33 258 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Voortman, Segers, Thieme en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders)

34 105 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Segers, Thieme, Klein en Voortman tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders

R1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 juni 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning2 heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 april 2018 inzake de aanbieding van haar reactie op het rapport van het onderzoek naar het functioneren van het Huis voor Klokkenluiders.3 Naar aanleiding hiervan is op 17 mei 2018 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 14 juni 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 17 mei 2018

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft kennisgenomen van uw brief van 10 april 2018 inzake de aanbieding van uw reactie op het rapport van het onderzoek naar het functioneren van het Huis voor Klokkenluiders.4 Zij heeft kennisgenomen van het voornemen om op langere termijn te bezien welke wijzigingen van de Wet Huis voor Klokkenluiders nodig zijn om uitvoering te geven aan aanbeveling 22 van het rapport. Bij het wetstraject dat dan gestart zal worden wil de Minister tevens gevolg geven aan de motie-Bikker c.s., die ziet op de uitbreiding van de wettelijke benadelingsbescherming van personen die anders dan uit dienstbetrekking arbeid verrichten of hebben verricht.5

De commissie merkt op dat eerder uit breed overleg met het veld is gebleken dat er unaniem draagvlak is voor het gevolg geven aan voornoemde motie, hetgeen blijkens de brief van 3 februari 20176 reeds heeft geresulteerd in het voorbereiden van een wetswijziging in deze zin. De commissie heeft er begrip voor dat de implementatie van de aanbevelingen die op korte termijn ter hand genomen kunnen worden nu eerste prioriteit heeft voor het Huis voor Klokkenluiders. Tegelijkertijd zou de commissie het betreuren indien een wettelijke regeling tot uitbreiding van het benadelingsverbod onnodig lang moet wachten. Daarom vraagt zij de Minister op welk moment bezien zal worden welke overige wijzigingen van de Wet Huis voor Klokkenluiders noodzakelijk zijn.

De commissie ziet met belangstelling uit naar uw antwoord en ontvangt dit graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, J.W.M. Engels

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2018

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft mij bij brief van 17 mei 2018 verzocht aan te geven op welk moment bezien zal worden welke overige wijzigingen van de Wet Huis voor klokkenluiders, naast de reeds eerder toegezegde wijziging in verband met de motie-Bikker c.s., noodzakelijk zijn.

Het interim-bestuur van het Huis voor klokkenluiders is doende met de implementatie van de aanbevelingen van het rapport Ruys. Een aantal aanbevelingen is inmiddels uitgevoerd, waaronder het vaststellen van een bestuursreglement. Uiterlijk 1 september a.s. zal het interim-bestuur van het Huis een voortgangsrapportage aanleveren, waarin in verband met aanbeveling 22 van het rapport Ruys ook het wettelijk kader aan de orde zal komen. Op dat moment zal worden bezien welke overige wijzigingen, naast de wijziging van de wet in verband met de motie-Bikker c.s., die ziet op uitbreiding van het wettelijk benadelingverbod, noodzakelijk zijn. Ik zal de beide Kamers zo spoedig mogelijk na ontvangst van de voortgangsrapportage informeren over de omvang en het tijdpad van het wetgevingstraject.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Letter R heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 33 258.

X Noot
2

Samenstelling:

Engels (D66) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Ruers (SP) (vice-voorzitter), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), De Graaf (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), P. van Dijk (PVV), Gerkens (SP), Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Lintmeijer (GL), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Verheijen (PvdA), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA), Van der Sluijs (PVV), Fiers (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken I 2017/18, 33 258 / 34 105, Q.

X Noot
4

Kamerstukken I 2017/18, 33 258 / 34 105, Q.

X Noot
5

Kamerstukken I 2015/16, 33 258 / 34 105, I.

X Noot
6

Kamerstukken I 2017/18, 33 258 / 34 105, N.

Naar boven