33 240 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2011

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 juni 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2011 (Kamerstuk 33 240 XV, nr. 2).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 juni 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie, Lips

1

Kan de regering een uitgebreide reactie geven op de constatering van de Algemene Rekenkamer dat het onduidelijk is waaraan 1,9 miljard euro aan re-integratie wordt besteed?

Zie het antwoord op vraag 2.

2

Wat zijn mogelijkheden om de onduidelijkheid van deze bestedingen te voorkomen?

De Algemene Rekenkamer concludeert in het Rapport bij het Jaarverslag 2011 dat van € 1,89 miljard aan begrotingsgelden onduidelijk is wat dit precies oplevert. Specifiek gaat het daarbij volgens de Algemene Rekenkamer om de vraag of het vinden van werk het gevolg is van de inzet van re-integratie.

Teneinde misverstanden te voorkomen dient te worden benadrukt dat gemeenten geld uit het participatiebudget alleen kunnen besteden aan de in de wet op het participatiebudget benoemde doelen. Geld dat, blijkens door gemeenten aangeleverde SISA verantwoordingsgegevens, niet in overeenstemming met de wet is besteed, wordt door het ministerie van SZW teruggevorderd. De wet schept de gewenste duidelijkheid over de besteding van de gelden.

Ten aanzien van de vraag naar het effect van de besteding van de middelen geldt dat er de afgelopen jaren veel onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van re-integratie. Hierdoor is veel kennis is beschikbaar over welke instrumenten werken en voor wie deze moeten worden ingezet. Zo moet – om effectief te kunnen zijn – re-integratie vraaggericht zijn, dat wil zeggen met het oog op een concrete vacature, en selectief worden ingezet. Gesubsidieerde arbeid leidt nauwelijks tot uitstroom naar regulier werk, voor jongeren werken preventieve maatregelen beter, bemiddeling is een zeer effectief instrument, sancties hebben meer effect dan bonussen, scholing dient gericht te worden ingezet. Eerder is met behulp van grote databestanden onderzoek gedaan naar de netto effectiviteit van re-integratie. De weerslag hiervan is te vinden in de Beleidsdoorlichting re-integratie, die in januari 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 2007–2008, 28 719, nr. 43). Dergelijk onderzoek kent echter beperkingen. De voornaamste is dat de causale relatie tussen de inzet van re-integratiemiddelen en de daarmee bereikte resultaten niet kan worden afgeleid uit het enkele cijfer dat hieruit als effectmaat resulteert. In de wetenschappelijke literatuur wordt daarom aanbevolen voor het verkrijgen van meer zicht op de netto effectiviteit van re-integratie gebruik te maken van experimenten. Per brief is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (zie TK, 2010–2011, 28 719, nrs. 73, 74 en 76). Via de verschillende deelexperimenten waaruit het experiment is opgebouwd, ontstaat meer inzicht in de werking van een bepaalde re-integratie interventie en het daarmee bereikte resultaat alsmede in het re-integratieproces als geheel. Dergelijk onderzoek is gecompliceerd en vergt een zorgvuldige voorbereiding. Inmiddels is een groot aantal van de verschillende deelexperimenten, waaruit het totale experiment bestaat, van start gegaan. Voor het trekken van zinvolle conclusies is het van belang dat de deelnemers, die zijn verdeeld over behandel- en controlegroepen, enige tijd worden gevolgd. Daarom meldt het jaarverslag dat de eerste onderzoeksresultaten in de loop van 2013 beschikbaar komen (p. 85).

3

Hoe kan het dat het contractbeheer, inclusief de Europese aanbesteding, al sinds 2001 door Rekenkamer wordt beoordeeld als een onvolkomenheid?

De naleving van de regels met betrekking tot contractbeheer, inclusief Europese aanbestedingen en de administratieve procedures die daarmee samenhangen, is lange tijd een punt van aandacht geweest. De voortdurend wijzigende regelgeving alsmede de complexiteit van de ook wijzigende en verscherpte normen en procedures hebben er voor gezorgd dat de genomen acties in de afgelopen jaren onvoldoende bleken te zijn. Vorig jaar zijn daarentegen grote vorderingen geboekt. Ik ben van mening dat het contractbeheer van SZW op dit moment kwalitatief van voldoende niveau is.

4

Kan de regering in het kort beschrijven hoe de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vermelde verbeterplannen eruit zien? Zal in 2013 deze onvolkomenheid verholpen zijn?

Er is voor 2012 een implementatieplan opgesteld. In dit implementatieplan is een aantal actiepunten opgenomen om de werking van de administratieve organisatie verder te vervolmaken. Het gaat daarbij om twee belangrijke aandachtspunten, te weten de nauwkeurigheid bij het completeren van dossiers en het intensiveren van de controlrol. Voor beide aandachtspunten zijn de actoren benoemd, de deadlines gesteld en het resultaat beschreven. De gerelateerde actiepunten zijn voor een groot gedeelte reeds uitgevoerd, waardoor in 2013 ook deze laatste aandachtspunten verholpen zullen zijn. Ik ga ervan uit dat de Rekenkamer de onvolkomenheid in 2013 zal intrekken.

Naar boven