33 400 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013

Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2012

In opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is door de Universiteit Leiden, afdeling staats- en bestuursrecht van het instituut publiekrecht, een vergelijkend onderzoek verricht naar wetgevingsprocessen in Finland, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk als inspiratie voor versnelling van het wetgevingsproces in Nederland. Dat onderzoek treft u hierbij aan.1 Doel van het onderzoek was om aan de hand van een aantal thema's, zoals duur, toegankelijkheid, interactie tussen actoren en het gebruik van ict, een beter inzicht te krijgen in de aard van het wetgevingsproces en de mogelijkheden van versnelling teneinde wetgeving toe te snijden op veranderende omstandigheden.

Een eerste bevinding is dat de wel gehoorde opvatting dat het wetgevingsproces in Nederland traag en omslachtig is, door het onderzoek niet wordt bevestigd. De laatste jaren is in de verschillende fasen van het wetgevingsproces versnelling tot stand gebracht. Dat geldt met name ook voor de parlementaire fase. Winst is volgens het onderzoek te boeken in de voorbereidende fase. Gewezen wordt op in het Verenigd Koninkrijk gebruikte formele systemen van prioritering, planning, «regelgevingsbudgetten» (beperking in het aantal te behandelen wetsvoorstellen) alsmede het toepassen van een valbijlprocedure (het automatisch vervallen van aanhangige wetgeving bij kabinetswisseling) en formele versnelde wetgevingsprocedures.

Ik ben mij ervan bewust dat de opdracht waar dit kabinet voor staat ook noodzaakt tot strakke sturing van het wetgevingsproces om uitvoering te kunnen geven aan de regeerakkoordafspraken. Het kabinet heeft zich voorgenomen om in het eerste jaar na aantreden in ieder geval bij de Tweede Kamer in te dienen de wetsvoorstellen waaraan een bezuinigingstaak van meer dan 50 mln is verbonden. Kritisch is gekeken naar de bij het aantreden van dit kabinet liggende beleids- en wetgevingsvoorstellen en is de vraag onder ogen gezien of voortzetting werkelijk noodzakelijk is. Dus een materiële valbijlprocedure. Op deze wijze is ruimte geschapen om prioriteit te geven aan de voorstellen waar dit kabinet zich uitdrukkelijk aan gecommitteerd heeft. Met de onderzoekers meen ik dat aan een formele versnelde wetgevingsprocedure geen dringende behoefte bestaat. De ervaring leert dat met de beide Kamers en met de Raad van State afspraken kunnen worden gemaakt over prioritaire behandeling als dat echt nodig is.

Het onderzoek constateert dat Nederland goed scoort op transparantie van het wetgevingsproces. Wel is het voor betrokkenen niet altijd makkelijk de voortgang van een wetsvoorstel te volgen. Het kabinet wil daarom in 2013 een nieuwe wetgevingskalender ontwikkelen die de voortgang van wetgevingsinitiatieven voor een breder publiek toegankelijk maakt.

Transparantie en innovatie kan volgens het onderzoek ook worden verbeterd door de inzet van ict. Dat biedt mogelijkheden tot monitoring van de voortgang, maar ook om teksten van aanhangige voorstellen beter leesbaar te maken. Binnen het programma Legis (zie Kamerstukken 31 731, A, p 8–9) zijn dergelijke instrumenten ontwikkeld.

Met de ontwikkeling van de zogenaamde wetgevingseditor wordt tegemoet gekomen aan een wens van de Eerste Kamer om de beschikbaarheid van doorlopende (geconsolideerde) wetteksten bij aanhangige wetsvoorstellen te verbeteren (Kamerstukken 32 500 VI, F). Dat vergemakkelijkt de beoordeling van voorstellen. Deze wetgevingseditor maakt het ook mogelijk om bijvoorbeeld met externe geïnteresseerde partijen samen te werken aan wetsvoorstellen.

Het onderzoek benadrukt dat efficiencywinst in de wetgevingsprocedure met name te bereiken is door goede afstemming tussen de verschillende actoren in het proces. Daarvoor is goede reden nu het kabinet de wetsvoorstellen die uit het regeerakkoord voortvloeien zo snel mogelijk aan de Kamers wil voorleggen. Het kabinet zal graag met de beide Kamers overleggen over planning en prioritering van deze voorstellen.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven