33 435 Seksueel misbruik in de jeugdzorg

Nr. 16 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2014

Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer van 19 december 2013 (Kamerstuk 33 435, nr. 15) over seksueel misbruik in de jeugdzorg hebben wij aangegeven voorstander te zijn van continue screening in de jeugdhulp, maar alvorens daartoe te besluiten wel eerst de uitvoeringsconsequenties en -kosten in kaart te willen brengen. Tijdens het algemeen overleg over stelselherziening Jeugd op 3 april 2014 hebben wij u toegezegd hierover een brief aan de Tweede Kamer te verzenden.

Om zicht op de uitvoeringsconsequenties te krijgen zijn door Ministerie van VWS diverse gesprekken gevoerd. Hierbij is gesproken met:

  • GGZ Nederland, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en Jeugdzorg Nederland vanwege inzicht in gegevensbeheer van medewerkers, pleegouders en vrijwilligers;

  • het Ministerie van SZW vanwege continue screening in de kinderopvang;

  • het CIBG vanwege zijn betrokkenheid bij de doorontwikkeling van continue screening in de kinderopvang;

  • de Chief Information Officer van het Ministerie van VWS vanwege de betrokkenheid bij de inrichting van informatievoorzieningen.

In de uitwerking van dit vraagstuk hebben we geconstateerd dat een aantal zaken nog nadere aandacht en besluitvorming behoeft.

Ten eerste betreft de continue screening niet alleen de jeugdzorg sector, maar ook de jeugd ggz en de jeugd LVB. Daarnaast gaat het niet alleen om een verklaring omtrent gedrag maar ook de verklaring van geen bezwaar die in de pleegzorg gebruik wordt.

Ten tweede is in deze gesprekken gaandeweg duidelijk geworden dat veel afhangt van de invulling van de nadien aan uw Kamer toegezegde beleidsvisie op integriteit en screening. Deze brede visie is in januari 2014 aan uw Kamer toegezegd voor het komend zomerreces (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 99). Met deze visie wordt ingespeeld op de maatschappelijke behoefte om integriteit van bepaalde (kwetsbare) sectoren te versterken. Hierbij is zowel aandacht voor het belang van de samenleving als voor het gescreende individu.

Ten slotte bleek dat er nog enkele haken en ogen zijn in de praktische uitvoering van continue screening. De bestanden waarin jeugdzorgprofessionals zijn geregistreerd zijn namelijk niet direct bruikbaar voor de continue screening. Deze bestanden moeten opgeschoond worden om als basis voor de continue screening gebruikt te kunnen worden.

Dienst Justis, onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, is in algemene zin aan het uitwerken via welke uitvoeringsconstructies continue screening kan plaatsvinden.

Het is zaak dat de invoering van continue screening in de jeugdhulp naadloos aansluit bij deze visie en bij deze uitvoeringsconstructies. Wij hebben geconstateerd dat de bredere benadering waar Veiligheid en Justitie voor staat en de invulling op het terrein van jeugdhulp waar primair VWS voor staat, elkaar kunnen en moeten versterken. De komende maanden zal met volle kracht parallel en in samenhang aan beide trajecten gewerkt worden. Wij verwachten u uiterlijk in het najaar, mede op basis van de visie over integriteit en screening, verder te kunnen informeren over continue screening in de jeugdhulp.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven