33 400 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013

Nr. 88 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 januari 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 18 december 2012 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 5 juli 2012, Standpunt over toekomst forensisch onderzoek, (33 000-VI, nr. 106).

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 5 november 2012, Reactie op de brief van The Maastricht Forensic Institute (TMFI) inzake de toekomst van het forensisch onderzoek, (33 400-VI, nr. 8).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Nava

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van der Steur, Recourt, De Wit, Helder en Jadnanansing,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 17.14 uur

De voorzitter: Ik heet de minister, zijn ambtenaren, het publiek op de tribune en mijn collega's van harte welkom. De spreektijd is vijf minuten.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Voor de VVD-fractie is forensisch onderzoek van ontzettend groot belang. Het kan bijdragen aan het oplossen van misdrijven, aan het berechten van misdadigers, maar heel belangrijk is dat forensisch onderzoek een rol kan vervullen bij het vrijspreken van verdachten, door vast te stellen dat iemand het niet heeft gedaan. Om die reden is de VVD-fractie van oordeel dat hoge kwaliteit bij het forensisch onderzoek in Nederland essentieel is. Dat betekent dat we streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit en capaciteit.

Het was dan ook goed nieuws voor de VVD-fractie dat de pilot succesvol was. Daarbij waren er meerdere aanbieders op die markt, met name voor diensten die ook door het Nederlands Forensisch Instituut worden aangeboden, zoals DNA-onderzoek. We hebben gezien dat er meer capaciteit en meer kwaliteit was doordat er meerdere aanbieders waren. De doorlooptijden zijn afgenomen en er is een leercurve bij het NFI, zodat dat wat meer klantgericht en klantvriendelijk zal zijn, zoals het zelf ook toegeeft. Uit de hoorzitting die wij hebben georganiseerd, kwam heel duidelijk naar voren dat de pilot een succes was, dat de onderzoeksresultaten kloppen en dat meerdere aanbieders de benodigde kwaliteit bij de contraexpertise kunnen bevorderen.

Ik zei al aan het begin dat een van de belangrijke taken van forensisch onderzoek is het bijstaan of vrijspreken van verdachten door advocaten in het strafproces. Die contraexpertise kun je alleen op een kwalitatief hoogwaardig niveau doen als er voldoende deskundigen zijn die ook buiten het NFI opereren. Om die reden is de VVD-fractie van mening dat er een structurele oplossing gevonden zou moeten worden, zodat er meerdere aanbieders zijn voor forensisch onderzoek, naast het NFI. Ik voel mij ook gesterkt door de opmerkingen van andere partijen in deze Kamer, die belang hechten aan dezelfde uitgangspunten. Is de minister bereid te bezien of er een structurele oplossing kan worden gevonden voor meerdere aanbieders op die markt van forensisch onderzoek? Kan de financiering die bij de pilot bestond, voor een behoorlijke tijd worden voortgezet, terwijl dat onderzoek wordt gedaan? Is de minister ook bereid om fors te investeren in forensische onderzoekskwaliteit en -capaciteit bij de politie, nu de keuze voor de nationale politie is gemaakt? Kan de minister toezeggen dat hij integraal naar dit fenomeen kijkt, waarbij alle uitgangspunten die belangrijk worden gevonden door de Kamer worden gecombineerd? Wat ons betreft moet het doel zijn dat er een level playing field ontstaat voor het Openbaar Ministerie en voor de politie, zodat men meerdere keuzes heeft die even zwaar wegen, evenveel kosten en op dezelfde manier kunnen worden uitgevoerd.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. In grote lijnen ben ik het eens met wat mijn collega Van der Steur heeft gezegd. Nog een enkel accent. Ik begin ook met het grote belang van forensisch onderzoek en de bewijsmiddelen die daaruit voortkomen. Je ziet dat forensisch onderzoek steeds dominanter wordt bij de bewijslevering in strafzaken en dat deze minder leunen op getuigenverklaringen, hoewel deze ook belangrijk blijven.

Om de woorden van Den Uyl aan te halen: twee dingen. Het is uitstekend dat het NFI een kosten/bateninstelling blijft die aan de overheid gebonden blijft, want dat is om een heel aantal redenen van belang. Wij waren ook gecharmeerd door de pilot, omdat de tijdsduur van een standaard-DNA-onderzoek van weken naar dagen of zelfs uren is gegaan. Dat komt niet alleen door de techniek, maar ook doordat men elkaar door concurrentie scherp houdt. Meerdere spelers op die markt is op lange termijn een wens van de Partij van de Arbeid. Voor de pilot leverde het NFI gratis diensten, terwijl je voor de andere aanbieders moest betalen. De pilot heeft daar in zekere zin wijziging in gebracht. Per januari dreigt dat op te houden. Ik zou graag zien dat daarvoor een oplossing wordt gezocht.

Het tweede onderwerp is de politie. We hebben gelezen dat de politie tien laboratoria gaat opstarten. Op zichzelf kan ik mij daar iets bij voorstellen, als het gaat om opsporingsactiviteiten. De analyse vind ik al een stuk moeilijker worden. Uit mijn eigen tijd in de justitieketen weet ik dat politieorganisaties heel graag zelf dingen doen en ook graag met elkaar concurreren. Misschien brengt de nationale politie daarin verbetering, maar ik maak mij toch wel enige zorgen. Ik vraag de minister of hij op termijn kan aangeven hoe dat precies wordt opgepakt. Doet de politie dat landelijk of gaan tien korpsen los van elkaar aan de slag, terwijl zij daarbij ook gaan concurreren? Hoe doet de politie dat ten opzichte van het NFI en andere aanbieders? Het is niet efficiënt en niet handig om zaken dubbel te regelen.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. De pilot over de inschakeling van particuliere forensische onderzoeksinstituten was succesvol. Mijn fractie vindt het onlogisch en onverstandig om die pilot te beëindigen. Voor iedereen die aan de pilot heeft meegedaan, was de conclusie dat de pilot succesvol was. In het rondetafelgesprek is gebleken dat het NFI qua capaciteit behoefte heeft aan instellingen buiten het NFI die opdrachten kunnen aannemen. Sterker nog, tijdens dat gesprek zei het NFI dat het goed was als er andere instituten bij betrokken blijven, om te voorkomen dat we opnieuw te maken krijgen met plankzaken, of nog meer plankzaken dan er nu al zijn.

Mijn fractie vond het een goed idee om die pilot in te stellen en het succes is overduidelijk. Mijn fractie is er voorstander van om dit op de een of andere manier te bestendigen. Ik spreek in navolging van velen tijdens het rondetafelgesprek liever niet van marktwerking, maar wel van samenwerking tussen NFI en andere instituten die belangrijke bijdragen kunnen leveren op deelonderwerpen. In dat opzicht ben ik het eens met wat de heer Van der Steur heeft benadrukt, dat het financieel mogelijk moet blijven te maken om de pilot te continueren. Mijn fractie is daar erg voor. Ik ben ook heel benieuwd naar het antwoord van de minister daarover.

Tijdens het rondetafelgesprek is ons gezegd dat we de onderzoeksruimten bij de politie geen laboratoria mogen noemen. Mijn fractie is daar geen voorstander van, want wij vinden dat vragen om problemen. Als je bekijkt waar dingen fout zijn gegaan, is dat toch vaak doordat er een splitsing wordt aangebracht en er dingen fout zijn gegaan op het politiebureau. Dat wil niet zeggen dat elders niet ook fouten gemaakt kunnen worden, maar dat is een groot risico, als we een splitsing gaan aanbrengen tussen de eerste en de tweede lijn, zoals wij in de stukken hebben kunnen lezen. Mijn fractie is er niet voor om het forensisch onderzoek of het sporenonderzoek voor een gedeelte bij het politiebureau neer te leggen. De politie houdt zich bezig met de opsporing en het onderzoek moet je aan anderen overlaten. Daarover hoor ik graag het oordeel van de minister.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Als laatste spreker kan ik de inleidende tekst over de pilot weglaten, maar in aansluiting op de voorgaande sprekers merk ik op dat de uitkomst positief is. Geconcludeerd wordt dat er behoefte bestaat aan de snelheid, flexibiliteit, klantgerichtheid en specialistische kennis die deze particuliere instellingen kunnen bieden. Naar de mening van de PVV doet de minister niets met die positieve resultaten van de pilot, behalve erkennen dat zij positief waren. Vervolgens verwijst hij naar het budget dat politie en Openbaar Ministerie hebben om zelf een particulier instituut in te huren, maar dat gaat af van hun eigen budget. Is hij het met de PVV eens dat, als het van hun eigen budget afgaat, de kans klein is dat er gebruik van wordt gemaakt?

Volgens de PVV-fractie is dit wel een klap in het gezicht van de instituten en degenen die het evaluatieonderzoek hebben gedaan. Laat er geen misverstand over bestaan, ook de PVV vindt dat het NFI goed werk levert, maar de particuliere instituten leveren wel degelijk een bijdrage en die moet ook beschikbaar blijven, en niet alleen voor het geval dat het NFI mogelijk weer overbelast raakt. Laten we niet vergeten dat een van de redenen voor de pilot was de werkdruk bij het NFI en de vertraging in strafzaken die daardoor was ontstaan, want zo gaat dat nu eenmaal.

Marktwerking in dit soort precaire zaken is natuurlijk niet goed, maar het is ook niet goed om die particuliere instituten aan hun lot over te laten. De particuliere instituten moeten hun werkkennis en ervaring wel op peil houden. Plat gezegd: dan moet je werk hebben. Is de minister bereid om een tussenweg te zoeken? Mijn fractie denkt dan aan het zoeken van budget bij de nationale politie. Als ik het goed begrijp, wordt er 20 miljoen euro beschikbaar gesteld om in elke politieregio zogenoemde vooronderzoekskamers in te richten. In zijn brief noemt de minister de situatie in Engeland. De PVV is bang dat de situatie die zich daar heeft voorgedaan, ook in Nederland kan ontstaan. Volgens de PVV moet het geld niet daaraan worden besteed, maar aan de instituten die er al zijn en die hun nut hebben bewezen. Ik hoor graag een reactie van de minister op deze twee punten.

Bij een werkbezoek aan het NFI is gebleken dat enkele korpsen weigeren het DNA van agenten in de zogenaamde eliminatiedatabank op te nemen. De PVV-fractie is blij dat de minister de korpsen met klem heeft verzocht om alsnog het DNA van de medewerkers in de databank op te nemen. Mijn vraag aan de minister is of de databank nu compleet is. Staat iedereen erin? Als dat niet het geval is, denk ik toch aan een motie, want het is belangrijk dat de opsporing niet wordt vertraagd of uiteindelijk bijna op een dood spoor wordt gezet.

Het NFI werkt niet op commerciële basis voor derden, omdat een uitvoerende dienst van de overheid naar de mening van de minister nadrukkelijk gericht moet blijven op een goede publieke taakuitvoering. Dat is begrijpelijk, maar ook een beetje jammer, want de vraag van derden zorgt ook voor innovatie. De minister heeft bezwaar tegen marktwerking, omdat hij vreest dat er dan wordt bezuinigd op innovatie. Gezien die vrees vraag ik aan de minister waarom hij tegen het verrichten van diensten aan derden door het NFI is.

De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Ik constateer dat de minister meteen kan antwoorden.

Minister Opstelten: Mevrouw de voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor de grote betrokkenheid bij het forensisch onderzoek. Ik moet zeggen dat ik in dit debat ook weer nieuwe aspecten heb ontdekt, door hen ingegeven. Die betrokkenheid is zeer terecht, want forensisch onderzoek speelt een cruciale rol in het strafproces en die rol zal alleen maar toenemen door nieuwe mogelijkheden. Een effectief en efficiënt ingericht forensisch onderzoek is van groot belang voor een goed functionerende strafrechtketen, en dat is een van de topprioriteiten van ons kabinet. Procesinnovatie kan daarbij een belangrijke rol spelen en zal bij de maatregelen ter versterking van de prestaties van de strafrechtketen zeer bruikbaar zijn. Ik heb de Kamer daarover geïnformeerd in mijn brief van 23 november. Procesinnovatie bij het NFI heeft geleid tot nieuwe sprintproducten, waardoor een DNA-rapportage binnen 6 uur beschikbaar kan zijn, en tot verlaging van de gemiddelde levertijd van 120 naar 12 dagen. Dat zijn mooie getallen, die mij altijd bij blijven, zo zit ik in elkaar. Dat is een heel sterke performance. Ik kan zeggen dat het NFI heel goed werkt, maar dat er terecht veel belangstelling en betrokkenheid voor is.

De pilot met betrekking tot de uitbesteding van forensisch onderzoek aan particuliere onderzoekinstituten heeft bruikbare informatie opgeleverd. Het was verrassend om te zien dat in totaal 19 particuliere instituten zijn ingeschakeld voor de meest uiteenlopende onderzoeken. Deze instituten hebben tot tevredenheid van politie, OM en de advocatuur rapportages geleverd. Daarmee is een goede basis gelegd voor de toekomstige inschakeling van particuliere instituten. Wat mij opviel in persoonlijke gesprekken met particuliere instituten was de grote bereidheid tot samenwerking met politie, Openbaar Ministerie en het NFI. Mijn conclusie is dat het een goede zaak is dat onderzoeken ook bij andere forensische instituten dan het NFI kunnen worden ondergebracht. Naar behoefte kunnen politie, OM, rechtspraak en advocatuur gebruikmaken van particuliere instituten.

In mijn brieven van 5 juli en 5 november heb ik de inrichting van het forensisch onderzoek voor de toekomst geschetst. Het NFI is voor de politie en het Openbaar Ministerie hoofdleverancier. Politie en het OM werken nauw samen met het NFI om de juiste vragen op het juiste moment beantwoord te krijgen. In de Service Level Agreements maken politie en Openbaar Ministerie jaarlijkse afspraken met het NFI over te leveren produkten en diensten. Goed samenspel tussen tactische en technische recherche en het NFI is essentieel voor een doelmatige opsporing. Daarnaast is er ook ruimte voor politie en Openbaar Ministerie om waar nodig en mogelijk particuliere instituten in te schakelen. Ik noem dat met de kanttekeningen die daarbij zijn gemaakt door de leden, met name door mevrouw Helder. Die instituten zullen wel zelf voor de omzet moeten zorgen, eventueel ook in het buitenland. Ik denk dat het daarom van belang is om daar nog over te spreken.

De heer Van der Steur vraagt net als de andere leden om een regeling voor structurele, blijvende inschakeling van particuliere instituten. Die vraag zet mij ook aan het denken. De ontwikkelingen staan niet stil. Het is ongelofelijk belangrijk om ervoor te zorgen dat we de kwaliteit die er is, niet laten weglopen. Ik zal er goed naar kijken en er een voorstel over doen. Het forensisch onderzoek is bij het NFI in goede handen, dat vinden we allemaal. Niet voor niets werd de baas van het NFI genomineerd als overheidsmanager van het jaar. Hij is het niet geworden, maar toch. Wie van u kan zeggen dat hij daarvoor genomineerd is? Politie en Openbaar Ministerie werken goed samen met het NFI en vinden dat ook.

Er is opgemerkt dat adequate voorzieningen noodzakelijk zijn voor tegenonderzoek, speciale onderzoeksgebieden en de opvang van eventuele capaciteitstekorten. Ik merk hierover op dat de particuliere instituten ook goed werk leveren en dat we moeten bezien welke mogelijkheden er zijn voor raamcontracten met hen.

De leden hebben een aantal overwegingen genoemd die ik zelf ook in gedachten had, zoals dat de nationale politie per 1 januari gaat starten. Dat geeft een nieuwe dimensie aan dit hele beeld. Dat leidt tot een stevige, landelijke aansturing, zeg ik tegen de heer Recourt. Het zijn niet tien regio's, maar tien regionale eenheden die landelijk aangestuurd worden. Het Inrichtingsplan Nationale Politie vermeldt tien regionale eenheden bij de politie, met onderzoeksruimten voor DNA-vooronderzoek, verdovende middelen en indicatief vooronderzoek. Die werkzaamheden zullen natuurlijk goed moeten worden afgestemd op het werk dat het NFI en andere onderzoeksinstituten doen, anders lopen we de risico's die de heer De Wit heeft genoemd.

Ik stel het volgende voor. Er komt een businesscase, waarin de gewenste inrichting van die regionale onderzoeksruimte bij de politie wordt beschreven, in afstemming met de andere beschikbare kennis. Ik wil zeker weten dat de risico's waarover de heer De Wit en mevrouw Helder spraken, zich niet kunnen voordoen. In die businesscase wordt opgenomen hoe optimale aansluiting te bereiken tussen werkzaamheden in de onderzoeksruimten van de politie, bij het NFI en die door particuliere onderzoeksinstituten worden verricht. De mogelijkheden voor raamcontracten zullen in beeld worden gebracht. Deze businesscase rond de politie zal medio 2013 gereed zijn.

Parallel aan het opstellen van de businesscase zal de interimregeling inschakeling particuliere instituten worden doorgezet in geheel 2013. Deze laten wij dus doorlopen, in tegenstelling tot wat ik daarover schreef in mijn brief van juli. Dan hebben alle partijen de ruimte om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie, mede op basis van de uitkomsten van de businesscase. Het opstellen van de businesscase en het totale concept worden integraal bekeken en begeleid door een zware commissie, zoals de heer Van der Steur vroeg. Ik zal een onafhankelijke commissie instellen, die mij adviseert over de in de toekomst gewenste inrichting, dan kunnen wij eind volgend jaar de knoop doorhakken. Op die manier loopt er geen kwaliteit weg, maken we geen fouten bij de inrichting van de nationale politie en zijn we stevig bezig op deze terreinen. Ik vind dat goed en belangrijk en ik zal zorgen dat daarvoor de nodige financiering beschikbaar komt.

De heer Van der Steur, de heer Recourt en de heer De Wit hebben heel specifieke vragen gesteld over de politie. Wat doet de politie eraan om meer kennis op te bouwen aan de vraagzijde, om beter en gerichter vragen te kunnen stellen aan de onderzoekers? Er is een programma forensische opsporing opgezet voor de kwaliteitsontwikkeling bij de politie. Met het OM, de tactische recherche en de politie wordt gewerkt aan een betere vraagarticulatie. Dat is ook belangrijk. De forensische coördinator is de persoon bij de politie die doorgaans de vragen stelt aan de onderzoekers. De rol van deze forensisch coördinator wordt nu doorontwikkeld. Er is een nieuwe opleiding voor forensisch coördinator in ontwikkeling, waarin onder andere aan dit onderwerp aandacht wordt besteed.

Ik kan nog een heel verhaal houden over die tien onderzoeksruimten, maar ik zou zeggen: geef ze een kans. De opvatting van velen binnen het OM en de politie is dat dit zou moeten gebeuren. Ik heb niet begrepen dat het NFI daar grote bezwaren tegen heeft, maar geef ze wel de kans om dat in te brengen. We moeten daar verstandig mee omgaan. De kans op contaminatie moet natuurlijk niet bestaan, want daarmee zouden we afdoen aan de noodzakelijke kwaliteit.

Mevrouw Helder vroeg naar de stand van zaken bij de eliminatiedatabank. Naar aanleiding van de brief van 5 juli is er een brief gestuurd door de portefeuillehouder naar de korpschefs, met het verzoek om met medewerkers in gesprek te gaan en hen te overtuigen van de professionele noodzaak om op basis van vrijwilligheid DNA-materiaal af te staan ten behoeve van de eliminatiedatabank. Tevens werd aan de korpschefs gevraagd om nieuw personeel, voorafgaand aan de aanstelling, te vragen of men bereid is het eigen DNA-profiel in de databank te laten opnemen. Dit heeft geresulteerd in een databank van 690 medewerkers op het terrein van forensisch onderzoek. Ik constateer dat deze vrijwillige lijn leidt tot een gestage vulling van de databank.

De pilot is niet voor niets geweest, dat moge duidelijk zijn. «Bekend maakt bemind», dat is bij de leden van deze commissie in ieder geval goed gelukt en bij mij uiteindelijk ook. Hiermee is een goede basis gelegd voor de toekomstige inschakeling en betrokkenheid van particuliere instituten.

Er is ook nog een vraag gesteld over NFI in de markt. Aangezien het NFI geen marktactiviteiten bij of krachtens de wet zijn opgedragen, beslis ik wat het NFI aan marktactiviteiten mag verrichten. Omdat bij deze keuze van primair belang is dat de aandacht van het NFI als baten/lastendienst gericht blijft op een goede publieke taakuitvoering, is het type betalende klanten waarvoor het NFI mag werken, beperkt. Dat heeft tot gevolg dat het NFI zich niet mag begeven op de commerciële civiele markt, maar uitsluitend diensten of producten mag aanbieden aan in de Regeling taken NFI genoemde afnemers. Ik ben wel bereid, als we de totaliteit bekijken, om hier door zo'n commissie even het licht over te laten schijnen. We zijn nu bezig met het integrale concept. Dat verdient ook goede aandacht.

De voorzitter: Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de minister. Ik constateer dat er behoefte is aan een korte tweede termijn.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn inbreng. We hebben in de afgelopen anderhalf jaar veelvuldig met elkaar van gedachten gewisseld over forensisch onderzoek. Ik zie dit als een heel belangrijke stap in de richting die de VVD-fractie voor ogen heeft, gegeven de twee uitgangspunten die ik heb geschetst: de hoogste kwaliteit, maar ook ruime capaciteit en de mogelijkheid voor deugdelijke en deskundige contraexpertise. Ik ben erg blij met de toezegging dat de financiële regeling die er was, wordt voortgezet, zodat er tijd is om even goed na te denken over de inbedding van de forensische onderzoeksruimten – zo noem ik ze maar even, maar ik vind het gewoon laboratoria, maar dat terzijde – bij de nationale politie. De minister zegt terecht dat bij de businesscase wordt gekeken of dit wel verstandig is. Ik weet bijvoorbeeld dat uit de literatuur blijkt dat in Amerika elk afzonderlijk korps een eigen onderzoeksruimte heeft en dat dit een drama is. Dat wil niet zeggen dat wij dezelfde fout in Nederland zouden maken, maar ik denk dat het goed is om hier nog eens integraal naar te kijken. Ik ben daar blij mee.

Ik ben ook blij met de gedachte dat er een deugdelijke commissie komt die mogelijke raamcontracten in de toekomst bekijkt. Dat is wat de VVD-fractie voor ogen staat. Ik begrijp dat voor de andere partijen ook geldt dat zij deze discussie willen beëindigen. We weten allemaal waar we heen willen, namelijk naar meerdere aanbieders op die markt voor forensische diensten, wat een nogal rare markt is. We willen in ieder geval dat door meerdere aanbieders kan worden voldaan aan de vraag die er is. Ik ben de minister zeer dankbaar voor zijn toezeggingen. Ik heb een VAO aangekondigd, maar daar zal ik verder geen opvolging aan geven.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ook van mijn zijde dank aan de minister dat we komend jaar door kunnen en dan ook goed bekijken hoe we het gaan regelen. Dat is een heel verstandige aanpak, want uiteindelijk gaat het erom de optimale lijn te krijgen in de keten, zodat de politie op het plaats delict optimaal sporen veilig kan stellen, met deskundigen erbij, enzovoorts.

Ik heb nog een heel klein vraagje. Ik hoorde de minister over de onderzoeksruimten zeggen dat er medio 2013 een businesscase komt. Het lijkt mij logisch, maar voor de zekerheid vraag ik het nog even, dat er tot die tijd geen investeringen worden gedaan die in de businesscase mogelijk weer ontraden worden, met het oog op een financieel verstandige aanpak. Dat is de enige vraag die ik nog heb. We gaan op een verstandige manier verder met dit dossier.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. Mijn fractie is verheugd dat de minister mogelijkheden ziet en ervan overtuigd is geraakt dat het zinvol is om de particuliere instellingen de komende periode de ruimte te geven. Ik denk dat dit heel belangrijk is, gezien de vele zaken die er spelen bij het forensisch onderzoek. Ik kreeg de indruk uit de inbreng van het Openbaar Ministerie bij het rondetafelgesprek dat het daar als gegeven wordt gezien dat er plankzaken zijn, dat je moet selecteren en prioriteiten moet aanbrengen. Ik denk dat dit een belangrijke mogelijkheid is om dat zo veel mogelijk te voorkomen. Dat is voor mij een belangrijk argument om dit experiment van harte te ondersteunen, in de hoop dat er een definitieve oplossing tot stand komt. Ik had dezelfde vraag als mijn buurman, de heer Recourt, over de financiering van die tien onderzoeksbureaus of laboratoria bij de politie. Ik benadruk dat betrokkenen in het rondetafelgesprek naar voren hebben gebracht dat je moet zoeken naar de precieze afbakening van de taken van zo'n politieonderzoeksbureau, vanwege het risico dat belangrijke bewijsmiddelen kwijtraken of verkeerd worden aangeleverd of dat niet wordt voldaan aan de vraag waar men eigenlijk mee zit. Het is goed om daar heel goed naar te kijken. Voor mij is van essentieel belang, het veld gehoord hebbende, om te voorkomen dat door splitsing dingen foutlopen in zo'n onderzoek zodat we straks met de gebakken peren zitten. Ik ben heel benieuwd waar we uitkomen en ik wacht de nadere berichten van de minister daarover af.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dank aan de minister voor de toezegging. Het is goed om te zien dat de partijen die hier zitten, het op zo'n belangrijk punt eens zijn. Dat is ook wel een keer mooi om te zien. De minister heeft er heel kort duidelijkheid over verschaft, dat is ook een goed punt. Er is nog een vraag opengebleven met betrekking tot de eliminatiedatabank. Mijn fractie vindt dat toch wel heel belangrijk en de minister ook, want in zijn brief schrijft hij over het grote belang dat informatie wordt geleverd aan de eliminatiedatabank om problemen door contaminatie te voorkomen. Ik waardeer het dat de minister daar met klem naar vraagt, maar mijn vraag is of hij iets meer kan toezeggen. Het is toch te weinig, want de minister zegt dat het leidt tot een gestage invulling van de databank. De PVV ziet liever een volle databank, met alle politiemedewerkers en hulpverleners die op een plaats delict kunnen komen. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister en anders overweeg ik toch om in een VAO een motie in te dienen.

Minister Opstelten: Voorzitter. We zijn het eigenlijk totaal eens. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun interventies, want zij hebben mij toch verder aan het denken gezet over de inrichting van de nationale politie, het succes van de pilot en de snelle ontwikkeling die zich voordoet. Ons eigen NFI neemt kwalitatief internationaal gezien een buitengewoon belangrijke positie in, dat mag ook wel even gezegd worden. Ons land is echt een topspeler op dit terrein en dat moeten we nog verder opbouwen. Het is ook belangrijk dat we nooit Amerikaanse toestanden of andere toestanden kunnen krijgen. Wij hebben vanaf 1 januari één Nederlandse politie, die centraal wordt aangestuurd op dit punt, en dat is in Amerika totaal niet het geval. Daar schrik je inderdaad van, maar dat kan hier niet gebeuren. Mijn argumenten zijn ingegeven door de kwaliteit die wij hebben en die wij moeten vasthouden en uitbouwen bij het forensisch onderzoek. Alle partijen die beschikbaar zijn, moeten daarin een rol kunnen spelen. Die mogelijkheid wil ik bieden, dus ik kom terug op mijn brief van 5 juli, mede dankzij de strenge, duidelijke en zeer eensgezinde interventies.

De heer Recourt en de heer De Wit hebben gevraagd om geen investeringen te doen die in verband met de businesscase straks desinvesteringen zouden blijken te zijn. Ik zeg toe dat we dat niet gaan doen. We zullen hier goed aan vasthouden. Het gaat er niet zozeer om dat anders plankzaken ontstaan als wel zaken van iets mindere prioriteit, in de termen van het OM, dat deze ook best aan zouden kunnen. Ik heb daarnaar gevraagd, want plankzaken moeten we voorkomen. In het komend jaar zullen we tot een precieze afbakening moeten komen, zoals de heer De Wit zo scherp formuleert.

Tot slot de eliminatiedatabank. Ik heb er echt heel veel vertrouwen in dat de nationale politie – dat is iets anders dan 26 verschillende korpsen – zal zorgen voor afdoende registratie in de eliminatiedatabank. Ik hoop dat mevrouw Helder van mij wil aannemen dat er geen aanleiding is, dat heb ik wel gecheckt, om vooruit te lopen op eventuele maatregelen, als dat niet zou lukken. Dat zouden we niet moeten doen. Ik denk dat we wat dat betreft de lijn van de politie moeten volgen. Ik heb er vertrouwen in dat dit gaat lukken. In het kader dat wij hebben afgesproken, zal ik dat blijven volgen en de Kamer daarover nader rapporteren.

De voorzitter: Dan zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de minister. Ik heb geen punten meer die ik nader met u moet delen. Ik dank de minister, zijn ambtenaren, het publiek en mijn collega's. Ik zie dat mevrouw Helder nog vraagt om een brief om de toezegging te verhelderen.

Mevrouw Helder (PVV): Ik zie af van het VAO als ik de toezegging zo mag begrijpen dat de minister de Kamer rapporteert in een brief over de voortgang.

Minister Opstelten: Ik zeg toe dat ik dat zal doen. Mag ik even voor mij houden op welk moment ik dat doe?

Mevrouw Helder (PVV): In 2013.

Minister Opstelten: Jazeker. Als u mij die ruimte wil bieden, dan graag.

Sluiting 17.55 uur.

Naar boven