33 750 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014

Nr. 99 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2014

Hierbij bericht ik uw Kamer over relevante ontwikkelingen inzake de Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna VOG). Met de VOG als integriteitsinstrument beoog ik, daar waar noodzakelijk, facilitering, herhaling en (verdere) verspreiding van crimineel gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen binnen kwetsbare sectoren, bedrijven en organisaties te voorkomen. Anderzijds wordt in het kader van de VOG-afweging ook gekeken naar het individuele belang van de aanvrager, vanwege het principe van de «tweede kans-gedachte». Met deze brief kom ik tegemoet aan eerdere toezeggingen op het gebied van achtereenvolgens het betrekken van additionele bronnen bij de beoordeling, resocialisatie en de voorwaarden voor de «gratis VOG» voor vrijwilligers.1

1. Additionele bronnen

De overheid speelt een essentiële rol bij het beperken van veiligheidsrisico’s door middel van het screenen van (rechts)personen op basis van justitiële gegevens en andere niet-openbare bronnen. Om deze screening eenduidig en zorgvuldig uit te voeren, is van belang de beoordeling van justitiële en niet-openbare bronnen zoveel mogelijk te centraliseren én om de wettelijke grondslag hiervoor te borgen. Justis heeft als centrale screeningsautoriteit de uitvoering van het antecedentenonderzoek van personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) inmiddels overgenomen. Justis voert hiervoor thans de screening uit via de VOG. Ook is Justis met het Openbaar Ministerie (OM) in gesprek over screening met de VOG. Zowel DJI als het OM hechten omwille van de borging van de integriteit van het personeel veel waarde aan het betrekken van politiegegevens bij het antecedentenonderzoek. Daarnaast word ik in de praktijk geconfronteerd met gevallen waarbij ik, gelet op de aanwezige politiegegevens, afgifte van de VOG zou willen weigeren, maar waar de wet vanwege het ontbreken van justitiële gegevens in het Justitieel Documentatie Systeem (hierna JDS) ertoe dwingt een VOG af te geven. Om in deze gevallen op adequate wijze te kunnen handelen, is het noodzakelijk dat ik de afgifte van de VOG in bepaalde gevallen kan weigeren op basis van relevante politiegegevens.

De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna Wjsg), die voor Justis het wettelijk kader vormt voor de VOG-screening, biedt thans onvoldoende basis om politiegegevens te betrekken bij het antecedentenonderzoek. Op grond van de Wjsg kan een VOG binnen het huidige kader alleen worden geweigerd indien een justitieel gegeven van de aanvrager is vermeld in het JDS en dus niet louter op basis van politiegegevens. Vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag is hiervoor wijziging van de Wjsg nodig. Ik ben voornemens een wetswijziging hiertoe voor het zomerreces van 2014 in consultatie te brengen.

Naast het gebruik van politiegegevens verken ik de mogelijkheden om bepaalde overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd te betrekken bij het antecedentenonderzoek in het kader van de VOG. Deze verkenning is mede ingegeven door het overleg tussen de Nationale Regiegroep Aanpak Misbruik Vastgoed en het Integriteitoverleg Vastgoedmarkt. Daarin is aan de orde gekomen te bezien of, en zo ja, onder welke voorwaarden de VOG kan worden toegesneden op de integriteitseisen van de vastgoedsector, onder meer door in de context relevante bestuurlijke boetes te betrekken bij het antecedentenonderzoek. Bij screening in het kader van de Gedragsverklaring Aanbesteden, de toepassing van de Wet Bibob en de Wet controle op rechtspersonen worden bestuurlijke boetes reeds betrokken. Meldingen van bestuurlijke boetes worden niet geregistreerd in de justitiële documentatie en blijven binnen het huidige wettelijke kader buiten beschouwing bij de VOG-screening. Bestuurlijke boetes worden steeds vaker – onder meer in de vastgoedsector – als sanctie aan natuurlijke en rechtspersonen opgelegd en vormen net als een strafrechtelijke afdoening een overheidsreactie op normoverschrijdend gedrag. Daarmee zijn deze bestuurlijke boetes in toenemende mate relevant voor de beoordeling van de integriteit van natuurlijke en rechtspersonen. Ik informeer uw Kamer over de uitkomsten van deze verkenning voor het zomerreces van 2014.

2. Resocialisatie

Bij de uitvoering van het integriteitsbeleid word ik geconfronteerd met de situatie dat indien een (ex)gedetineerde wil werken aan zijn of haar terugkeer in de maatschappij door werk, opleiding of het verrichten van een stage, vervolgens een VOG wordt verlangd door de potentiële werkgever of stage-aanbieder. Gelet op de zeer recente justitiële achtergrond van deze (ex)gedetineerden bestaat een reële kans dat de VOG wordt geweigerd. In de motie, ingediend door lid van uw Kamer de heer Marcouch2, wordt de regering verzocht te onderzoeken of de «aantekening van goed gedrag» betrokken kan worden bij de aanvraag van een VOG.

Ik stel vast dat het verrichten van werk of het volgen van een opleiding belangrijk is voor de resocialisatie van ex-gedetineerden en zoek daarom met betrokken partijen als het gevangeniswezen en de reclassering naar een oplossing voor dit spanningsveld. Daarbij acht ik het op voorhand niet opportuun om de beoordeling van de VOG te wijzigen.

De VOG is immers gebaseerd op het uitgangspunt dat de aanvraag wordt geweigerd als een relevant antecedent een goede uitoefening van een functie of overeenkomst in de weg staat. Daaraan kan ik geen afbreuk doen. Indien het gedrag in het verleden, gelet op de aard, omvang en ernst, een nadrukkelijk bezwaar vormt voor het vervullen van deze specifieke taak of functie in de samenleving, moeten (ex)gedetineerden daarvoor geweerd kunnen worden. Ik zoek derhalve de oplossing niet in het aanpassen van de VOG-systematiek, maar met betrokken partijen bespreek ik waarom, ondanks dat stage-aanbieders, uitzendbureaus en werkgevers vanuit maatschappelijke betrokkenheid willen meewerken aan de resocialisatie van (ex)gedetineerden, zij toch ook een VOG verlangen, wetende dat deze personen een justitieel verleden hebben. Ik verwacht u in het voorjaar van 2014 over de bereikte resultaten te kunnen informeren.

3. Voorwaarden Gratis VOG vrijwilligers

In 2012 ben ik gestart met de pilot «gratis VOG voor vrijwilligers» om het gebruik van de VOG onder vrijwilligers die met minderjarigen werken te vergroten. De pilot heeft als doel de veiligheid in het vrijwilligerswerk te verhogen door enerzijds te voorkomen dat vrijwilligers met relevante antecedenten in het vrijwilligerswerk actief zijn met kinderen, en door anderzijds te stimuleren dat vrijwilligersorganisaties een breder preventie- en integriteitsbeleid voeren.

Uit de evaluatie van de pilot met de gratis VOG, uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut, blijkt dat de pilot als stimulans voor veiligheid in het vrijwilligerswerk heeft gewerkt. De Toolkit «In veilige handen» heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld en het effect van deze verschillende preventie-instrumenten wordt versterkt, wanneer ze in samenhang worden gebruikt. Naar aanleiding van dit succes heb ik toegezegd3 de pilot uit te bouwen naar een structurele regeling voor vrijwilligers die met minderjarigen werken of met mensen met een verstandelijke beperking.

In dit verband informeer ik u over de voorwaarden voor deelname aan deze regeling. Organisaties die in aanmerking willen komen voor deelname aan de regeling met de gratis VOG zullen tenminste aan de volgende voorwaarden moeten voldoen:

  • De organisatie is een vrijwilligersorganisatie4en de VOG wordt aangevraagd voor een vrijwilliger;

  • De vrijwilliger werkt met minderjarigen of met mensen met een verstandelijke beperking;

  • De organisatie voert een actief preventie- en integriteitsbeleid (vergelijkbaar met het beleid uit de Toolkit «In veilige handen») om seksueel grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan waarbij tenminste een gedragscode (gedragscode In veilige handen) en een aannamebeleid zijn ingevoerd.

Ik heb tevens onderzocht in hoeverre de registratie van VOG-afgiften kan worden gekoppeld aan het systeem van de registratielijst voor het tuchtrecht vrijwilligerswerk. Ik acht een dergelijke koppeling niet wenselijk. De VOG wordt, vanuit het oogpunt van privacy, altijd afgegeven aan enkel de aanvrager. De koppeling van VOG-weigeringen aan het systeem van de registratielijst behelst een verstrekking aan derden en druist mijns inziens in tegen een belangrijke waarborg van de VOG-systematiek.

4. Verbeteringen in de uitvoering

VOG in het Engels

In reactie op de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen in het rapport «Barrières tegen kindersekstoerisme»5, heb ik Justis gevraagd voorbereidingen te treffen om de VOG en het aanvraagformulier, naast het Nederlands, ook in het Engels beschikbaar te stellen. Op deze wijze kunnen werkgevers in het buitenland, bijvoorbeeld in bronlanden van kindersekstoerisme, voor Nederlanders die daar willen komen werken een VOG in de Engelse taal aanvragen. Hiermee kunnen deze werkgevers beoordelen of de VOG voor het juiste doel is aangevraagd. Nederlanders die bijvoorbeeld eerder met justitie in aanraking zijn geweest ter zake van zedendelicten, kunnen daarmee geweigerd worden voor een functie in het buitenland waarbij met kinderen of andere kwetsbare groepen wordt gewerkt. Ik verwacht dat het aanvraagformulier en de VOG in januari 2014 in de Engelse taal beschikbaar zullen zijn.

Hologram

Vanaf begin 2014 zal het VOG-papier worden voorzien van een hologram. In het licht van de voortschrijdende technische mogelijkheden dient het hologram als extra waarborg naast de bestaande echtheidskenmerken.

5. Tot slot

De in deze brief beschreven ontwikkelingen zijn erop gericht het VOG-instrument verder te versterken als integraal onderdeel van het door kwetsbare sectoren te voeren integriteitsbeleid. Ik constateer een toenemende maatschappelijke behoefte om de integriteit van bepaalde kwetsbare sectoren te versterken. Zo is het aantal VOG-aanvragen in de afgelopen tien jaar vervijfvoudigd. Om ook in de toekomst tegemoet te komen aan deze maatschappelijke behoefte, werk ik aan een beleidsvisie op integriteit en screening. Ik verwacht uw Kamer hierover voor de zomer van 2014 te kunnen informeren.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 33 400-VI, nr. 116, Kamerstuk33 400 VI, nr. 87

X Noot
2

Kamerstuk 24 587, nr. 557

X Noot
3

Kamerstuk 33 400 VI, nr. 116

X Noot
4

Een organisatie met rechtspersoonlijkheid, zonder winstoogmerk en wiens werkzaamheden voor 70% door vrijwilligers uitgevoerd worden

X Noot
5

Kamerstuk 31 015, nr. 93

Naar boven