33 328 Voorstel van wet van de leden Voortman en Schouw houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid)

Nr. 8 HERDRUK1 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 110 van de Grondwet, het op 25 juni 1998 te Aarhus (Denemarken) tot stand gekomen Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Trb. 2001, 73), richtlijn nr. 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PbEU L 41), en Richtlijn 2003/98/EG van het Europese Parlement en de Raad van 17 november 2003 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2003, L 345), wenselijk is gebleken om in het kader van het onophoudelijke streven naar een goed en democratisch bestuur, de toegang tot overheidsinformatie voor iedereen te vergroten, de actieve openbaarmaking te bevorderen, bestuurlijke transparantie tot norm te verheffen, de regels voor openheid en openbaarheid te actualiseren en deze zoveel mogelijk in de wet op te nemen zodat openbaarheid een recht wordt van de burger en een plicht van de overheid blijft;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. RECHTEN

Artikel 1.1 Recht op toegang

Een ieder heeft recht op toegang tot publieke informatie zonder daartoe een belang te hoeven stellen, behoudens bij deze wet gestelde beperkingen.

Artikel 1.2 Recht op hergebruik

Een ieder heeft recht op hergebruik van bij een overheidsorgaan berustende openbare publieke informatie voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel waarvoor de informatie is geproduceerd, zonder daartoe een belang te hoeven stellen, behoudens de in deze wet gestelde beperkingen.

HOOFDSTUK 2. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. overheidsorgaan:
  • 1°. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

  • 2°. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

b. publieke informatie:

informatie neergelegd in documenten die berusten bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, of informatie die krachtens artikel 2.3 door een bestuursorgaan kan worden gevorderd;

c. document:

een bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, berustend schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens;

d. register:

het register, bedoeld in artikel 3.2 van deze wet;

e. Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

f. hergebruik:

het gebruik van publieke informatie die openbaar is en die is neergelegd in documenten berustend bij een overheidsorgaan, voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de informatie is geproduceerd;

g. Informatiecommissaris:

de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Wet Nationale ombudsman;

h. milieu-informatie:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer.

Artikel 2.2 Reikwijdte

  • 1. De hoofdstukken 3, 4 en 5 van deze wet zijn van toepassing op:

    • a. bestuursorganen;

    • b. de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal;

    • c. de Raad van State, tenzij de Raad het koninklijk gezag uitoefent, en met uitzondering van de Afdeling bestuursrechtspraak;

    • d. de Algemene Rekenkamer;

    • e. de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, en ombudsmannen en ombudscommissies als bedoeld in artikel 9:17, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • f. de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, bedoeld in artikel 64 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002;

    • g. besturen van koepelorganisaties van openbare lichamen.

  • 2. Voor de toepassing van deze wet worden de organen, personen en colleges, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met g, en de overheidsorganen, bedoeld in hoofdstuk 6 die op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen bestuursorgaan zijn, gelijk gesteld met een bestuursorgaan.

Artikel 2.3 Openbaarheid gegevens semipublieke sector

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan een andere dan krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon of categorie rechtspersonen worden aangewezen, indien deze rechtspersoon

    • a. voor meer dan € 100.000 per jaar uit algemene middelen wordt bekostigd;

    • b. een wettelijke taak uitoefent;

    • c. een publiek belang behartigt;

    • d. is aangemerkt als een publieke entiteit in artikel 1, onderdeel c, van de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten;

    • e. voor meer dan 50% een of meer krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen als aandeelhouder heeft, of

    • f. is opgericht door een bestuursorgaan, dan wel een of meer leden van het hoogste orgaan van de rechtspersoon worden benoemd door een bestuursorgaan of waarbij een bestuursorgaan op andere wijze overwegende invloed op het beleid van de rechtspersoon heeft.

  • 2. Bij de in het eerste lid bedoelde maatregel wordt een bestuursorgaan aangewezen dat betreffende de krachtens het eerste lid aangewezen rechtspersonen de in die maatregel genoemde informatie openbaar maakt over de besteding van de bekostiging, de uitvoering van de taak of de totstandkoming van besluitvorming. De aangewezen rechtspersoon verstrekt op eerste vordering de benodigde gegevens aan het aangewezen bestuursorgaan.

Artikel 2.4 Zorgplicht en openbaarmaking

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Archiefwet 1995, draagt een bestuursorgaan er zorg voor dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden.

  • 2. Een bestuursorgaan draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.

  • 3. Indien een bestuursorgaan overeenkomstig deze wet informatie openbaar maakt, geschiedt dat op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en op de volgende algemeen toegankelijke wijze:

    • a. in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de metadata, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals dit artikel is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175);

    • b. of, indien elektronische verschaffing redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door verstrekking van een kopie van de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;

    • c. of, indien verstrekking van een kopie of de letterlijke inhoud redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, inlichtingen daaruit te verschaffen of door terinzagelegging.

  • 4. Een bestuursorgaan is niet verantwoordelijk voor de juistheid of de volledigheid van door derden opgestelde informatie.

  • 5. Indien het bestuursorgaan kennis draagt van de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.

  • 6. Indien het bestuursorgaan informatie verstrekt, verstrekt het zo nodig, en voor zover deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie.

Artikel 2.5 Belang openbaarheid

Bij de toepassing van deze wet wordt uitgegaan van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving.

HOOFDSTUK 3. OPENBAARMAKING UIT EIGEN BEWEGING

Artikel 3.1 Actieve openbaarmakingsplicht

Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, maakt bij de uitvoering van zijn taak uit eigen beweging zoveel mogelijk de bij hem berustende informatie neergelegd in documenten voor een ieder openbaar overeenkomstig deze wet. Deze informatie betreft in ieder geval informatie over het beleid, de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie daaronder begrepen.

Artikel 3.2 Register

  • 1. Een bestuursorgaan houdt een elektronisch toegankelijk openbaar register bij van bij het bestuursorgaan berustende documenten.

  • 2. Het register bevat ten minste de ter behandeling ontvangen documenten en de na behandeling verzonden documenten. Op voordracht van Onze Minister worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de inhoud van het register.

  • 3. Het register biedt een ieder toegang tot de in het register vermelde documenten die openbaar zijn gemaakt dan wel geeft aan op welke wijze kennis genomen kan worden van documenten die niet in elektronische vorm beschikbaar gesteld kunnen worden.

Artikel 3.3 Actieve openbaarmaking van categorieën informatie

  • 1. Een bestuursorgaan maakt in ieder geval uit eigen beweging openbaar:

    • a. wetten en andere algemeen verbindende voorschriften, alsmede ontwerpen van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften waarover een extern advies is gevraagd;

    • b. overige besluiten van algemene strekking;

    • c. emissiegegevens;

    • d. inzicht in zijn organisatie en werkwijze, waaronder de taken en bevoegdheden van de organisatieonderdelen;

    • e. de bereikbaarheid van het bestuursorgaan en zijn organisatieonderdelen en de wijze waarop een verzoek om informatie kan worden ingediend.

  • 2. Behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vierde lid, en 5.2 daaraan in de weg staan, maakt het bestuursorgaan voorts uit eigen beweging openbaar:

    • a. bij de kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal, provinciale staten en gemeenteraden ingekomen stukken;

    • b. vergaderstukken en verslagen van de kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal en hun commissies, tenzij deze betrekking hebben op door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal verstrekte informatie of op een parlementaire enquête;

    • c. vergaderstukken en verslagen van provinciale staten, gemeenteraden en algemene besturen van waterschappen, en hun commissies, tenzij krachtens de Provinciewet, de Gemeentewet of de Waterschapswet anders is bepaald;

    • d. agenda’s, besluiten en besluitenlijsten van vergaderingen van de ministerraad, gedeputeerde staten, colleges van burgemeester en wethouders en dagelijkse besturen van waterschappen;

    • e. adviezen van adviescolleges of -commissies, alsmede de adviesaanvragen en -voorstellen;

    • f. convenanten, beleidsovereenkomsten en andere soortgelijke afspraken van een bestuursorgaan met een of meer wederpartijen;

    • g. rapporten die tot stand zijn gekomen in het kader van toezicht op de naleving van wettelijk voorschriften;

    • h. jaarplannen, jaarverslagen, evaluaties en andere documenten inzake de voorgenomen uitvoering van de taak of verantwoording van die uitvoering;

    • i. beslissingen over uitgaven hoger dan € 250.000;

    • j. de inhoud van de schriftelijke verzoeken op grond van artikel 4.1, van de schriftelijke beslissingen op die verzoeken en, behoudens bij gehele afwijzingen, de daarbij verstrekte informatie;

    • k. op verzoek van een bestuursorgaan ambtelijk of extern opgestelde documenten ter voorbereiding van besluitvorming over te voeren beleid of te treffen maatregelen die voornamelijk feitelijk materiaal betreffen;

    • l. beschikkingen, met uitzondering van beschikkingen

      • 1°. inzake de uitvoering van regels inzake belastingen;

      • 2°. inzake sociale verzekeringen;

      • 3°. inzake verlening van financiële bijstand, toeslagen of studiefinanciering;

      • 4°. houdende de oplegging van een bestuurlijke strafsanctie;

      • 5°. van een officier van justitie;

      • 6°. betreffende de rechtspositie van een ambtenaar;

      • 7°. inzake de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000;

    • m. schriftelijke oordelen in klachtprocedures over gedragingen van een bestuursorgaan.

  • 3. Op voordracht van Onze Minister kan bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot andere categorieën van informatie worden bepaald dat:

    • a. het bestuursorgaan deze informatie uit eigen beweging openbaar maakt overeenkomstig het eerste of tweede lid, en

    • b. categorieën van beschikkingen kunnen worden aangewezen waarop het tweede lid, onderdeel l, niet van toepassing is.

  • 4. De openbaarmaking geschiedt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een week na vaststelling of ontvangst van de informatie.

  • 5. In afwijking van het vierde lid:

    • a. worden ontwerpen van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften waarover een extern advies is gevraagd, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, alsmede de daarop betrekking hebbende adviezen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, openbaar gemaakt gelijktijdig met de indiening van het voorstel van wet bij de Staten-Generaal of de bekendmaking van het algemeen verbindend voorschrift, indien eerdere openbaarmaking afbreuk zou doen aan een met de wet of het voorschrift beoogde doel;

    • b. worden vergaderstukken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, openbaar gemaakt, gelijktijdig met de verspreiding aan de deelnemers van de betreffende vergadering;

    • c. worden agenda’s als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, openbaar gemaakt, uiterlijk op de dag van de betreffende vergadering;

    • d. worden ingekomen documenten als bedoeld in het tweede lid, niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen twee weken hun zienswijze naar voren te brengen;

    • e. worden documenten als bedoeld in het tweede lid, waarbij gedurende de voorbereiding ervan of na toepassing van onderdeel c is gebleken dat een belanghebbende naar verwachting bezwaar heeft tegen een voorgeschreven openbaarmaking, openbaar gemaakt na twee weken na vaststelling, onderscheidenlijk het verstrijken van de op grond van onderdeel d gestelde termijn om een zienswijze naar voren te brengen.

  • 6. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het vijfde lid, onderdeel e, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.

Artikel 3.4 Openbaarheid bij zwaarwegend algemeen belang

In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 kan een bestuursorgaan informatie uit eigen beweging openbaar maken, wanneer een ander zwaarwegend algemeen belang, daaronder begrepen het belang van openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of de bescherming van de democratische rechtsorde, dat in een concreet geval vergt.

Artikel 3.5 Openbaarheidsparagraaf

  • 1. Een bestuursorgaan besteedt in de jaarlijkse begroting aandacht aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van deze wet en doet in de jaarlijkse verantwoording verslag van de uitvoering ervan, mede in relatie tot de beleidsvoornemens.

  • 2. Zolang een bestuursorgaan niet beschikt over een register als bedoeld in artikel 3.2, wordt bij de voornemens en de verantwoording aandacht besteed aan de voortgang van de invoering ervan.

HOOFDSTUK 4. OPENBAARMAKING OP VERZOEK

Artikel 4.1 Verzoek

  • 1. Een ieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.

  • 2. Een verzoek kan mondeling of schriftelijk worden ingediend en kan elektronisch worden verzonden op de door het bestuursorgaan aangegeven wijze.

  • 3. De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.

  • 4. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen. De verzoeker kan daarbij gebruik maken van een elektronisch aanvraagformulier dat in het register is verbonden met de daarin vermelde documenten die niet openbaar zijn gemaakt.

  • 5. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam.

  • 6. Het bestuursorgaan kan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld het vijfde lid. In afwijking van artikel 4:5, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het besluit om het verzoek niet te behandelen aan de verzoeker bekendgemaakt binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 7. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 5.

Artikel 4.2 Doorverwijzing

  • 1. Voor zover het verzoek betrekking heeft op informatie die berust bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar dat bestuursorgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het voor zover betrekking hebbend op informatie die bij een ander bestuursorgaan berust, onverwijld doorgezonden aan dat bestuursorgaan, onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.

  • 2. Indien het verzoek betrekking heeft op informatie die op grond van enig wettelijk voorschrift bij het bestuursorgaan had behoren te berusten, vordert het bestuursorgaan de gevraagde informatie van degene die over de informatie beschikt. Degene die over de gevraagde informatie beschikt, verstrekt deze per omgaande aan het bestuursorgaan.

Artikel 4.3 Beslissing

  • 1. De beslissing op een verzoek om informatie wordt mondeling of schriftelijk genomen.

  • 2. Het bestuursorgaan besluit in ieder geval schriftelijk op een verzoek om informatie, indien:

    • a. het schriftelijke verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen:

    • b. de verzoeker bij gehele of gedeeltelijke afwijzing van het mondelinge verzoek verzoekt om een schriftelijk besluit;

    • c. de gevraagde informatie slechts wordt verstrekt aan de verzoeker overeenkomstig de artikelen 5.5, tweede lid, 5.6, of 5.7, of

    • d. de gevraagde informatie betrekking heeft op of afkomstig is van derden, tenzij deze hebben verklaard aan een schriftelijk besluit geen behoefte te hebben.

  • 3. Bij de afwijzing van een mondeling verzoek, wordt de verzoeker gewezen op de mogelijkheid van een schriftelijk besluit.

Artikel 4.4 Termijn

  • 1. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen, indien de omvang of de gecompliceerdheid van de informatie een verlenging rechtvaardigt. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.

  • 3. Onverminderd artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop het bestuursorgaan de verzoeker meedeelt dat toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, tot en met de dag waarop door de belanghebbende of belanghebbenden een zienswijze naar voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 4. Indien de opschorting, bedoeld in het derde lid, eindigt, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet worden gegeven.

  • 5. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daartegen heeft, in welk geval de informatie wordt verstrekt twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt.

  • 6. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken die rechtstreeks betrekking heeft op een derde of die van een derde afkomstig is, doet het bestuursorgaan deze derde mededeling van het besluit.

Artikel 4.5 Verstrekking

  • 1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door verzoeker verzochte vorm of, indien dit redelijkerwijs niet gevergd kan worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.4, derde lid.

  • 2. Indien de informatie reeds in een voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is, wijst het bestuursorgaan de verzoeker daarop.

Artikel 4.6 Antimisbruikbepaling

Indien het bestuursorgaan aannemelijk maakt dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, kan het binnen twee weken nadat het bestuursorgaan daarvan is gebleken, besluiten het verzoek niet te behandelen.

HOOFDSTUK 5. UITZONDERINGEN

Artikel 5.1 Uitzonderingen

  • 1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:

    • a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

    • b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

    • c. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

  • 2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover daardoor een of meer van de volgende belangen ernstig geschaad wordt en zulks niet opweegt tegen het algemeen belang van openbaarheid van informatie:

    • a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;

    • b. de economische of financiële belangen van de Staat of de andere publiekrechtelijke lichamen;

    • c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

    • d. de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

    • e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon instemt met openbaarmaking;

    • f. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;

    • g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;

    • h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage.

  • 3. Openbaarmaking kan tijdelijk achterwege blijven, indien het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist. Het bestuursorgaan doet mededeling aan de verzoeker van de termijn waarbinnen de openbaarmaking alsnog zal geschieden.

  • 4. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.

Artikel 5.2 Persoonlijke beleidsopvattingen

  • 1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de voor- en nadelen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.

  • 2. Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.

Artikel 5.3 Informatie ouder dan vijf jaar

In afwijking van de artikelen 5.1, tweede en vierde lid, en 5.2 wordt informatie openbaar gemaakt wanneer de informatie ouder is dan vijf jaren, tenzij het bestuursorgaan motiveert waarom de in de artikelen 5.1, tweede en vierde lid, en 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.

Artikel 5.4 Kabinetsformatie

In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 is informatie die berust bij de formateur of de informateur, dan wel informatie die door een bestuursorgaan aan de formateur of de informateur is gezonden niet openbaar totdat de formatie is afgerond.

Artikel 5.5 Verstrekking van informatie die de verzoeker betreft

  • 1. Onverminderd het elders bij wet bepaalde, verstrekt een bestuursorgaan iedere natuurlijke of rechtspersoon op diens verzoek de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a, b en c, voor zover betrekking hebbend op derden, genoemd belang aan de orde is of een in de artikelen 5.1, tweede en vierde lid en 5.2 genoemd belang zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij toegang tot op hem betrekking hebbende informatie.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek met betrekking tot gegevens ten aanzien van een overleden echtgenoot, geregistreerd partner, kind of ouder van de verzoeker, tenzij een schriftelijke wilsverklaring van de overledene aan de verstrekking in de weg staat.

  • 3. Het bestuursorgaan draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker.

  • 4. Het bestuursorgaan kan aan de verstrekking voorwaarden verbinden ter bescherming van een van de belangen, genoemd in de artikelen 5.1 en 5.2, tenzij de gevraagde informatie met toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar voor een ieder zou zijn.

Artikel 5.6 Verstrekking van niet-openbare informatie wegens klemmende redenen

  • 1. Het bestuursorgaan kan, in geval informatie ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden, besluiten de informatie uitsluitend aan de verzoeker te verstrekken, indien er klemmende redenen zijn om de verzoeker niettegenstaande de toepasselijke uitzonderingsgrond of -gronden de gevraagde informatie niet te onthouden.

  • 2. Het eerste lid vindt slechts toepassing voor zover dit niet in strijd is met een toepasselijke geheimhoudingsplicht.

  • 3. Het bestuursorgaan kan aan de verstrekking voorwaarden verbinden ter bescherming van een van de belangen, genoemd in de artikelen 5.1 en 5.2.

Artikel 5.7 Toegang tot niet-openbare informatie ten behoeve van onderzoek

  • 1. Een bestuursorgaan kan ten behoeve van historisch, statistisch, wetenschappelijk of journalistiek onderzoek toegang bieden tot informatie

    • a. die ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden, of

    • b. waarvan de vaststelling of deze informatie ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt kan worden een onevenredige inspanning vergt.

  • 2. Het bestuursorgaan kan aan het verlenen van toegang voorwaarden verbinden.

  • 3. De toegang tot informatie overeenkomstig het eerste lid wordt in ieder geval verleend onder de voorwaarde dat degene aan wie toegang wordt verleend, de verkregen informatie niet verder verspreidt zonder voorafgaand besluit van het bestuursorgaan waarin de informatie met toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt wordt.

HOOFDSTUK 6. HERGEBRUIK

Artikel 6.1 Reikwijdte

  • 1. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op informatie waarvan een derde de rechthebbende is in de zin van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten of de Databankenwet.

  • 2. Een overheidsorgaan dat de toepasselijkheid van het eerste lid inroept, deelt desgevraagd de identiteit van de rechthebbende mee.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op overheidsorganen of hun dochterondernemingen die beschikken over informatie ten behoeve van de vervulling van een publieke omroeptaak, alsmede onderwijs- en onderzoeksinstellingen en culturele instellingen waaronder bibliotheken, musea of archieven.

Artikel 6.2 Verzoek

  • 1. Een ieder kan een verzoek om hergebruik richten tot een overheidsorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een overheidsorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Hoofdstuk 4 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Geen verzoek behoeft te worden ingediend voor het hergebruik van informatie waarop geen rechten in de zin van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten of de Databankenwet rusten of die door het rechthebbende overheidsorgaan voor een ieder elektronisch beschikbaar zijn gesteld of anderszins openbaar zijn gemaakt.

Artikel 6.3 Derden

  • 1. Het hergebruik van openbare informatie betreffende persoonsgegevens van derden is niet toegestaan, voor zover het hergebruik onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor het overheidsorgaan de persoonsgegevens heeft verkregen of voor zover het overheidsorgaan bij het verstrekken van de informatie heeft aangegeven dat deze derden kenbaar hebben gemaakt dat zij geen prijs stellen op bepaalde vormen van hergebruik.

  • 2. Degene die openbare gegevens als bedoeld in het eerste lid verstrekt aan een ander, verstrekt daarbij tevens de voorkeur van de derden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6.4 Geen verplichte voortzetting

Een overheidsorgaan is niet verplicht vervaardiging van informatie voort te zetten, enkel met het oog op hergebruik. Het overheidsorgaan doet van een voornemen tot staking van de voortzetting van de vervaardiging van bepaalde informatie zo spoedig mogelijk mededeling aan verzoekers die deze informatie periodiek ontvangen.

Artikel 6.5 Voorwaarden

  • 1. Een overheidsorgaan kan aan de toestemming voor hergebruik van informatie de voorwaarde van bronvermelding verbinden.

  • 2. Het oefent bij de toestemming voor hergebruik van informatie geen andere rechten uit op grond van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten of de Databankenwet dan wel verbindt daaraan geen andere voorwaarden.

Artikel 6.6 Exclusief recht

  • 1. Een exclusief recht tot hergebruik wordt niet verleend, tenzij dat noodzakelijk is voor het verlenen van een dienst van algemeen belang.

  • 2. Indien een exclusief recht wordt verleend voor een dienst van algemeen belang, wordt minstens elke drie jaar door het overheidsorgaan dat het exclusieve recht heeft verleend, bezien of de reden voor het verlenen van het exclusieve recht nog aanwezig is.

  • 3. Van elk exclusief recht op hergebruik dat wordt verleend, wordt mededeling gedaan door kennisgeving van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of op een andere geschikte wijze.

  • 4. Exclusieve rechten tot hergebruik, die vóór 20 januari 2006 zijn verleend, worden na afloop van het desbetreffende contract niet opnieuw verleend, of vervallen, indien het contract een langere looptijd heeft dan tot en met 31 december 2008, met ingang van die datum van rechtswege.

HOOFDSTUK 7. DE INFORMATIECOMMISSARIS

Artikel 7.1 Algemene bepalingen

Er is een Informatiecommissaris.

Artikel 7.2 Taken

  • 1. De Informatiecommissaris bevordert de toepassing van deze wet, onder meer door:

    • a. het geven van voorlichting aan bestuursorganen en anderen;

    • b. het opleiden van personen werkzaam bij organen belast met de uitvoering van deze wet; c. naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan deze wet uitvoert;

    • d. het monitoren en onderzoeken van en rapporteren over de uitvoering van deze wet in algemene zin of door specifieke organen in het bijzonder;

    • e. gevraagd en ongevraagd advies te geven aan de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal over de uitvoering van de ze wet;

    • f. het publiceren van richtsnoeren ter bevordering van de openbaarmaking uit eigen beweging en de toegankelijkheid van informatie.

  • 2. De Informatiecommissaris wordt om advies gevraagd over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de toegankelijkheid en de openbaarmaking van informatie.

Artikel 7.3 Afschriften

Het bestuursorgaan zendt aan de Informatiecommissaris een elektronisch vervaardigd afschrift van:

  • a. iedere beslissing tot het buiten behandeling laten van een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1, zesde lid, of artikel 4.6;

  • b. ieder besluit waarbij artikel 5.1, vierde lid, wordt toegepast;

  • c. iedere beslissing op bezwaar inzake een besluit op grond van deze wet, alsmede, indien toepassing is gegeven aan artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht, van het advies van de commissie;

  • d. de passages uit de jaarlijkse begroting en verantwoording, bedoeld in artikel 3.5, die betrekking hebben op de uitvoering van deze wet.

Artikel 7.4 Bevoegdheden

  • 1. Titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 12 tot en met 15 van de Wet Nationale ombudsman zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 7.2, met dien verstande dat de Informatiecommissaris in afwijking van:

    • a. de artikelen 9.22, onderdelen c en d, en 9:26 van de Algemene wet bestuursrecht een onderzoek kan instellen naar de voorbereiding van een besluit op grond van deze wet als beroep kan worden ingesteld, beroep aanhangig is of een bestuursrechter uitspraak heeft gedaan, met dien verstande dat de Informatiecommissaris overeenkomstig artikel 9:27, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgronden in acht neemt waarop de uitspraak van de bestuursrechter steunt;

    • b. artikel 9:27, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beoordeelt of het bestuursorgaan deze wet juist heeft uitgevoerd.

  • 2. De Informatiecommissaris kan een bestuursorgaan opdragen om gedurende een door de Informatiecommissaris vast te stellen periode bij de behandeling van bezwaarschriften inzake besluiten op grond van deze wet toepassing te geven aan artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht, indien bij toepassing van afdeling 7.2 van de Algemene wet bestuursrecht het bestuursorgaan stelselmatig een volledige heroverweging van het bestreden besluit achterwege laat of anderszins stelselmatig blijk geeft van een vooringenomen houding.

Artikel 7.5 Geheimhouding

De Informatiecommissaris alsmede de ambtenaren van het bureau van de Nationale ombudsman zijn tot geheimhouding verplicht voor zover zij krachtens deze wet of artikel 8:45b van de Algemene wet bestuursrecht beschikken over documenten die door het bestuursorgaan waarvan zij afkomstig zijn niet openbaar zijn gemaakt.

Artikel 7.6 Verslag

De Informatiecommissaris doet jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden overeenkomstig artikel 16 van de Wet Nationale ombudsman.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 8.1 Strafbepaling

  • 1. Hij die opzettelijk een of meer documenten aan de werking van deze wet onttrekt, daaraan opzettelijk medewerking verleent, of daartoe opdracht geeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

Artikel 8.2 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van een voorwaarde die op grond van artikel 5.5, vierde lid, 5.6, derde lid, of artikel 5.7, derde of vierde lid, aan een verstrekking is verbonden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.

  • 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

Artikel 8.3 Beroep tegen niet tijdig beslissen

  • 1. Indien een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.

  • 2. Indien de bestuursrechter een langere termijn vaststelt dan twee weken en de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek en de door de bestuursrechter vastgestelde langere termijn, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, kan de bestuursrechter de artikelen 8:74, eerste lid, en 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten.

Artikel 8.4 Uitsluiting dwangsom bij niet tijdig beslissen

Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op beschikkingen op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze beschikkingen.

Artikel 8.5 Last onder dwangsom

  • 1. Het bestuursorgaan dat een vordering als bedoeld in artikel 2.3 kan opleggen, is tevens bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van deze vordering.

  • 2. Het bestuursorgaan is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 4.2, tweede lid.

Artikel 8.6 Kosten

  • 1. De openbaarmaking van informatie op grond van deze wet is kosteloos.

  • 2. Voor de vervaardiging van kopieën van documenten kan een bestuursorgaan een redelijke vergoeding vragen, die de kostprijs van de verstrekte informatiedragers niet overstijgt.

  • 3. Op voordracht van Onze Minister kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de redelijke vergoeding, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 8.7 Uitvoeringsregels

Op voordracht van Onze Minister kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de wijze waarop een bestuursorgaan de uitvoering van deze wet organiseert.

Artikel 8.8 Verhouding met andere wetten

De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vierde lid, en 5.2 zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet.

Artikel 8.9 Evaluatiebepaling

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

HOOFDSTUK 9 WIJZIGING VAN ENIGE WETTEN

Artikel 9.1 Wijziging Wet Nationale ombudsman

1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.1 van deze wet de Veteranenwet in werking is getreden, wordt de Wet Nationale ombudsman als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder lettering van de onderdelen c, d en e tot d, e en f, na onderdeel b een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

c. Informatiecommissaris:

de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman bedoeld in artikel 9, eerste lid;.

B

In artikel 1d wordt «de Kinderombudsman of de Veteranenombudsman» vervangen door: «de Kinderombudsman, de Informatiecommissaris en de Veteranenombudsman» en wordt «optreedt» vervangen door: optreden.

C

In artikel 9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De Tweede Kamer benoemt op verzoek van de ombudsman ten minste twee personen tot substituut-ombudsman en wijst daarbij de substituut-ombudsmannen aan die de functie van Kinderombudsman, Informatiecommissaris of, indien de ombudsman hierom verzoekt, Veteranenombudsman bekleden. De Kinderombudsman en de Informatiecommissaris kunnen niet tevens worden aangewezen als Veteranenombudsman. De ombudsman maakt voor iedere benoeming een aanbeveling op, die de namen van ten minste drie personen bevat. Indien er geen Kinderombudsman of Informatiecommissaris is, draagt de ombudsman zo spoedig mogelijk zorg voor een aanbeveling als bedoeld in de tweede volzin.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De ombudsman regelt tevens de vervanging van de Kinderombudsman of de Veteranenombudsman door een substituut-ombudsman, voor het geval dat die tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen.» vervangen door: In het geval de Kinderombudsman of de Informatiecommissaris tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen, regelt de ombudsman tevens de vervanging door een andere substituut-ombudsman. In het geval een als Veteranenombudsman aangewezen substituut-ombudsman tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen, regelt de ombudsman de vervanging door een andere substituut-ombudsman of door hemzelf.

2. In het tweede tot en met zesde lid wordt «ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman» telkens vervangen door: ombudsman, Kinderombudsman, Informatiecommissaris of Veteranenombudsman.

2. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.1 van deze wet de Veteranenwet nog niet in werking is getreden, wordt de Wet Nationale ombudsman als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder lettering van de onderdelen c en d tot d en e, na onderdeel b een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

c. Informatiecommissaris:

de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman bedoeld in artikel 9, eerste lid;.

B

In artikel 1d wordt «de Kinderombudsman» vervangen door: «de Kinderombudsman, en de Informatiecommissaris» en wordt «optreedt» vervangen door: optreden.

C

In artikel 9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De Tweede Kamer benoemt op verzoek van de ombudsman ten minste twee personen tot substituut-ombudsman en wijst daarbij de substituut-ombudsmannen aan die de functie van Kinderombudsman of Informatiecommissaris bekleden. De ombudsman maakt voor iedere benoeming een aanbeveling op, die de namen van ten minste drie personen bevat. Indien er geen Kinderombudsman of Informatiecommissaris is, draagt de ombudsman zo spoedig mogelijk zorg voor een aanbeveling als bedoeld in de tweede volzin.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De ombudsman regelt tevens de vervanging van de Kinderombudsman door een substituut-ombudsman, voor het geval dat die tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen.» vervangen door: In het geval de Kinderombudsman of de Informatiecommissaris tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen, regelt de ombudsman tevens de vervanging door een andere substituut-ombudsman.

2. In het tweede tot en met zesde lid wordt «ombudsman of Kinderombudsman» telkens vervangen door: ombudsman, Kinderombudsman of Informatiecommissaris.

3. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.1 van deze wet de Veteranenwet nog niet in werking is getreden, wordt artikel 11, onderdelen A tot en met D, van de Veteranenwet vervangen door:

A

In artikel 1 wordt, onder lettering van de onderdelen d en e tot e en f, na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. Veteranenombudsman:

de ombudsman voor zover hij optreedt als bedoeld in hoofdstuk IIB, of de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman bedoeld in artikel 9, eerste lid;.

B

In artikel 1d wordt «de Kinderombudsman en de Informatiecommissaris» vervangen door: de Kinderombudsman, de Informatiecommissaris en de Veteranenombudsman.

C

In artikel 9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De Tweede Kamer benoemt op verzoek van de ombudsman ten minste twee personen tot substituut-ombudsman en wijst daarbij de substituut-ombudsmannen aan die de functie van Kinderombudsman, Informatiecommissaris of, indien de ombudsman hierom verzoekt, Veteranenombudsman bekleden. De Kinderombudsman en de Informatiecommissaris kunnen niet tevens worden aangewezen als Veteranenombudsman. De ombudsman maakt voor iedere benoeming een aanbeveling op, die de namen van ten minste drie personen bevat. Indien er geen Kinderombudsman of Informatiecommissaris is, draagt de ombudsman zo spoedig mogelijk zorg voor een aanbeveling als bedoeld in de tweede volzin.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: In het geval een als Veteranenombudsman aangewezen substituut-ombudsman tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen, regelt de ombudsman de vervanging door een andere substituut-ombudsman of door hemzelf.

2. In het tweede tot en met zesde lid wordt «ombudsman, Kinderombudsman of Informatiecommissaris» telkens vervangen door: ombudsman, Kinderombudsman, Informatiecommissaris of Veteranenombudsman.

Artikel 9.2 Wijziging Wet op de Raad van State

De Wet op de Raad van State wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 21a vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.

B

De artikelen 26 en 27 vervallen.

C

Artikel 27d, vierde en vijfde lid, vervalt.

Artikel 9.3 Wijziging Algemene wet bestuursrecht

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8:29 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid nemen, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter en, bij toepassing van artikel 8:45b, de Informatiecommissaris, kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.

B

Artikel 8:39, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De griffier zendt de op de zaak betrekking hebbende stukken zo spoedig mogelijk aan partijen, voor zover de bestuursrechter niet op grond van de artikelen 8:29 of 8:32 anders heeft beslist of tenzij het de stukken betreft waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht.

C

Na artikel 8:45a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8:45b

  • 1. De Informatiecommissaris kan, niet optredende als partij, schriftelijke opmerkingen maken inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid, indien hij de wens daartoe te kennen heeft gegeven. De bestuursrechter kan daarvoor een termijn vaststellen. De bestuursrechter kan, al dan niet op verzoek van partijen, de Informatiecommissaris uitnodiging van deze bevoegdheid gebruik te maken.

  • 2. Met toestemming van de bestuursrechter kan de Informatiecommissaris ook mondelinge opmerkingen maken. De bestuursrechter kan de Informatiecommissaris voor het maken van mondelinge opmerkingen uitnodigen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld daarbij aanwezig te zijn. Artikel 8:44, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De bestuursrechter doet partijen schriftelijk mededeling van de stukken die hij Informatiecommissaris verstrekt met het oog op de door hem te maken opmerkingen.

  • 4. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de opmerkingen dan wel van het proces-verbaal van de opmerkingen van de Informatiecommissaris schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de opmerkingen naar voren brengen. De bestuursrechter kan deze termijn verlengen.

D

Artikel 8:60a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 8:45a, eerste lid,» ingevoegd: dan wel van de Informatiecommissaris, bedoeld in artikel 8:45b, eerste lid,.

2. In het tweede lid wordt «de Europese Commissie of de Autoriteit Consument en Markt» vervangen door: de Europese Commissie, de Autoriteit Consument en Markt of de Informatiecommissaris.

E

In artikel 8:83, eerste lid, wordt «en 8:45a» vervangen door: 8:45a en 8:45b.

F

Artikel 9:36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: «Hij neemt daarbij artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur in acht.»

2. Het vijfde lid vervalt.

G

Na artikel 9:36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9:36a

Voor zover een aan de ombudsman gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op door een bestuursorgaan verstrekte informatie ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18, zendt de ombudsman het verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.

Artikel 9.4 Wijziging Bankwet 1998

In artikel 20 van de Bankwet 1998 wordt «in artikel 2, eerste lid, bedoelde doelstelling» vervangen door: in de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, en 3 bedoelde doelstellingen en taken.

Artikel 9.5 Wijziging Wet op het financieel toezicht

In artikel 1.89, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht wordt «deze wet dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: deze wet, de Wet giraal effectenverkeer, de Wet bekostiging financieel toezicht dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9.6 Wijziging Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

In artikel 17, tweede lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt «en 188 tot en met 191 van de Pensioenwet» vervangen door:, 188 tot en met 191 en 204 van de Pensioenwet.

Artikel 9.7 Wijziging Comptabiliteitswet 2001

De Comptabiliteitswet 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 91 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 91a

Voor zover een aan de Algemene Rekenkamer gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op door een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2 van die wet aan de Algemene Rekenkamer verstrekte informatie ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 91, zendt de Algemene Rekenkamer het verzoek ter behandeling door aan het orgaan, persoon of college.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10.1 Intrekking Wet openbaarheid van bestuur

De Wet openbaarheid van bestuur wordt ingetrokken.

Artikel 10.2 Overgangsbepaling registerplicht

  • 1. Artikel 3.2 is slechts van toepassing op documenten die bij een bestuursorgaan komen te berusten na het tijdstip waarop dit artikel in werking treedt.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kan gelijktijdig met de inwerkingtreding van artikel 3.2 dit artikel worden opgeschort voor bepaalde onderwerpen.

  • 3. Artikel 4.1, vierde lid, tweede volzin, is niet van toepassing, zolang artikel 3.2 niet inwerking is getreden of ten aanzien van een onderwerp artikel 3.2 is opgeschort en het bestuursorgaan niet beschikt over een register als bedoeld in artikel 3.2.

Artikel 10.3 Inwerkingtreding

  • 1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel 3.2, in werking met ingang van de eerste dag van de zevende kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel 3.2 treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 10.4 Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet open overheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid

De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vierde lid, en 5.2 van de Wet open overheid zijn niet van toepassing voor zover de volgende bepalingen gelden.

  • Aanbestedingswet 2012: de artikelen 2:53, tweede lid, voor zover openbaarmaking van informatie schade zou toebrengen aan de gerechtvaardigde economische belangen van een onderneming, 2.57, eerste lid, voor zover het door de ondernemer als vertrouwelijk aangemerkte informatie betreft, 2.57, tweede lid, voor zover de informatie kan worden gebruikt om de mededinging te vervalsen, 2.138, onderdelen b, c en d, en 2.163,

  • Algemene wet bestuursrecht: de artikelen 3:11 en 9:36a

  • Algemene wet inzake rijksbelastingen: artikel 67

  • Arbeidsomstandighedenwet: artikel 7

  • Archiefwet 1995: de artikelen 14 tot en met 17 Gemeentewet: de artikelen 23, vierde en vijfde lid, 25, 55, 60, derde lid, 61c, 86 en 185, vijfde lid

  • Bankwet 1998: artikel 20

  • Comptabiliteitswet 2001: artikel 91a

  • Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie: de artikelen 10, vierde lid, en 11

  • Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht: artikel 13

  • Invorderingswet 1990: artikel 67

  • Gezondheidswet: artikel 39, eerste lid, onderdeel b, voor zover gegevens aan het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn verstrekt over een patiënt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is

  • Kieswet: de artikelen I 3 en I 17, gedurende de termijn die aanvangt met de terinzagelegging van de kandidatenlijsten en eindigt met de dag na de dag waarop omtrent de toelating van de gekozen leden is beslist.

  • Kwaliteitswet zorginstellingen: artikel 7, derde lid, voor zover gegevens aan het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn verstrekt over een patiënt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is

  • Pensioenwet: de artikelen 164 en 203 tot en met 208

  • Pensioenwet BES: artikel 28

  • Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals deze luidde op 31 december 2006: artikel 20a

  • Provinciewet: de artikelen 23, vierde en vijfde lid, 25, 55, 60, derde lid, 61c, 91 en 186, vijfde lid

  • Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid: artikel 59, vijfde lid van de, voor zover de documenten berusten bij de Onderzoeksraad

  • Sanctiewet 1977: de artikelen 10g en 10h

  • Waterschapswet: de artikelen 37 en 43

  • Wet basisregistraties adressen en gebouwen: artikel 32, tweede lid

  • Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling, zoals deze luidde op 31 december 2005: artikel 18b

  • Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur: de artikelen 20 en 28, tweede lid

  • Wet controle op rechtspersonen: paragraaf 4

  • Wet financiële betrekkingen buitenland 1994: artikel 8

  • Wet financiële markten BES: de artikelen 1:20 en 1:21

  • Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 70

  • Wet handhaving consumentenbescherming: artikel 2.24, voor zover de documenten berusten bij de Autoriteit Consument en Markt

  • Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de artikelen 39e, 39f, 39i, 42 en 52, uitgezonderd bij het geven van voorlichting

  • Wet melding ongebruikelijke transacties, zoals deze luidde op 31 juli 2008: artikel 18

  • Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg: artikel 87, tweede lid, voor zover gegevens aan het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn verstrekt over een patiënt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is

  • Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002: paragraaf 3.3, hoofdstuk 4 en artikel 81

  • Wet op de jeugdzorg: de artikelen 50 en 51

  • Wet op de parlementaire enquête 2008: hoofdstuk 8, voor zover de documenten berusten bij de commissie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van die wet of, met ingang van de dag waarop de enquête is beëindigd, berusten bij de Eerste Kamer, Tweede Kamer of de verenigde vergadering der Staten-Generaal;

  • Wet op het Centraal bureau voor de statistiek: de artikelen 37 en 39 tot en met 42a

  • Wet op het financieel toezicht: de artikelen 1:42 en afdeling 1.5.1

  • Wet open overheid: artikel 7.4, voor zover de documenten berusten bij de Informatiecommissaris

  • Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie: de artikelen 17e en 17f

  • Wet politiegegevens: de artikelen 3, derde lid, en 7

  • Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme: de artikelen 22 en 23

  • Wet toezicht accountantsorganisaties: artikel 43 en de hoofdstukken 5a en 5b

  • Wet toezicht effectenverkeer 1995: de artikelen 31, 40 en 48a

  • Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen 2, 3 en 20

  • Wet toezicht trustkantoren: de artikelen 12 en 13

  • Wet veiligheidsregio’s: artikel 49

  • Wet verplichte beroepspensioenregeling: de artikelen 159 en 197 tot en met 202

  • Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000: artikel 17, tweede lid, juncto artikel 204 van de Pensioenwet

  • Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: artikel 28, tenzij aan de uitspraak gehechte stukken of andere tot het procesdossier behorende stukken door een bestuursorgaan zijn opgesteld

  • Wetboek van Strafvordering: de artikelen 257h, tweede lid, 365, vierde en vijfde lid, en 415 juncto 365, vierde en vijfde lid

  • Zorgverzekeringswet: artikel 93


X Noot
1

I.v.m. de juiste omschrijving van het Kamerstuk.

Naar boven