Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33403 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33403 nr. A |
20 november 2012
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2013 wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of technische reparaties aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
[vervallen]
Aa
Artikel 3.20, zesde lid, eerste volzin, komt te luiden: Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een auto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de type goedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199).
B
In artikel 3.67, eerste lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
C
In artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
D
Artikel 3.76 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
2. In het vierde lid wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
E
In artikel 3.78a, eerste lid, eerste volzin, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
F
[vervallen]
G
In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a, wordt «de leeftijd van 70 jaar bereikt» vervangen door: de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
H
In artikel 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «de leeftijd van 70 bereikt» vervangen door: de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
I
Artikel 3 127 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
2. In het tweede lid wordt «de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt» vervangen door: een leeftijd heeft bereikt die ten hoogste tien jaar lager is dan de in dat kalenderjaar geldende pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
J
Artikel 3 129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, onder 1°, wordt «de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt» vervangen door: een leeftijd heeft bereikt die ten hoogste vijf jaar lager is dan de ten tijde van het staken geldende pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
2. In onderdeel b, onder 1°, wordt «de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt» vervangen door: een leeftijd heeft bereikt die ten hoogste vijftien jaar lager is dan de ten tijde van het staken geldende pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
K
[vervallen]
L
In artikel 3.154, achtste lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
La
Artikel 3 156, zesde lid, vervalt.
Lb
In artikel 3.157, tweede lid, wordt «tweede tot en met zesde lid» vervangen door: tweede tot en met vijfde lid.
M
In artikel 5.6, eerste lid, onderdeel a, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
N
In het opschrift van AFDELING 5.3 wordt «MAATSCHAPPELIJKE BELEGGINGEN» vervangen door: GROENE BELEGGINGEN.
O
In artikel 6.19, eerste en tweede lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
P
Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
2. Het tweede lid vervalt.
Q
Artikel 8.9a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «niet-inwoners» vervangen door: niet-premieplichtigen.
2. In het eerste lid wordt «niet-premieplichtige niet-inwoner» vervangen door «niet-premieplichtige» en wordt «van een andere lidstaat» vervangen door: van een lidstaat.
3. In het tweede lid wordt «niet-premieplichtige niet-inwoner» vervangen door «niet-premieplichtige» en wordt «premieplichtig inwoner van Nederland» vervangen door: premieplichtig in Nederland.
R
In artikel 8.17, eerste lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
S
In artikel 9.4, derde lid, onderdeel a, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2014 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,» en wordt «de leeftijd van 70 jaar bereikt, voorzover» vervangen door: de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, voor zover.
B
Artikel 3.126a, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, onder 2°, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,» en wordt «dat de verzekeringnemer jonger is dan 65 jaar ten tijde van het uitkeren van de eerste termijn» vervangen door: tussen het tijdstip van het uitkeren van de eerste termijn en de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, van de verzekeringnemer.
2. In onderdeel a, onder 3°, wordt «de leeftijd van 64 jaar heeft bereikt» vervangen door: de leeftijd heeft bereikt die een jaar lager is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
C
Na artikel 10a.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Op aanspraken die uitsluitend dan wel mede betrekking hebben op lijfrenten als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, zoals dit onderdeel luidde op 31 december 2013, die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2014 in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, gestelde voorwaarden, blijven de op 31 december 2013 geldende bepalingen die verband houden met de aanspraken op dergelijke lijfrenten van toepassing, voor zover de aanspraken op dergelijke lijfrenten voortvloeien uit premies of bedragen die vóór 1 januari 2014 in aanmerking zijn genomen als uitgaven voor inkomensvoorzieningen.
2. Indien ter zake van een overeenkomst waarin een aanspraak is opgenomen die mede betrekking heeft op lijfrenten als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, zoals dit onderdeel luidde op 31 december 2013, die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2014 in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, gestelde voorwaarden, nog premies worden voldaan, worden die premies geacht geen betrekking te hebben op lijfrenten als bedoeld in genoemd onderdeel c.
3. Indien ter zake van een overeenkomst waarin een aanspraak is opgenomen die uitsluitend of mede betrekking heeft op lijfrenten als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, zoals dit onderdeel luidde op 31 december 2013, die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2014 in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, gestelde voorwaarden, ook na 31 december 2013 nog premies worden voldaan, is aanwending van opgebouwde aanspraken voor lijfrenten als bedoeld in genoemd onderdeel c slechts mogelijk tot ten hoogste een bedrag gelijk aan de waarde in het economische verkeer van die aanspraak op 31 december 2013. Voor zover de in de eerste volzin bedoelde aanspraken tot een hoger bedrag dan de aldaar bedoelde waarde worden aangewend voor lijfrenten als bedoeld in genoemd onderdeel c, is artikel 3.133, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
4. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op het tegoed van de lijfrentespaarrekening of de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht waarop artikel 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 3°, zoals dat luidde op 31 december 2013, van toepassing is.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een pensioenregeling waaraan wordt deelgenomen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zowel voor het deel waarvoor deelneming verplicht is (basispensioenregeling) als voor de vrijwillige aanvulling daarop.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Onder een pensioenregeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt mede begrepen hetgeen wordt verkregen als gevolg van de voldoening van een te hoge premie die niet is gecorrigeerd binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in artikel 36, onderdeel c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling of artikel 26, onderdeel c, van de Pensioenwet.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan een regeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, die vrijwillig wordt voortgezet nadat de arbeidsverhouding op grond waarvan deelneming aan die pensioenregeling was verplicht is geëindigd, tevens als pensioenregeling wordt aangemerkt.
B
Na artikel 3.17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij het bepalen van de winst komen premies voor een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de belastingplichtige uitsluitend in aftrek indien die regeling voldoet aan de in de artikelen 18, eerste lid en tweede lid, onderdeel b, 18a, tweede tot en met twaalfde lid, 18b, tweede tot en met achtste lid, 18c, tweede tot en met zevende lid, 18d en 18f van de Wet op de loonbelasting 1964 en de bij of krachtens het vijfde lid gestelde normeringen en beperkingen. Bij de toepassing van de eerste volzin zijn de artikelen 19a, eerste lid, onderdelen a, b, c en f, en vierde lid, 19c en 19d van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.
2. Bij het bepalen van de winst komen niet in aftrek premies als bedoeld in het eerste lid, voor zover deze zijn gebaseerd op een hoger inkomen dan het voor de belastingplichtige geldende pensioengevend inkomen.
3. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek premies voor vrijwillige aanvulling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, voor zover deze per jaar meer bedragen dan een derde van de over dat jaar verschuldigde premies voor de basispensioenregeling.
4. Voor de beoordeling of is voldaan aan de normeringen en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan onder:
deelnemer aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b;
gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
jaar waarin wordt deelgenomen in een pensioenregeling op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
pensioengevend inkomen, bestaande uit de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de belastingplichtige, in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het dienstjaar, bedoeld in onderdeel c, waarbij het pensioengevend inkomen ten minste wordt gesteld op nihil;
arbeidsverhouding als gevolg waarvan deelneming aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, verplicht is op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
5. Voor de toepassing van dit artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de overeenkomstige toepassing van artikel 18a, vierde lid, vijfde lid, zevende lid, achtste lid, onderdeel a, tweede volzin, en negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. perioden die mede in aanmerking kunnen worden genomen als dienstjaren, alsmede de gedurende deze perioden met pensioengevend inkomen gelijk te stellen bedragen;
c. de met pensioengevend inkomen gelijk te stellen bedragen gedurende ten hoogste de eerste drie jaar van deelneming in een pensioenregeling op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
d. de situatie waarin het pensioengevend inkomen is verlaagd in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid van de deelnemer;
e. het met het bereikbaar pensioengevend loon, bedoeld in de artikelen 18b en 18c van de Wet op de loonbelasting 1964, gelijk te stellen bereikbaar pensioengevend inkomen;
f. de overeenkomstige toepassing van artikel 19a, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.
C
Aan artikel 3.95, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, wordt verstaan onder de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b: het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden vermeerderd met de ten laste van dat resultaat gekomen premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b.
D
Artikel 3 100, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. uitkeringen en verstrekkingen op grond van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, alsmede uitkeringen en afkoopsommen als bedoeld in artikel 3.135, zesde lid;.
E
Artikel 3 135 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de zekerheidstelling wordt beëindigd door de belastingplichtige die zich op grond van artikel 3.18, vijfde lid, onderdeel f, heeft verplicht deze zekerheid te stellen.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover een in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde uitkering of afkoopsom wordt uitgekeerd met toepassing van artikel 66, 67 of 68 van de Pensioenwet of artikel 78, 79 of 80 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
7. Het eerste lid is niet van toepassing bij een vervreemding als bedoeld in artikel 57, vijfde lid, van de Pensioenwet of artikel 68, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling of bij een vermindering als bedoeld in artikel 134, eerste lid, van de Pensioenwet of artikel 129, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
B
In artikel 11a, derde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
Ba
Artikel 13bis, zesde lid, eerste volzin, komt te luiden: Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een auto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de type goedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199).
C
In artikel 18, tweede lid, onderdeel b, wordt «de 65-jarige leeftijd» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
D
Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onder 3°, wordt «de 65-jarige leeftijd» telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
2. In het vierde lid, onder 4°, wordt «de 65-jarige leeftijd» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
3. In het vierde lid, onder 5°, wordt «de 70-jarige leeftijd bereikt» vervangen door: de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
E
In artikel 18d, derde lid, wordt «de 65-jarige leeftijd» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
F
In artikel 18f, onderdelen a en c, wordt «de 65-jarige leeftijd» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
G
In artikel 22b, eerste lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
H
In artikel 23, derde lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
I
In artikel 26b, onderdelen b en c, wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel f.
J
In artikel 28, eerste lid, wordt na onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met g tot onderdelen e tot en met h, een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. aan de inspecteur opgave te verstrekken van de bij ministeriële regeling, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en na overleg met het Centraal Bureau voor de Statistiek, te bepalen gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;.
K
In artikel 28bis, eerste lid, aanhef, wordt «onderdeel f» vervangen door: onderdeel g.
L
Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. Bij ministeriële regeling wordt bepaald van welke gegevens opgave wordt verlangd in geval van een onjuiste of onvolledige aangifte en kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop, de vorm waarin en de termijnen waarbinnen die gegevens worden verstrekt.
2. De inhoudingsplichtige of gewezen inhoudingsplichtige is gehouden, al dan niet op verzoek van de inspecteur en al dan niet door middel van een correctiebericht, de juiste en volledige gegevens, bedoeld in het eerste lid, te verstrekken indien:
a. hij in het kalenderjaar met betrekking tot een aangifte over een tijdvak in het kalenderjaar constateert dat die aangifte onjuist of onvolledig is;
b. de inspecteur in het kalenderjaar met betrekking tot een aangifte over een tijdvak in het kalenderjaar constateert dat die aangifte onjuist of onvolledig is;
c. hij binnen vijf jaren na het einde van een verstreken kalenderjaar met betrekking tot een aangifte over een tijdvak in dat kalenderjaar constateert dat die aangifte onjuist of onvolledig is en:
1°. die aangifte niet is hersteld;
2°. de aangiftetermijn van de laatste aangifte over dat kalenderjaar is verstreken;
d. de inspecteur binnen vijf jaren na het einde van een verstreken kalenderjaar met betrekking tot een aangifte over een tijdvak in dat kalenderjaar constateert dat die aangifte onjuist of onvolledig is en:
1°. die aangifte niet is hersteld;
2°. de aangiftetermijn van de laatste aangifte over dat kalenderjaar is verstreken;
e. de inspecteur binnen een halfjaar na het einde van een verstreken kalenderjaar met betrekking tot een aangifte over een tijdvak in dat kalenderjaar constateert dat die aangifte onjuist of onvolledig is en:
1°. die aangifte niet is hersteld;
2°. de aangiftetermijn van de laatste aangifte over dat kalenderjaar is verstreken;
3°. de tekortkoming aan de inhoudingsplichtige of gewezen inhoudingsplichtige is toe te rekenen.
2. Het derde tot en met zesde lid vervallen, onder vernummering van het zevende tot en met elfde lid tot derde tot en met zevende lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het eerste en derde lid en een jaaropgave als bedoeld in het tweede lid zijn» vervangen door: het tweede lid is.
M
Artikel 28b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het correctiebericht, bedoeld in artikel 28a, eerste en derde lid, alsmede de jaaropgave, bedoeld in artikel 28a, tweede lid» vervangen door: de correcties, bedoeld in artikel 28a, tweede lid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 28a, eerste lid» vervangen door: artikel 28a, tweede lid, aanhef en onderdelen a en c.
3. In het derde lid wordt «artikel 28a, derde lid» vervangen door: artikel 28a, tweede lid, aanhef en onderdelen b en d.
4. In het vierde lid wordt «artikel 28a, tweede lid» vervangen door: artikel 28a, tweede lid, aanhef en onderdeel e.
N
In artikel 28c, eerste en tweede lid, wordt «onderdeel f» vervangen door: onderdeel g.
O
In artikel 29, derde lid, wordt «onderdelen a en d» vervangen door: onderdelen a en e.
Oa
Na artikel 38k wordt een artikel toegevoegd:
P
Aan artikel 39d wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij toepassing van dit artikel wordt artikel 19g, achtste lid, zoals dat luidde op 31 december 2011, vanaf 1 januari 2013 als volgt gelezen:
8. De ingevolge de levensloopregeling opgebouwde voorziening wordt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, maar uiterlijk op de dag voorafgaand aan het ingaan van het ouderdomspensioen aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer.
In de Wet op de loonbelasting 1964 komt artikel 28, eerste lid, onderdeel e (nieuw), met ingang van 1 januari 2014 te luiden:
e. aan de werknemer opgave te verstrekken van het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon, de op dat loon ingehouden belasting en premie voor de volksverzekeringen, de op dat loon ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de over dat loon door de inhoudingsplichtige verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de met de loonbelasting en premie volksverzekeringen verrekende arbeidskorting;.
In de Wet op de loonbelasting 1964 vervalt per 1 januari 2016 artikel 38l.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. De premies die op grond van dit hoofdstuk worden geheven worden per loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het tweede lid vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken van het kalenderjaar.
2. Het vierde lid (nieuw), tweede volzin, komt te luiden: In de te stellen regels wordt uitgegaan van een totaal loonbedrag in een kalenderjaar, dat niet hoger is dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, waarbij niet meer dan één keer rekening wordt gehouden met dat bedrag en waarbij het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.
B
In artikel 59, tweede lid, wordt «de uitnodiging tot het doen van aangifte» vervangen door: de uitnodiging tot het doen van aangifte, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,.
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, worden met werknemers gelijkgesteld: deelnemers aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
B
In artikel 10a, derde lid, onderdeel b, wordt «waarbij de artikelen 12b en 12c buiten toepassing blijven» vervangen door: waarbij artikel 12b buiten toepassing blijft.
C
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Ingeval een belastingplichtige (moedermaatschappij) de juridische en economische eigendom bezit van ten minste 95 percent van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van een andere belastingplichtige (dochtermaatschappij)» vervangen door: Ingeval een belastingplichtige (moedermaatschappij) de juridische en economische eigendom bezit van ten minste 95 percent van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van een andere belastingplichtige (dochtermaatschappij) en dit bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtermaatschappij vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van de dochtermaatschappij,.
2. In het vierde lid wordt vóór de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven voor de beoordeling of een naar buitenlands recht opgericht lichaam naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een naar Nederlands recht opgericht lichaam als bedoeld in het derde lid, onderdelen d en e.». Voorts wordt «Bij algemene maatregel van bestuur kunnen» vervangen door: Tevens kunnen bij algemene maatregel van bestuur.
3. In het tiende lid vervalt onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b tot en met i tot onderdelen a tot en met h.
De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, eerste lid, tweede en derde volzin, vervalt.
B
In artikel 11a, tweede lid, tweede volzin, wordt «en vervolgens verminderd met het bedrag waarvoor niet in Nederland wonende of gevestigde uiteindelijke gerechtigden – anderen dan bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid – die een belang hebben in de inhoudingsplichtige, bij dooruitdeling van de opbrengst waarop de bronheffing betrekking heeft, op grond van de Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: en vervolgens verminderd met het bedrag waarvoor uiteindelijke gerechtigden die een belang hebben in de inhoudingsplichtige, bij dooruitdeling van de opbrengst waarop de bronheffing betrekking heeft, op grond van artikel 10, de Belastingregeling voor het Koninkrijk.
De Wet op de kansspelen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 33f wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het tweede lid worden, onder vernummering van het derde tot en met negende lid tot achtste tot en met veertiende lid, vijf leden ingevoegd, luidende:
3. Overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie te stellen regels verstrekt de vergunninghouder op de daarbij vastgestelde wijze en binnen de daarbij vastgestelde termijn de gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van de heffing van belang kunnen zijn en verstrekt hij op verzoek van de kansspelautoriteit de nadere gegevens en bescheiden die de kansspelautoriteit voor de vaststelling van de kansspelheffing behoeft.
4. Indien de vergunninghouder niet binnen de daartoe gestelde termijn de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, heeft verstrekt of kennelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, kan de kansspelautoriteit een schatting doen van de gegevens die voor de vaststelling van de heffing van belang zijn.
5. De kansspelautoriteit kan een voorlopige kansspelheffing opleggen tot ten hoogste het bedrag waarop de kansspelheffing met toepassing van de verrekening, bedoeld in het zesde lid, van eerdere voorlopige kansspelheffingen vermoedelijk zal worden vastgesteld. Indien het bedrag in termijnen kan worden betaald, vermeldt de beschikking de te betalen geldsommen en de termijnen waarbinnen de betalingen moeten plaatsvinden. De voorlopige heffing wordt niet vastgesteld voor aanvang van het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft.
6. De voorlopige kansspelheffing wordt verrekend met de kansspelheffing.
7. De kansspelheffing en de voorlopige kansspelheffing kunnen bij dwangbevel worden ingevorderd.
2. Het negende tot en met dertiende lid (nieuw) vervallen, onder vernummering van het veertiende lid (nieuw) tot negende lid.
B
Na artikel 33f wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, kan persoonsgegevens, daaronder begrepen strafrechtelijke persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens, verwerken, voor zover die verwerking noodzakelijk is voor:
a. de uitvoering van deze wet;
b. het toezicht op naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde of aan de op grond van deze wet verleende vergunning verbonden voorschriften;
c. de handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde of aan de op grond van deze wet verleende vergunning verbonden voorschriften.
2. De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, en de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 34, verstrekken elkaar de gegevens die deze behoeven ter uitvoering van hun wettelijke taken.
3. Onze Minister van Veiligheid en Justitie, de rijksbelastingdienst, de Inspectie SZW en andere in het reglement, bedoeld in het zesde lid, aangewezen bestuursorganen en toezichthouders zijn bevoegd uit eigen beweging of verplicht desgevraagd de raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, en de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 34, de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taken. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, en van andere, bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen nummers.
4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet verwerkt voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de uitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt, daartoe noodzaakt.
5. De in het tweede en derde lid bedoelde gegevensverstrekking vindt niet plaats indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene daardoor onevenredig wordt geschaad.
6. De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, beschikt over een reglement waarin in ieder geval regels zijn gesteld met betrekking tot de wijze waarop:
a. de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt;
b. de persoonsgegevens door passende technische en organisatorische maatregelen worden beveiligd tegen verlies of onrechtmatige verwerking;
c. wordt gewaarborgd dat de verwerkte persoonsgegevens slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verzameld of voor zover het verwerken met dat doel verenigbaar is, alsmede hoe daarop wordt toegezien.
7. Het reglement, bedoeld in het zesde lid, bevat voorts regels met betrekking tot de bestuursorganen, toezichthouders, instanties of personen waarmee gegevens kunnen worden uitgewisseld, de wijze waarop gegevens kunnen worden verstrekt en de doorlevering en vernietiging van gegevens.
8. Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vorige leden.
9. De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, is verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
C
Artikel 34c vervalt.
In de Successiewet 1956 wordt artikel 33 als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 5° wordt «35 jaar» vervangen door: 40 jaar.
2. In onderdeel 6°, aanhef, wordt «35 jaar» vervangen door: 40 jaar.
3. In onderdeel 6°, onder b, wordt «het bedrag is geschonken ter zake van de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2011» vervangen door: een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is geschonken of een bedrag is geschonken ter zake van de verwerving van een zodanige eigen woning.
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid wordt «waarvoor eerder teruggaaf van belasting is verleend op de voet van artikel 14a, eerste lid,» vervangen door: waarvoor eerder een verzoek om teruggaaf van belasting kon worden gedaan op de voet van artikel 14a, eerste lid,.
2. In het achtste lid wordt «waarvoor eerder teruggaaf van belasting is verleend op de voet van artikel 14a, eerste of tweede lid,» vervangen door: waarvoor eerder een verzoek om teruggaaf van belasting kon worden gedaan op de voet van artikel 14a, eerste of tweede lid,.
B
Artikel 9, tiende lid, komt te luiden:
10. Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een personenauto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de type goedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199). Indien de meting mede met LPG of aardgas als brandstof is uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de auto met LPG of aardgas als brandstofsoort gehanteerd.
C
Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «de inkoopwaarde in Nederland» vervangen door: de som van de catalogusprijs, bedoeld in artikel 9, vierde lid, en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
2. De tweede volzin vervalt.
D
In artikel 10a, eerste lid, wordt «voorafgaand aan de heffing artikel 14a is toegepast» vervangen door «voorafgaand aan de heffing voor dat motorrijtuig een verzoek om teruggaaf van de belasting kon worden gedaan op de voet van artikel 14a, eerste of tweede lid,» en wordt «feitelijke» vervangen door: feitelijk.
E
Artikel 10b, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien het bedrag van de belasting op enig tijdstip sinds eerste ingebruikneming van een gebruikt motorrijtuig, ingevolge de wettelijke bepalingen met betrekking tot de maatstaf van heffing en het tarief zoals die op dat tijdstip golden, lager is dan het bedrag van de belasting ingevolge artikel 9, na toepassing van artikel 9b, kan, in afwijking van artikel 10, eerste lid, dat lagere bedrag aan belasting worden toegepast.
F
Artikel 14b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «wordt verhuurd aan een inwoner van Nederland door een in die andere staat gevestigde ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968» vervangen door «ter beschikking wordt gesteld aan een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam door een in die andere staat wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam» en wordt «de overeengekomen huurperiode» vervangen door: de overeengekomen periode van terbeschikkingstelling.
2. In het tweede en derde lid wordt «huurperiode» telkens vervangen door: periode van terbeschikkingstelling.
3. In het vierde lid wordt «huurperiode» vervangen door «periode van terbeschikkingstelling» en wordt «de huurder van het motorrijtuig» vervangen door: degene aan wie het motorrijtuig ter beschikking is gesteld.
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12 wordt «met ingang van de dag waarop het gebruik van de weg met het motorrijtuig wordt geconstateerd» vervangen door: met ingang van de dag waarop het gebruik van de weg in Nederland aanvangt.
B
In artikel 13, eerste lid, wordt «met ingang van de dag van het gebruik van de weg in Nederland» vervangen door: met ingang van de dag waarop het gebruik van de weg in Nederland aanvangt en, zolang het motorrijtuig in Nederland feitelijk ter beschikking staat, telkenmale drie maanden later.
C
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven» vervangen door «het motorrijtuig» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven, dan wel een motorrijtuig dat in het buitenland is geregistreerd, wordt de teruggaaf op verzoek verleend.
2. In het derde lid wordt «voor een motorrijtuig waarvoor geen kenteken was opgegeven» vervangen door: voor een motorrijtuig waarvoor geen kenteken was opgegeven, dan wel voor een motorrijtuig dat in het buitenland was geregistreerd.
D
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen,».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de schorsing binnen een maand eindigt.
E
Artikel 23, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. voor de personenauto een typegoedkeuring is verleend als bedoeld in artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van die wet, met toepassing van de normen zoals die zijn neergelegd in de Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199);.
F
Artikel 35a komt te luiden:
Indien een voor een motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994 binnen een maand eindigt, anders dan als bedoeld in artikel 68, eerste lid, onderdelen c en d, van die wet, wordt de belasting waarvan krachtens artikel 20, tweede lid, teruggaaf is verleend alsmede de te weinig geheven belasting nageheven.
G
In artikel 37d, derde lid, wordt «genoemd in het eerste lid» vervangen door: genoemd in het tweede lid.
Ga
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
Vrijstelling van belasting wordt verleend voor:.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorwaarden en beperkingen gesteld met betrekking tot de vrijstelling van belasting, bedoeld in het eerste lid.
H
In artikel 72 wordt het aansluitend aan het tweede lid opgenomen derde lid vernummerd tot vijfde lid en geplaatst na het vierde lid.
In de Wet belasting zware motorrijtuigen komt artikel 8 te luiden:
Als degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft, wordt beschouwd degene ten aanzien van wie het gebruik van de autosnelweg is geconstateerd, met dien verstande dat ingeval het gebruik van de autosnelweg met een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig wordt geconstateerd zonder dat gevorderd wordt het motorrijtuig te doen stilstaan, degene op wiens naam het buitenlandse kenteken is gesteld wordt beschouwd als degene ten aanzien van wie het gebruik van de autosnelweg is geconstateerd.
De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5, vierde lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. 3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00;.
B
Artikel 7, tiende lid, komt te luiden:
10. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op bier dat afkomstig is uit een brouwerij buiten Nederland.
C
In artikel 28, tweede en zesde lid, wordt «minerale oliën van GN-code 3811» vervangen door: minerale oliën van GN-codes 3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00.
D
Artikel 36, vierde lid, komt te luiden:
4. De gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs wordt uiterlijk op 15 januari van elk jaar gepubliceerd op basis van alle tot verbruik uitgeslagen sigaretten respectievelijk rooktabak in de periode van 1 oktober tot en met 30 september voorafgaand aan de datum van publicatie.
E
Artikel 52, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen b tot en met f worden geletterd c tot en met g.
2. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. bij toepassing van artikel 2c: op het tijdstip van de vaststelling van de in artikel 2c bedoelde onregelmatigheid;.
F
Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 53, eerste lid, en van artikel 10, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de accijns op aangifte voldaan:
a. bij toepassing van artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met d, en, voor zover het een geregistreerde geadresseerde betreft, onderdeel e: uiterlijk op de dag na het in artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met e, bedoelde tijdstip;
b. bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdelen a, c, d en e: uiterlijk op de dag na het in artikel 52, derde lid, onderdelen a, c, d en e, bedoelde tijdstip;
c. bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel b, voor zover het een ander dan de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats betreft: binnen één maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel b, bedoelde tijdstip;
d. bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel g: binnen één maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel g, bedoelde tijdstip.
2. Het derde lid vervalt.
G
In artikel 64, eerste lid, onderdeel f, wordt «die kennelijk zijn bestemd» vervangen door: die uitsluitend zijn bestemd.
H
Artikel 65, derde lid, komt te luiden:
3. Behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen is degene die accijnsgoederen met vrijstelling van accijns betrekt in het bezit van een daartoe strekkende vergunning.
I
Artikel 72 komt te luiden:
J
In artikel 75, eerste lid, onderdeel c, wordt «die buiten Nederland» vervangen door: dat buiten Nederland.
K
In artikel 95a, eerste lid, wordt «de kalendermaand» vervangen door: de tweede kalendermaand.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 47 komen de leden na het derde lid te luiden:
4. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid, onderdeel p.
5. Met betrekking tot aardgas wordt onder distributienet verstaan een gastransportnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet.
6. Indien in een tijdvak van 18 maanden een of meerdere voorschotnota’s worden uitgereikt dan wel een of meerdere voorschotbedragen worden ontvangen en uiterlijk binnen 13 weken na afloop van dat tijdvak geen eindfactuur wordt uitgereikt, wordt dat tijdvak van 18 maanden aangemerkt als verbruiksperiode.
7. Met betrekking tot elektriciteit wordt onder directe lijn verstaan een directe lijn als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ar, van de Elektriciteitswet 1998.
8. Met betrekking tot aardgas wordt onder directe lijn verstaan een directe lijn als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel an, van de Gaswet.
B
Artikel 64, tweede lid, komt te luiden:
2. Als installatie met een elektrisch rendement van minimaal 30 percent wordt aangemerkt een installatie met een gemiddeld gebruik van aardgas met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 megajoule per Nm3, van maximaal 0,38 Nm3 aardgas per opgewekte kWh. Bij aardgas met een bovenste verbrandingswaarde die lager of hoger is dan 35,17 megajoule per Nm3, wordt de in de eerste volzin genoemde maximale hoeveelheid naar evenredigheid verhoogd, onderscheidenlijk verlaagd.
C
In artikel 90 wordt «59, eerste en derde lid en artikel 60, eerste lid,» vervangen door: 59, eerste en derde lid, en 60, eerste lid,.
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 4°, wordt «de daartoe bevoegde inspecteur» vervangen door: de inspecteur.
2. In het derde lid wordt na onderdeel j, onder verlettering van de onderdelen k en l tot onderdelen l en m, een onderdeel ingevoegd, luidende:
k. volkshuisvesting;.
3. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot zesde tot en met negende lid, een lid ingevoegd, luidende:
5. Een instelling die werkzaamheden verricht die gericht zijn op het bieden van volkshuisvesting als bedoeld in het derde lid, onderdeel k, kan slechts worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling, indien zij op de voet van artikel 70 van de Woningwet bij koninklijk besluit is toegelaten als instelling die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is.
4. In het negende lid (nieuw) wordt «het vierde tot en met zevende lid» vervangen door: het vierde en het zesde tot en met achtste lid.
B
Aan artikel 49a, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder werkzaamheden als bedoeld in de eerste volzin wordt mede verstaan het doen van aangifte.
C
Artikel 67a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag» vervangen door: uiterlijk bij de vaststelling van de aanslag.
2. In het tweede lid wordt «bij het vaststellen van de aanslag» vervangen door: uiterlijk bij het vaststellen van de aanslag.
D
In artikel 67ca, eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, d en e» vervangen door: de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, e en f.
E
Artikel 67fa komt te luiden:
Bij toepassing van artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervalt voor zover nodig:
a. de voorwaarde van gelijktijdigheid, bedoeld in de artikelen 67c, tweede lid, 67d, eerste lid, 67e, eerste lid, en 67f, derde lid;
b. de voorwaarde dat uiterlijk bij het vaststellen van de aanslag een verzuimboete kan worden opgelegd, bedoeld in artikel 67a, eerste lid.
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt artikel 5b met ingang van 1 januari 2014 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na onderdeel 1°, onder vernummering van de onderdelen 2°, 3°en 4° tot onderdelen 3°, 4° en 5°, een onderdeel ingevoegd, luidende:
2°. haar gegevens op elektronische wijze via internet openbaar maakt;.
2. Na het achtste lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het negende lid (nieuw) tot tiende lid, een lid ingevoegd, luidende:
9. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, die openbaar worden gemaakt, alsmede met betrekking tot de wijze waarop deze gegevens via internet openbaar worden gemaakt.
In de Invorderingswet 1990 komt artikel 70a te luiden:
Bij toepassing van de artikelen 22, derde lid, en 36, eerste en tweede lid, blijft artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag van toepassing, zoals dat artikel luidde:
a. op 31 december 2011, voor belastingaanslagen grondwaterbelasting en afvalstoffenbelasting; en
b. op 31 december 2012, voor belastingaanslagen verpakkingenbelasting.
De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
5. Voor de toepassing van het derde en vierde lid alsmede voor de toepassing van bepalingen in inkomensafhankelijke regelingen die verwijzen naar artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt onder voordeel uit sparen en beleggen mede verstaan het in het niet in Nederland belastbaar inkomen begrepen voordeel uit sparen en beleggen.
2. In het zevende lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door: zesde lid.
B
Aan artikel 18, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Indien de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner gehouden is aan de inspecteur een opgaaf te verstrekken van het niet in Nederland belastbaar inkomen en deze persoon daaraan niet, dan wel niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft voldaan, kan de Belastingdienst/Toeslagen de hoogte van de tegemoetkoming ambtshalve bepalen.
C
In artikel 40, tweede lid, vervalt «tengevolge waarvan een of meer tegemoetkomingen tot een te hoog bedrag is of zijn toegekend» en wordt «bij een herziening» vervangen door «bij een verrekening van verleende voorschotten met de toegekende tegemoetkoming of bij een herziening van een toegekende tegemoetkoming». Voorts worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: De in de eerste volzin bedoelde bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 150 procent indien binnen een periode van vijf jaren voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner is geconstateerd en de bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie wegens die eerdere overtreding onherroepelijk is geworden. De in de tweede volzin genoemde periode beslaat tien jaren indien wegens de eerdere overtreding de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner is gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
D
Na artikel 44 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Ten dienste van de vervolging en berechting van de feiten waarvan de ambtenaren, bedoeld in artikel 44, zijn belast met de opsporing kan Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ambtenaren van de Belastingdienst/Toeslagen aanwijzen die het contact onderhouden met het openbaar ministerie.
E
In artikel 47 wordt «wie het aangaat» vervangen door «die het aangaat» en wordt «artikel 7, derde of vierde lid,» vervangen door: artikel 7, derde of vierde lid, artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag of artikel 1, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget.
In de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt artikel 7 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt «staat» vervangen door: lidstaat.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister kan een bevoegde autoriteit van een andere staat uit eigen beweging inlichtingen verstrekken die voor haar van belang kunnen zijn bij de bepaling van een belastingschuld in de gevallen waarin:
a. vermoed wordt dat in de staat van de bevoegde autoriteit ten onrechte een vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting zou worden verleend dan wel heffing van belasting ten onrechte achterwege zou blijven ingeval de inlichtingen niet zouden zijn verstrekt;
b. in Nederland een vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting is verleend die van invloed kan zijn op de belastingheffing in de staat van die bevoegde autoriteit;
c. in Nederland rechtshandelingen of andere handelingen zijn verricht met het doel de heffing van belasting in de staat van de bevoegde autoriteit geheel of ten dele onmogelijk te maken;
d. zulks overigens naar het oordeel van Onze Minister is geboden.
In de Belastingwet BES wordt artikel 6.7i als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel i, wordt «telecommunicatiediensten» vervangen door: telecommunicatiediensten als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel r, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid worden de diensten, genoemd in dat lid, die worden verricht voor een andere dan ondernemer, verricht in een openbaar lichaam, wanneer het werkelijk gebruik en de werkelijke exploitatie in dat openbaar lichaam plaatsvinden.
De Douane- en Accijnswet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.115 wordt «krachtens dit hoofdstuk» vervangen door: krachtens deze wet.
B
Artikel 4.3 komt te luiden:
C
Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «het in strijd met artikel 4.6 vervaardigen van een accijnsgoed» vervangen door: het vervaardigen van een accijnsgoed buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen.
2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een plaats buiten de BES eilanden.
3. Het tweede lid, onderdelen c en d, vervallen.
4. In het derde lid wordt «De voorwaarden als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: De voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,.
D
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 4.48 zijn de bepalingen van deze wet inzake de heffing van invoerrecht van overeenkomstige toepassing ter zake van de heffing van accijns bij invoer.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk niet als invoer aangemerkt het brengen van een accijnsgoed vanuit een plaats buiten de BES eilanden of vanuit een plaats voor tijdelijke opslag dan wel vanuit een douane-entrepot of een handels- en dienstenentrepot naar een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen.
3. In het derde lid wordt «De voorwaarden, bedoeld in het tweede lid» vervangen door: De voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,.
E
In artikel 4.8, eerste lid, aanhef, vervalt «bij een temperatuur van 15° C».
F
Artikel 4.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «overige alcoholhoudende dranken» vervangen door: alcoholhoudende dranken.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. andere alcoholhoudende producten met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol.
G
Artikel 4.17 komt te luiden:
1. De accijns bedraagt per 100 sigaretten:
a. indien vervaardigd op Bonaire voor een Bonairiaans merk: USD 5,34;
b. indien vervaardigd op Bonaire voor een niet-Bonairiaans merk: USD 7,01;
c. in geval van invoer: USD 8,69.
2. Voor de berekening van de accijns wordt een sigaret als bedoeld in artikel 4.16 aangemerkt als twee sigaretten wanneer deze, zonder filter of mondstuk, meer dan 8 cm doch niet meer dan 11 cm lang is en als drie sigaretten wanneer deze, zonder filter of mondstuk, meer dan 11 cm doch niet meer dan 14 cm lang is, enzovoort.
H
In artikel 4.24, eerste lid, aanhef, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
I
Aan artikel 4.34 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de accijns geheven:
van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats dan wel in voorkomend geval van de vergunninghouder van het douane-entrepot of van het handels- en dienstenentrepot;
van degene die een accijnsgoed vervaardigt of heeft vervaardigd, of die een accijnsgoed voorhanden heeft of heeft gehad dat niet overeenkomstig de bepalingen van deze wet in de heffing is betrokken, dan wel van een ieder als bedoeld in artikel 4.45.
J
Artikel 4.35 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien het tijdstip van het ontstaan van de verschuldigdheid van accijns niet kan worden vastgesteld, geldt als tijdstip de dag waarop de inspecteur de verschuldigdheid heeft vastgesteld.
K
Artikel 4.46 vervalt.
L
Artikel 4.47 vervalt.
M
Artikel 4.49 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. wordt gebruikt als brandstof voor schepen, andere dan pleziervaartuigen;.
3. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. wordt gebruikt voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, andere dan plezierluchtvaartuigen.
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder een pleziervaartuig of een plezierluchtvaartuig verstaan: een vaartuig respectievelijk een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.
3. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
N
Artikel 4.50 komt te luiden:
O
Artikel 4.50a komt te luiden:
1. Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van accijns verleend voor:
a. accijnsgoederen die naar een plaats buiten de BES eilanden zijn gebracht;
b. benzine die wordt gebruikt voor een van de doeleinden als bedoeld in artikel 4.49, eerste lid, onderdelen b tot en met d.
2. Teruggaaf van accijns wordt verleend tot ten hoogste het bedrag dat aan accijns is voldaan.
3. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
In de Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt in hoofdstuk II, artikel XVI, onderdeel B, «telecommunicatiediensten» vervangen door: telecommunicatiediensten als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel r, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
De Wet werken aan winst wordt als volgt gewijzigd:
A
De in artikel II, onderdeel M, opgenomen afdeling 2.4 van hoofdstuk II van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vervalt.
B
Artikel XIII, vijfde lid, vervalt.
In de wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (Stb. 2008, 269) vervalt artikel III.
[vervallen]
In Overige fiscale maatregelen 2011 vervalt artikel IA.
De Wet uniformering loonbegrip wordt als volgt gewijzigd:
A
In het in artikel II, onderdeel D, opgenomen artikel 42, eerste lid, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet wordt «tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin deze de leeftijd van 65 jaar bereikt» vervangen door: tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip.
B
In het in artikel III, onderdeel K, opgenomen artikel 22b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt «€ 884» vervangen door «€ 962» en wordt «€ 34 934» telkens vervangen door: € 35 450.
C
Artikel XXX wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel F, onder 4, vervalt.
2. In het in onderdeel G opgenomen artikel 8.17, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «€ 884» vervangen door «€ 962» en wordt «€ 34 934» telkens vervangen door: € 35 450.
3. Onderdeel I, onder 4, vervalt.
4. Onderdeel I, onder 5, komt te luiden:
5. Het zesde lid vervalt, onder vernummering van het zevende lid tot zesde lid.
D
In artikel XXXVIII, eerste lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
E
In artikel XXXIX, eerste lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.
Het Belastingplan 2012 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan het in artikel VII, onderdeel B, opgenomen artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij toepassing van dit artikel wordt artikel 19g, achtste lid, zoals dat op 31 december 2011 luidde, vanaf 1 januari 2013 als volgt gelezen:
8. De ingevolge de levensloopregeling opgebouwde voorziening wordt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, maar uiterlijk op de dag voorafgaand aan het ingaan van het ouderdomspensioen aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer.
Aa
Artikel XVIII, onderdeel A, vervalt.
B
In artikel XX, eerste lid, wordt in de tabel in de tweede kolom het bedrag van € 239,89, behorende bij een toegestane maximum massa van 15 000 tot 23 000 kilogram, vervangen door: € 193,56.
Ba
Aan het in artikel XXVIII, onderdeel E, opgenomen artikel 30g, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt een volzin toegevoegd, luidende: De renteberekening heeft als grondslag het te betalen bedrag aan belasting.
C
Artikel XXXIV wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt «Artikel I» vervangen door «Artikel 1» en wordt «, zoals dat artikel en dat hoofdstuk luidden» vervangen door «en de op dat hoofdstuk berustende bepalingen, zoals dat artikel, dat hoofdstuk en die bepalingen luidden». Voorts worden aan het eerste lid twee volzinnen toegevoegd, luidende: In afwijking in zoverre van de eerste volzin blijft de regeling inzake het rentepercentage van de heffingsrente van artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals dat luidde op 31 december 2012, slechts van toepassing ter zake van renteperiodes die zijn gelegen vóór 1 januari 2013. Voor zover een renteperiode is gelegen na 31 december 2012, geldt de regeling inzake het rentepercentage, zoals die regeling luidt met ingang van 1 januari 2013.
2. In het tweede lid wordt «beschikkingen» vervangen door «beschikkingen alsmede teruggaafbeschikkingen op grond van de artikelen 236, 237 en 238 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992, L 302) met betrekking tot uitnodigingen tot betaling met een dagtekening die is gelegen vóór 1 januari 2013,». Voorts wordt in het tweede lid «, zoals dat hoofdstuk luidde» vervangen door: en de op dat hoofdstuk berustende bepalingen, zoals dat hoofdstuk en die bepalingen luidden.
De Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel I, onderdeel N, wordt «€ 436» vervangen door: € 452.
A
Na artikel XX wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Hoofdstuk III en artikel 91 van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIII, en de daarop berustende bepalingen blijven van toepassing met betrekking tot leveringen van leidingwater die hebben plaatsgevonden vóór de dag van inwerkingtreding van artikel XIII.
2. Voor het op verzoek verlenen van teruggaaf van belasting op leidingwater voor zover de door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedragen niet zijn en niet zullen worden ontvangen, blijven artikel 92 van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIII, en de daarop berustende bepalingen, van toepassing tot en met twee jaren na de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIII.
B
Artikel XXI, tweede lid, komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XIII en XXa in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Het koninklijk besluit van 24 augustus 2004 tot wijziging van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (Stb. 2004, 435) wordt goedgekeurd.
De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «in een kalenderjaar vastgestelde bedrag» vervangen door: met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde inhoudingsplichtige genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het derde of vierde lid vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken van het kalenderjaar.
3. In het zesde lid wordt «tweede en vijfde lid» vervangen door: tweede, derde en vierde lid.
B
In artikel 43, derde lid, wordt «in een kalenderjaar vastgestelde bedrag» vervangen door: met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
In de Wet op de zorgtoeslag wordt aan artikel 2a, eerste lid, een volzin toegevoegd, luidende: Bij de bepaling van de grondslag, bedoeld in de vorige volzin, wordt geen rekening gehouden met de vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
In de Wet op het kindgebonden budget wordt aan artikel 1, vierde lid, een volzin toegevoegd, luidende: Bij de bepaling van de grondslag, bedoeld in de vorige volzin, wordt geen rekening gehouden met de vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
In de Wet werk en bijstand wordt artikel 38 als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met ingang van de dag waarop het netto minimumloon wijzigt, worden de normen, genoemd in de artikelen 21, 22 en 23, eerste lid, en het bedrag, genoemd in artikel 25, tweede lid, herzien met het percentage van deze wijziging.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
In de Pensioenwet wordt aan artikel 63 een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, kan de mate van variatie uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden vastgesteld indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2013.
In de Pensioenwet vervalt per 1 januari 2016 artikel 63, derde lid.
In de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt aan artikel 75 een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, kan de mate van variatie uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden vastgesteld indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2013.
In de Wet verplichte beroepspensioenregeling vervalt per 1 januari 2016 artikel 75, derde lid.
1. Met betrekking tot kolen die vóór 1 januari 2013 zijn uitgeslagen of ingevoerd met vrijstelling van kolenbelasting op grond van artikel 44, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag en die op of na 1 januari 2013 in een opslagplaats voorhanden zijn, wordt kolenbelasting geheven naar het tarief, genoemd in artikel 43 van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals dit geldt op 1 januari 2013 na indexering.
2. Artikel 84a van de Wet op de accijns, met uitzondering van het eerste lid, eerste alinea en het tweede lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op de heffing van kolenbelasting, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat de verwijzing in artikel 84a, tweede lid, van de Wet op de accijns naar het eerste lid van dat artikel moet worden gelezen als een verwijzing naar het eerste lid van dit artikel.
1. De artikelen 80, 86 en 87a tot en met 87d van de Wet belastingen op milieugrondslag en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op 31 december 2012, blijven van toepassing op verpakkingen als bedoeld in artikel 87a van die wet, zoals deze luidde op 31 december 2012, van producten die na 31 december 2012 maar vóór 1 april 2013 door een producent ter beschikking worden gesteld aan een belastingplichtige of ondernemer als bedoeld in hoofdstuk VIII van de Wet belastingen op milieugrondslag zoals dit luidde op 31 december 2012. Het voorgaande geldt niet voor producten waarop vóór 1 januari 2013 een regeling krachtens artikel 88a van de Wet belastingen op milieugrondslag van toepassing was.
2. Artikel 89, vierde en vijfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals deze luidden op 31 december 2012, blijven van toepassing voor zover de verschuldigdheid van de verpakkingenbelasting vóór 1 januari 2013 is ontstaan.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot verzoeken om teruggaaf ingevolge het eerste lid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 14 januari 2011 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector) (Kamerstukken 32 600) tot wet wordt verheven, wordt in bijlage 1 van die wet «als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door: als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat:
a. met betrekking tot de heffing van kansspelheffing over tijdvakken die voor 1 januari 2013 zijn geëindigd:
1°. artikel 33f, derde tot en met zesde lid, van de Wet op de kansspelen, zoals dit luidde op 31 december 2012, van toepassing blijft;
2°. artikel 33f, derde tot en met zesde lid en achtste lid, van de Wet op de kansspelen niet van toepassing is;
b. aanmaningen of dwangbevelen die door de ontvanger, bedoeld in artikel 33f, zevende lid, van de Wet op de kansspelen, zoals dit luidde op 31 december 2012, voor 1 januari 2013 zijn verzonden, onderscheidenlijk uitgevaardigd, geacht worden te zijn verzonden, onderscheidenlijk uitgevaardigd, door het met ingang van 1 januari 2013 bevoegde bestuursorgaan;
c. artikel XVII, onderdeel B, voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot tegemoetkomingen waarvoor een verzoek om opgaaf is gedaan op of na 1 januari 2013;
d. artikel XXV, onderdelen A, B en C, toepassing vindt voordat de artikelen II, onderdeel D, III, onderdeel K, en XXX, onderdeel G, van de Wet uniformering loonbegrip worden toegepast;
e. artikel XXVI, onderdelen Ba en C, toepassing vindt voordat de artikelen XXVIII, onderdeel E, en XXXIV van het Belastingplan 2012 worden toegepast.
2. Artikel XIV, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2012.
3. Artikel XIII, onderdeel A, werkt terug tot en met 20 juli 2012.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33403-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.