33 400 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2013

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2012

Tijdens de wetgevingsoverleggen van 3 december jl. over Personeel en Materieel heb ik toegezegd de Kamer op korte termijn over enkele onderwerpen nader te informeren. Hierbij doe ik deze toezeggingen gestand.

Meerjarenraming wervingskosten

In de defensiebegroting zijn in artikel 10, Centraal Apparaat, door extrapolatie van de budgetten van 2016 naar 2017 abusievelijk de middelen voor de SBK-regeling in de post overige exploitatie verwerkt. Deze hadden moeten worden verwerkt in de post pensioenen, wachtgelden en uitkeringen. In de begroting 2014 zal dit voor het jaar 2017 worden gecorrigeerd. Het totale bedrag voor artikel 10, Centraal Apparaat, blijft onveranderd.

Het wervingsbudget maakt geen deel uit van het budget van artikel 10. Het budget voor werving is ondergebracht bij de operationele commando’s. Het wervingsbudget voor 2013 bedraagt € 20,6 miljoen en loopt op tot € 22,8 miljoen in 2017.

Zesmaandenregeling bij herplaatsing

Het lid Hachchi (D66) heeft haar zorgen geuit over de bemiddeling van oudere medewerkers naar een baan buiten de organisatie. Het betrof de aard en duur van de nieuwe betrekking van deze defensiemedewerkers.

Het uitgangspunt van de herplaatsing is een volwaardige en passende functie. De herplaatsing wordt succesvol geacht als de medewerker is herplaatst op een passende functie met een minimale duur van zes maanden. Het is gebruikelijk bij een arbeidsovereenkomst van zes maanden te spreken van een succesvolle bemiddeling.

USG heeft hierbij een contractuele inspanningsverplichting, garanties op ander werk kunnen niet worden gegeven. Het is mogelijk dat een oud-defensiemedewerker na zes maanden werkloos wordt. In het Sociaal Beleidskader (SBK 2012) is een voorziening opgenomen waardoor in voorkomend geval de oud-medewerker aanspraak kan maken op een bovenwettelijke uitkering. Ook kan de herplaatsingsinspanning door Defensie worden voortgezet. De betrokkenheid van Defensie eindigt dus niet bij het ontslag uit de (militaire) dienst.

Hoogleraren Nederlandse Defensieacademie (NLDA)

De Nederlandse Defensieacademie is niet uitgezonderd van de reorganisaties bij Defensie. Als gevolg van de reorganisatie, en daarnaast ook door een wijziging van de opleidingsstructuur, zal het totale NLDA-formatiebestand inclusief de hoogleraren en universitair hoofddocenten kleiner worden. Voor de samenstelling van het toekomstige bestand aan hoogleraren en universitair hoofddocenten zijn het academisch niveau, de kennis en de ervaring als wetenschapper maatgevend voor de rang of schaal en niet de uitgangspunten van de numerus fixus.

Toezeggingen en moties op personeelsgebied

Evenals voorgaande jaren is een overzicht van de stand van zaken van de moties en toezeggingen als bijlage opgenomen in de defensiebegroting. Van de moties en toezeggingen die betrekking hebben op personeel is een geactualiseerd overzicht in bijlage gevoegd bij deze brief.1 Hieronder wordt op een aantal ontwikkelingen ingegaan.

Faciliteiten Turkse dienstplicht. De Kamer is met de brief van 21 september jl. (Kamerstuk 33 400 X, nr. 3) geïnformeerd over de uitvoering van de twee relevante moties. Ik ben voornemens mijn Turkse ambtgenoot te vragen hoe het staat met de toezegging van de vice-premier Bozdag die de regeling aan de orde zou stellen bij de verantwoordelijke minister. Voorts wil ik de afschaffing van de regeling opnieuw aan de orde stellen bij de centrales van overheidspersoneel. Omdat bij deze regeling geen sprake is van een operationeel belang kan ik het instemmingsvereiste van de bonden niet terzijde schuiven.

Certificering opleidingen. De certificering van de onderofficiersopleiding aan de Koninklijke Militaire School zal in het eerste kwartaal 2013 zijn voltooid. De medewerkers zullen na een korte scholing een MBO-diploma ontvangen. In samenwerking met de ROC’s zal de certificering van andere opleidingen ter hand worden genomen. Een certificering duurt gemiddeld zestien weken, een ROC investeert hierin 750 mensuren.

Budget internationale veiligheid

Het lid Knops (CDA) heeft gevraagd naar het nieuwe budget Internationale veiligheid en de gang van zaken rondom HGIS. In het regeerakkoord is afgesproken dat vanaf 2014 structureel een budget van € 250 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor internationale veiligheid. In 2013 gelden nog de huidige afspraken betreffende de HGIS-voorziening voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties. De komende tijd zullen de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de minister van Buitenlandse Zaken en ik de afspraken nader uitwerken en de Kamer daarover informeren.

UAV’s

Tijdens het wetgevingsoverleg Materieel zijn de fractiewoordvoerders ingegaan op uiteenlopende aspecten van onbemande vliegtuigen (Unmanned Aerial Vehicles, UAV’s).

Rechtmatigheid gebruik UAV’s. Ten aanzien van de internationale discussie over de rechtmatigheid van het gebruik van onbemande vliegtuigen kan ik u berichten dat de minister van Buitenlandse Zaken op korte termijn de Kamer hierover nader zal informeren in de beantwoording van de vragen van de leden Van Bommel en Van Dijk (kenmerk 2012Z16537 en kenmerk 2012Z19179).

Tijdsduur aanpassing MALE UAV. Met de A-brief van 14 december 2011 (Kamerstuk 30 806, nr. 10) is de Kamer geïnformeerd over de behoeftestellingsfase van het project Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle (MALE UAV). Defensie heeft behoefte aan een MALE UAV voor waarneming en inlichtingenvergaring (surveillance and reconnaissance). Bewapening is niet aan de orde. Indien in de toekomst alsnog een behoefte aan een bewapende UAV zou worden geformuleerd, moet deze met het nu aan te schaffen onbewapende systeem eenvoudig kunnen worden vervuld. In geval van een dergelijke behoefte zal de Kamer hierover worden geïnformeerd volgens de regels van het Defensie Materieel Proces (DMP).

Vooralsnog is niet duidelijk hoeveel tijd een dergelijke aanpassing van de MALE UAV zou kosten. Dit is vooral afhankelijk van het uiteindelijk gekozen type. Verder zou ook personeel moeten worden opgeleid voor de gewapende inzet en dit zal enige tijd kosten. De uiteindelijke keuze voor een product en een leverancier wordt gemaakt in de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase). Over de resultaten van de D-fase zal ik de Kamer naar verwachting in 2014 informeren. Bij die gelegenheid zal ik tevens ingaan op de benodigde tijd voor een aanpassing van de MALE UAV voor gewapende inzet.

Inzet MALE UAV in Nederlandse luchtruim. Het is op dit moment al mogelijk UAV’s overal in het Nederlandse luchtruim in te zetten. In dergelijke gevallen is het nodig delen van het luchtruim hiervoor vrij te maken, de zogenoemde segregated area’s. De Kamer is hierover onder meer geïnformeerd met de genoemde A-brief van december 2011. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer het luchtruim voor de UAV’s en dat voor het burgerluchtverkeer volledig kunnen worden geïntegreerd. Dit wordt momenteel in Europees verband en door de Verenigde Staten onderzocht. In de volgende fasen van het project MALE UAV zal ik de Kamer over de voortgang van de luchtruimintegratie informeren.

Bezuinigingen op materieelprojecten

Het lid Van Dijk (SP) heeft verzocht om een overzicht van de bezuinigingen op de projecten in planning, en van afwijkingen in de kosten van projecten in realisatie.

Hiervoor is in eerste instantie van belang Annex B («Overzicht van aanpassingen in het investeringsplan van Defensie») van de beleidsbrief van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1) waarnaar ik bij deze verwijs. In deze beleidsbrief zijn de bezuinigingen verwerkt als gevolg van het regeerakkoord van het kabinet Rutte I. De maatregelen van de beleidsbrief hebben hun weerslag gevonden in de begroting 2012. Ten aanzien van de strategische materieelprojecten zijn de bijzonderheden verwerkt in het Materieelprojectenoverzicht (MPO) van Prinsjesdag 2011 (Kamerstuk 27 830, nr. 90).

Na september 2011 zijn er veranderingen geweest zowel bij enkele projecten in planning als bij enkele projecten in realisatie. Ik zal ingaan op beide categorieën projecten.

Projecten in planning. Zoals bekend wordt van dergelijke projecten om commercieel vertrouwelijke redenen alleen een financiële bandbreedte openbaar gemaakt. De wijzigingen sinds september 2011 betreffen twee projecten waarvan het budget is verlaagd.

  • Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) blok 3. Het projectvolume is nog tijdens de behoeftestellingsfase met ongeveer een kwart verminderd, onder meer door een deel van het te verrichten onderzoek op een andere wijze te financieren. De bandbreedte van het project blijft € 50 – € 100 miljoen. De Kamer heeft over het uiteindelijke resultaat van de behoeftestellingsfase op 2 november jl. de A-brief ontvangen. Het uiteindelijke projectbudget is vermeld in de commercieel vertrouwelijke brief met kenmerk BS2012027304.

  • Joint Fires. Dit project had in september 2011 nog een budget in de bandbreedte van € 25 – € 50 miljoen. Sindsdien is het projectbudget met ongeveer 15 procent verlaagd. De aan te schaffen voertuigen zijn geschrapt omdat als gevolg van de reorganisatie bij Defensie voldoende andere voertuigen beschikbaar zijn. Als gevolg daarvan bedraagt het nieuwe projectbudget minder dan € 25 miljoen en zal het project niet meer apart worden verantwoord in de ontwerpbegroting en evenmin worden opgenomen in het MPO.

Projecten in realisatie. De tabel in bijlage 2 1 bevat financiële wijzigingen in strategische materieelprojecten in realisatie die zijn opgetreden na september 2011. Het gaat om de verschillen tussen de stand van de ontwerpbegroting 2012 (MPO van september 2011) en die van de ontwerpbegroting 2013 (MPO van september 2012, Kamerstuk 27 830, nr. 105). De wijzigingen zijn in de tabel toegelicht.

De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven