33 400 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2012

Graag voldoe ik aan uw verzoek van 11 oktober jl. om te reageren op de brief van The Maastricht Forensic Institute (TMFI) d.d. 27 september 2012 inzake de toekomst van het forensisch onderzoek.

In reactie op de door mij aan u gezonden brief van 5 juli jl. (Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 VI, nr. 106) gaat TMFI – mede namens Verilabs – in zijn brief in op de volgende twee punten. In de eerste plaats is het verzoek aan de politie een specifiek budget te geven om de capaciteit voor forensisch onderzoek te vergroten door de inkoop bij externe partijen. In de tweede plaats spreekt TMFI zijn verbazing uit over het voornemen van de politie om 10 forensische laboratoria te bouwen.

Mijn reactie op genoemde punten is als volgt.

1. Capaciteitsvergroting

De stelling van TMFI dat het huidige budget voor forensisch onderzoek ontoereikend is en dat de succesvol verlopen pilot met de inschakeling van particuliere instituten aanleiding geeft tot het structureel beschikbaar stellen van extra budget voor die inschakeling onderschrijf ik niet.

Het NFI maakt jaarlijks in een Service Level Agreement (SLA) afspraken met politie en Openbaar Ministerie over de besteding van het jaarbudget voor het NFI dat voor 2012 circa € 70 mln. bedraagt. Fricties tussen vraag en aanbod zijn onvermijdelijk, alleen al door de doorlopende technische innovaties. Fricties die ontstaan tijdens de looptijd van de SLA worden in overleg tussen politie en Openbaar Ministerie zo veel mogelijk opgelost. Resterende tekorten in het aanbod kunnen door politie en Openbaar Ministerie in voorkomende gevallen worden opgelost door extra forensische diensten in te kopen. De uitgevoerde pilot met de inschakeling van particuliere instituten had als neveneffect dat tijdelijk een gemarkeerd budget beschikbaar was voor forensisch onderzoek. Het doel van de pilot was echter inzicht te verkrijgen in het effect van de inschakeling van particuliere instituten op de strafrechtketen en op de kwaliteit, veiligheid van informatie en continuïteit van beschikbaarheid. Dit doel is bereikt door de uitgevoerde pilot en het daarover geschreven evaluatierapport van Pro Facto. De pilot heeft bruikbare informatie opgeleverd over de mogelijkheden die particuliere instituten bieden. Duidelijk is geworden dat die instituten naar tevredenheid van politie en Openbaar Ministerie en advocatuur rapportages leveren over door hen uitgevoerd forensisch onderzoek. Ik vind het een goede zaak dat onderzoeken ook bij andere forensische instituten dan het NFI kunnen worden ondergebracht. Wanneer dat gebeurt laat ik over aan politie en Openbaar Ministerie. Een gemarkeerd budget is daarvoor niet nodig.

Na het bekendmaken van mijn standpunt heb ik voor de resterende maanden van dit jaar aan de Landelijke Toetsingscommissie van het Openbaar Ministerie budget beschikbaar gesteld om het politie, Openbaar Ministerie en particuliere instituten mogelijk te maken zich in te stellen op de nieuwe situatie als bedoeld in mijn brief van 5 juli jl.

Naar aanleiding van de stelling van TMFI dat er maandelijks 25 tot 40 zaken niet zullen worden onderzocht als geen extra geld beschikbaar wordt gesteld merk ik op, dat politie en Openbaar Ministerie voortdurend de te onderzoeken zaken prioriteren, waarbij de ernst van het delict, de maatschappelijke onrust e.d. een rol spelen. Dat is eigen aan het werk van politie en Openbaar Ministerie. Het kan daarbij voorkomen dat bij gebrek aan capaciteit op een bepaald moment wordt besloten de zaak op een later moment aan het NFI toe te zenden of aan een ander instituut opdracht te verlenen voor onderzoek. Het NFI overlegt met politie en Openbaar Ministerie over mogelijkheden ter verbetering van de raming en benutting van de capaciteit, waardoor fricties tussen vraag en aanbod zo veel mogelijk kunnen worden voorkomen.

2. Politielaboratoria

De politie is voornemens forensische laboratoria in te richten in de regionale eenheden. Het voornemen is dat in de voorgenomen regionale FO-afdelingen en in de landelijke eenheid als basisexpertise wordt voorzien in laboratorium-werkzaamheden voor DNA-vooronderzoek, verdovende middelen en indicatief vooronderzoek. De achtergrond hiervan is dat daardoor de snelheid en doelgerichtheid van de opsporingsoperatie kunnen worden vergroot. Tevens zal het een verlichting geven van de administratieve lasten, omdat de politie op basis van een vooronderzoek een meer concrete selectievraag aan het NFI kan stellen. Uiteraard blijft in veel gevallen aansluitend op het vooronderzoek de inschakeling noodzakelijk van deskundigen die zijn verbonden aan het NFI of andere instituten. Zij voeren nog steeds de selectieonderzoeken uit, als vervolg op de vooronderzoeken. De invulling van de mogelijkheid van regionale laboratoria is in ontwikkeling en wordt nog nader uitgewerkt. De stelling van TMFI dat voor genoemde werkzaamheden beter gebruik zou kunnen worden gemaakt van de faciliteiten van TMFI en Verilabs onderschrijf ik niet. In de eerste plaats staat het NFI ter beschikking van de politie. In de tweede plaats merk ik op, dat als politie en Openbaar Ministerie andere laboratoria dan het NFI willen inschakelen, zij de vrijheid hebben te kiezen uit binnen- en buitenlandse laboratoria die aan de kwaliteitseisen voldoen. TMFI en Verilabs hebben geen bevoorrechte positie. Voor de goede orde wijs ik erop dat uit de evaluatie van de pilot is gebleken dat in totaal 19 andere instituten dan het NFI opdrachten voor politie en Openbaar Ministerie hebben uitgevoerd, wat duidelijk maakt dat er een grote diversiteit is aan onderzoeksinstituten en onderzoeksgebieden.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven