33 240 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2011

Nr. 2 RAPPORT BIJ HET JAARVERSLAG 2011 VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID (XV)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 16 mei 2012

Hierbij bieden wij u het op 7 mei 2012 door ons vastgestelde «Rapport bij het Jaarverslag 2011 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)» aan.

Algemene Rekenkamer

drs. Saskia J. Stuiveling, president

dr. Ellen M.A. van Schoten RA, secretaris

ONS ONDERZOEK

De ministers verantwoorden zich met hun jaarverslagen aan de Staten-Generaal. De jaarverslagen moeten inzicht geven in de mate waarin de beleidsdoelstellingen zijn gerealiseerd en zekerheid geven over de vraag of het geld is besteed aan het doel waarvoor het beschikbaar is gesteld. De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in de jaarverslagen onderzocht en is nagegaan of de bedrijfsvoering van de ministeries en de financiële informatie in de jaarverslagen voldoen aan de eisen.

Dit rapport bevat de belangrijkste uitkomsten en onze oordelen over het Jaarverslag 2011 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Op onze website www.rekenkamer.nl staat het achtergronddocument bij dit rapport en de volledige reactie van de minister van SZW (van 26 april 2012).

In onderstaand overzicht zijn de verplichtingen, uitgaven, en ontvangsten en het aantal fte’s van het ministerie opgenomen.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in cijfers

 

2010

2011

Verplichtingen (€ miljoen)

28 953,1

30 420,0

Uitgaven (€ miljoen)

29 136,6

30 766,6

Ontvangsten (€ miljoen)

1 143,3

2 455,7

Fte’s

2 397

2 259

BELEIDSINFORMATIE

In het jaarverslag verantwoordt een minister zich over de kosten van beleidsprestaties en de daarmee bereikte resultaten. Bij twee artikelen hebben wij onderzocht in hoeverre dat is geslaagd: «Aan het werk: bemiddeling en re-integratie» (artikel 47) en «Gezond en veilig werken» (artikel 44). In het bijzonder hebben wij gekeken naar de beschikbaarheid van relevante informatie en de kwaliteit daarvan.

Re-integratie

Van artikel 47 «Aan het werk: bemiddeling en re-integratie» hebben wij de volgende doelstellingen onderzocht:

  • ondersteuning bij het vinden van regulier werk voor die uitkeringsgerechtigden en werklozen die op eigen kracht werk kunnen vinden (€ 303,2 miljoen);

  • ondersteuning bij het vinden van regulier werk voor die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen (€ 1,89 miljard);

  • ondersteuning bij het verkleinen van de afstand tot regulier werk aan die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen (gefinancierd uit het budget van de tweede doelstelling).

Welke informatie hadden wij in het jaarverslag verwacht?

Wij zouden, kijkend naar de doelstellingen van het beleid, informatie verwachten over:

  • de mate waarin uitkeringsgerechtigden en werklozen die op eigen kracht een baan kunnen vinden, deze hebben gevonden;

  • de diensten die UWV heeft geleverd en het aantal werkzoekenden en werkgevers dat daarvan heeft gebruikgemaakt;

  • hoeveel deze ondersteuning heeft gekost;

  • hoeveel mensen een baan hebben gevonden na ondersteuning en welke vormen van ondersteuning hoe vaak zijn ingezet;

  • hoeveel deze vormen van ondersteuning hebben gekost en wat de gemiddelde kosten waren per (geslaagd) traject.

De minister van SZW gaat in het jaarverslag in op ingezette instrumenten zoals basisdienstverlening, het re-integratiebudget, wet- en regelgeving en de uitgaven daaraan. Hij maakt onderscheid tussen begrotings- en premie-uitgaven en geeft extra informatie over hoe uitgaven voor een bepaald cohort zijn verdeeld over verschillende jaren. De meetbare gegevens hebben betrekking op zowel prestaties als effecten. Deze geven een beeld van bijvoorbeeld klanttevredenheid, het aantal vervulde vacatures en uitstroom naar werk met of zonder re-integratieondersteuning.

Effect van € 1,89 miljard uitgaven aan re-integratie onbekend

Het re-integratiebeleid van de minister van SZW is erop gericht om mensen te ondersteunen op weg naar regulier werk. De uitgaven bedroegen in 2011 circa € 1,89 miljard aan begrotingsgelden. Wat deze € 1,89 miljard precies oplevert, wordt uit de informatie in het jaarverslag niet duidelijk. De minister vermeldt hoeveel mensen na re-integratie ondersteuning weer een baan hebben gevonden, maar uit de verstrekte gegevens blijkt niet of zij deze baan hebben gevonden als gevolg van re-integratie-ondersteuning. De minister van SZW erkent dat het van belang is dat er informatie beschikbaar komt over deze netto-effectiviteit van het re-integratiebeleid.

Nog steeds geen inzicht in verkleining afstand tot arbeidsmarkt

Het kabinet geeft aan dat uitstroom naar werk niet voor iedereen «altijd direct haalbaar is». Het directe doel is dan het zetten van «een stap in de richting van regulier werk». Al vanaf de begroting voor 2009 geeft de minister van SZW aan dat het nog niet mogelijk is om vast te stellen of mensen hun afstand tot regulier werk hebben verkleind.

Met de invoering van de Wet werken naar vermogen neemt het belang van inzicht in de re-integratiepositie toe. De doelgroep van gemeenten breidt zich uit met mensen die naar verwachting niet allemaal direct kunnen uitstromen naar werk. Daarom is het belangrijk om te weten hoe hun afstand tot de arbeidsmarkt zich ontwikkelt. De minister van SZW wil dit inzicht gaan bieden met de zogenoemde participatieladder, die de verschillende stappen weergeeft op weg naar volledige re-integratie. Naar verwachting wordt dit meetinstrument echter pas in 2014 door alle gemeenten gebruikt.

Wat staat erover in het jaarverslag?1

Wat is de kwaliteit daarvan?

Informatie over hoeveel mensen een baan hebben gevonden na re-integratieondersteuning. Bijvoorbeeld: uitstroom naar regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning gericht op regulier werk (58% over het eerste half jaar van 2011).

Ook staat in het jaarverslag hoeveel mensen succesvol een re-integratietraject hebben afgerond in 2011.

De cijfers geven geen inzicht in de netto-effectiviteit van re-integratie (uitstroom naar werk door re-integratie-ondersteuning).

Tevredenheid van werkgevers (7,1) en werkzoekenden (6,3) met de klantgerichtheid van de aangeboden dienstverlening door UWV.

De klanttevredenheid geeft een beeld van de kwaliteit van de dienstverlening door UWV.

X Noot
1

Wij concentreren ons hier op de informatie die strookt met wat wij in het jaarverslag verwachten aan te treffen. Dit is dus geen uitputtende opsomming van de informatie in het jaarverslag.

Welke informatie ontbreekt?

Wat is er bekend?1

Informatie over hoeveel mensen een baan hebben gevonden als gevolg van de re-integratie ondersteuning.

De minister laat een experiment uitvoeren om goed in beeld te krijgen welke instrumenten wel en welke niet werken in de verschillende fasen van het re-integratieproces. De eerste resultaten van het experiment komen eind 2012 beschikbaar.

Informatie over de gemiddelde kosten per re-integratietraject.

In het jaarverslag staat welke uitgaven in 2011 zijn gedaan aan trajecten die in 2011 zijn gestart en aan trajecten die in eerdere jaren zijn gestart en in 2011 nog liepen.

X Noot
1

Bij wijze van voorbeeld laten wij hier zien wat voor informatie wij over dit onderwerp hebben kunnen vinden. Wij benadrukken dat dit geen compleet overzicht is van informatie die over dit onderwerp beschikbaar is.

Begroting en jaarverslag SZW nog ingericht volgens VBTB-systematiek

De begroting voor 2012 en het jaarverslag over 2011 van het Ministerie van SZW zijn nog ingericht conform de VBTB-systematiek. Met ingang van de begroting voor 2013 gaat het ministerie over op «Verantwoord begroten».

Invoering Wet werken naar vermogen

In april 2012 vond in de Tweede Kamer de behandeling van de Wet werken naar vermogen (Wwnv) plaats. De Wwnv beoogt de Wet werk en bijstand (Wwb) te vervangen. Een deel van de mensen die in de huidige situatie onder de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) vallen, gaat tot de doelgroep van de Wwnv behoren. Met de invoering van de Wwnv worden gemeenten verantwoordelijk voor de re-integratie van een grotere groep. Het kabinet wil met de invoering van de Wwnv jaarlijks structureel € 1 850 miljoen besparen.

Wij hebben in ons rapport bij het Jaarverslag 2010 van het Ministerie van SZW de minister aanbevolen om bij de invoering van deze wet te zorgen voor een adequaat informatie-arrangement. De minister blijft namelijk verantwoordelijk voor de werking van het systeem van decentrale uitvoering en daarmee ook voor het zicht op wat het beleid oplevert. De financiering van gemeenten geschiedt door middel van een specifieke uitkering. Wij zijn van mening dat uit het jaarverslag op hoofdlijnen moet blijken wat de kosten en baten van re-integratie-activiteiten zijn. De minister stuurt binnenkort een plan van aanpak voor monitoring en evaluatie van de implementatie van de Wwnv naar de Tweede Kamer.

Bezuiniging op het re-integratiebudget

Gemeenten hebben voor het uitvoeren van re-integratieondersteuning de beschikking over het flexibel re-integratiebudget, dat deel uitmaakt van het zogenoemde participatiebudget (een specifieke uitkering). De hoogte van dit budget neemt in 2012 sterk af (van € 1,7 miljard naar € 1 miljard). Deze bezuiniging maakt inzicht in de effectiviteit van re-integratie extra belangrijk; gemeenten zullen hun re-integratiebudget immers selectiever moeten inzetten.

Gezond en veilig werken

Van artikel 44 «Gezond en veilig werken» hebben wij de volgende doelstelling onderzocht:

  • Bevorderen dat werkgevers en werknemers in bedrijven, branches en sectoren een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren (€ 14,7 miljoen).

Welke informatie hadden wij in het jaarverslag verwacht?

Wij zouden, kijkend naar de doelstellingen van het beleid, informatie verwachten over:

  • wat de minister heeft gedaan om te bevorderen dat werkgevers en werknemers in bedrijven, branches en sectoren een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren;

  • in hoeverre werkgevers en werknemers in bedrijven, branches en sectoren een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren (bijvoorbeeld het percentage werkenden met beroepsziekte, het percentage arbeidsongevallen met verzuim tot gevolg, het aantal incidenten en het aantal fatale arbeidsongevallen);

  • de kosten van het beleid en een toelichting op eventuele verschillen met de begroting.

Niet vast te stellen of er sprake is van «gezondere arbeidsomstandigheden»

In het jaarverslag vermeldt de minister van SZW het landelijk ziekteverzuim percentage. Hij maakt daarbij echter geen onderscheid tussen werkgerelateerd ziekteverzuim en niet-werkgerelateerd ziekteverzuim. Hierdoor kan de Tweede Kamer niet vaststellen of de minister erin is geslaagd ervoor te zorgen dat er sprake is van «gezondere arbeidsomstandigheden».

Heldere verantwoording over bevorderen van veilige arbeidsomstandigheden

Wij hebben vastgesteld dat het jaarverslag veel informatie bevat over wat de minister heeft gedaan om te zorgen voor veilige arbeidsomstandigheden en over de vraag of hij het beleidsdoel heeft bereikt. Over de effectiviteit van dit beleid geeft de minister in zijn jaarverslag minder informatie.

Wat staat erover in het jaarverslag? 1

Wat is de kwaliteit daarvan?

Informatie over het aantal actieve Arbo-inspecties (14 638) en over het percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan de Arbowet (94%).

Een direct (beoogd) effect van de inspecties door de Arbeidsinspectie is meer naleving van de Arbowet. Het percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan de Arbowet is daarom nuttige informatie om uitspraken te kunnen doen over het effect van beleid.

Het percentage werknemers dat onder werking van een arbocatalogus valt (51%).

Wij constateren dat het percentage is gebaseerd op aantallen banen van werknemers in plaats van op aantallen werknemers.2 Voor de hoogte van het percentage zal dit waarschijnlijk weinig consequenties hebben.

X Noot
1

Wij concentreren ons hier op de informatie die strookt met wat wij in het jaarverslag verwachten aan te treffen. Dit is dus geen uitputtende opsomming van de informatie in het jaarverslag.

X Noot
2

Zie ook het achtergronddocument bij dit rapport met ons oordeel over de totstandkoming van de beleidsinformatie.

Welke informatie ontbreekt?

Wat is er bekend?1

Informatie over het percentage werkenden met een beroepsziekte.

Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) krijgt via het nationale melding- en registratiesysteem en een aantal peilstations cijfers binnen over het aantal werkenden met beroepsziekten. Het NCvB schat dat 260 per 100 000 werkenden een beroepsziekte hebben opgelopen in 2010. Dat komt neer op zo’n 20 000 nieuwe gevallen in Nederland. Deze cijfers worden niet naar de Tweede Kamer gestuurd; de minister vindt de cijfers niet voldoende representatief door de ondervertegenwoordiging van enkele branches.2

Informatie over het aantal fatale arbeidsongevallen in 2011. Er wordt ook niet verwezen naar informatie elders.

In 2010 zijn er 57 personen overleden door een bedrijfsongeval. In 2009 waren dat er 65 (bron: TNO, 2012).3

X Noot
1

Bij wijze van voorbeeld laten wij hier zien wat voor informatie wij over dit onderwerp hebben kunnen vinden. Wij benadrukken dat dit geen compleet overzicht is van informatie die over dit onderwerp beschikbaar is.

X Noot
2

Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van deze informatie.

X Noot
3

TNO (2012). Ziekteverzuim in Nederland in 2010. Hoofddorp: eigen beheer. De indicator is minder eenduidig dan het op het eerste gezicht lijkt, vooral indien er veel tijd zit tussen ongeluk en overlijden. Ook is deze indicator erg afhankelijk van het toeval.

Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer

Reactie

De minister van SZW schrijft in zijn reactie dat hij ervoor heeft gekozen om in het jaarverslag geen onderscheid te maken tussen werkgerelateerd en niet-werkgerelateerd ziekteverzuim omdat de cijfers van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten voor slechts twee jaren beschikbaar zijn. Die cijfers verschillen nogal, waardoor volgens de minister op dit moment wordt betwijfeld of de cijfers voldoende valide en betrouwbaar zijn.

Daarnaast merkt de minister op dat hij ervoor heeft gekozen om één indicator over arbeidsongevallen op te nemen, namelijk het percentage werknemers met arbeidsongevallen met ten minste een dag verzuim tot gevolg. Dit getal acht de minister statistisch betrouwbaarder dan het (zeer geringe) aantal doden.

De minister schrijft ook dat hij een vernieuwd informatie-arrangement met gemeenten over re-integratie voorbereidt. Daartoe neemt hij verschillende maatregelen.

Nawoord

Zoals wij in ons rapport opmerken hebben wij geen onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de informatie van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Wij begrijpen de keuze van de minister om deze cijfers vooralsnog niet in het jaarverslag op te nemen omdat hij twijfels heeft bij de validiteit en betrouwbaarheid van deze cijfers. Wij bevelen de minister aan om afspraken te maken over te treffen waarborgen voor de validiteit en betrouwbaarheid van deze gegevens. Informatie over werkgerelateerd verzuim zegt meer over het maatschappelijke effect dat de minister op deze doelstelling (gezonde en veilige arbeidsomstandigheden) wil bereiken dan informatie over het totale verzuimpercentage. Het zou goed zijn als de minister deze informatie in zijn jaarverslag kan opnemen.

Naar aanleiding van de bezorgdheid van de minister over het cijfer «fatale ongevallen» merken wij op dat wij in ons rapport aangeven dat deze indicator minder eenduidig is dan op het eerste gezicht lijkt, vooral indien er veel tijd zit tussen het ongeval en het tijdstip van overlijden. Ook is deze indicator erg afhankelijk van het toeval. Wij delen dus de bezorgdheid. Maar dat neemt niet weg dat een toename van fatale ongevallen erop zou kunnen wijzen dat er sprake is van minder veilige arbeidsomstandigheden. Dat maakt deze informatie volgens ons ook relevant voor de monitoring van de mate waarin er sprake is van veilige arbeidsomstandigheden.

BEDRIJFSVOERING

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De bedrijfsvoering van het Ministerie van SZW bevond zich in 2011 op een vergelijkbaar niveau als in 2010.

Er zijn de afgelopen jaren verscheidene verbeteringen doorgevoerd. Door het werken met kwartaalafsluitingen is in 2011 de kwaliteit van de financiële administratie verbeterd. Ook voldeed het ministerie in 2011 aan de norm voor tijdig betalen.

Tegenover deze verbeteringen staat één onvolkomenheid die wij gedurende 2011 in de bedrijfsvoering hebben geconstateerd (zie hierna).

Het Ministerie van SZW moet in de periode 2012–2015 € 58 miljoen op de apparaatsuitgaven bezuinigen. Als gevolg hiervan zal het departement de komende jaren de werkzaamheden op het terrein van de bedrijfsvoering met minder mensen en middelen moeten verrichten dan voorheen. Wij vragen het ministerie om het bereikte niveau van de bedrijfsvoering vast te houden en op de door ons aangegeven delen te verbeteren.

Wat zijn de onvolkomenheden en belangrijke aandachtspunten in de bedrijfsvoering?

We hebben in 2011 de volgende onvolkomenheid geconstateerd bij het Ministerie van SZW; zie het overzicht hieronder

Wij vragen specifiek aandacht voor het contractbeheer inclusief de Europese aanbestedingen bij het Ministerie van SZW, omdat het hier een langlopende onvolkomenheid betreft: wij signaleren het probleem al sinds 2001. In 2010 heeft het ministerie een verbeterplan opgesteld, dat in 2011 is uitgevoerd. Ondanks de invoering van het verbeterplan is er in 2011 nog te veel fout gegaan. In de praktijk blijkt dat er voor een optimale werking van het inkoopproces met name de controlerol dient te worden aangescherpt. Wij vragen de minister de verbetermaatregelen zoals vastgelegd in het implementatieplan 2012 voortvarend uit te voeren.

Reactie minister

De minister van SZW geeft in zijn reactie aan dat hij blijvend aandacht heeft voor de interne beheersing en de dossiervorming van het contractbeheer en de Europese aanbesteding. Inmiddels is al een groot deel van de verbetermaatregelen uit het nieuwe verbeterplan van de afdeling Inkoop uitgevoerd. De minister is van mening dat daarmee het contractbeheer op dit moment kwalitatief van voldoende niveau is. Ten slotte zegt de minister toe te onderzoeken hoe de kwaliteit van het aanbesteden van beleidsonderzoek verder kan worden verbeterd.

Wij waarderen de reactie van de minister. De reactie geeft ons geen aanleiding tot een nawoord.

FINANCIËLE INFORMATIE

De uitgaven van het Ministerie van SZW bedroegen in 2011 € 30 766,6 miljoen, de verplichtingen € 30 420,0 miljoen en de ontvangsten € 2 455,7 miljoen.

Voldoet de financiële informatie aan de eisen?

De op basis van onze werkzaamheden verkregen controle-informatie heeft ons tot het oordeel doen komen, dat de financiële informatie in het Jaarverslag 2011 deugdelijk is weergegeven en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften. Daarnaast zijn wij van oordeel dat de verplichtingen, uitgaven, ontvangsten en balansposten rechtmatig tot stand gekomen zijn.

Het bedrag aan verplichtingen omvat in totaal € 319,2 miljoen aan overschrijdingen op de begrotingsartikelen 45, 46, 50 en 97. Het bedrag aan uitgaven omvat in totaal € 26,4 miljoen aan overschrijdingen op de begrotingsartikelen 45, 50, 52 en 97. Gaan de Staten-Generaal niet akkoord met de daarmee samenhangende slotwetmutaties, dan moeten wij ons oordeel mogelijk herzien.

Reactie minister

De minister gaat in zijn reactie kort in op sisa.

De reactie van de minister geeft ons geen aanleiding tot een nawoord.

ONZE OORDELEN

Beleidsinformatie

De onderzochte prestatie-indicatoren in het Jaarverslag 2011 van het Ministerie van SZW (15 van de 68 – zie bijlage in het achtergronddocument op www.rekenkamer.nl) zijn deugdelijk tot stand gekomen en voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften, met uitzondering van:

  • De indicator in artikel 44.1 over het percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt, omdat de indicator niet eenduidig is.

Bedrijfsvoering

De onderzochte onderdelen van de bedrijfsvoering van het Ministerie van SZW voldeden in 2011 aan de in de CW 2001 gestelde eisen, met uitzondering van de volgende onvolkomenheid:

  • Contractbeheer inclusief de Europese aanbestedingen (sinds 2001).

In het overzicht op de volgende bladzijde staat op welk organisatieonderdeel de onvolkomenheid betrekking heeft.

De informatie over de bedrijfsvoering in het Jaarverslag 2011 van het Ministerie van SZW is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.

Financiële informatie

In het achtergronddocument bij dit rapport bij het Jaarverslag 2011 van het Ministerie van SZW hebben wij toegelicht wat de verantwoordelijkheid van de minister en van ons is en welke werkzaamheden wij verricht hebben. De op basis van deze werkzaamheden verkregen controle-informatie heeft ons tot het oordeel doen komen dat:

  • de in de financiële overzichten opgenomen financiële informatie deugdelijk is weergegeven en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften;

  • de in de financiële overzichten opgenomen verplichtingen, uitgaven, ontvangsten en balansposten rechtmatig tot stand zijn gekomen.

OVERZICHT BEDRIJFSVOERING MINISTERIE VAN SZW

We onderscheiden in de bedrijfsvoering van het Ministerie van SZW 63 relevante en 24 kritische beheerdomeinen.1 De onvolkomenheid die wij hebben geconstateerd heeft betrekking op één relevant beheerdomein (zie overzicht bedrijfsvoering hierna).


X Noot
1

In het overzicht bedrijfsvoering (zie volgende pagina) onderscheiden wij verschillende elementen van de bedrijfsvoering, zoals het beheer van subsidies of eigendommen. Met een beheerdomein doelen wij op het beheer van een element van de bedrijfsvoering waarvoor een organisatieonderdeel verantwoordelijk is. Elk beheerdomein komt overeen met één cel in het overzicht bedrijfsvoering.

Naar boven