33 400 Nota over de toestand van 's Rijks financiën

AD VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juni 2013

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief van de minister van Economische Zaken van 27 maart 20132, waarin hij reageert op de motie-Strik c.s.3 Ook hebben de leden van de commissie kennisgenomen van de brief van de minister-president van 5 april 2013 naar aanleiding van het halfjaarlijks toezeggingenrappel, voor zover deze ziet op toezegging T01624.4

Naar aanleiding van genoemde brieven zijn op 15 mei 2013 vragen gesteld aan de minister van Economische Zaken.

De minister heeft op 20 juni 2013 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Den Haag, 15 mei 2013

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 27 maart 20135, waarin u reageert op de motie-Strik c.s.6 In deze motie, waarvan uitvoering in de plenaire vergadering op 4 december 2012 is bevestigd door de minister-president7, is de regering verzocht om haar samenhangende energieverduurzamingsbeleid aan de Kamer concreet inzichtelijk te maken. Ook hebben de leden van de commissie kennisgenomen van de brief van de minister-president van 5 april 2013 naar aanleiding van het halfjaarlijks toezeggingenrappel, voor zover deze ziet op toezegging T01624.8 Naar aanleiding van genoemde brieven wensen de leden van de fracties van PvdA, PVV en GroenLinks u enkele vragen te stellen.

PvdA en GroenLinks

De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks zijn het in het algemeen eens met de doelstellingen die in uw brief worden ontvouwd. Deze leden danken u voor uw reactie op de motie-Strik c.s. en zijn u erkentelijk voor de inventarisatie van maatregelen op het gebied van het energieverduurzamingsbeleid.

Deze leden missen echter een concrete toelichting op de strategie om in de komende jaren alternatieve energiebronnen te stimuleren. Voor de subsidieregeling voor de aanschaf van zonnepanelen is in 2013 30 miljoen euro beschikbaar, zo lezen deze leden in de brief, maar wat betekent dit voor de daaropvolgende jaren? Is er sprake van gericht, consistent beleid om een bepaalde toename van zonnepanelen onder de Nederlandse huishoudens te bereiken? Hoe verhoudt het bedrag van 30 miljoen euro (ongeveer 2 euro per burger) zich tot de behoefte? De aan het woord zijnde leden stellen vast dat Duitsland al vele jaren een succesvol stimuleringsbeleid voert om individuele huishoudens over te laten gaan op zonne-energie. Nederland heeft in die tijd vrijwel stilgezeten. Zijn er voornemens om iets van de succesvolle Duitse aanpak te leren en een soortgelijk succes te realiseren?

Deze leden constateren dat in genoemde motie de regering wordt gevraagd om haar samenhangend energieverduurzamingsbeleid concreet inzichtelijk te maken. In de motie wordt in de overwegingen gewezen op bestaande regelingen in fiscaliteit en subsidiering die stimulerende dan wel remmende effecten hebben op de verduurzaming van de energievoorziening. In haar beantwoording geeft u echter geen inzicht in de remmende effecten van maatregelen. De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks vragen om alsnog dat inzicht te bieden in zowel positieve, stimulerende effecten van maatregelen als negatieve, remmende effecten. Bijvoorbeeld de effecten van de kortingen op energieheffing voor grootverbruikers en glastuinbouw. Of de grote capaciteitsuitbreiding van grootschalige fossiele energieproductie in relatie tot de uitbreiding van decentrale duurzame energieproductie. Ook is inzicht gewenst in het beleid en de inzet van financiële middelen ten behoeve van de winning van schaliegas in Nederland en de effecten daarvan op verduurzaming van het energiebeleid.

Daarnaast gaat u in de beantwoording zeer summier in op energiebesparingsbeleid, terwijl daar grote winst te behalen valt. Graag krijgen deze leden nader inzicht in maatregelen en de stimulerende en remmende effecten van deze maatregelen op energiebesparing, zowel in de gebouwde omgeving (bestaande bouw en nieuwbouw) als op het vlak van verkeer en vervoer, industrie en bedrijven, openbare ruimte, apparaten en energiegebruik door consumenten.

PVV

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering zich voor 2020 de taak gesteld heeft om een aandeel van 16% hernieuwbare energie te realiseren. Dit vraagt een enorme inspanning met torenhoge kosten. Een deel van deze uitgaven wordt bekostigd uit de SDE+-regeling. De totale uitgaven t/m 2031 betaald vanuit de SDE+-regeling en de MEP en de SDE worden geraamd op 53,51 miljard euro. Vanuit Europees perspectief bezien is Nederland verplicht om 14% hernieuwbare energie te realiseren. Dit is dus 2% minder dan Nederland wil gaan realiseren. Deze leden constateren dat als zou worden uitgegaan van de Europese verplichting, dat dan de totale kosten tot en met 2031 7,64 miljard euro lager zouden liggen en het bedrag dan 45,87 miljard euro zou zijn. Deze leden concluderen dat dit kabinet op vrijwillige basis de kosten voor duurzame energie met 7,64 miljard euro opvoert.

Naar aanleiding hiervan wensen de leden van de PVV-fractie u de volgende vragen te stellen. Waarom wordt, op vrijwillige basis, een extra bedrag van 7,64 miljard euro aan hernieuwbare energie besteed? Kan dit bedrag niet beter besteed worden aan het verhogen van de besteedbare inkomens van iedere burger? En ligt het niet voor de hand om juist die fossiele energieketens te verduurzamen? Er is immers wereldwijd nog onvoorstelbaar veel vervuiling en verspilling in deze ketens, terwijl de technologie om deze te beperken meestal gewoon voorhanden is. De leden van de PVV-fractie vragen tot slot hoe een veel te dure productie van energie tot economische groei kan leiden.

De leden van de fracties van PvdA, PVV en GroenLinks zien uw beantwoording van de door hen gestelde vragen met belangstelling tegemoet. De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken verzoeken u om deze brief uiterlijk 12 juni 2013 te beantwoorden.

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken E.M. Kneppers-Heynert

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2013

In vervolg op mijn eerdere brief van 27 maart 2013 (EK, 2012/2013, 33 400, Z) waarin ik een toelichting gaf op de doelstelling en maatregelen van het energieverduurzamingsbeleid stuur ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën, hierbij de beantwoording van de door u gestelde aanvullende vragen in uw brief van 15 mei 2013 (kenmerk 152560.01u).

Vraag PvdA en GroenLinks

De leden van de PvdA en GroenLinks vragen naar de strategie van de komende jaren om de toename van zonnepanelen onder Nederlandse huishoudens te bereiken. Zij refereren daarbij aan het aflopen van de subsidieregeling voor zonnepanelen in 2013.

Antwoord

De subsidieregeling voor zonnepanelen bij huishoudens is in juli 2012 opengesteld naar aanleiding van het Begrotingsakkoord 2013 dat met vijf Tweede Kamerfracties is gesloten. Aankondiging van die subsidieregeling leidde tot veel onrust in de zonne-energiesector. Deze sector stond al sinds 2011 op eigen benen. Een groeiend aantal zonnepanelen werd verkocht zonder subsidie. Aankondiging van de subsidieregeling leidde er echter toe dat veel consumenten hun aankoop van zonnepanelen uitstelden tot de subsidie beschikbaar was. Deze marktverstoring had nadelige effecten voor installateurs van zonnepanelen die enkele maanden zonder werk zaten. De regeling na 2013 was dan ook niet nodig, gegeven de aangetoonde bereidheid van consumenten om zonnepanelen zonder subsidie aan te schaffen alsmede de voortgaande kostendaling.

Wel werkt het kabinet conform het regeerakkoord aan een verlaagd energiebelastingtarief voor coöperaties die gezamenlijk duurzame energie opwekken in hun nabijheid. Zonne-energie-installaties zullen hier ook onder vallen.

Ten slotte komen grootschalige zonne-installaties die zijn aangesloten op een grootverbruikeraansluiting in aanmerking voor de SDE+ subsidie. Hiervoor is sinds de start van de SDE+ regeling in 2011 veel belangstelling (678 aangevraagde projecten; 50,5 MW).

Vraag PvdA en GroenLinks

De leden van PvdA en GroenLinks vragen verder om inzicht te bieden in bestaande fiscale regeling en subsidiëring die negatieve remmende dan wel positieve uitwerking hebben op de verduurzaming van de energievoorziening. Daarbij noemen deze leden specifiek de kortingen op energieheffingen voor grootverbruikers en de glastuinbouw.

Antwoord

Ter beantwoording van deze vraag wordt de tabel met regelingen zoals opgenomen in de brief aan uw Kamer van 27 maart jl. als basis genomen. Deze wordt onderstaand gecategoriseerd naar regelingen met een stimulerende werking op de verduurzaming van de energievoorziening, regelingen die remmende werking veroorzaken, maar ook naar regelingen die naar de mening van het kabinet uiteindelijk een vrijwel neutrale uitwerking hebben op de verduurzaming van de energievoorziening.

 

2013

A Regelingen met stimulerende werking op de verduurzaming van de energievoorziening

 
   

1) Subsidies

 

uitgaven duurzame energie in mln euro

– 900

wv voor SDE+ (gedekt uit de opslag voor duurzame energie)

– 100

   

Energie-innovatie duurzame energie

– 32

Topsector Energie

– 24

Duurzame warmte voor bestaande woningen

– 4

Garantstelling diepe geothermie

– 10

Elektrisch rijden

– 4

CO2-afvang en opslag

– 49

Green Deals

– 25

   

2) Belastinginkomsten gerelateerd aan energieverbruik

 

Energiebelasting

4.277

Accijns op benzine (incl. COVA)

3.941

Accijns op diesel/LPG (incl.COVA)

3.880

Kolenbelasting

105

   

3) Belastinguitgaven groene beleggingen

 

Vrijstelling Box III inkomstenbelasting

– 74

Heffingskorting

– 42

   

4) Belastinguitgaven ter bevordering van investeringen ten behoeve van het milieu

 

EIA

– 151

MIA

– 101

VAMIL

– 24

   

B Regelingen met remmende werking op de verduurzaming van de energievoorziening

 
   

Accijns: vrijstelling accijns luchtvaartuigen

1.012

Accijns: vrijstelling accijns communautaire wateren

851

Energiebelasting: Teruggaafregeling kerkgebouwen

8

Energiebelasting: Teruggaafregeling non-profit

26

   

C Regelingen met neutrale uitwerking op de verduurzaming van de energievoorziening

 
   

Energiebelasting: Verlaagd tarief glastuinbouw

134

Energiebelasting: Teruggaaf grootverbruik

8

Uit de tabel blijkt dat het merendeel van de maatregelen de verduurzaming van de energievoorziening bevordert. Dat geldt voor alle subsidies die worden verstrekt. Deze stimuleren immers de ontwikkeling van duurzame energie en energiebesparing in brede zin.

Dit geldt tevens voor veel van de genoemde fiscale maatregelen. De energiebelasting alsmede de accijnzen op motorbrandstoffen zijn – ondanks het feit dat deze belastingen primair als doel hebben om inkomsten voor het Rijk te genereren – regelingen die de energiezuinigheid bevorderen via een extra prijsprikkel op de eindverbruikersprijzen van gas, elektriciteit, en motorbrandstoffen. Het vervallen van de vrijstelling in de kolenbelasting voor elektriciteitproductie per 1 januari van dit jaar, leidt tot een – zij het geringe – verlaging van het aantal draaiuren van deze centrales en vermindert daardoor de uitstoot van CO2 en luchtvervuilende stoffen in Nederland.

Van enkele genoemde maatregelen gaat een belemmerend effect op verduurzaming uit. Het gaat enerzijds om accijnsvrijstellingen die van kracht zijn vanwege internationale verdragen, namelijk de vrijstelling voor luchtvaartuigen (Verdrag van Chicago) en de vrijstelling voor de scheepvaart op de communautaire wateren (Verdrag van Mannheim). Nederland kan deze verdragen niet eenzijdig opzeggen.

De teruggaafregeling in de energiebelasting voor de non-profitsector en de kerken heeft als achtergrond dat deze groepen niet met generieke terugsluismaatregelen in de sfeer van de inkomstenbelasting konden worden bereikt.

Voor de glastuinbouw gelden bij de energiebelasting op aardgas verlaagde tarieven. Om in aanmerking te komen voor deze verlaagde tarieven geldt een tegenprestatie van de sector, namelijk het CO2-vereveningssysteem. Dit systeem zorgt ervoor dat een prikkel om CO2 uit te sparen door energiebesparende maatregelen en/of hernieuwbare energieopties wordt bevorderd. Deze tegenprestatie is een belangrijke voorwaarde voor de Europese Commissie om te kunnen instemmen met het verlaagde belastingregime voor de glastuinbouw.

Hetzelfde geldt voor de in de tabel opgenomen vrijstelling voor grootverbruik. Het gaat om een teruggaafregeling voor energie-intensieve bedrijven voor dat deel van het elektriciteitsverbruik dat uitkomt boven 10 miljoen kWh. Deze teruggaaf wordt verleend voor zover het gemiddelde belastingtarief niet lager uitvalt dan 0,05 cent/kWh. Ook voor deze teruggaafregeling geldt een tegenprestatie in de vorm van deelname aan meerjarenafspraken met de rijksoverheid. Uit gegevens van Agentschap NL blijkt dat de energiebesparing die in deze convenanten ligt besloten hoger uitvalt dan de energiebesparing die zou resulteren zonder convenanten indien er geen teruggaafregeling in de energiebelasting van toepassing zou zijn.

Vraag PvdA en GroenLinks

De leden van de PvdA en Groen Links vragen voorts specifieker in te gaan op het energiebesparingsbeleid.

Antwoord

Het kabinet geeft prioriteit aan energiebesparing, omdat het een impuls kan geven aan CO2-reductie, vergroening van de economie, de concurrentiepositie van het bedrijfsleven en de koopkracht van burgers. Met dit uitgangspunt kijkt het kabinet naar het bestaande instrumentarium. Het is de verwachting dat met energiebesparing nog stappen te zetten zijn. Om dit te bereiken zal het kabinet na de zomer komen met een voorstel voor een pakket aan aanvullende maatregelen, rekening houdend met de uitkomsten van het SER-Energieakkoord. Deze maatregelen dienen ook ter implementatie van Energie Efficiency richtlijn die medio 2014 geïmplementeerd moet zijn. Het is de inschatting dat het huidige instrumentarium voor energiebesparing aangescherpt moeten worden.

Vraag PvdA en GroenLinks

De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks vragen inzicht te bieden in mogelijke negatieve effecten van grote capaciteitsuitbreiding van grootschalige fossiele energieproductie in relatie tot de uitbreiding van decentrale duurzame energieproductie.

Antwoord

Gelet op ontwikkelingen in de elektriciteitsmarkt lijken nieuwe investeringen in grootschalige conventionele elektriciteitscentrales in Nederland onaantrekkelijk (Zie Tweede Kamer brief «reactie rondetafelgesprek Energiewende» van 24 mei jl.) De nu in aanbouw zijnde centrales zijn gebaseerd op investeringsbeslissingen van enkele jaren geleden.

Ten aanzien van nieuwe capaciteit voor elektriciteitsproductie betreft dit voornamelijk investeringen in hernieuwbare energie. Over de periode 2000–2.012 had meer dan 50% van de nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie in Europa betrekking op hernieuwbare energie. In 2012 bedroeg dat percentage zelfs 70% (met name windenergie en zon-pv, EWEA, 2013).

Vraag PvdA en GroenLinks

De leden van de fracties van PvdA en Groen Links vragen inzicht in het beleid en de inzet van financiële middelen ten behoeve van de winning van schaliegas in Nederland en de effecten daarvan op verduurzaming van het energiebeleid.

Antwoord

Er worden van overheidswege geen specifieke financiële middelen ingezet ten behoeve van de winning van schaliegas. De wettelijke en financiële kaders voor de winning van schaliegas onderscheiden zich niet van de kaders voor conventionele aardgaswinning. Bij de opsporing en winning van aardgas participeert het staatsbedrijf EBN B.V. ingevolge de Mijnbouwwet voor 40% in de opsporings- en winningsvergunning. Dit houdt in dat de Staat indirect via EBN voor 40% deelt in de resultaten van de opsporing en winning van aardgas.

In afwachting van de uitkomsten van het onderzoek naar de effecten van de winning van schaliegas op de leefomgeving, vinden er momenteel geen activiteiten plaats om schaliegas op te sporen of te winnen.

Vraag PVV

De leden van de PVV-fractie vragen naar de motivatie van dit kabinet achter de extra inzet op duurzame energie, bovenop de verplichte Europese doelstelling.

Ze vragen of het niet meer voor de hand ligt om in te zetten op het verduurzamen van fossiele energieke ketens? En hoe een dure productie van energie tot economische groei kan leiden?

Antwoord

Hernieuwbare energie vormt een essentieel onderdeel in het streven naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050. De doelstelling van 16% en de SDE+ regeling maakt het voor marktpartijen nu reeds aantrekkelijk in de productie van hernieuwbare energie te investeren, stimuleert de vereiste innovatie en creëert werkgelegenheid in de clean tech sectoren.

De 16% duurzame energie wil ik op een zo efficiënt mogelijke manier realiseren, hetgeen de lasten voor burgers en bedrijven zoveel mogelijk beperkt. Met 16% duurzame energie blijft er nog een groot aandeel fossiele energie in de totale energiemix over. Verduurzaming van de fossiele energie ketens is dan ook van belang.

Nu nog dure productie van hernieuwbare energie kan tot economische groei leiden als innovatie op dat vlak tot kostenreductie leidt en hernieuwbare energie op termijn volwaardig kan concurreren op de energiemarkt. Ook zal nieuwe technologie kunnen worden geëxporteerd, waardoor het verdienpotentieel van Nederland groeit.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vicevoorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP)

X Noot
2

Kamerstukken I 2012/13, 33 400, Z.

X Noot
3

Kamerstukken I 2012/13, 33 400, P.

X Noot
4

Kamerstukken I 2012/13, 33 400 III, B.

X Noot
5

Kamerstukken I 2012/13, 33 400, Z.

X Noot
6

Kamerstukken I 2012/13, 33 400, P.

X Noot
7

Toezegging T01624 op www.eerstekamer.nl

X Noot
8

Kamerstukken I 2012/13, 33 400 III, B.

Naar boven