruiksfuncties vermeden vanwege ecologische kwetsbaarheid?

Antwoord

Op dit moment geldt dit voor de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Voordelta en Vlakte van de Raan waarvoor een beheerplan is vastgesteld.

112

Wordt op dit moment de aanwijzing van nieuwe natuurgebieden op de Noordzee overwogen? Zo ja, in welk stadium is deze aanwijzing en om welke gebieden gaat het?

Antwoord

zie vraag 104

113

Hoe groot zal de schade voor natuur en visserij zijn wanneer de klimaatdoelen niet worden gehaald en de opwarming van de aarde niet tot 1,5–2 graden Celsius wordt beperkt? Kunnen we het ons, met andere woorden, veroorloven om de gebieden Hollandse Kust (noordwest en zuidwest) en het nog onbenutte deel van IJmuiden Ver vrij te laten? Op welke wijze wordt het verlies van de daar niet gerealiseerde energie opgevangen?

Antwoord

Hoe groot de schade voor natuur en visserij precies zal zijn is onbekend. Zoals aangegeven in de brief van 18 november 2019 van de Ministers van EZK en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 32 813, nr. 407), staat wel vast dat bij het niet halen van de klimaatdoelen er zeer grote effecten zullen zijn die verregaande veranderingen tot gevolg zullen hebben voor het mariene milieu. Daarom is het ook belangrijk na 2030 maatregelen te nemen om klimaatverandering tegen te gaan. Als Hollandse Kust (noordwest en zuidwest) en het nog onbenutte deel van IJmuiden Ver niet worden benut voor windparken, dan zal in plaats daarvan naar alternatieve gebieden gezocht worden. Zoals aangegeven wordt dit momenteel onderzocht ten behoeve van het aanwijzen van windenergiegebieden in het Programma Noordzee 2022–2027.

114

Waaruit zal de verkenning naar de mogelijkheid om de gebieden Hollandse Kust (noordwest en zuidwest) en het nog onbenutte deel van IJmuiden Ver vrij te laten van windturbines en windparken in andere gebieden op zee te realiseren bestaan? Wie neemt het voortouw bij deze verkenning en welke partijen zijn hierbij betrokken? Wanneer zal deze verkenning voltooid zijn?

Antwoord

Het Ministerie van EZK neemt het voortouw in de verkenning naar de mogelijkheid om de genoemde gebieden vrij te laten van windturbines, in overleg met de betrokken departementen (BZK, IenW, LNV en waar nodig verdere ministeries) en stakeholders. In het Noordzeeoverleg wordt tenslotte op consensus gericht overleg gevoerd over de verkenning. De verkenning is onderdeel van de totstandkoming van het ontwerp Programma Noordzee 2022 – 2027, uiterlijk voorjaar 2021.

De verkenning onderzoekt de mogelijke alternatieve gebieden voor bovengenoemde windenergiegebieden. De alternatieve gebieden liggen verder uit de kust. Er zal onderzocht worden welke invloed dit heeft op de kosten voor het net op zee (over het algemeen zijn netaansluitingen duurder naar mate deze verder uit de kust worden aangelegd) en wordt onderzocht welke invloed dit heeft op de belangenafweging tussen windenergie, natuur, visserij en een vlotte en veilige scheepvaart (zie vraag 113). De verkenning houdt rekening met de doelstellingen en een eventuele verhoogde ambitie vanuit het Klimaatakkoord.

115

Wat zijn de exacte verplichtingen die voortvloeien uit internationale regelgeving, waaronder het OSPAR-verdrag (OSPAR Marine Protected Areas (MPA’s)), de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn (Natura 2000-gebieden) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie die relevant zijn voor het Noordzeeakkoord? In hoeverre gaat het hierbij om wereldwijde afspraken, Europese verplichtingen of voor Nederland specifieke regelgeving? Hoe wordt aan deze verplichtingen uitvoering gegeven? Welke criteria worden daarbij gehanteerd? Welke partijen zijn daarbij betrokken? Wat is hierin de rol van het NZO?

Antwoord

Bijlage 3 van het Noordzeeakkoord geeft een overzicht van de internationaalrechtelijke context. De wereldwijde afspraken begeven zich op het niveau van de Verenigde Naties, onder andere het VN-zeerechtverdrag en de Conventie van Biologische Diversiteit (CBD). De Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) zijn Europese verplichtingen. Nederland wijst de gebieden onder de Vogelrichtlijn direct aan. Onder de Habitatrichtlijn worden gebieden gemeld bij de Europese Unie. De KRM vraagt lidstaten om gebruik te maken van bestaande regionale institutionele samenwerkingsstructuren, waaronder de uit hoofde van de regionale zeeverdragen opgerichte structuren die deze mariene regio of subregio bestrijken. Voor Nederland is dat het regionale OSPAR-verdrag, waar 16 verdragspartijen samenwerken om het mariene milieu te beschermen en te versterken. Voor Nederland specifiek is het beleid verankerd in de Beleidsnota Noordzee (2016–2021).

De Europese verplichtingen zijn in Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd. Voor de KRM betekent dit o.a. dat het kabinet een beoordeling van de mariene milieu van het Nederlands deel van de Noordzee doet (Mariene Strategie deel 1), een monitoringsprogramma opzet (Mariene Strategie deel 2) en een programma van maatregelen (Mariene Strategie deel 3) samenstelt om de goede milieutoestand te behalen en te behouden.

Het kabinet voert de KRM uit in samenwerking met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Zo wordt bij elke Strategie consultaties gehouden, en is er gelegenheid tot het inzenden van zienswijzen. Ook werkt het Rijk nauw samen met stakeholders om zo het milieu en natuur te verbeteren en te versterken, bijvoorbeeld met Green Deals.

De rol van het Noordzeeoverleg wordt mede naar aanleiding van het op te stellen governance-advies nader ingevuld.

116

Wat is de inzet voor de verkenning naar de potenties van de gezamenlijke blauwe economie (voedsel, energie en natuurontwikkeling)? Heeft er inmiddels over die verkenning in het NZO nader overleg plaatsgevonden? Zo ja, wat waren hiervan de uitkomsten? Zo nee, wanneer zal dit overleg plaatsvinden? Wanneer moet de verkenning naar de potenties van de gezamenlijke blauwe economie voltooid zijn?

Antwoord

Inzet is om tot in het najaar 2020 te komen tot een integraal gedragen voorstel ten behoeve van de verkenning naar de ecologische, economische en technische potenties en haalbaarheden van de duurzame blauwe economie (voedsel, energie en natuurontwikkeling). De verkenning is door de Community of Practise Noordzee (COP) in het kader van het Programma Noordzee 2022–2027 opgepakt. De partners/stakeholders uit de CoP komen vanuit het Rijk/topsectoren, samenwerkende onderzoeksinstellingen, NGO’s en ondernemers en initiatoren.

Over de resultaten zal te zijner tijd op consensus gericht overleg in het Noordzeeoverleg plaatsvinden.

117

Kunt u uiteenzetten welke mogelijkheden u voor ogen heeft om veiligheidsrisico’s door nieuwe activiteiten in de Noordzee voor de scheepvaart te mitigeren?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag hangt af van de aard en omvang van de activiteit. Voor windenergie op zee tot 2030 heb ik, in samenspraak met EZK, al specifieke maatregelen genomen, zoals beschreven bij vraag 16. Voor alle nieuwe activiteiten zal de risicotoename ten opzichte van scheepvaartveiligheid vooraf moeten worden geïnventariseerd en waar nodig voldoende mitigerende maatregelen worden genomen door de initiatiefnemer van de nieuwe activiteit.

118

Kunt u uiteenzetten hoe compenserende maatregelen om aantasting van natuurwaarden door gebruiksfuncties te voorkomen eruit komen te zien? Kunt u bovendien uiteenzetten door welke partijen en met welke berekeningsmethoden de negatieve impact van gebruiksfuncties in kwetsbare gebieden bepaald gaat worden?

Antwoord

Elke activiteit of gebruik met een significant negatief effect in of nabij (externe werking) een Natura 2000- of KRM-gebied is niet toegestaan. Dit wordt beoordeeld op basis van een passende beoordeling. Als uit de passende beoordeling blijkt dat significante negatieve effecten niet (volledig) kunnen worden uitgesloten (al dan niet met mitigerende maatregelen) kan het initiatief niet doorgaan tenzij, in bepaalde gevallen, de ADC-toets wordt doorlopen. Initiatiefnemers dienen deze procedures te doorlopen en aan te tonen wat de gevolgen zijn van hun activiteit.

119

Is er een onderzoek waaruit blijkt dat de uitrol van windmolenparken in het Noordelijke gedeelte van de Noordzee relatief minder druk uitoefent op ecosystemen, dan de aangewezen windmolenparken in het Zuidelijke gedeelte? Of zijn het alleen de economische voordelen voor de scheepvaart en de visserij die tot deze verkenning hebben geleid?

Antwoord

Er is geen onderzoek waaruit blijkt dat er relatief minder druk is van de uitrol van windparken op het ecosysteem in het noorden in vergelijking met de zuidelijke Noordzee. Gegevens over de aanwezigheid van onder meer zeegaande kustbroedvogels en trekkende vleermuizen laten zien of suggereren dat deze in de zuidelijke Noordzee in grotere dichtheden voorkomen en dus vaker slachtoffer kunnen worden van windturbines, maar dit is nog niet integraal onderbouwd. Aanleiding voor de verkenning is de maatschappelijke afweging van een kosteneffectieve uitrol van windenergie in relatie tot de effecten op zowel ecosysteem, visserij als een vlotte en veilige scheepvaart.

120

Bieden de gebieden meer in het noorden voldoende mogelijkheden om een verdere uitbreiding van wind op zee te realiseren? Om hoeveel gigawatt (GW) gaat het dan en wordt hiermee het hogere ambitieniveau van 55% in 2030 gehaald? Kan dit binnen deze termijn worden gerealiseerd als er nu nog overlegd wordt over de mogelijkheden?

Antwoord

Ja, potentiële gebieden in het noorden bieden op dit moment voldoende mogelijkheden om een verdere uitbreiding van windenergie op zee te realiseren. Conform afspraak in het onderhandelaarsakkoord betreft dit 20–40 GW. In een nieuwe routekaart windenergie op zee wordt besloten in welke van de nieuwe aangewezen windenergiegebieden daadwerkelijk een windpark wordt gerealiseerd.

De nieuwe windenergiegebieden komen echter pas in 2022 beschikbaar. Aangezien het gemiddeld 10 jaar kost om een windpark met netaansluiting te realiseren zullen deze gebieden nog niet kunnen bijdragen aan een verhoogd doel van 55% CO2 reductie in 2030. Vandaar de afspraak in het Onderhandelaarsakkoord dat de huidige nog niet ontwikkelde windenergiegebieden om die reden beschikbaar blijven voor een bijdrage aan een verhoogde CO2-doelstelling. Zie vraag 114

121

Kan er verder worden ingegaan op de belemmeringen voor meer noordelijke uitbreiding? Zijn dat met name de belangen van de visserij, ecologische belangen of andere belangen?

Antwoord

Aandachtspunten bij de belangenafweging voor het aanwijzen van zoekgebieden voor windenergie op zee zijn met name scheepvaart, aanlanding ook in combinatie met zandwinning voor de kustverdediging, defensie oefengebieden, visserij en te beschermen natuurwaarden.

122

Wordt bij het meewegen van de belangen van de visserij gekeken naar de mate van duurzaamheid van die visserij?

Antwoord

De verduurzaming van de visserij wordt in het kader van de NOVI geïdentificeerd als een nationaal belang. Het komen tot een duurzame visserij is een kernpunt van het visserijbeleid via gerichte innovatiesubsidies en – vooral Europese -regelgeving. Bij de afweging rond het wel of niet toestaan van visserij in natuurgebieden is de mate waarin de visserijactiviteiten effect hebben op de te beschermen waarden bepalend bij de belangenafweging.

123

Waarom worden, ten aanzien van de mogelijkheden voor windenergie, de belangen van olie- en gaswinning meegewogen? Windenergie moet deze fossiele energie toch zo snel mogelijk vervangen? Kan dit verder worden toegelicht?

Antwoord

Windparken op zee (en andere duurzame alternatieven) zullen niet van vandaag op morgen uitgerold kunnen worden om in de gehele energiebehoefte van Nederland te voorzien. Dit betekent dat in de route naar een volledig duurzame energievoorziening, aardgas nog een belangrijke rol zal spelen om Nederland van voldoende energie te kunnen voorzien.

Daarbij heeft dit kabinet aangegeven dat de winning van aardgas uit eigen bodem de voorkeur heeft boven de import van gas, omdat dit beter is voor klimaat, werkgelegenheid, economie, behoud van kennis van de diepe ondergrond en aanwezige gasinfrastructuur.

124

Hoe zal bij de verdere opschaling van 20 tot 40 GW windenergie op zee de optie om met deze windmolens waterstof te produceren worden meegenomen? Is hierover overleg met andere partijen? Zo ja, welke partijen zijn hierbij betrokken?

Antwoord

In de keuze van de nieuwe windenergiegebieden voor 20–40 GW in het Programma Noordzee 2022–2027 wordt ook de mogelijke koppeling met waterstof meegenomen. Momenteel wordt in de Noordzee Energiesysteem Outlook onderzocht welke ontwikkelingen er verwacht worden in de periode 2030–2050 voor windenergie op zee en waterstof. Ruimtelijk gezien is vooral het mogelijk hergebruik van gasinfrastructuur voor waterstofproductie en transport hierin relevant. De Noordzee Energiesysteem Outlook zal gereed zijn rond de zomer. Op basis van deze Outlook kan dan het gesprek gestart worden wat er nodig zal zijn qua energieproductie op de Noordzee voor de periode na 2030. De gesprekken vinden plaats met relevante betrokkenen, bij het opzetten van een nieuwe routekaart windenergie op zee.

125

Op welke termijn kan uitsluitsel worden gegeven over het internationale overleg over de mogelijkheden het oefenterrein van Defensie te verplaatsen? Betreft het alleen overleg met Duitsland of zijn er ook andere landen bij dit overleg betrokken?

Antwoord

Zie vraag 128

126

Op welke termijn kunnen we de uitkomsten van de Verkenning aanlanding Netten op Zee verwachten? Gaat dit op tijd zijn om de doelen te realiseren of loopt dit vertraging op, omdat de gerealiseerde windenergie het elektriciteitsnet niet in voldoende mate op kan? Hoeveel GW kan wel worden gerealiseerd, maar niet het net op?

Antwoord

Zie vraag 131

127

Wordt in de Verkenning aanlanding Netten op Zee ook de koppeling met waterstofproductie onderzocht? Wanneer zal de Verkenning aanlanding Netten op Zee gereed zijn?

Antwoord

Zie vraag 131

128

Hoe ziet het onderzoek, waarin de Minister van Defensie laat onderzoeken of er in internationaal verband een alternatief voor defensieoefengebied EHD42 is en of dat aan de voorwaarden van Defensie voldoet, er precies uit? Is hierover inmiddels contact tussen Defensie en andere betrokken (buur)landen om gezamenlijk een alternatief oefengebied te vinden? Zijn er al mogelijke alternatieven geïdentificeerd? Op welke termijn zal het onderzoek naar alternatieven voor defensieoefengebied EHD42 worden afgerond?

Antwoord

Deze verkenning zal conform de toezegging van de Minister van Defensie worden gestart nadat het Noordzeeakkoord definitief is geworden. Er is thans nog geen contact met buurlanden gelegd of een onderzoeksopzet gemaakt.

129

Kunt u redenen aangeven naar aanleiding van de volgende tekst op pagina 19: «In beginsel worden geen windparken gebouwd in gebieden die zijn of worden aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Wanneer er redenen zijn om van deze regel af te wijken, dient vooraf in het NZO op consensus gericht overleg plaats te vinden»? Wat gebeurt er wanneer geen consensus wordt bereikt?

Antwoord

Zie 102

130

Kunt u uiteenzetten of en hoe rekening gehouden wordt met huidige en mogelijke toekomstige ondergrondse infrastructuur voor onder andere telecom- en internetdiensten?

Kunt u tevens aangeven op welke wijze deze essentiële onderdelen van de moderne infrastructuur beschermd gaan worden?

Antwoord

Voor de huidige initiatieven voor aanleg van telecomkabels op het Nederlandse deel van de Noordzee is nog voldoende ruimte gevonden voor een veilige route. Met name is de locatie waar de kabels aansluiten op de infrastructuur op het land van belang. Vooral in de buurt van IJmuiden wordt de mogelijkheid om bij de kust te komen moeilijker. De route moet zodanig zijn, dat ankergebieden voor de zeeschepen en olie- en gasinstallaties worden vermeden. Aan beide punten kan worden voldaan. Met mogelijke toekomstige infrastructuur wordt rekening gehouden zodra bekend is wat de gewenste route is.

Bescherming vindt verder plaats doordat de kabels bij aanleg verplicht minimaal een meter in de zeebodem begraven worden en ook op diepte moeten blijven liggen. Het is aan de exploitanten van de kabels zelf om ervoor te zorgen dat de begraafdiepte gehandhaafd wordt. Een meter begraafdiepte is voldoende om de kabels te beschermen tegen de bodemberoerende visserij en het noodankeren van zeeschepen.

131

Kunt u nader uiteenzetten waarom ervoor is gekozen om de Verkenning aanlanding Netten op Zee niet mee te nemen in de PlanMER?

Antwoord

  • 1. Eerst worden mogelijke nieuwe windenergiegebieden op zee geïdentificeerd. Met een plan-MER worden op hoog abstractieniveau milieuaspecten, ecologische effecten, effecten op andere functies en waarden op zee, en kosten onderzocht. Op basis daarvan kiest het kabinet, onder leiding van de Minister van IenW, welke windenergiegebieden het aanwijst en opneemt in het Programma Noordzee, als onderdeel van het Nationaal Waterprogramma. In deze fase verkeren we nu.

  • 2. In deze eerste fase worden ook de (on)mogelijkheden voor ontsluiting van de windenergiegebieden op hoofdlijnen in kaart gebracht. Deze bepalen immers mede de keuze voor windenergiegebieden. Het gaat dan om ordegrootten van kosten van verschillende transportmogelijkheden op basis van schetsen van transportroutes, ruimtelijke beperkingen op zee en land, effecten op het energiesysteem op land en kansen voor synergie en hergebruik van energie-infrastructuur. Daarbij wordt niet alleen naar aanlanding met elektronen, maar ook naar aanlanding met moleculen gekeken, zoals waterstof.

  • 3. Dan stelt het kabinet, onder leiding van de Minister van EZK, een (uitbreiding van de bestaande) routekaart windenergie op zee op voor de periode 2030–2040. Deze geeft aan welke (delen van) nieuwe windenergiegebieden daadwerkelijk ontwikkeld worden en wanneer. Op basis van deze routekaart vindt voor de aanlanding van de energie een uitgebreide verkenning plaats vergelijkbaar met de «Verkenning aanlanding netten op zee 2030» uit 2018. Kostenindicaties worden gebaseerd op verschillende varianten van ruwe tracés.

  • 4. Ten slotte stelt het Rijk per windenergiegebied kavelbesluiten op die de exacte geografische contouren bevatten van de kavels die het via tenders gunt aan windparkontwikkelaars. In deze fase worden voor verschillende alternatieven voor ontsluiting van de windparken, op basis van gedetailleerde tracés, in een Integrale Effecten Analyse de effecten op milieu, techniek, kosten, omgeving en toekomstvastheid in kaart gebracht. Hieruit volgt uiteindelijk een keuze van een voorkeursalternatief (VKA).

132

Kunt u uiteenzetten wat redenen zouden kunnen zijn om in bepaalde situaties af te wijken van de regel om Natura 2000-gebieden en de gebieden uit de Kaderrichtlijn Marine Strategie (KRM-gebieden) te ontzien?

Antwoord

Zie 102

133

Op welke wijze kan kostenreductie worden gerealiseerd? Waarom wordt dit, wanneer dit niet afdoende kan, dan niet door het Rijk mogelijk gemaakt om toch de benodigde wind op zee te realiseren?

Antwoord

De kostenreductie bij wind op zee projecten is de afgelopen jaren harder gegaan dan oorspronkelijk gedacht. Deze kostenreductie is met name het gevolg van de ontwikkeling van betere technologie (zoals grotere en efficiëntere windmolens), het opdoen van meer ervaring en de schaalvoordelen die optreden door de groei van de projecten en de sector als geheel. We hebben gezien de afgelopen jaren dat door de effectieve aanpak van wind op zee in Nederland deze kostenreducties hier als eerste zichtbaar zijn. In Nederland zullen dan ook de eerste windparken op zee zonder subsidie ter wereld staan straks. Succesfactoren van de Nederlandse aanpak (duidelijke routekaart, alle voorbereiding van de kavel door de overheid, aanleg van het net door TenneT) zullen dan ook voor de verdere uitrol van de routekaart windenergie op zee 2030 behouden blijven. Daarnaast zal de capaciteit per tender in de routekaart door de tijd heen groter worden (700 MW in de tenders tot nu, volgend jaar 1400 MW voor Hollandse Kust West en later 2000 MW voor IJmuiden Ver). Hiermee worden ook verdere schaalvoordelen benut.

Daarnaast zal richting verdere uitrol betere koppeling met de ontwikkeling van vraag van belang zijn om de uitrol kostenefficiënt te houden. Op 5 maart 2020 maart is het onderzoek naar de business case van wind op zee projecten van onderzoeksbureau Afry gepubliceerd. De belangrijkste conclusie in het rapport is dat verdere uitrol van subsidievrije wind op zee projecten alleen rendabel kan zijn als dit in nauwe samenhang wordt gezien met de verdere groei van vraag naar hernieuwbare elektriciteit. Mede op basis van de conclusies uit het onderzoek, zal de komende tijd gezamenlijk met de sector verder onderzocht worden wat concreet gedaan kan worden om de business case te versterken en de aanpak voor wind op zee toekomstbestendig te maken.

134

Geeft het sturen op kostenreductie aan dat commerciële bedrijven wellicht niet het meest geschikt zijn om deze parken te realiseren en dat er gekeken moet worden naar de mogelijkheden van publieke energiewinning?

Antwoord

Elektriciteitsproductie is in Nederland geen publieke taak. Zo zijn de afgelopen jaren (met als laatste stap Eneco) alle publieke energiebedrijven geprivatiseerd. Doordat de elektriciteitsmarkt een competitieve markt is, hebben partijen inherente prikkels om zo kosten-efficiënt als mogelijk te worden. Dit geldt ook voor de Nederlandse windparken die nu zonder subsidie getenderd worden en dus voor hun inkomsten afhankelijk zijn van de elektriciteitsmarkt. Daarnaast is de Nederlandse wind op zee aanpak er op gericht dat het voor zoveel mogelijk (geschikte) partijen aantrekkelijk is om mee te doen met de tenders. Zo doet de overheid bijvoorbeeld alle voorbereidende onderzoeken, verzorgt de nodige vergunningen in de kavelbesluiten en legt het net aan, zodat ontwikkelaars zo min mogelijk risicovolle kosten dragen als ze willen deelnemen in een tender. Mede door deze aanpak zijn private partijen die meedoen door de tenders sterk geprikkeld om een zo goed mogelijk voorstel neer te leggen en dus zo kosten efficiënt als mogelijk te zijn. Dit blijkt ook in de tenderuitslagen waaruit blijkt dat de kosten veel sneller naar beneden zijn gegaan dan voor mogelijk werd gehouden.

135

In welke delen van de Noordzee is vastevistuigenvisserij momenteel toegestaan? Komt daar iets bij wanneer vastevistuigenvisserij toegestaan wordt in alle nieuwe windparken?

Antwoord

Beginsel in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 is dat de visserij overal toegang heeft. Er zijn echter wel gebieden met een toegangsbeperking zoals windparken en de veiligheidsmarges rondom offshore platforms. De toepassing van een vast vistuig is vooral afhankelijk van locatie. Niet alle locaties zijn even geschikt om vormen van vastevistuigenvisserij toe te passen. De komst van windmolenparken en aanverwante steenbestorting kan het gebied aantrekkelijker maken voor vissen en daarmee de geschiktheid voor deze vorm van visserij doen toenemen. Deze mogelijkheid wordt verder onderzocht doormiddel van pilots. Zie ook vraag 93.

136

Wat zijn de risico’s van het toestaan vastevistuigenvisserij in windparken voor het toch al aangetaste ecosysteem, maar ook voor eventuele toekomstige natuurontwikkelingsprojecten?

Antwoord

Het voornaamste risico voor het toestaan van vastevistuigenvisserij in windparken is gerelateerd aan de scheepsveiligheid binnen de windparken met betrekking tot schip-infrastructuur of tuig-infrastructuur incidenten. Hiermee wordt bedoeld het risico dat een schip van een medegebruiker in aanvaring komt met een monopile of dat een installatie / vistuig van de medegebruiker een negatief effect heeft op de operatie of productie van het windpark. Voor windparken met uitsluitend «medegebruik natuur» zal in principe geen andere medegebruik worden toegestaan, tenzij ander medegebruik aantoonbaar geen schadelijke effecten heeft op de natuur. Nader bekeken moeten worden welk gebruik wel en niet kan samengaan, waaronder vaste vistuigen, in relatie tot de beoogde natuurdoelen.

137

Kunt u toelichten of tussen de opsomming van verschillende factoren die worden afgewogen bij het nemen van verkavelingsbesluiten in de Noordzee een wegingsfactor bestaat? Oftewel, weegt het ene belang zwaarder dan het andere? Indien een verschil in wegingsfactoren bestaat, kunt u toelichten welke dat is? Kunt u bovendien toelichten of de afweging ook zichtbaar gemaakt wordt in de kavelbesluiten?

Antwoord

In de onderzoeksfase om tot een kavelbesluit te komen worden er geen wegingsfactoren gebruikt. In het Milieueffectrapport, dat de basis vormt voor de kavelbesluiten, wordt per aspect nagegaan wat het effect is van de bouw, exploitatie en verwijdering van een windpark. Als het effect ontoelaatbaar is of dat er bestaande normen worden overtreden, worden er mitigerende maatregelen ontwikkeld en vastgelegd in de voorschriften van het kavelbesluit. Elk aspect wordt op een gelijkwaardige wijze afgewogen en door het indienen van zienswijzen op het ontwerpbesluit kunnen bepaalde aspecten een grotere nadruk krijgen. Dat wordt altijd in de toelichtende tekst bij het besluit uitgelegd.

138

Hoe wordt er kwalitatief vastgesteld welke natuurwaarden beschermingswaardig zijn? Aan welke criteria moet een natuurgebied hiervoor voldoen?

Antwoord

Er zijn twee kaders waarbinnen kan worden vastgesteld of natuurwaarden beschermingswaardig zijn, te weten de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wijst een aangemeld Habitatrichtlijngebied of een nieuw Vogelrichtlijngebied aan als Natura 2000-gebied onder Nederlandse wetgeving (Wet natuurbescherming) (www.natura2000.nl/procedure-natura-2000). De nationale instandhoudings- en verbeterdoelen voor de soorten en habitats in de bijlagen van deze richtlijnen zijn hiervoor leidend. De KRM beschrijft de streefwaarden op basis van criteria en indicatoren voor de goede milieutoestand voor soorten, habitats, bodemleven en voedselwebs via een cyclus van monitoring en beoordeling en internationale afspraken (OSPAR) en kaders (Natura 2000).

139

Hoe zal invulling worden gegeven aan het realiseren van een samenhangend en representatief netwerk van beschermde mariene gebieden in het Nederlandse deel van de Noordzee? Welke criteria worden daarbij gehanteerd?

Hoe moet dit samenhangend en representatief netwerk van beschermde mariene gebieden eruit komen te zien? Hoe groot moet dit netwerk van beschermde gebieden worden? Welke wettelijke verplichtingen bestaan voor het realiseren van dit netwerk op nationaal, Europees en internationaal niveau? Wie zijn bij de realisatie van dit netwerk betrokken? Wat is de rol van het NZO in dit proces?

Antwoord

Nederland geeft invulling aan het realiseren van een samenhangend en representatief netwerk van beschermde mariene gebieden in het kader van Vogel- en Habitatrichtlijnen, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) en het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR). De criteria die nu worden gebruikt liggen beschreven in de systematiek van N2000 en de KRM. Beschermde N 2000 en KRM gebieden worden vervolgens ook aangemeld bij OSPAR. Bij de aanwijzing van deze Nederlandse gebieden worden stakeholders van het Noordzeeoverleg betrokken. Het netwerk van beschermde gebieden zal op termijn het gehele OSPAR-gebied omvatten en deel uitmaken van een mondiaal netwerk van beschermde gebieden.

In het kader van OSPAR wordt gewerkt aan het beter begrijpen van elementen en criteria voor het beoordelen van een ecologisch coherent netwerk van mariene beschermde gebieden. De verdragspartijen van OSPAR kunnen deze criteria opnemen in de systematiek van de KRM.

Zowel binnen de Europese biodiversiteitsstrategie, OSPAR en in het kader van het Biodiversiteitsverdragvan de Verenigde Naties wordt onderhandeld over de grootte van zo’n mondiaal netwerk.

Het Noordzeeoverleg zal zich richten op de beschermde gebieden in het Nederlandse deel van de Noordzee.

140

Hoe wordt de integrale afweging van de ecologische kwaliteiten van een gebied, rekening houdend met de sociaaleconomische gevolgen, gemaakt en welke partijen zijn daarbij betrokken? Wat betekent het rekening houden met sociaaleconomische gevolgen precies? Op welke wijze zal het rekening houden met sociaaleconomische gevolgen in de praktijk gestalte krijgen? Welk gewicht wordt aan de sociaaleconomische gevolgen gegeven?

Antwoord

Voor Natura 2000 en KRM worden de ecologische kwaliteiten van een gebied vastgesteld op basis van ecologisch veldonderzoek. Hierbij wordt geen rekening gehouden met sociaal economische gevolgen. In het geval van Natura 2000 worden ecologische kwaliteiten die moeten worden beschermd op basis van de Vogel- en Habitat richtlijnen, vervolgens opgenomen in een aanwijzingsbesluit. Een dergelijk besluit doorloopt een inspraakprocedure, waarin alle belanghebbenden kunnen inspreken. Voor zowel Natura 2000 als KRM vindt de weging van de sociaal economische gevolgen plaats in het kader van het proces om te komen tot beschermingsmaatregelen. Daar wordt in overleg met belanghebbenden bezien wat de sociaal economische gevolgen zijn van diverse beschermingsmaatregelen. Uiteindelijk zal de overheid een keuze maken voor dat pakket van maatregelen dat in voldoende mate bescherming biedt en waarbij de sociaaleconomische gevolgen het geringst zijn.

141

Wordt in de nadere verkenning van hoe burgers meer en blijvend kunnen worden betrokken bij wind op zee hierin ook de optie voor dorpsmolens op zee meegenomen? Wat is bij deze verkenning uw inzet? Welke partijen zijn betrokken bij deze verkenning? Wanneer moeten de resultaten van de verkenning bekend zijn?

Antwoord

Deze verkenning moet nog worden vormgegeven. Een logische eerste stap is om binnen de voor windenergie op zee bestaande overlegstructuren met kustprovincies en gemeenten de vraag uit te zetten welke behoeften er bestaan aan betrokkenheid van burgers bij windenergie op zee. Op basis daarvan kan de verkenning worden opgezet.

Uit eerdere inventarisering is gebleken dat met een dergelijke verplichting investeringen van ca. 1.5 mld. per windpark met enorm complexe financieringsconstructies gemoeid zijn. Banken en andere financiers stellen strikte eisen aan de financiering, wat leidt tot meerkosten. Het is aan de ontwikkelaars en financiers om te bepalen of er ruimte is voor kleinschalige participatie en onder welke voorwaarden. Zeker nu de businesscase niet florissant is staat het slagen van de financiering voorop.

142

Om welke belemmeringen gaat het in de zin «Windparkeigenaren werken op constructieve wijze mee om belemmeringen voor wetenschappelijk onderzoek in windparken weg te nemen.» (pagina 21) en hoe zullen die worden weg genomen?

Antwoord

Hiermee wordt bedoeld dat windparkexploitanten meewerken aan het eventueel plaatsen van onderzoeksapparatuur op of nabij hun assets, en toegang verlenen aan onderzoekers op of nabij hun assets, natuurlijk met inachtneming van de vereiste veiligheidsmaatregelen. Deze toegang en medewerking van de windparkexploitanten is vastgelegd in het kavelbesluit.

Het wegnemen van de belemmeringen zal gebeuren doordat het Rijk en de windparkexploitanten in vroeg stadium in overleg gaan over mogelijkheden voor het plaatsen van onderzoeksapparatuur, inclusief eventuele constructieve aanpassingen en veiligheidsrisico’s.

143

Kunt u toelichten welke rol u ziet voor burgers, provincies en gemeenten in de verdere uitwerking en realisatie van het Noordzeeakkoord? Hoe kan dit op een effectieve en efficiënte manier vorm krijgen?

Antwoord

Voor wat betreft de rol van provincies en gemeenten, zie vraag 22. Individuele burgers kunnen bij de voorbereiding van besluitvorming deelnemen aan bijeenkomsten en andere participatiemomenten die het Rijk in dat kader organiseert. Daarnaast kunnen zij, wanneer afspraken hun beslag vinden in formele beleidsdocumenten, gebruik maken van de zienswijzeprocedure. Op basis van het Noordzeeakkoord zal nader worden verkend hoe burgers meer en blijvend kunnen worden betrokken bij windenergie op zee.

144

Wat zijn de gevolgen van het (mogelijk) aanwijzen van extra gebieden in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en KRM (punt 4.33, 4.34 en 4.35)? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot de afspraken in het kader van de stikstofproblematiek als het gaat om natuurgebieden? Wat betekent het Onderhandelaarsakkoord voor de bevoegdheid van de Kamer om al dan niet gebieden aan te wijzen?

Antwoord

In de stikstofafspraken is aangegeven dat er geen nieuwe N2000 worden aangewezen op land. Daarbij is aangegeven dat dat niet geldt voor zee. De afspraak in het Onderhandelaarsakkoord dat dit akkoord de basis vormt voor de voorstellen die het kabinet daarna richting parlement doet, laat onverlet dat uw Kamer daarin eigen bevoegdheden uitoefent.

145

Wat zijn de selectiecriteria waar een Vogelrichtlijngebied aan moeten voldoen om hiervoor aangewezen te worden? En wat zijn de exacte effecten die windmolenparken hebben op vogels?

Antwoord

Het Doelendocument mariene Natura 2000-gebieden 4 verklaart de gebruikte systematiek voor de selectie en begrenzing van mariene vogelrichtlijngebieden. Vogelrichtlijngebieden worden aangewezen op basis van wetenschappelijke criteria zoals «1% van de populatie van in de lijst opgenomen kwetsbare soorten» of «wetlands van internationaal belang voor trekkende watervogels». Hiervoor is bepaald dat alle «meest geschikte gebieden», zowel in aantal als in oppervlakte, worden aangewezen. Daarnaast legt het doelendocument de basis voor de in de aanwijzingsbesluiten te maken keuzes vast.

Er zijn twee effecten die windparken kunnen hebben op vogels: habitatverlies en risico op aanvaring. Er zijn vogelsoorten die windturbines uit de weg gaan, waardoor het leefgebied van die soorten kleiner kan worden. Daarnaast zijn er soorten die de windparken niet ontwijken. Als zij vliegen op rotorhoogte is er een risico dat ze tegen een turbine opvliegen. Dit geldt zowel voor trekvogels als «lokale» vogels zoals meeuwen.

Er bestaat een kennisleemte met betrekking tot de vraag: «Wat is het aantal slachtoffers als gevolg van aanvaringen met turbines op zee van zeevogels en wat is het effect van habitatverlies op zeevogels die de parken vermijden?» In het kader van het Windenergie Op Zee Ecologisch Programma (WOZEP) wordt hier onderzoek naar gedaan (zie ook antwoord op vraag 40).

146

Wat is de huidige mate van gaswinning binnen Natura 2000-gebieden en in welke mate zal de winning afnemen?

Antwoord

Buiten de N2000-gebieden Waddenzee (uitsluiting) en Noordzeekustzone (geen omgevingsvergunningen voor mijnbouwinstallaties) gelden geen bijzondere beperkingen voor mijnbouw in of rond N2000-gebieden. In de N2000-gebieden gaat het om in totaal 44 mijnbouwinstallaties. Er is ook geen beleid om gaswinning in N2000-gebieden (actief) te verminderen

Er worden op dit moment nog steeds -vergunningen volgens de Wet Natuurbescherming aangevraagd voor diepe delfstoffenwinning, waarbij de directe en indirecte effecten van gaswinning op N2000gebieden worden meegewogen. Op puc.overheid.nl/natuurvergunningen is te zoeken op alle recente vergunningen op het onderwerp «diepe delfstoffenwinning». Waar mijnbouwondernemingen gas winnen in Natura 2000-gebieden wordt uiterst zorgvuldig te werk gegaan om ervoor te zorgen dat de effecten van gaswinning in deze gebieden qua natuurimpact zo gering mogelijk zijn

147

Wanneer wordt besloten over het aanscherpen van de geplande maatregelen op de Doggersbank? Op basis waarvan zal dit besluit worden genomen? Welke partijen zijn daarbij betrokken? In hoeverre is er hierbij sprake van compensatie voor de visserij voor de beperkingen die dan worden gesteld aan de bodemberoerende visserij, indien de geplande maatregelen worden aangescherpt? Waar zal deze compensatie uit bestaan?

Antwoord

Het kabinet zet in op het vastleggen van de huidige voorstellen over visserij beperkende maatregelen in een Europese gedelegeerde handeling. Hiermee wordt een deel van de Doggersbank gesloten voor bodemberoerende visserij (fase I). Het besluit om deze maatregelen aan te scherpen wordt genomen op het moment dat het Noordzeeakkoord definitief is. Vervolgens zal er een nieuwe zogenoemde artikel 11 procedure op basis van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) worden gestart (fase II). Deze tweede fase bevat de maatregelen die getroffen worden vanuit het Noordzeeakkoord. Ook behoeft deze tweede fase nieuw ecologisch onderzoek en afstemming met lidstaten die een visserij belang in de voorgestelde gebieden hebben.

Deze twee fasen aanpak voorziet in een basis bescherming vanuit de huidige voorstellen en een aanscherping vanuit het Noordzeeakkoord. Zie vraag 99 voor reactie op compensatie.

148

Als (nog) niet kan worden vastgesteld of er «significante impact» is, zoals wordt aangegeven op pagina 22 («Te beschermen natuurwaarden in een gebied vormen de basis voor acceptabel medegebruik met inachtneming van het voorzorgsbeginsel. Vormen van medegebruik, waaronder visserij, die geen significante impact hebben op gedefinieerde natuurwaarden, worden toegestaan»), wordt dan het voorzorgbeginsel in acht genomen en geen visserij toegestaan?

Antwoord

Maatregelen voor visserijvormen die een significante impact hebben – blijkende uit een wetenschappelijke analyse – op de te gedefinieerde natuurwaarden worden in het kader van de artikel 11 procedure van het GVB (Vo. 1380/2013) genomen. Zie vraag 147. Het voorzorgsbeginsel is van toepassing indien, bij gebrek aan kennis, voldoende reden is om aan te nemen dat visserij effecten heeft op de te beschermen waarden. Het voorzorgsbeginsel impliceert tevens dat zo snel als mogelijk de bedoelde kennislacune wordt opgevuld. Zie vraag 107

149

Op welke manier is hier het voorzorgbeginsel in acht genomen bij bodemberoerende visserij, die in veel Natura 2000-gebieden is toegestaan en significante impact op de natuur heeft?

Antwoord

Bij het opstellen van de voorstellen voor visserijbeperkende maatregelen voor de Doggersbank en de Klaverbank is specifiek gekeken naar de effecten van de bodemberoerende visserij op de te beschermen habitats in deze Natura 2000-gebieden. De visserijmaatregelen beperken juist de bodemberoerende visserijvormen in de meest ecologisch waardevolle plekken in deze gebieden, hiermee wordt invulling gegeven aan het voorzorgsbeginsel. Zie voor verdere toelichting de brief van de Minister van LNV aan uw Kamer van 14 december 2018 (Kamerstuk 32 670, nr. 142).

150

Naar welke specifieke afspraken wordt verwezen in de volgende tekst: «Wanneer de natuurwaarden volledige vrijwaring van potentieel schadelijke activiteiten rechtvaardigen worden onderstaande afspraken over visserij in natuurgebieden in acht genomen.»? Betekent dit dat potentieel schadelijke activiteiten in sommige gevallen toegestaan blijven, ook al rechtvaardigen de natuurwaarden volledige vrijwaring?

Antwoord

Hier wordt verwezen naar de afspraken onder het kopje «Afspraken over visserij in natuurgebieden op zee: balans tussen kwaliteit en kwantiteit», 4.38 – 4.48 van het Noordzeeakkoord. Dit betekent niet dat potentieel schadelijke activiteiten in sommige gevallen toegestaan blijven. De te beschermen natuurwaarden en bijbehorende gevoeligheden voor potentieel schadelijke activiteiten bepalen welke activiteiten toegestaan blijven.

151

Kunt u voorbeelden geven van natuurwaarden waarop de visserij geen significante impact heeft?

Antwoord

Bodemberoerende visserij heeft geen negatieve effecten op sommige vogelsoorten, pleagische visserij heeft geen invloed op te beschermen bodemfauna. Het hangt dus van de visserijtechniek en de specifieke natuurwaarde af of er sprake is van (significante) impact. Er zijn vormen van visserij die geen significantie impact hebben op bepaalde natuurwaarden omdat deze bijvoorbeeld de bodem niet raken of niet noemenswaardig beroeren of een noemenswaardig effect hebben op natuurwaarden. Dergelijke visserijtechnieken hebben dan mogelijk geen significante impact op bijvoorbeeld habitattype 1110 (permanent overstroomde zandbanken) of habitattype 1170 (riffen). Of en welke impact de verschillende visserijtechnieken hebben wordt in het beheerplanproces nader vastgesteld.

152

Is de vastgestelde 12,5% aan gebied dat is gevrijwaard van bodemberoering voldoende om tot een goed herstel en goede milieutoestand op de Noordzee te komen?

Antwoord

De afgesproken 12,5% van de Nederlandse Noordzee die gevrijwaard blijft van bodemberoering levert in ieder geval een belangrijke bijdrage om tot een goed herstel en goede milieutoestand te komen. Hiermee voldoet Nederland aan de milieudoelstelling voor de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) zoals die in de Mariene Strategie deel 1 staat omschreven onder D6T1 (zeebodemintegriteit):

10–15% van de Nederlandse Noordzee wordt niet of niet noemenswaardig beroerd door menselijke activiteiten. Langjarige monitoring zal moeten uitwijzen of het herstel plaatsvindt richting een goede milieutoestand voor de meest waardevolle ecologische gebieden.

153

Hoe wordt de 14 miljoen euro die is gereserveerd voor handhaving en controle ingezet en worden deze middelen tevens benut om te handhaven op fraude met motorvermogens van kotters?

Antwoord

Deze middelen dienen ter versterking van de capaciteit handhaving NVWA en voor de ontwikkeling van digitale technieken om de handhaving op zee effectiever te maken. In de eerste plaats worden deze middelen ingezet voor doeleinden gerelateerd aan het Noordzeeakkoord, zoals de handhaving van naleving van beschermde gebieden. De handhaving van het motorvermogen speelt vooral in de kustzone en is geen onderwerp van het NZA.

154

Waarom worden extra gebieden aangewezen (hoofdstuk 4.39)? Wat zijn de gevolgen daarvan? Wat betekent het Onderhandelaarsakkoord voor de bevoegdheid van de Kamer om al dan niet gebieden aan te wijzen? Wat zijn de gevolgen van het sluiten van een deel van de Noordzee, zoals het Friese Front, voor de visserij, bijvoorbeeld voor de vissers op Urk?

Antwoord

De afweging tot aanwijzing van extra gebieden is gebaseerd op de ecologische betekenis van deze gebieden in het licht van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De afspraak in het Onderhandelaarsakkoord dat dit de basis vormt voor de voorstellen die het kabinet daarna richting parlement doet, laat de eigenstandige bevoegdheden van de Kamer onverlet.

De gevolgen voor de visserij zijn dat in de gesloten gebieden niet meer gevist mag worden indien hier een «no fishing» regime wordt voorgesteld. Hierdoor kan een deel van de visserijsector zich genoodzaakt zien elders of anders te moeten vissen

155

Waarom wordt in hoofdstuk 4.40 gesproken over een limitatieve opsomming? Wat betekent dat?

Antwoord

Een limitatieve opsomming betekent dat behalve de expliciet in dit akkoord genoemde beperkende maatregelen het Noordzeeakkoord niet voorziet in andere beperkende maatregelen. De limitatieve opsomming is door partijen geaccepteerd als een waarborg voor de visserij dat ze de komende tien jaar niet steeds opnieuw met aanvullende beperkende maatregelen zullen worden geconfronteerd.

156

Wat betekent het dat er geen nieuwe «staandwantvisserij» wordt toegestaan in Natura 2000-gebieden en KRM-gebieden (hoofdstuk 4.44)?

Wat betekent dit voor de vissers op de Waddeneilanden, waar staandwantvisserij een belangrijke traditie is? Waarom wordt er gesproken over extra beperkende maatregelen? Wanneer zouden die ingezet kunnen worden en wie besluit daarover? Wat zijn de gevolgen daarvan?

Antwoord

Staandwantvisserij op de Waddeneilanden is vooral een recreatieve vorm van visserij vanaf het strand. Deze vorm is toegestaan onder voorwaarden, zoals vastgelegd in de uitvoeringsregeling visserij. Het niet toestaan van nieuwe staanwantvisserij betekent dat deze maatregelen zullen worden vastgelegd in een nieuwe artikel 11 procedure onder het GVB (Vo. 1380/2013). Zie vraag 6. Staandwantvisserij op de Waddeneilanden is vooral een recreatieve vorm van visserij vanaf het strand. Deze vorm is toegestaan onder voorwaarden, zoals vastgelegd in de uitvoeringsregeling visserij.

Extra beperkende maatregelen kunnen nodig zijn omdat staandwantvisserij een negatief effect kan heeft op te beschermen natuurwaarden vanwege de bijvangst van vogels en zeezoogdieren en beschermde vissoorten zoals zalm en zeeforel. Dit is afhankelijk van het type net. De verankering van standwantnetten kan ook leiden tot bodemberoering. Als uit additioneel onderzoek blijkt dat deze natuurwaarden aanvullende bescherming nodig hebben dan kan dit leiden tot extra maatregelen, zoals het verbieden van bepaalde type staandwantvisserij.

Zie daarnaast ook de beantwoording van vraag 109

157

Wat betekenen de afspraken bij hoofdstuk 4.47?

Antwoord

Wanneer de voorgestelde visserij beperkende maatregelen van kracht worden zal er op de beperking gehandhaafd worden door de NVWA. Deze controle gebeurt onder andere op basis van VMS-data, zie vraag 98. Wanneer blijkt dat andere beschikbare technologie aantoonbaar effectiever is zal deze ingezet worden.

158

Wat zijn de gevolgen voor de visserijvloot van de afspraken op pagina 23, kwantitatief en kwalitatief? Hoeveel minder vissers komen er? Hoe wordt dat geregeld?

Antwoord

Op pagina 23 van het onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee worden de afspraken over visserij in natuurgebieden beschreven. Deze maken onderdeel uit van een pakket aan maatregelen om natuur, visserij en windenergie zo goed mogelijk samen te laten gaan. Met name de gebiedssluitingen kunnen gevolgen hebben voor individuele vissers. Echter, in principe mogen vissers overal vissen.

Zij hebben geen gebiedsgebonden rechten. Het is dus niet precies aan te geven hoe individuele vissers op de sluitingen zullen reageren. Voor de vissers is vooral van belang dat naast de maatregelen voor extra natuurbescherming er in het kader van het Noordzeeakkoord ook budget komt voor een warme sanering, zodat vissers die willen stoppen de kans krijgen om dit met een regeling te doen.

159

Wat is de exacte relatie tussen het «transitiefonds» en de maatregelen voor extra bescherming (12,5%)?

Antwoord

De diverse afspraken in het Onderhandelaarsakkoord vormen een geheel.

160

Wat is de huidige status van de visserijmogelijkheden in het gebied dat bekendstaat onder de naam «Friese Front» en welke impact zal het Noordzeeakkoord hebben op deze mogelijkheden?

Antwoord

Er zijn twee gebieden die bekend staan onder de naam Friese Front: het Vogelrichtlijngebied Friese Front dat deel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden (Natura 2000) en het bodembeschermingsgebied Friese Front dat is aangewezen onder de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

In beide gebieden gelden op dit moment geen visserijbeperkingen op basis van de hierboven genoemde Europese richtlijnen.

Nederland heeft in juni 2019 een pakket van visserijbeperkende maatregelen voor de natuurgebieden op de Noordzee ingediend bij de Europese Unie onder artikel 11 van het GVB (Vo. 1380/2013). Zie kamerbrief van 14 december 2018 (Kamerstuk 32 670, nr. 142).

Aanvullende visserijmaatregelen voor het Friese Front zoals voorgesteld in het Noordzeeakkoord staan onder de 3e bullet bij 4.39. Dit betekent een gehele sluiting van het Friese Front (N2000) voor alle bodemberoerende visserijvormen en geen nieuwe staandwantvisserij.

161

Is meer bekend over de impact voor vissers en de economische haalbaarheid van het Noordzeeakkoord als gevolg van de geplande sluiting van een deel van het Friese Front? Kan deze impact gekwantificeerd worden?

Antwoord LNV

De impact voor de vissers kan en zal worden gekwantificeerd. Welk economisch effect de geplande sluiting van het Friese Front heeft op de visserij sector is niet gelijk aan de gekwantificeerde waarde van de gevangen vis in dit gebied omdat daarbij meerdere factoren een rol spelen, zoals eventuele mogelijkheden tot visserij elders, het relatieve belang voor de betrokken vissers van de in het gebied gerealiseerde omzet en de waarde van de gevangen vis voor werkgelegenheid op een visafslag of andere ketenpartners.

162

Op welke wijze zal de aanwijzing van de «no-take zone» op het Friese Front geëvalueerd worden? Biedt een dergelijke evaluatie mogelijkheden voor het maken van aanpassingen aan de omvang en de grenzen van deze zone?

Antwoord

De aanwijzing van de «no-take-zone» op het Friese Front zal nog verder uitgewerkt worden in een nieuwe artikel 11 procedure onder het GVB (Vo.1380/2013), zie ook vraag 6, 147 en 156, een evaluatie zal hier onderdeel van zijn. Aanpassingen aan die gebieden zullen worden bezien aan de hand van het resultaat van de evaluatie.

163

Welke voorwaarden gelden voor visserij met bodemberoering in het gebied op het Friese Front waar onderzoek gedaan wordt naar de langetermijneffecten van boomkor en pulskorvisserij?

Antwoord

De precieze vormgeving van dit gebied en daarbij te hanteren voorwaarden zijn nog niet vastgesteld. Na het definitief worden van het Noordzeeakkoord wordt hierover op consensus gericht overleg gevoerd in het NZO.

164

Op welke wijze zal de handhaving van de afspraken met betrekking tot de sluiting van visserijgebieden worden vormgegeven? Worden bij deze handhaving externe partijen ingezet? Zijn er voldoende technische mogelijkheden om de handhaving effectief te kunnen doen? Zo nee, welke extra apparatuur dient te worden aangeschaft? Wat zijn hiervan de kosten en wie zal deze kosten dragen? Zal bij het afgeven van nieuwe vergunningen worden gewerkt met een opbrengstquotum?

Antwoord

Het Noordzeeakkoord ziet op de handhaving van aanvullende gebiedsbeschermende visserijmaatregelen. Er worden geen externe partijen ingezet. Er wordt daarbij uiteraard gekeken hoe de handhaving zo effectief mogelijk te doen bijvoorbeeld door vliegsurveillances in samenwerking met de Kustwacht en ook door gebruik te maken van innovatieve technieken zoals de blackbox. De handhaving hierop is een publiekrechtelijke taak die aan de NVWA zal worden toegewezen. De bijdragen vanuit het Noordzeeakkoord bedragen 14 mln. euro tot en met 2030, hieraan wordt naast LNV ook bijgedragen door EZK, IenW, BZK en FIN.

Het concept «opbrengstquotum» is mij niet bekend. Wel kan ik bevestigen dat de huidige benadering voor quota – op basis van een contingentensysteem en beschikbaar quotum voor wetenschap – hetzelfde blijft.

165

Met welke partijen moet over het ongedaan maken van de geldende beperkende visserijmaatregelen in het Nederlands deel van de Scholbox worden overlegd? Op welke bestaande internationale afspraak wordt hiermee teruggekomen? Welke obstakels en kansen ziet u voor dit nader internationaal overleg?

Antwoord

De Scholbox is een internationaal gesloten gebied tussen Nederland, Duitsland en Denemarken. Wijzigingen aan dit gesloten gebied zullen op Europees niveau onderhandeld moeten worden. De Scholbox is indertijd ingesteld ter bescherming van jonge schol die uit de Waddenzee komt. Op basis van een in 2013 uitgevoerd onderzoek door Wageningen Marine Research (WMR)5 lijkt er voldoende aanleiding voor het heroverwegen van de Scholbox. In het licht van de afnemende ruimte voor visserij is het zinvol om dit verder te onderzoeken. Zoals in het Noordzeeakkoord is afgesproken wordt hieraan invulling gegeven door met Noordzeelanden en de Europese Commissie in gesprek te gaan over een herbezinning van de Scholbox. De inzet is om de visserijbeperkende maatregelen in het Nederlandse deel van de Scholbox (met uitzondering van de Borkumse Stenen) ongedaan te maken. Hoe kansrijk dit is zal afhangen van de resultaten van onderzoek en de positie van andere lidstaten en de Europese Commissie.

166

Wanneer wordt het einddoel om 15% van de Noordzee te vrijwaren van de bodemberoerende visserij behaald?

Antwoord

In het Onderhandelaarsakkoord zijn maatregelen afgesproken die er gezamenlijk toe leiden dat in 2025 12,5% van de Noordzee bodem volledig wordt gevrijwaard van bodemberoerende visserij. Er is geen einddoel van 15% in het Onderhandelaarsakkoord opgenomen. Er bestaat wel een kabinetsdoelstelling voor de KRM om 10–15% van het Nederlandse deel van de Noordzee niet of niet noemenswaardig te beroeren: de 12,5% doelstelling valt hierbinnen.

167

Bent u bekend met de oproep van wetenschappers en de Verenigde Naties om in 2030 30% van het zeeoppervlak als beschermd gebied aan te wijzen? Hoe wordt rekening gehouden met deze doelstelling in het Noordzeeakkoord aangezien het Noordzeeakkoord een looptijd heeft tot 2030?

Antwoord

Ik ben met deze algemene oproep van de wetenschappers bekend. Deze oproep is nadrukkelijk in het overleg aan de orde geweest. Partijen hebben overeenstemming bereikt over een nieuw evenwicht tussen alle in het geding zijnde belangen voor ons deel van de Noordzee, dit betreft maatwerk. Daarmee wordt een wezenlijke stap gezet richting het bereiken van de goede milieutoestand Al wordt daarmee de generieke oproep van de wetenschappers niet gehonoreerd.

168

Welke vormen van visserij blijven nog wel toegestaan in de ecologisch waardevolle gebieden die worden gevrijwaard van de bodem beroerende visserij? Wat is de potentieel schadelijke impact van deze vormen van visserij op ecologisch waardevolle gebieden?

Antwoord

Zie 109

169

Wordt de zone het Friese Front meegerekend als gevrijwaard gebied onder punt 4.38 en 4.39, aangezien onder deze punten staat dat in 2025 12,5% van de Noordzee gevrijwaard zal zijn van bodemberoering door de visserij, onder andere door het gehele Friese Front af te sluiten (+3,2%), maar uit punt 4.42 blijkt dat het Friese Front wordt opgedeeld in deelgebieden, waaronder een gebied van 100 km2 aan de rand voor onderzoek naar de langetermijneffecten van de boomkor en pulskor, waar onder voorwaarden met bodemberoering mag worden gevist? Zo ja, gaat u dit corrigeren? Zo nee, kunt u verduidelijken onder punt 4.39 dat het niet gaat om een afsluiting van het gehele Friese Front?

Antwoord

Ja, het gehele oppervlak van het Friese Front (Natura 2000) gebied wordt meegerekend onder de punten 4.38 en 4.39.

Het gehele Friese Front Natura 2000-gebied beslaat 4,9% (2.882 km2) van de Nederlandse Noordzee. Voor wetenschappelijk onderzoek wordt 0.17% (100 km2) van de Nederlandse Noordzee te zijner tijd met boomkor en met pulskor bevist. Er is voor gekozen dit in het beschermde gebied te doen om niet nog meer gebied voor de visserij te hoeven sluiten en omdat het overige beschermde gebied ook nog als extra niet beviste buffer rond de kleine, proefmatig te bevissen gebieden zal liggen. Compensatie in andere gebieden is gezien de relatief kleine omvang niet noodzakelijk.

170

Wordt binnen het Friese Front het gebied van 100 km2 aangewezen voor oesterherstel (punt 4.42, pagina 23) bodem beroerende visserij toegestaan? Hoe is dit gebied verder te onderscheiden van de no-take zone?

Antwoord

Nee. In het gebied dat mogelijk aangewezen wordt voor oesterherstel is geen bodemberoerende visserij toegestaan. Als geen enkele visserij is toegestaan in het deel van het Friese Front dat voor visserij wordt gesloten, zal dat ook gelden voor een eventueel oesterherstel gebied.

171

Wat is een no-take zone en welke status heeft deze in het Nederlands recht?

Antwoord

Een no-take zone is een gebied aangewezen door de overheid waar geen visserijactiviteiten plaats mogen vinden.

172

Waarom worden de geldende beperkende visserijmaatregelen in het Nederlands deel van de Scholbox ongedaan gemaakt? Hoe is dat vanuit ecologisch opzicht te rechtvaardigen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 165. Als er in samenspraak met de Europese Commissie en de lidstaten onderzoek uitgevoerd gaat worden naar de Scholbox zal daarbij uiteraard ook aandacht zijn voor ecologische aspecten.

173

Kunt u de volgende tekst op pagina 23 verder toelichten: «Op basis van onderzoek kunnen extra beperkende maatregelen voor staandwantvisserij of andere passieve vormen van visserij worden genomen, wanneer dat nodig is om aan de verplichtingen van VHR en KRM te voldoen.»? Vindt er op dit moment onderzoek plaats naar de impact van staandwantvisserij of andere vormen van passieve visserij binnen Natura 2000-gebieden en KRM-gebieden? Zo nee, gaat dat onderzoek in de toekomst plaatsvinden? Op basis van welk onderzoek is staandwantvisserij momenteel toegestaan?

Antwoord

Er vindt op dit moment geen onderzoek plaats naar de impact van deze technieken binnen Natura 2000-gebieden en KRM-gebieden. Over staandwantvisserij bestaan vragen en positieve en negatieve veronderstellingen. In bredere context dan specifiek N2000 of KRM zal er onderzoek plaatsvinden naar de inzet van staandwantvisserij op het NCP, zie hiervoor ook bijlage 2 van het Noordzeeakkoord. Zie 109 en 156

174

Waarom worden de maatregelen van de stap van 10% naar 12,5% bescherming pas van kracht wanneer de middelen uit het transitiefonds voor de uitvoering van de Kottervisie beschikbaar zijn gesteld? Is dat om ecologische redenen te rechtvaardigen? Wat gebeurt er wanneer de middelen in 2025 nog niet beschikbaar zijn?

Antwoord

De partijen in het Onderhandelaarsakkoord hebben afspraken gemaakt om het de kottervloot mogelijk te maken zich naar aard en omvang aan te passen aan het verliezen van visgronden, voordat nieuwe maatregelen worden doorgevoerd. Hier liggen geen ecologische redenen aan ten grondslag. Indien er een Noordzeeakkoord tot stand komt zijn de gerelateerde middelen daarvoor beschikbaar.

175

Wat bedoelt u precies met «ter beschikking stellen van de middelen uit het transitiefonds voor de uitvoering van de kottervisie»? Met welke concrete maatregelen kan de stap van 10% naar 12,5% bescherming van de natuur in de Noordzee worden gezet? Is met het instellen van het transitiefonds begin dit jaar de stap van 10% naar 12,5% bescherming van de natuur inmiddels gegarandeerd?

Antwoord

Er is een koppeling tussen het percentage ruimtebeslag van beschermde natuurgebieden en windenergiegebieden en de middelen voor aanpassing van de aard en omvang van de vloot (c.q. uitvoering kottervisie). Beide zijn onderdeel van het maatregelenpakket uit het Noordzeeakkoord. Zodra het Noordzeeakkoord definitief is komen de middelen voor de visserij beschikbaar. In de kottervisie wordt uitgewerkt hoe deze middelen voor de visserij besteed worden. Als het akkoord definitief is kan ook gestart worden met uitwerking van de natuurmaatregelen. Dit zal gebeuren in internationaal verband via o.a. een artikel 11 procedure onder het GVB (zie vraag 147).

176

Wordt bij het onderzoek «hoe het toezicht op een zorgvuldige omgang met scheepswrakken, in het bijzonder de wrakken die als oorlogsgraven worden beschouwd, geïntensiveerd kan worden» ook de ecologische waarde van scheepswrakken meegenomen, vanwege het feit dat veel soorten die op scheepswrakken leven nergens anders voorkomen in de Noordzee?

Antwoord

Over het intensiveren van toezicht en handhaving ten aanzien van cultureel erfgoed onder water lopen momenteel gesprekken tussen het Ministerie van OCW en de Kustwacht. Kaders hierbij vormen de Erfgoedwet en de aanstaande ratificatie van het UNESCO Verdrag inzake de bescherming van het cultureel erfgoed onder water (2001). De ecologische waarde van scheepswrakken maakt daar geen deel van uit. Uit al uitgevoerde ecologische onderzoeken blijkt overigens dat soorten op scheepswrakken weliswaar relatief uniek zijn, maar tegelijk ook op harde structuren elders in de Noordzee kunnen voorkomen.

177

Kunt u nader uiteenzetten hoe bepaald wordt of een installatie past binnen de draagkracht van een ecosysteem? Kunt u bovendien toelichten of een maximum gesteld wordt aan de grootte van de negatieve voetafdruk? Kunt u aangeven hoe groot dit maximum wordt, wanneer gekozen wordt voor een maximumomvang? Wordt er eventueel ook rekening gehouden met een positieve voetafdruk? Zo ja, hoe wordt hier rekening mee gehouden?

Antwoord

Zie vraag 103

178

Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheid om een centre of excellence te organiseren voor het onderhoud van windparken op zee en andere offshore assets?

Antwoord

Efficiënt en goed onderhoud is van belang voor een efficiënte exploitatie van een windpark. Windpark exploitanten doen hier steeds meer ervaring in op en leren steeds beter hoe dit goed en efficiënt kan. De windparken die in Nederland in aanbouw en voorbereiding zijn worden allemaal door ervaren en gerenommeerde partijen gebouwd en onderhouden. Veel van deze partijen zijn ook internationaal actief en nemen dus ook lessen van windparken elders in de wereld mee in hun onderhoudsprogramma’s. Ik zie daarom geen noodzaak om een apart centre of excellence op te zetten.

179

Kunt u de volgende tekst nader toelichten: «Partijen zullen aanvullende afspraken maken over bouwtechnieken die de effecten op de natuur verder terugbrengen. Daartoe zullen partijen gezamenlijk kennis ontwikkelen over de geluidsimpact van heien op zee en op basis van die kennis de normering voor onderwatergeluid doorontwikkelen. Bij elk kavelbesluit worden de laatst beschikbare inzichten meegenomen.»? Hoeveel geld wordt gestoken in onderzoek naar het effect van onderwatergeluid (door bijvoorbeeld de bouw van en in bedrijf zijnde windparken) op het ecosysteem, en in het bijzonder op zee(zoog)dieren?

Antwoord

Bij de bouw van windparen speelt het effect van het onderwatergeluid op het ecosysteem, met name op zeezoogdieren. In overleg met onderzoeksinstellingen, NGO’s, de windsector en de Topsector Kennis en Innovatie (TKI) Wind op zee wordt er gekeken of de impact van onderwatergeluid verder verlaagd kan worden. Dit met het oog op de verdere ontwikkeling van windenergie op zee, niet alleen in Nederland, maar ook in de landen om ons heen. Inzet is een continue verbetering van bouwtechnieken in relatie tot ecologie en dus ook onderwatergeluid. Zoals gebruikelijk nemen we de laatst beschikbare inzichten, waaronder uit het Wozep programma, mee in de opgestelde voorschriften in het kavelbesluit. In de afgelopen jaren is er o.a. onderzoek uitgevoerd naar het gehoor en effecten van impulsief geluid op het gehoor van de zeezoogdieren, de energetische gevolgen van verstoring op de bruinvissen, de trends in strandingen van bruinvissen. Op dit moment worden er metingen uitgevoerd naar onderwatergeluidniveaus en reacties van zeezoogdieren op het geluid van de constructie van de windparken in windenergiegebied Borssele. De norm voor onderwatergeluid wordt, op basis van onderzoek, vastgesteld door EZK ter uitvoering van de Wet natuurbescherming. Tot en met 2020 zal hier ongeveer 2 M€ aan worden uitgegeven. Ook voor na 2020 is budget beschikbaar.

180

Wat zijn de alternatieven voor gaswinning op zee als uit het onderzoek blijkt dat de gaswinning niet binnen de kaders van het Akkoord van Parijs blijft en de gaswinning dus gestopt moet worden? Is het geïnitieerde plan om de introductie van klimaatneutrale gassen op de Noordzee te versnellen voldoende compensatie hiervoor?

Antwoord

De jaarlijkse rapportages van het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) (Klimaat- en Energieverkenning/KEV), waarin men voornemens is om dit onderzoek in op te nemen, of de uitkomsten van het elders ondergebrachte onderzoek zullen in het Noordzeeoverleg worden besproken. Hierbij wordt ook ingegaan op wat het betekent dat het gasgebruik in Nederland en de gaswinning op de Noordzee in lijn moet zijn met het Parijse Klimaatakkoord. Daarbij zijn op voorhand geen maatregelen uitgesloten en staan alle opties open. Voorlopig is het enige alternatief voor stoppen het importeren van nog meer buitenlands gas, bijvoorbeeld uit Rusland. Dit is dan nog slechter voor het klimaat vanwege de veel hogere CO2-footprint elders en het transport over langere afstanden.

In zijn brief van 30 maart 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 486) over de rol van gas in het energiesysteem van nu en in de toekomst heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat de rol van aardgas in de geleidelijke transitie naar een duurzaam energiesysteem beschreven. Aardgas is van essentieel belang zolang er nog onvoldoende duurzame alternatieven zijn. De sector heeft reeds activiteiten geïnitieerd om de introductie van klimaat neutrale gassen op de Noordzee te bevorderen en zoveel mogelijk te versnellen, bijvoorbeeld door middel van pilots voor productie van groene waterstof.

181

Wat betekent het gestelde in hoofdstuk 5.11 precies in de praktijk?

Antwoord

Dat alle partijen zich committeren aan het proces van vergunningverlening, waarbij door de aanvrager zorgvuldig de stappen van de vergunningsaanvraag doorlopen worden en het bevoegd gezag zich zal houden aan de wettelijke termijnen bij de beoordeling hiervan. Daarnaast hebben alle partijen zich in het onderhandelaarsakkoord eraan gecommitteerd om eerst het constructieve overleg te zoeken als er spanning ontstaat. Het gestelde vormt een belangrijke inspanningsverplichting als aanvulling op al bestaande verplichtingen.

182

Wat betekent de afspraak dat toekomstige platformen bij voorkeur zonder helikopterdek worden ontworpen onder meer voor de veiligheid (hoofdstuk 5.13)? Wat is nut en noodzaak van zo’n afspraak?

Antwoord

Voor transport van mensen en goederen naar gasplatforms wordt consequent een afweging gemaakt of dit per boot kan of dat transport per helikopter onvermijdelijk is vanwege afstand, frequentie, weersomstandigheden, enz. Hierbij wordt nadrukkelijk ook het veiligheidsaspect in acht genomen. Nieuwe platforms zullen bij voorkeur zonder helikopterdek ontworpen worden. Hierdoor wordt integratie en synergie tussen gaswinning en windparken vergemakkelijkt, omdat geen veiligheidsafstand met een straal van vijf nautische mijl rondom een platforms of hoogterestricties voor windparken nodig zijn. Dit betekent dat de ruimte op de Noordzee efficiënter gebruikt kan worden en de ruimtedruk op andere gebruikers minder groot wordt. Uiteraard dient per platform bekeken te worden of dit mogelijk is, onder andere vanwege bereikbaarheid in noodgevallen.

In geval van nood is het veelal ook mogelijk om gebruik te maken van een zogeheten «hoist-operatie» vanuit de helikopter waarbij het slachtoffer aan boord wordt getakeld en men dus geen gebruik hoeft te maken van een helikopterdek. Dit betekent dus maatwerk per platform.

183

Hoe gaat de overheid praktisch regelen dat de vergunningverlening voorspelbaar wordt?

Antwoord

Binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt momenteel gewerkt aan handboeken waarin heldere werkafspraken die duidelijker en overzichtelijker zullen maken wat van mijnbouwbedrijven wordt verwacht om voor een vergunning in aanmerking te komen. Om het voor operators transparanter te maken waar een vergunningaanvraag in de procedure zit, worden een nieuw ICT-systeem en een nieuwe website opgezet. Ook is en wordt voorzien in meer capaciteit om de doorlooptijden tussen vergunningaanvraag en -verlening te versnellen. Tot slot worden in het Programma Noordzee 2022–2027 windenergiegebieden vastgelegd, en volgt uit de routekaart welke windparken op welke termijn gebouwd worden: dit geeft ook duidelijkheid aan de mijnbouwsector.

184

Hoeveel vergunningen zijn er op dit moment gegeven? Hoeveel zijn er ingediend?

Antwoord

Er zijn op dit moment 29 vigerende opsporingsvergunningen en er zijn 8 aangevraagde opsporingsvergunningen. Wat betreft de winningsvergunningen zijn er 73 vigerende winningsvergunningen en 2 aangevraagde vergunningen. Deze winningsvergunningen geven een recht tot het doen van opsporingsonderzoek en het recht om de gevonden hoeveelheden te mogen winnen.

185

Hoeveel vergunningsaanvragen verwacht de regering te krijgen wanneer het percentage investeringsaftrek stijgt?

Antwoord

Op voorhand is niet met zekerheid aan te geven of verhoging van het percentage voor de investeringsaftrek tot nieuwe vergunningaanvragen zal leiden. Een aanzienlijk aantal van de nog niet opgespoorde en nog niet in productie gebrachte voorkomens ligt immers in gebieden waarvoor nu al een opsporings- dan wel een winningsvergunning geldt. Dat sluit evenwel niet uit dat voor op dit moment nog niet vergunde gebieden vergunningen zullen worden aangevraagd en na een zorgvuldige afweging zullen worden verleend. Naar schatting zal het hier kunnen gaan om 2 à 4 aanvragen voor een opsporingsvergunning voor 4 à 8 (deel)blokken, hetgeen bij een gemiddelde succesrate van 50% van exploratieputten tot 1 à 2 aanvragen voor winningsvergunningen voor 2 à 4 (deel)blokken zou kunnen leiden.

186

Wanneer wordt de wet behandeld om het tarief voor investeringsaftrek van 25% naar 40% te laten stijgen?

Antwoord

Het voorstel voor verhoging van de investeringsaftrek maakt deel uit van een wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet waarin ook de regels voor het verwijderen en hergebruiken van mijnbouwwerken en de in dat kader door mijnbouwondernemingen te stellen financiële zekerheden worden geactualiseerd. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel in het tweede kwartaal van 2020 aan de Tweede Kamer kunnen worden aangeboden.

187

Kunt u nader toelichten waarom ervoor is gekozen om helikoptertransport te beperken?

Antwoord

Zie vraag 182

188

Wat zijn naast het Akkoord van Parijs en de nog vast te stellen geluidsnormen andere voorwaarden die bepalen of exploratie- en productieactiviteiten en het plaatsen van winningsinstallaties in windparken veilig en ecologisch verantwoord zijn?

Antwoord

De vraag of een activiteit vergunbaar is, wordt beoordeeld aan de hand van verschillende wettelijke stelsels. Er moet worden voldaan aan de eisen die worden gesteld door de Mijnbouwwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de Wet natuurbescherming. Operators zullen altijd moeten voldoen aan de criteria zoals gesteld in de vergunningsprocedure. Dit betekent in relatie tot de windparken dat bijvoorbeeld veiligheidszones in acht zullen moeten worden genomen.

189

Waarom is het niet mogelijk om 3D seismische onderzoeken volledig buiten de voortplantingsperiode van bruinvissen te laten plaatsvinden?

Antwoord

Partijen hebben in het Onderhandelaarsakkoord nu afgesproken dat de energiesector voorlopig zoveel mogelijk buiten de voortplantingsperiode van bruinvissen de 3D seismische onderzoeken laat uitvoeren.

Daarnaast zoeken partijen, in de komende 12 maanden, gezamenlijk binnen het Noordzeeoverleg naar de beste oplossing om verstoren van bruinvissen in deze voortplantings- periode te voorkomen of te minimaliseren en die vervolgens te testen. Dat kan zijn in de vorm van een bindende seizoenstop, ofwel door een andere maatregel.

190

Is het mogelijk om, in plaats van op het moment te wachten dat het voor het realiseren van de Parijsdoelstellingen nodig is, zo snel mogelijk te starten met het ontwikkelen van een plan om de introductie van klimaatneutrale gassen op de Noordzee te bevorderen en versnellen? Bent u bereid om hiervoor het initiatief te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet heeft reeds het initiatief genomen om de introductie van klimaatneutrale gassen op de Noordzee te bevorderen en te versnellen. Op 30 maart jl. heeft uw Kamer een drietal brieven6 ontvangen over de ontwikkeling van groen gas. In deze brieven worden al de nodige initiatieven aangekondigd om, vooruitlopend op de Parijsdoelstellingen, de Nederlandse gasproductie en -consumptie te vergroenen. Gas blijft namelijk een belangrijke rol spelen in het energiesysteem van de toekomst. De routekaart Groen Gas geeft inzicht hoe het kabinet de ontwikkeling van CO2-vrije gassen wil stimuleren. Met name bij de productie van waterstof kan de Noordzee op korte termijn al een belangrijke rol spelen. In de Kabinetsvisie Waterstof heb ik daarom ook aangekondigd om een onderzoek te doen naar gecombineerde tenders voor windenergie op zee en waterstofproductie. Dit kan naast de transitieopgave die Nederland heeft, ook economische kansen voor Nederland bieden. Daarnaast werk ik aan een Noordzee Energiesysteem Outlook, die inzicht gaat geven in de verdere rol van de Noordzee in het Energiesysteem na 2030.

191

Hebben de afspraken in het Noordzeeakkoord impact op de vastgestelde Nederlandse vangstquota in Europees verband? Zal het Noordzeeakkoord impact hebben op de Nederlandse inzet bij de vaststelling van deze quota?

Antwoord

Nee. Het aandeel van Nederland in de Total Allowable Catch (TAC) per visbestand blijft onveranderd. Mijn inzet bij de vaststelling van de quota zal net als voorgaande jaren gebaseerd zijn op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en de meerjarenplannen die van toepassing zijn.

192

Kunt u toelichten op welke wijze het Noordzeeakkoord is afgestemd op de Nederlandse Maritieme Strategie 2015–2025?

Antwoord

Er heeft geen specifieke afstemming plaatsgevonden op de Nederlandse Maritieme Strategie. Geen van de deelnemers aan het overleg heeft om nadere afspraken ter zake gevraagd.

193

Komt er een handhavingsplan? En hoe ziet de handhaving er dan concreet uit? Op welke termijn worden de «Fully Documented Fisheries»-videoregistratie en het Black Box-systeem (met locatie en vermogen) ingevoerd als onderdeel van dat handhavingsplan?

Antwoord

Er komt geen apart handhavingsplan. De controle en handhaving wordt meegenomen in het jaarplan van de NVWA. Fully Documented Fisheries (FDF) is een wetenschappelijk traject en is niet gericht op controle en handhaving. De bedoeling is dat het black box-systeem voor plaatsbepaling eind 2020 geïmplementeerd kan worden binnen de 12 mijlszone; voor motorvermogen is de oplevering medio 2021 voorzien.

194

Komt er een plan van aanpak voor deze soortbeschermingsplannen?

Antwoord

Ja

195

Is er al budget voor deze plannen gereserveerd binnen de reguliere middelen?

Antwoord

Nee, indien nodig wordt voor financiering een beroep gedaan binnen de 55 mln. euro die het kabinet beschikbaar wil stellen voor onderzoek, monitoring en natuurbescherming in het kader van het Noordzeeakkoord.

196

Komen er ook (nieuwe) internationale plannen voor grensoverschrijdende soorten?

Antwoord

Daar waar mogelijkheden zijn geïdentificeerd om op basis van de soortbeschermingsplannen tot internationale samenwerking te komen, zal dat zeker opgepakt worden.

197

Is er duidelijkheid over de hoogte van het budget dat de rijksoverheid vrij gaat stellen om handhaving van de opgestelde maatregels te verbeteren en zo overbevissing of schade aan de Natura 2000-gebieden te voorkomen?

Antwoord

Handhaving in deze context van het Noordzeeakkoord richt zich vooral op wind- en natuurgebieden. In dat kader wordt € 14 miljoen uitgetrokken voor extra capaciteit en de ontwikkeling van nieuwe technieken.

198

Wat zijn de financiële gevolgen van afspraak in hoofdstuk 6.15 over budget van kustwachtorganisaties?

Antwoord

Zie vraag 17

199

Kunt u aangeven waarom het kabinet slechts 55 miljoen euro additioneel beschikbaar wil stellen tot 2030 voor onderzoek en monitoring terwijl de geschatte kosten voor onderzoek op 67–113 miljoen euro worden geschat? Klopt het dat dit budget ook bedoeld is voor additionele financiering van natuurherstelmaatregelen?

Antwoord

Het additionele budget van 55 mln. euro is bedoeld voor monitoring, onderzoek en natuurherstelmaatregelen. Voor de kosten die hiermee gemoeid zijn, is rekening gehouden met dat een deel van die kosten uit bestaande middelen kan worden gefinancierd en dat er mogelijkheden zijn voor co-financiering uit (inter)nationale programma’s.

200

Kunt u aangegeven welk onderzoek en monitoring al in gang is gezet en waaraan op korte termijn prioriteit wordt gegeven?

Antwoord

Ter uitwerking van het Noordzeeakkoord zal een voorstel voor onderzoek en monitoring in het Noordzeeoverleg worden besproken, waarin ook de prioritering aan de orde zal komen.

Veel onderwerpen uit het Noordzeeakkoord hebben een relatie met al lopend monitoring en onderzoek, dat in het kader van KRM en WOZEP plaatsvindt:

  • WOZEP-onderzoek: onderzoek bij aanleg en gebruik van windparken naar gedrag van zeevogels bij operationele parken i.v.m. aanvaringen, ontwikkeling van populatiemodellen van kwetsbare zeevogels om populatie-effecten van windmolens te berekenen, onderzoek naar juiste normen voor onderwatergeluid, onderzoek naar soortspecifieke frequentieverdeling van onderwatergeluid, zenderen van vleermuizen ter vaststelling van migratieroutes en meest geschikte weersomstandigheden, zenderen van zeevogels en zeehonden t.b.v. informatie over aanwezigheid en gedrag. Een volledig overzicht van de rapporten behorende bij deze onderzoeken is te vinden op www.noordzeeloket.nl. Ontwikkelde kennis wordt gebruikt om de cumulatieve ecologische effecten van windparken (huidige en gepland) te berekenen; dit wordt gebruikt in de kavelbesluiten en bijbehorende voorschriften en mitigerende maatregelen. Op korte termijn wordt prioriteit gegeven aan het onderzoek naar aanvaringen en de effecten van frequentieweging, vanwege de potentiele (on)mogelijkheden voor mitigatie.

  • KRM-monitoring: De doelen van de KRM sluiten voor een belangrijk deel aan op die van de Habitatrichtlijn, Natura 2000-gebieden op zee, Kaderrichtlijn Water, GVB en OSPAR. De meetnetten die in het KRM-monitoringplan worden beschreven bedienen dan ook (minimaal deels) deze informatiebehoeften. Waar mogelijk worden monitoring en beoordeling internationaal afgestemd (Europese KRM-werkgroepen, OSPAR, ICES), maar Nederland doet ook nationale aanvullingen hierop. Onderwerpen zijn: biodiversiteit (vogels, zeezoogdieren, vissen, voedselwebben, pelagische habitats, zeebodemhabitats), hydrografische eigenschappen en drukfactoren (incidentele bijvangst, niet-inheemse soorten, eutrofiëring, bodemberoering, verontreinigingen, zwerfafval, onderwatergeluid). Vrijwel alle metingen zijn onderdeel van het MWTL (overkoepelend meetnet van RWS) of de WOT (LNV). Het ontwerp van de de actualisatie van het KRM-monitoringprogramma (Mariene Strategie deel 2) ligt momenteel ter inzage (https://platformparticipatie.nl/projectenlijst/actualisatie-mariene-strategie/ontwerp-actualisatie-mariene-strategie-deel-2/), en zal na definitieve vaststelling voor het zomerreces aan uw Kamer worden gezonden.

201

Wat is uw opvatting ten aanzien van de rol van de visserijsector in de «governance» van het Akkoord? Op welke wijze worden de belangen van de visserij hierbij gehoord?

Antwoord

De vertegenwoordigers van de visserijsector hebben in het overleg een belangrijke inbreng gehad en het Noordzeeakkoord geeft dat op tal van plekken weer. Als wordt ingestemd met het Noordzeeakkoord zal de sector ook in de toekomst een belangrijke rol in het Noordzeeoverleg blijven spelen. Alle partijen in het Noordzeeoverleg hechten daar zeer aan.

202

Welke belangenbehartigers vanuit de visserijsector zullen worden betrokken bij de governancestructuur van het Noordzeeakkoord? Zullen hierbij ook vertegenwoordigers van groepen binnen de visserij betrokken worden die hebben aangegeven geen partij te willen zijn bij het Noordzeeakkoord?

Antwoord

Over de opzet en invulling van de governance van het Noordzeeakkoord wordt uw Kamer nader geïnformeerd wanneer het advies daarover van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving, beschikbaar is.

203

Hoe ziet u het verband tussen de regiodeal Den Helder en de verdere beleidsvorming in die regio voortkomend uit het Noordzeeakkoord?

Antwoord

Zie vraag 22

204

Welke rol ziet u voor de provincie Noord-Holland bij de verdere uitwerking en realisatie van het Noordzeeakkoord?

Antwoord

Zie vraag 22

205

Wat is het tijdpad van de verschillende fasen van het vaststellen van de governance? Wanneer kunnen we de uitkomst verwachten?

Antwoord

Zie vraag 52

206

Wat gebeurt er als er niks uit een op consensus gericht overleg komt? Kunt u aangeven of er een kader afgesproken wordt over de manier waarop eventuele conflicten beslecht gaan worden?

Antwoord

Over de opzet en invulling van een permanent Noordzeeoverleg wordt uw Kamer nader geïnformeerd wanneer het advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving over de governance van het Noordzeeoverleg beschikbaar is.

207

Is er al enige indicatie van het budget dat wordt vrijgesteld voor het transitiefonds, of maakt dit onderdeel uit van het nog te publiceren governance-advies van Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL)?

Antwoord

Het door het kabinet beschikbaar gestelde budget (200 mln. euro) tot en met 2030 indien het Noordzeeakkoord definitief wordt, is: sanering en verduurzaming van de visserij (119 mln.), monitoring, onderzoek en natuurherstel (55 mln.), versterking van de handhaving door de NVWA (14 mln.) en doorvaart ’s nachts door windparken (12 mln.). Omvang en samenstelling van het «Transitiefonds» wordt nader afgewogen als onderdeel van de te maken governance afspraken.

208

Wat is de beoordelingstermijn voor aanvragen voor bijdragen uit het transitiefonds? Welke onafhankelijke externe partij zal betrokken worden bij de toekenning hiervan? Hoe wordt voorkomen dat vissers onnodig lang op bijdragen uit het transitiefonds moeten wachten?

Antwoord

De governance van het «Transitiefonds» is onderwerp van overleg, zie vraag 207.

209

Kunt u uiteenzetten wat de verdeling aan budgetten zal zijn per doelstelling in het transitiefonds? Kunt u bovendien uiteenzetten wat de bijdrages worden van de ministeries aan de 200 miljoen euro die beschikbaar wordt gesteld in het transitiefonds? Welk deel van het transitiefonds wordt additioneel geld?

Antwoord

Zie vraag 207 over de verdeling van de budgetten per doelstelling van in het «Transitiefonds».

De totale bijdrages van de betrokken departementen aan het budget van 200 mln. euro tot en met 2030 is:

BZK: € 9,8 mln.;

EZK: € 30,8 mln.;

IenW: € 46,8 mln.;

LNV: € 69,8 mln.

Naast de departementale bijdrages is kabinetsbreed besloten om aanvullend 42,8 mln. beschikbaar te stellen voor het Noordzeeakkoord. In totaal is € 155 mln. additioneel beschikbaar, waarvan 45 mln. uit het EMVAF komt. De budgettaire verwerking van de meerjarige middelen voor het Noordzeeakkoord worden bij begroting 2021 gepresenteerd in de betrokken departementale begrotingen. Het Ministerie van IenW zal als coördinerend departement een overzichtstabel opnemen van de beschikbaar gestelde middelen.

210

Hoe gaat u borgen dat de gelden die ingezet worden uit het transitiefonds, niet gebruikt gaan worden voor maatregelen die ook uit reeds bestaande fondsen, zoals het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), gefinancierd kunnen worden?

Antwoord

De gelden voor het Noordzeeakkoord komen voor zover het om innovaties in de visserij gaat grotendeels uit het nieuwe Europese fonds (EMVAF). Nationale middelen worden met name ingezet voor sanering. Dit kan niet uit het EMVAF betaald worden.

211

Kunt u bevestigen dat de quota van een bedrijf, dat gebruikmaakt van de saneringsgelden uit het transitiefonds, worden ingenomen door het Rijk? En dat deze niet doorverkocht kunnen worden aan een ander bedrijf?

Antwoord

De uitwerking van de visserijmaatregelen vindt plaats in de appreciatie van de Minister van LNV bij het advies van mevrouw Burger. De quota zullen niet worden ingenomen. De grondslag voor de sanering is een afname van de druk op het ecosysteem. Om dit te bereiken zijn er verschillende mogelijkheden. Al enkele jaren worden de quota voor de doelsoorten tong en schol bij lange na niet opgevist. Het innemen van individuele quota (contingenten) is dus niet persé een geschikt instrument om de visserijdruk te verlagen. Om te borgen dat de visserijdruk daadwerkelijk afneemt kunnen andere voorwaarden worden gesteld, zoals het slopen of ombouwen van de kotter voor andere activiteiten dan commerciële visserij, het intrekken van alle visvergunningen en een verbod om gedurende vijf jaar visserijactiviteiten te ontplooien.

212

Als de quota niet worden ingenomen, hoe gaat u dan voorkomen dat de visserijdruk in de Noordzee intensiveert als gevolg van de afspraken die gemaakt zijn over de uitrol van windparken op zee en meer beschermde natuurgebieden?

Antwoord

Zie het antwoord bij vraag 211

213

Wordt in de samenwerking met de andere Noordzeekuststaten op het gebied van energie ook gesproken over de waterstofinfrastructuur? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Welke kansen ziet u voor Nederland om ook op dat gebied het voortouw te nemen?

Antwoord

In de North Seas Energy Cooperation (NSEC), waar de Noordzeelanden op vrijblijvende basis met elkaar samenwerken, wordt momenteel nog niet concreet gesproken over waterstofinfrastructuur.

Doordat er nu op bilaterale basis steeds meer projecten tot stand komen, en door het besef dat waterstof een belangrijke rol gaat spelen voor de opwek van energie op zee in de toekomst, wordt er binnen de NSEC wel al nagedacht, door o.a. Nederland, over hoe de samenwerking op dit gebied kan worden geagendeerd. Het opzetten van een gesprek over waterstof incl. infrastructuur staat op de planning. Ook worden projecten zoals de North Sea Wind Power Hub (van een consortium van TenneT Nederland en Duitsland, Gasunie, het Havenbedrijf Rotterdam en het Deense Energienet) in dit verband besproken. In het project NSWPH (North Sea Wind Power Hub) wordt onderzocht hoe internationale windparken aan elkaar gekoppeld kunnen worden voor interconnectiecapaciteit. Het omzetten van de opgewekte stroom naar waterstof om deze via waterstofinfrastructuur te transporteren wordt hierbij ook onderzocht.

214

Worden in de samenwerking met de Noordzeekuststaten op het gebied van energie ook de gevolgen voor de visserij meegenomen bij de planning en uitvoering van energieopwekking? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Dit gebeurt niet in het samenwerkingsverband van de North Seas Energy Cooperation, omdat dit een taak is van de Europese Commissie (DG MARE). Op nationaal niveau wordt dit wel in de afwegingen meegenomen.

215

Is er een planning en een bijbehorende doelstelling voor het initiatief om internationale samenwerking met landen die grenzen aan de Noordzee te intensiveren?

Antwoord

Er is samenwerking met Noordzee landen in het kader van de «Political Declaration on Energy Cooperation between North Seas countries» uit 2016, verlengd in december 2019. Deze samenwerking richt zich met name op het faciliteren van kosten-effectieve ontwikkeling van windparken op zee. Voor het afstemmen van scheepvaartroutes loopt sinds begin 2019 een internationaal samenwerkingstraject.

Daarnaast is er een recent initiatief van de Noordzee landen om in aanvulling op de samenwerking in diverse projecten meer structureel op het gebied van grensoverschrijdende ruimtelijke planning samen te werken.

Tenslotte is er de bestaande samenwerking in het kader van OSPAR en ICES.

216

Kunt u aangeven hoe de afspraken uit het Noordzeeakkoord op internationaal niveau worden afgestemd en nagekomen?

Antwoord

De afspraken uit het akkoord komen in het Programma Noordzee 2022–2027. De buurlanden rondom de Noordzee worden in het kader van het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (ESPOO verdrag) in verband met mogelijke grensoverschrijdende aspecten geïnformeerd over de planning en de bijbehorende documenten zoals de Notitie Reikwijdte en Detailniveau en PlanMER. Vanuit de EU richtlijn Ruimtelijke Maritieme Planning (2014/89/EU) en de Kaderichtlijn Mariene Strategie en OSPAR staat internationale samenwerking en coördinatie tussen Lidstaten centraal.

Voor wat betreft de afspraken die betrekking hebben op het mandaat van de Europese Commissie in samenspraak met landen met visserijbelangen (over aanvullende beschermde gebieden, Scholbox en pulsvissen), zal Nederland zich daar inspannen.

217

Kunt u toelichten of vormen van visserij waarbij geen bodemberoering plaatsvindt mogelijk zijn in ecologisch waardevolle gebieden?

Antwoord

Zie vraag 151

218

Waarom is het budget dat is vrijgesteld voor onderzoek (55 miljoen euro) lager dan het benodigde vastgestelde bedrag (67–113 miljoen euro) om gedegen onderzoek naar de effecten van de nieuwe ontwikkelingen op de Noordzee te bekostigen?

Antwoord

Zie vraag 199

219

Hoe kan er worden vastgesteld of exploratie- en productieactiviteiten «veilig en ecologisch verantwoord» zijn als bij het 3D seismische onderzoek niet valt uit te sluiten dat er sprake is van «geluidsverstoring waardoor de natuurlijke kenmerken van nabijgelegen Natura 2000-gebieden kunnen worden aangetast, dan wel dat dit leidt tot het verstoren, doden en/of beschadigen van de strikt beschermde diersoorten»?

Antwoord

Op dit moment is niet bekend wat het minimale benodigde geluidsniveau is om bruikbare informatie te verzamelen over gas en olie in de bodem. Dit betekent dat er in de praktijk mogelijk onnodig hoge geluidsniveaus worden ingezet. Partijen hebben daarom in het Onderhandelaarsakkoord afgesproken om de impact van de 3D seismische onderzoeken op natuur, gekoppeld aan de opsporing en winning van koolwaterstoffen, zoveel mogelijk te minimaliseren, met inachtneming van de wettelijke kaders. Bij het eerstvolgende 3D seismisch onderzoek wordt gelijktijdig een gezamenlijk onderzoeksprogramma opgezet voor het verzamelen van deze informatie, op kosten van de olie- en gassector.

Voorts hebben partijen afgesproken dat de olie-en gassector voorlopig zoveel mogelijk buiten de voortplantingsperiode van de bruinvissen de 3D seismische onderzoeken laat uitvoeren. Daarnaast zoeken partijen, in de komende 12 maanden, gezamenlijk binnen het NZO naar de beste oplossing om verstoren van bruinvissen in deze voortplantingsperiode te voorkomen of te minimaliseren en die vervolgens te testen. Dat kan zijn in de vorm van een bindende seizoenstop, ofwel door een andere maatregel.

220

Op welke wijze en door wie zijn de belangen van andere gebruikers, zoals de zeevaart, defensie en zandwinning, besproken aan de onderhandelingstafel?

Antwoord

Alle partijen hebben zich ingezet een goed overzicht te krijgen van alle vraagstukken die op de Noordzee spelen; met name Rijkswaterstaat als de beheerder van de Noordzee heeft die brede inbreng in het overleg bevorderd. Voorts heeft het Rijk waar relevant de belangen vanuit het vigerend beleid voor zeevaart, defensie en zandwinning ingebracht. Onderwerpen zijn vaak ook onderdeel van de maatschappelijke consultatie geweest, bestaande uit een online consultatie in april 2019 en een verdiepende bijeenkomst op 8 mei 2019. Dat leidde niet altijd tot de behoefte om er nadere afspraken over te maken zoals bij scheepvaart. In die gevallen behoefde het bestaande beleid naar het oordeel van het Rijk en stakeholders geen aanvulling of correctie.

221

Hoe wordt het transitiebedrag van 200 miljoen euro verdeeld over de Ministeries Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), EZK, IenW, LNV en Financiën?

Antwoord

Zie vraag 209

222

Wat is de rol en het belang van het Ministerie van BZK bij het onderhandelaarsakkoord om een financiële bijdrage te rechtvaardigen?

Antwoord

BZK heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening op de Noordzee en trekt meer specifiek het beleidsdossier doorvaart en medegebruik van windparken. BZK is vanuit die verantwoordelijkheden vanaf het begin betrokken geweest bij de totstandkoming van het Onderhandelaarsakkoord.

BZK vindt het van belang dat er een duurzame oplossing gevonden wordt voor de problematiek van toenemende ruimtelijke knelpunten op de Noordzee. Om in dit specifieke geval het Noordzeeakkoord mogelijk te maken, heeft BZK een eenmalige collegiale bijdrage in het vooruitzicht gesteld.

223

Hoe wordt de verdeling van het bedrag van 200 miljoen over de jaren (per ministerie)?

Antwoord

Bij doorgaan van het Noordzeeakkoord wordt uw Kamer hierover geïnformeerd in de begroting van 2021.

224

Uit welke beleidsartikelen in de begrotingen van de ministeries volgen de bedragen voor het onderhandelaarsakkoord? Wat kan daardoor niet meer worden gedaan door de betreffende ministeries of was er sprake van vrij besteedbaar geld?

Antwoord

De middelen voor het onderhandelaarsakkoord worden beschikbaar gesteld vanuit de diverse departementale begrotingen. Over de budgettaire verwerking wordt uw Kamer geïnformeerd in de begroting van 2021.

225

Hoe is de verdeling van het bedrag van 200 miljoen euro over de onderdelen sanering en verduurzaming van de visserij, natuurherstel, monitoring en onderzoek, mogelijk maken van nachtelijke doorvaart door windparken en extra handhaving door de NVWA?

Antwoord

Zie vraag 207

226

Wat betekent «sanering en verduurzaming van de visserij»? Hoeveel geld wordt waaraan besteed?

Antwoord

Zie vraag 53

227

Wat is de rol van de NVWA als het gaat over de handhaving in het kader van het onderhandelaarsakkoord?

Antwoord

De NVWA is onder andere verantwoordelijk voor de handhaving van de afspraken met betrekking tot visserij, waaronder de sluiting van gebieden. Zie vraag 164

228

Waarom wordt gesproken van een «fonds», gezien het feit dat een fonds in het kader van de rijksbegroting en Comptabiliteitswet complex is?

Antwoord

Deze term was vanwege de communicatie rondom het Klimaatakkoord en de vermelding hiervan in de aanbiedingsbrief van het Klimaatakkoord aan uw Kamer, al een ingeburgerd begrip geworden. Vanwege de redenen die u noemt houdt het kabinet een nadrukkelijk voorbehoud voor het gebruik van het woord «fonds», en is deze term daarom in het onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee tussen aanhalingstekens geplaatst.

229

Klopt het dat het hier formeel niet gaat om een fonds in de formele zin van het woord?

Antwoord

Van rijkszijde is een nadrukkelijk voorbehoud gemaakt ten opzichte van de juridische vormgeving, vooral in relatie tot de reguliere processen binnen de rijksbegroting.

Voor de stakeholders is het tot stand komen van een fonds dat een zekere professionele autonomie moet bezitten essentieel. De partijen in het Noordzeeoverleg hebben afgesproken dat zij de governance verkenning van OFL zullen afwachten om op basis daarvan tot een definitief oordeel te komen over de vormgeving van het «Transitiefonds».

230

Wat wordt het budget en de voeding van het «transitiefonds»? (pagina 35 e.v. Onderhandelaarsakkoord)

Antwoord

Zie vraag 209

231

Hoe wordt de proportionaliteit en kosteneffectiviteit van het «transitiefonds» afgewogen? (pagina 35, Onderhandelaarsakkoord)

Antwoord

Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd wanneer het advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving over de governance van het Noordzeeakkoord gereed is.

232

Waar wordt het «transitiefonds» ondergebracht? Wie heeft de zeggenschap over (de besteding van) het «transitiefonds»? Voor welke uitgaven is het «transitiefonds» bedoeld? (pagina 35, Onderhandelaarsakkoord)

Antwoord

Zie vraag 231

233

Hoe wordt voorkomen dat het een «geld zoekt project» wordt?

Antwoord

Zie vraag 231

234

Hoe wordt het bedrag voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord verdeeld over de verschillende betrokken ministeries?

Antwoord

Zie vraag 209

Hierover wordt uw Kamer geïnformeerd in de begroting van 2021

235

Hoe hoog is het bedrag van de generale bijdrage?

Antwoord

Naast de departementale bijdrages is kabinetsbreed besloten om aanvullend 42,8 mln. beschikbaar te stellen voor het Noordzeeakkoord. Zie vraag 209

236

Welk deel is gereserveerd voor monitoring en onderzoek? Wat wordt er gemonitord? Wat wordt er onderzocht?

Antwoord

Zie vraag 82

Naar boven